direct naar inhoud van Toelichting
Plan: ´t Duyfrak 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De belangrijkste aanleiding voor het maken van een nieuw bestemmingsplan voor ´t Duyfrak is dat het huidige bestemmingsplan voor het plangebied binnenkort 10 jaar oud is. Door de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) op 1 juli 2008 zijn gemeenten verplicht om binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw een bestemmingsplan vast te stellen. Actualisering van het bestemmingsplan voor dit gebied is daarom gewenst. Gebiedsdelen waar oudere bestemmingsplannen gelden, kennen onvoldoende rechtszekerheid en onvoldoende bescherming tegen ongewenste ontwikkelingen.

De hoofddoelstelling van het te actualiseren bestemmingsplan voor ´t Duyfrak is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd.

Daarnaast geeft het bestemmingsplan voor de toekomst ruimte voor de nog niet gerealiseerde ontwikkelingen in ´t Duyfrak op basis van de uitwerkingsplannen, en - voor een klein deel - op basis van de gewijzigde stedenbouwkundige structuur, voor zover dit niet mee kon worden genomen in de uitwerkingsplannen.

1.2 Situering en begrenzing plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de oude Rijn. Het plangebied wordt aan de noordwestzijde door de Bloemenlaan en de sloot in het verlengde van de Bloemenlaan begrensd en aan de zuidwestzijde door de Hoofdstraat en de Voorschoterweg. Aan de zuidoostzijde is de grens de erfscheiding tussen de Voorschoterweg 23A/B en Voorschoterweg 17B.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Momenteel gelden in het betreffende gebied de bestemmingsplannen "´t Duyfrak en Meer" - vastgesteld op 26 april 2005 en goedgekeurd op 29 november 2005 - en "Voorschoterweg - ´t Duyfrak en Meer" - vastgesteld op 28 februari 2013 en onherroepelijk op 26 april 2013 - en de daarop gebaseerde uitwerkingsplannen “Uitwerkingsplan 1 Duyfrak en Meer”"(vastgesteld op 5 september 2006), “Uitwerkingsplan 2 Duyfrak en Meer” (vastgesteld op 29 januari 2008 en goedgekeurd op 22 april 2008), "Uitwerkingsplan Duyfrak fase 3b-3c" (vastgesteld op 29 januari 2013 en onherroepelijk vanaf 23 maart 2013) en "'t Duyfrak en Meer, fase 4 en verder" (vastgesteld op 29 april 2014).

Deze herziening van het bestemmingsplan vervangt(en) gedeeltelijk het genoemde bestemmingsplan ´t Duyfrak en Meer en tevens vervangt het alle uitwerkingsplannen en besluiten tot afwijking van het bestemmingsplan die in de afgelopen planperiode zijn genomen in het betreffende plangebied van deze bestemmingsplannen.

Het deel van bestemmingsplan 't Duyfrak en Meer wat niet met dit bestemmingsplan vervangen wordt, wordt herzien als onderdeel van het bestemmingsplan voor Locatie Valkenburg. Dit betreft het deel wat gelegen is tussen de Hoofdstraat/Voorschoterweg en de N206: de Tjalmastrook-Noord.

1.4 Wijziging vaststellingsbesluit

Het bestemmingsplan "'t Duyfrak 2015 versie 1 is op 2 juli 2015 vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk. Tijdens de beroepsperiode is door verschillende partijen beroep ingesteld bij de Raad van State. Na behandeling van dit beroep op 21 maart 2016, heeft de raad van state met haar uitspraak van 18 mei 2016 de raad van de gemeente Katwijk met een tussenuitspraak de opdracht gegeven het bestemmingsplan op drie punten te repareren en een nieuw vaststellingsbesluit te nemen. De drie punten die hersteld moeten worden betreffen kort samengevat:

  • het aanpassen van een niet geheel juist opgenomen bestemming aan de juiste kadastrale grenzen;
  • het borgen van een goed woon- en leefklimaat voor de twee belangrijkste percelen op de kop van het Botenpad, waarop de langzaamverkeerroute is geprojecteerd en;
  • het opnemen van een regel waarbij voldoende brede doorvaart ten behoeve van het onderhoud van de woonschepen wordt geborgd.

In hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 Ambitie/ Doelstelling van het plan, is nader aangegeven tot welke wijzigingen dit heeft geleid.

1.5 Leeswijzer

Om een visie te ontwikkelen op een plangebied is het enerzijds van belang om inzicht te krijgen in de verschijningsvorm en het functioneren van een gebied. Anderzijds is een inventarisatie van beleidsdocumenten nodig, omdat deze documenten immers het kader vormen voor de toekomstige ontwikkeling van een gebied.

