4.2.1 Gebouwen en bedrijfswoning
-
a. bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
-
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen en bedrijfswoning(en), mag per volwaardig glastuinbouwbedrijf, maximaal 12.5% van de oppervlakte van de kassen beslaan;
-
c. de goothoogte en bouwhoogte van kassen en bedrijfsgebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen als bedoeld in artikel 4.1.f., bedragen ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegegeven hoogte; indien geen maatvoering is aangegeven geldt een maximale bouwhoogte van 15 m.;
-
d. de bedrijfsgebouwen en kassen voldoen aan de hiernavolgende minimale afstandsmaten:
1. tot de grens met de bestemming water voor kassen 2 m. en voor bedrijfsgebouwen 4 m.;
2. tot de perceelsgrens van derden voor kassen 1,5 m. en voor bedrijfsgebouwen 3 m.;
3. tot het hart van ontsluitingswegen voor kassen 7 m. en voor bedrijfsgebouwen 8 m.;
-
e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
-
f. voor bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" geldt dat:
-
1. het aantal bedrijfswoningen ten hoogste het aantal mag bedragen dat is aangegeven met de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";
-
2. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt niet meer dan 750 m³, tenzij op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan een woning met een grotere inhoud aanwezig was, dan mag de inhoud niet meer bedragen dan bedoelde grotere inhoud;
-
3. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
-
g. van de bedrijfswoning mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25° worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en is voorzien van een plat dak;
-
h. in afwijking van het bepaalde in artikel 25.3 mag de bestaande dakhelling van een bedrijfswoning worden vergroot tot maximaal 52° mits:
-
1. de goothoogte van de voor- of zijgevel van de woningen niet meer bedraagt dan 5 m. en er geen aanduiding "plat dak" is opgenomen op de verbeelding, en
-
2. het een vrijstaande woning betreft die ten minste 2 m. van de aangrenzende woning of gebouwen staat, of
-
3. het een twee-aaneengebouwde woning betreft waarvan de andere woning reeds een grotere hellingshoek heeft, of
-
4. het een woning betreft in een bouwvlak waarvan reeds een woning een dakhelling heeft die groter is dan 45%, of
-
5. het een woning betreft die is voorzien van een dwarskap;
-
i. in afwijking van artikel 25.3 mag de bestaande dakhelling van een mansardekap bij een bedrijfswoning worden vergroot tot maximaal 70° mits:
-
1. het het eerste deel van het dakvlak betreft;
-
2. de helling van het tweede dakvlak naar de nok minimaal 20° en maximaal 45° bedraagt;
-
j. het gezamenlijk oppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m2 met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,25 en 4,5 m;
-
k. in afwijking van het bepaalde in lid a mogen erkers worden gebouwd en gelden de volgende regels:
-
1. de breedte van erkers ter plaatse van de voorgevel van woningen bedraagt ten hoogste 60% van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3.60 m.;
-
2. de breedte van erkers ter plaatse van de zijgevel van woningen bedraagt ten hoogste 30% van de zijgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3 m.;
-
3. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m.;
-
4. de diepte bedraagt ten hoogste 1,2 m.;
-
5. de afstand tot de openbare weg bedraagt ten minste 2 m.;
-
6. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande woningen bedraagt ten minste 2 m.;
-
7. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de vrije zijde bij twee-aan-een gebouwde woningen bedraagt ten minste 2 m.