De toelichting is als volgt opgebouwd. Na de inleiding in hoofdstuk 1, wordt in hoofdstuk 2 de belangrijkste informatie uit diverse beleidsnota's van verschillende overheden vermeld. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het plangebied waar in het bijzonder aandacht is besteed aan de ruimtelijke en functionele aspecten. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de delen van het plangebied waar nog nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn en welke wijzigingen ten opzichte van het vigerende plan hebben plaatsgevonden en hoofdstuk 5 gaat in op de milieu & omgevingsaspecten. In hoofdstuk 6 wordt het juridisch kader nader toegelicht. Hoofdstuk 7 bevat de resultaten van het overleg met betrokken diensten, besturen en overheden en de resultaten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Ook wordt in dit hoofdstuk de economische uitvoerbaarheid beschreven en in dit hoofdstuk bevindt zich de paragraaf met betrekking tot handhaving. Hoofdstuk 8 besteedt aandacht aan de procedure van een bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid en relevante wetgeving

2.1.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) / Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (2008)

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe ruimtelijke plannen tot stand komen en gewijzigd worden. Zowel rijk, provincies als gemeenten hebben de bevoegdheid om ruimtelijke plannen op te stellen. Hiervan is het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, welke ook juridisch bindend is.

Als ruimtelijk toetsingskader worden door rijk, provincies en gemeenten structuurvisies vastgesteld. Het is de bedoeling dat de structuurvisie's op elkaar worden afgestemd en als uitgangspunt gelden voor bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, inpassingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3 van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Een gemeente kan daar alleen van afwijken indien er een goede motivering voor is. Rijk en provincies kunnen kaders stellen waarbinnen de gemeenten kunnen opereren, met zogenoemde reactieve en proactieve aanwijzingen.

De bestemmingsplanprocedure is in de nieuwe wet teruggebracht van ruim een jaar naar 26 weken. Indien er sprake is van meerdere samenhangende besluiten en plannen is het mogelijk de procedure te vereenvoudigen door middel van een coördinatieregeling.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Wro verder uitgewerkt ten behoeve van de uitvoering. Onder andere bevat het Bro bepalingen over de verplichting om ruimtelijke visies, plannen, besluiten, verordeningen of algemene maatregelen van bestuur digitaal ('electronisch') beschikbaar te stellen. Alle ruimtelijke plannen zijn te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Ook bevat het besluit gedetailleerde bepalingen over de vormgeving en inhoud van ruimtelijke plannen, overgangsrecht voor bestaande gebouwen, bouwwerken of bestaand gebruik, de procedure voor het afhandelen van een planschadeverzoek en bepalingen over het exploitatieplan en subsidieregelingen.

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' daaraan toegevoegd. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft, als motiveringseis, een wettelijke verankering gekregen.

De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met drie opeenvolgende stappen. De afweging is van toepassing op wonen, werken, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.

Het afwegingskader van de ladder is als volgt:

  • 1. Is er een regionale behoefte aan een nieuwe ontwikkeling ?
  • 2. Kan (een deel van) de behoefte in bestaand stedelijk gebied worden opgevangen ?
  • 3. Mocht nieuwbouw echt nodig zijn, zoek dan een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden ontsloten voor de resterende regionale behoefte.

Betrekking op het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een herziening van bestaand gebied en de al planologisch vastgelegde ontwikkeling van 't Duyfrak. Het bestemmingsplan maakt geen grote nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel wordt binnen al bestemd woongebied tevens een zorgfunctie mogelijk gemaakt.

2.1.2 Modernisering Monumentenwet 1988 (MoMo)/Wijziging Bro

Per 1 januari 2012 trad de wijziging van het Bro in werking die een verplichting inhoudt om in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Betrekking op het bestemmingsplan

Er zijn in het bestemmingsplan geen bovengrondse cultuurhistorische waarden waarmee rekening moet worden gehouden.

2.1.3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) /Besluit omgevingsrecht (Bor) (2014)

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo heeft ca. 25 regelingen geïntegreerd. Bouw-, milieu-, natuur- en monumenten-vergunningen, zijn opgegaan in één vergunning, de omgevingsvergunning. Burgers en ondernemers krijgen te maken met één loket, één beschikking en één procedure. De aanvraag kan digitaal worden gedaan en behandeld.


Voor de uitvoering van de Wabo zijn regels uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit besluit is vastgelegd voor welke activiteiten omgevingsvergunning dient te worden aangevraagd, onder welke voorwaarden en wat de relatie is met het bestemmingsplan. Nieuwe bestemmingsplannen dienen te worden afgestemd op de bepalingen en terminologie in Wabo en Bor.

Bijlage II van hete Bor is gewijzigd en is op 1 november 2014 in werking getreden. De wijzigingen in het Bor maken het eenvoudiger om zonder omgevingsvergunning te bouwen, aangezien de randvoorwaarden voor bebouwing op het achtererfgebied zijn versoepeld. Daarnaast is een definitie voor mantelzorg opgenomen en de mogelijkheid om bijbehorende bouwwerken bij woningen te gebruiken voor mantelzorg. Tijdelijk gebruik van gebouwen (ten hoogste 10 jaar) kan via de reguliere procedure geregeld worden. Ook kan er via een korte procedure een omgevingsvergunning worden verleend voor het gebruiken van een bouwwerk buiten de bebouwde kom dat een logiesfunctie voor werknemers krijgt. Voor uitbreidingen van en gebruikswijzigingen binnen al bestaande hoofdgebouwen en bijbehorende percelen gaat eveneens gelden dat de reguliere voorbereidingsprocedure moet worden toegepast.

Betrekking op het bestemmingsplan

Doordat het Bor per 1 november 2014 is gewijzigd, is nu vergunningvrij meer erfbebouwing mogelijk. Over het algemeen zal de wijziging van het Bor meer mogelijkheden voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geven. Omdat bij de vergunningvrije bebouwingsmogelijkheden niet meer de mogelijkheden voor erfbebouwing die zijn opgenomen in het bestemmingsplan kunnen worden opgeteld, is het bestemmingsplan alleen nog aanvullend voor die situaties waar vergunningvrij geen bebouwing is toegestaan, maar dit vanuit de gemeente wel voorstelbaar is. Zo is het bij het vergunningvrije bouwen niet toegestaan om erfbebouwing te realiseren binnen 1 m gerekend vanuit openbaar toegankelijk gebied. Waar in bestemmingsplannen voor een erf een woonbestemming is opgenomen, wordt het in de gemeente Katwijk in veel gevallen toch ruimtelijk voorstelbaar geacht dat de erfbebouwing wordt gerealiseerd tot aan de erfgrens en grenzend aan het openbaar gebied. In het bestemmingsplan wordt daarom wel hetzelfde bebouwingsoppervlak aan erfbebouwing overgenomen als in het nieuwe Bor vergunningvrij is toegestaan.

2.1.4 AMvB algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De rijksoverheid kan algemene regels vaststellen ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen, die vragen om een landelijke regeling omdat ze gemeente en regio overstijgend zijn. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Voortaan moeten gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwijkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) rekening houden met het Barro.

In het Barro wordt een aantal projecten die van Rijksbelang zijn, met name genoemd en met behulp van digitale kaartbestanden exact ingekaderd. Per project worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen zullen moeten voldoen. En nieuwe of gewijzigde regels moeten binnen 3 jaar in de bestaande bestemmingsplannen worden verwerkt. In het Barro zijn voorlopig zes "projecten" beschreven:

  • Mainport ontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en Waddengebied;
  • Defensie;
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Binnenkort zullen nog volgen:

  • Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • Ektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Ecologische hoofdstructuur;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJselmeergebied.

Op termijn volgt dan nog, blijkens publicaties van de Rijksoverheid, een onderwerp "duurzame verstedelijking".

Van deze onderwerpen is voor Katwijk een tweetal relevant te weten het Kustfundament en de Limes, als onderdeel van Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. De laatste zal pas concreet in de bestemmingsplannen kunnen worden vertaald wanneer de provincies deze hebben uitgewerkt en begrensd.

Betrekking op het bestemmingsplan

Het gebied ligt binnen de Limeszone. Binnen het plangebied is uitgebreid archeologisch onderzoek gedaan, op basis waarvan is vastgesteld, dat geen archeologische vondsten meer zijn te verwachten. Binnen het plangebied is dan ook net als in het bestemmingsplan uit 2005 geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

2.1.5 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

De Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimten (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. Deze beschrijft in welke infrastructuur-projecten het kabinet de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Ook is aandacht besteed aan leefomgeving, milieu en natuur, voorzover het nationale belangen betreft. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

In de structuurvisie en de daaraan gekoppelde Visie Erfgoed en Ruimte (“Kiezen voor karakter”) wordt Katwijk genoemd als 'Strook Atlantikwall' met als kenmerken:

  • herbouwde vissersplaats met gesloten bebouwing;
  • familiebadplaats aan Boulevard;
  • individuele en kleinschalige bebouwing in traditionele en sobere bouwstijl.

Betrekking op het bestemmingsplan

Ontwikkeling van 't Duyfrak

't Duyfrak en de Dorpsweide maken deel uit van de geplande verstedelijkingsontwikkelingen aan de as Leiden-Katwijk. In het Masterplan Knoop Leiden West wordt uitgegaan van ca. 800 woningen in 't Duyfrak en 200-600 woningen op aangrenzende locaties, Tjalmastrook en Voorschoterweg II, die buiten het kader van dit bestemmingsplan vallen. Basisgedachte voor de stedenbouwkundige uitwerking van deze locaties is dat de identiteit van Valkenburg als tuindersdorp niet verloren mag gaan en de nieuwbouw zoekt daarom aansluiting bij de dorpse identiteit van Valkenburg en haar bevolking. Door het aanbrengen van segmenten tussen de kernen ontstaat een snoer van dorpen in plaats van een bandstad. De Dorpsweide is zo'n segment waarin voorzieningen voor het oude en nieuwe Valkenburg een plek hebben gekregen. In de Dorpsweide zijn sportvoorzieningen, onderwijs en recreatiemogelijkheden opgenomen. In de Knoop Leiden West vormt de Dorpsweide samen met het park aan de andere zijde van de Oude Rijn ook een groene schakel in de recreatieve verbinding tussen de duinen en de plassen.

Rijnlandroute

Eén van de infrastructuurprojecten waarin het rijk, samen met decentrale overheden, investeert is de RijnlandRoute. Dit is opgenomen in het MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport). De RijnlandRoute is de verbetering van de oost-westrelaties ter hoogte van Leiden en Katwijk. De belangen vanuit het rijk zijn de verbinding tussen de A44 en A4 en in een goede ontsluiting van project Locatie Valkenburg. Een klein gedeelte van de wijzigingen raakt ook het plangebied. Onderdeel van de RijnlandRoute is het verbreden van de N206 (Tjalmaweg) en het realiseren van nieuwe ongelijkvloerse aansluitingen op de N206 (Tjalmaweg). De ontsluiting van Valkenburg inclusief 't Duyfrak naar de N206 zal hierdoor wijzigen. Er komt een nieuwe (ongelijkvloerse) aansluiting ter hoogte van de Torenvlietslaan. De oude aansluiting komt te vervallen (via de Voorschoterweg onder de N206 door en vervolgens met een T-aansluiting met verkeerslichten op de N206). Het kruispunt Voorschoterweg-Duyfraklaan-Torenvlietslaan verandert in een rotonde waarop de aansluiting op de N206 uitkomt en de Torenvlietslaan zelf wordt verplaatst. Dit valt gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan 't Duyfrak (bestemming verkeer).

2.1.6 Waterwet (2009)

De Waterwet stelt de watersysteembenadering centraal en integreert acht bestaande wetten voor waterbeheer. De wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en regelt de juridische implementatie van Europese richtlijnen (o.a. Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's).

De Waterwet kent één watervergunning. Met het wegvallen van vergunningen treedt een belangrijke wijziging op in de samenwerkingsrelatie tussen de gemeente en de waterbeheerder (Rijkswaterstaat of waterschap). Diverse activiteiten zoals bouwen en gebruik van de gronden zijn in, op grond van het waterbeleid, beschermde gebieden aan een watervergunning gebonden.

In de Watertoets van bestemmingsplannen (vooroverleg artikel 3.1.1 Bro) wordt bezien of de voorgenomen ingrepen in het watersysteem (juridisch) gefaciliteerd kunnen worden. Dat wil dus zeggen: of aannemelijk is dat vergunningen kunnen worden verleend, dat de noodzakelijke peilbesluiten (of peilvergunningen) genomen zullen worden en dat nieuwe waterstaatswerken in de legger kunnen worden opgenomen. Indien hierover iets gezegd kan worden, zal daaraan in het wateradvies aandacht worden besteed.

Formeel gezien staan vergunningen en andere besluiten volledig los van de watertoets. Het kan voorkomen dat regels uit het bestemmingsplan, zoals gebruiksregels, aanlegregels of bebouwingsregels, hetzelfde luiden en dezelfde belangen beschermen als watervergunningsregels op grond van de keur. Deze samenloop van regelgeving is in beginsel alleen toelaatbaar als de bestemmingsplanregels een ruimer belang dienen dan alleen het waterstaatkundig belang.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor de ontwikkelingen in 't Duyfrak is in het voorgaande bestemmingsplan een watertoets toegevoegd. De in dit bestemmingsplan vertaalde ontwikkelingen zijn al planologisch mogelijk gemaakt en onderbouwd met het bestemmingsplan uit 2005.

2.1.7 Conclusies

Het bestemmingsplan betreft met name een herziening van al planologisch vastgelegde ontwikkelingen. Er is geen sprake van een nieuwe ontwikkeling. In deze herziening wordt waar nodig nogmaals aangegeven hoe met het rijksbeleid is omgegaan.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (2014)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Beter benutten en opwaarderen

De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Steden bieden nog volop kansen om te bouwen en te verbouwen. Daardoor kan het landelijk gebied open blijven. Gemeenten stellen regionale visies voor woningen en kantoren op. Op deze wijze wil de provincie het overschot aan kantoren terugdringen en het tekort aan woningen voor bepaalde segmenten kleiner maken.

Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)

Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

Versterken ruimtelijke kwaliteit

De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Programma Ruimte

Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie.

Programma Mobiliteit

In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Deze kan elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma’s, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

2.2.2 Verordening Ruimte (2014)

De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.

De onderbouwing van een ontwikkeling dient ook op grond van provinciaal beleid te voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2.3 Conclusies

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een herziening van reeds bestemd woongebied en past daarmee binnen het beschreven beleid. Deze ontwikkelingen waren opgenomen in de voorganger van de huidige stuctuurvisie: het Streekplan Zuid-Holland West 2005. Er is verder geen sprake van grote nieuwe ontwikkelingen. Wel wordt binnen de bestaande woonbebouwing een zorghotel mogelijk gemaakt. In paragraaf 4.2 wordt dit nader onderbouwd volgens de ladder van duurzame verstedelijking.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 (2009)

Op 24 juni 2009 is de Regionale StructuurVisie 2020 (RSV) door Holland Rijnland vastgesteld. De RSV verankert de intergemeentelijke afspraken in een ruimtelijke vertaling naar 2020 met een doorkijk naar 2030.

De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven.

Met de visie worden de volgende kerndoelen nagestreefd:

  • Holland Rijnland is een top woonregio
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie
  • Concentratie stedelijke ontwikkeling
  • 'Groenblauwe kwaliteit' staat centraal
  • De Bollenstreek en Veenweide en Plassen blijven open
  • Kennis en Greenport
  • Verbetering van de regionale bereikbaarheid.

Betrekking op het bestemmingsplan

De toevoeging van woonbebouwing past binnen de uitgangspunten van het regionale beleid voor het realiseren van een top woonregio. De dorpsweide maakt onderdeel uit van de Groen-Blauwe verbinding tussen Katwijk en Oegstgeest over de Oude Rijn.

2.3.2 Regionale woonagenda Holland Rijnland 2014-2019

Uitgangspunt

In de regio Holland Rijnland zal het aantal huishoudens de komende 15 jaar toenemen. De woningbehoefte groeit en deze behoefte moet regionaal geaccommodeerd worden. Naast groei van de behoefte wordt de regio ook geconfronteerd met een veranderende samenstelling van de huishoudens door vergrijzing en gezinsverdunning. Daar moeten de gemeenten in hun woningbouwprogrammering rekening mee houden.

In de Regionale Woonagenda 2014 wordt de gewenste ontwikkelrichting op hoofdlijnen aangegeven. Het is een leidraad waarmee de gemeenten binnen Holland Rijnland optimaal hun bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de regionale woningmarkt. Dit kan door een goede regionale afstemming, voldoende sociale woningbouw voor de primaire doelgroep en aandacht voor kansrijke woonmilieus.


Kaders

Belangrijk kader voor de regionale woonagenda is de provinciale visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). De provincie zet in deze visie in op het optimaal benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied, voldoende sociale woningen voor de primaire doelgroep en het realiseren van de juiste woning op de juiste plek. Belangrijk instrument hierbij is de ladder voor duurzame verstedelijking.

Iedere drie jaar wordt er door de provincie een berekening gemaakt van de verwachte woningbehoefte (WBR) en de bevolkingsprognose (BP). In de regionale Woonagenda is uitgegaan van deze WBR 2013cijfers omdat deze door de provincie als bovengrens voor de woningbouw in de regio (en in de gemeente) worden gehanteerd. Het afstemmen van alle woningbouwplannen in de (sub)regio is dan ook een belangrijk onderdeel van de regionale Woonagenda.


Voorzien in kwalitatieve woningbehoefte

Doel van het ontwikkelen van woningbouwplannen is om zo goed mogelijk te voorzien in de toekomstige woningbehoefte. Dit vraagt om de juiste product-marktcombinaties op de juiste locatie. Hierbij spelen de locatiekenmerken een rol in relatie tot de vraag/behoefte van de doelgroepen. Marktkansen liggen er volgens de regionale woonagenda vooral voor de sociale huurwoningen (eengezinswoningen en appartementen), vrije sector huur, goedkope koopwoningen (eengezinswoningen) en middeldure koop (eengezinswoningen). Qua locatiekenmerken liggen er vooral kansen in de centrum (klein)stedelijke-, buiten centrum- en groenstedelijke- woonmilieus. 't Duyfrak ligt qua positionering tussen de twee laatstgenoemde woonmilieus in waarbij de ligging aan de Rijn een extra kwaliteit toevoegt.


Regionale afstemming woningbouwplannen

Binnen de regionale afstemming worden de woningbouwplannen ingedeeld in een aantal categorieën. Categorie 1 zijn de harde en realistische plannen; categorie 2 zijn de reserveplannen (dit zijn de harde, maar minder realistische plannen en de realistische maar minder harde plannen); categorie 3 zijn de plannen die in meerdere opzichten onzeker zijn en de plannen na 2020 en categorie 4 zijn de plannen die gebaseerd zijn op provinciaal-(inter)gemeentelijke afspraken over bovenlokale gebiedsontwikkeling.


Woningbouwlocatie 't Duyfrak valt in categorie 4 omdat dit woningbouwplan onderdeel uitmaakt van afspraken tussen provincie en gemeenten over bovenlokale gebiedsontwikkeling in het kader van "Knoop Leiden West". Qua regionale afstemming betekent dit dat er vooral met Oegstgeest afgestemd moet worden omdat Oegstgeest aan de Rijn en 't Duyfrak één woongebied vormen centraal gelegen in de sub-regio West.


Monitoring

De aantallen en kwaliteit van de plannen worden gemonitord aan de hand van de planmonitor. De regio Holland Rijnland bekijkt in overleg met de gemeenten welke toevoegingen nodig zijn om de afspraken uit de regionale woonagenda te kunnen volgen.

2.3.3 Regionaal Verkeers en Vervoersplan (RVVP 2003)

Het regionale verkeers- en vervoersplan: De Regio's Verbonden geeft de hoofdlijn ten aanzien van mobiliteit in de regio. De mobiliteitsbehoefte van de gebruikers staat daarbij centraal. Het gaat om alle facetten zoals de verschillende modaliteiten, verkeersveiligheid en de link met ruimtelijk beleid. Het RVVP is ook de basis geweest voor het regionale fietsplan en openbaar vervoerplan.

2.3.4 OV-visie Holland Rijnland

De regionale visie voor het openbaar vervoer is vastgelegd in de OV-visie Holland Rijnland. Hierin gaat de inzet naar een systeem met hoogwaardige lijnen en ontsluitende lijnen. Eén van de hoogwaardige lijnen betrof de lightrailverbinding Leiden-Katwijk - Noordwijk (Rijngouwelijn). Inmiddels is dit omgezet naar een randstadbreed hoogwaardig openbaar vervoernet (R-net, met hoogwaardige bussen). De bussen van het R-net rijden op en langs de N206 en liggen niet in het plangebied, maar vanuit het plangebied kunnen deze wel worden gebruikt.

2.3.5 Uitvoeringsprogramma Fiets Holland Rijnland

In het regionale Uitvoeringsprogramma Fiets zijn de fietspaden langs de N206 en de Valkenburgerweg-Rhijnhofweg (in Rijnsburg-Oegstgeest) opgenomen als regionale fietspaden. Tevens is regionaal de verbinding vanaf de N206 (toekomstige aansluiting RijnlandRoute), via Dorpsweide, brug over de Oude Rijn en in Oegstgeest door tot aan de Rijnsburgerweg/Rijnzichtweg aangemerkt als ontbrekende schakel. Met de nieuwe brug vanuit Dorpsweide en het fietspad naar de nieuwe aansluiting van de RijnlandRoute wordt het plangebied op de regionale fietspaden ontsloten.

2.3.6 Waterbeheerplan (2010)

Het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland, geldig voor de periode 2010-2015, is vastgesteld door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen.

Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. De verandering van het klimaat zal naar verwachting leiden tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.

Watertoets

Een zogenaamde "watertoets", uitgevoerd door de waterbeheerder het Hoogheemraadschap van Rijnland, is gewenst bij de opstelling van de bestemmingsplannen. De watertoets vormt een bindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Doel van de watertoets is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor de ontwikkelingen in 't Duyfrak is in het voorgaande bestemmingsplan een watertoets toegevoegd (Bijlage 1). In 2014 is door het Hoogheemraadschap een wijzigingsbesluit op de keurvergunnig/watertoets afgegeven op basis van de wijziging in de stedenbouwkundige structuur in de uitwerkingen fase 4 en verder. In het wijzigingsbesluit geeft het Hoogheemraadschap o.a. aan dat met een wijziging in de stedenbouwkundige structuur nog steeds wordt voldaan aan het toevoegen van het benodigde oppervlakte water. Dit wijzigingsbesluit is tevens als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. (Bijlage 2)

Ook voor de ontwikkeling van de fietsverbinding over de Oude Rijn is een watertoets uitgevoerd, waaraan het Hoogheemraadschap haar goedkeuring heeft gegeven. (Bijlage 6)

2.3.7 Keur (2009) en Beleidsregels (2009)

Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels.

De “Keur en Beleidsregels” maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (duinen, dijken e.d.), watergangen en andere waterstaatswerken.

De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een vergunning worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Bepalingen van de Keur en de Beleidsregels horen niet in bestemmingsplan te worden vertaald, om dubbele regelgeving te voorkomen.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor de ontwikkelingen in 't Duyfrak is in het voorgaande bestemmingsplan een watertoets toegevoegd. In 2014 is door het Hoogheemraadschap een wijzigingsbesluit op de keurvergunnig afgegeven op basis van de wijziging in de stedenbouwkundige structuur in de uitwerkingen fase 4 en verder. In het wijzigingsbesluit geeft het Hoogheemraadschap o.a. aan dat met een wijziging in de stedenbouwkundige structuur nog steeds wordt voldaan aan het toevoegen van het benodigde oppervlakte water. Dit wijzigingsbesluit is tevens als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. (Bijlage 1 en Bijlage 2)

2.3.8 Duurzaamheid en klimaat

In regionaal verband zijn afspraken gemaakt over duurzaamheidsaspecten en vastgelegd in de volgende plannen:

  • Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012;
  • Regionaal beleidskader duurzame stedenbouw;
  • Plan van Aanpak Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek.

Het beleid heeft tot doel om voor duurzaamheidsaspecten al op het schaalniveau van stedenbouw afspraken te maken over ambities en maatregelen. In het nieuwe bestemmingsplan voor ´t Duyfrak zijn geen nieuwe ontwikkellocaties opgenomen.

Betrekking op het bestemmingsplan

Voor de ontwikkelingen in ´t Duyfrak zijn in het voorafgaande bestemmingsplan afspraken gemaakt voor de ontwikkelingen met betrekking tot duurzame stedenbouw. Voor de nog niet gebouwde gebieden zijn deze afspraken nog steeds van toepassing.

2.3.9 Externe veiligheid

De gevaren van risicovolle objecten strekken zich uit over een gebied dat vaak tot over de gemeentegrens heen reikt. In de in regionaal verband opgestelde Omgevingsvisie externe veiligheid 2008 zijn afspraken gemaakt over gebiedsgerichte normstelling waarbij woongebieden veiliger moeten zijn dan bedrijfsterreinen.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het kader van het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar het groepsrisico voor het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en de aanwezige BEVI inrichting. De resultaten uit dit onderzoek zijn getoetst aan de omgevingsvisie Externe veiligheid en voorgelegd aan de veiligheidsregio. (Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid)

2.3.10 Conclusies

Het voorliggende bestemmingsplan betreft een herziening van reeds bestemd woongebied en past daarmee binnen het beschreven beleid. In deze herziening wordt waar nodig nogmaals aangegeven hoe met het regionale beleid is omgegaan.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Vigerende bestemmingsplannen

Het hieraan voorafgaande bestemmingsplan "'t Duyfrak en Meer" - vastgesteld 26 april 2005 - bevatte de juridisch planologische kaders voor de ontwikkeling van het plangebied van 't Duyfrak. Op basis van dit moederplan zijn de verschillende uitwerkingsplannen vastgesteld:

  • “Uitwerkingsplan 1 Duyfrak en Meer”(vastgesteld op 5 september 2006),
  • “Uitwerkingsplan 2 Duyfrak en Meer” (vastgesteld op 29 januari 2008 en goedgekeurd op 22 april 2008),
  • "Uitwerkingsplan Duyfrak fase 3b-3c" (vastgesteld op 29 januari 2013 en onherroepelijk vanaf 23 maart 2013) en
  • "'t Duyfrak en Meer, fase 4 en verder" (vastgesteld op 29 april 2014).

Daarnaast is een deel van de ontwikkeling van 't Duyfrak middels een (postzegel)bestemmingsplan mogelijk gemaakt: "Voorschoterweg - ´t Duyfrak en Meer" - vastgesteld op 28 februari 2013 en onherroepelijk op 26 april 2013.

Bij de nu voorliggende herziening wordt het zuidwestelijk deel van bestemmingsplan "'t Duyfrak en Meer" - de zogenaamde Tjalmastrook niet herzien. Deze wordt meegenomen in het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van locatie Valkenburg.

Overige planologische procedures

Een deel van de ontwikkelingen is vastgelegd middels een artikel 19 procedure. Dit betreft de ontwikkeling van de Dorpsrand Oost: "Plan Dorpsrand Oost" - artikel 19 vergunning d.d. 16 juni 2009.

Paraplubestemmingsplannen

Daarnaast zullen in het nieuwe bestemmingsplan verschillende paraplubestemmingsplannen worden doorvertaald:

  • "Bestemmingsplan Archeologie gemeente Katwijk" - vastgesteld op 29 oktober 2009 en
  • "Gebruiksregels woningen" - vastgesteld op15 april 2010.

Kruimelgevallenbeleid

In het nieuwe kruimelgevallenbeleid, vastgesteld op 24 maart 2015, is aangegeven voor welke bouwinitiatieven standaard van bestemmingsplannen kan worden afgeweken. Deze mogelijkheden worden waar mogelijk doorvertaald in de regels van de bestemmingsplannen.

2.4.2 Brede structuurvisie Katwijk (2007) en Brede Structuurvisie Verdiept Katwijk (2010)

Het samenvoegen van de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft geresulteerd in een nieuwe structuurvisie, de Brede Structuurvisie Katwijk 2007-2020. Het vormt een nieuw regiedocument, wat de gemeente in staat stelt de aanwezige kansen en kwaliteiten te vertalen in concrete acties.

In de Brede Structuurvisie wordt ten aanzien van een aantal aspecten de visie uiteengezet. Middels een zogenaamd mozaïek van ruimtelijke segmenten wordt invulling gegeven aan mogelijkheden voor de aanwezige kansen en kwaliteiten. Er is onder meer aandacht voor wonen, werken en voorzieningen.

De Brede Structuurvisie Verdiept is op 15 april 2010 als structuurvisie onder de nieuwe Wro vastgesteld. Hiermee is de BSV grondexploitatie-proof gemaakt. Ook zijn kleine wijzigingen aangebracht als gevolg van voortschrijdend inzicht.

Betrekking op het bestemmingsplan

BSV is het ruimtelijke kader voor ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie benoemt zes sleutelprojecten. De ontwikkeling van park Dorpsweide, woningen in 't Duyfrak en de herontwikkeling van de Tjalmastrook maakt onderdeel uit van het sleutelproject Katwijk langs de Rijn. Dit sleutelproject beoogt het versterken van de groenblauwe dragers waaraan de ruimtelijke ontwikkelingen - waaronder 't Duyfrak - hun identiteit ontlenen, en het opwaarderen van de historische kernen.

Bij het vaststellen van de BSV waren Dorpsweide en 't Duyfrak al in uitvoering, met als uitgangspunt dat de grondexploitaties hiervoor budgettair neutraal zouden verlopen. De herontwikkeling van de Tjalmastrook is afhankelijk van de plannen voor de verbreding van de N206 als onderdeel van de Rijnlandroute. De Tjalmastrook zal onderdeel gaan uitmaken van bestemmingsplan voor Locatie Valkenburg.

De BSV Verdiept beschrijft het beleidskader voor het kostenverhaal. Omdat 't Duyfrak valt onder het regime van de oude Wro (want was al in procedure gebracht voor in werking treden nieuwe Wro), zijn bij vaststelling van de BSV Verdiept in 2010 voor 't Duyfrak de realisatie- en financieringsafspraken van kracht gebleven die de gemeente met de ontwikkelaars heeft gemaakt. Deze afspraken zijn bij vaststellen BSV Verdiept in 2010 niet herijkt op basis van het nieuwe beleidskader voor het kostenverhaal.

Het doortrekken van de langzaamverkeerroute tussen de Dorpsweide en de Waterlelie over de kop van het Botenpad is een punt uit de BSV waarvoor in de gemeentebegroting voor 2016 budget wordt gereserveerd.

2.4.3 Masterplan 'Vizier op de rivier' (2010)

Voor het sleutelproject Katwijk langs de Rijn is een masterplan 'Vizier op de rivier' opgesteld waarin de ambities uit de Brede Structuurvisie zijn vertaald naar meer specifieke uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling. In het Masterplan worden de verschillende deelgebieden en bijbehorende sferen langs het water en de ambities voor de toekomst beschreven. Deze ambities richten zich op een betere beleving van de Rijn en haar oevers door:

  • het versterken van de hechtdraden zoals de realisatie van aanlegplaatsen, vis- en kanosteigers, fietsverbindingen e.d.;
  • de ontwikkeling van ontmoetingsplekken langs het water in de vorm van openbaar groen, horeca;
  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door transformatie van bedrijfsterreinen naar gemengde gebieden.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het Masterplan valt 't Duyfrak binnen de "Nieuwe stad" en "Groene wig", deze delen staan respectievelijk voor de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk en het "polderpark" in de Dorpsweide. De ontwikkeling van 't Duyfrak vormt daarmee een concrete uitwerking van dit deel van het Masterplan. Eén van de ambities is om de recreatieve fietsroute langs de Rijn door te trekken tussen Dorpsweide en Waterlelie.

2.4.4 Woonvisie Katwijk 2012-2017 (2012)

De Woonvisie Katwijk 2012-2017 is op 29 november 2012 door de gemeenteraad vastgesteld.

Een belangrijk doel van de Woonvisie Katwijk 2012-2017 is het op gang houden en weer krijgen van de woningbouwproductie in de gemeente Katwijk, de kwaliteit en financiële bereikbaarheid van de woningbouw op peil te houden en de woonconsument meer invloed te geven. De Woonvisie bevat tal van acties die op dit doel gericht zijn.

In de woonvisie zijn de volgende speerpunten benoemd:

  • Het faseren en doseren van woningbouwplannen heeft geleid tot prioritering van een aantal woningbouwlocaties (waaronder 't Duyfrak);
  • Goed en goedkoper bouwen;
  • Een centrale rol voor de woonconsument;
  • Realisatie van meer vrije sectorhuurwoningen;
  • Limiteren van het aandeel starterswoningen per project (max. 15%);
  • Aanbieden van varianten tussen huur en koop en
  • Ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap.


Betrekking op het bestemmingsplan

Locatie 't Duyrak biedt kansen en mogelijkheden voor inzet op- en realisatie van verschillende speerpunten.

Voor de uitwerkingen van 't Duyfrak en Meer zijn bij de opstelling van het masterplan de volgende kwalitatieve afspraken gemaakt:

  • eengezins-koopwoningen: 50-55%;
  • huurwoningen: 30-35%;
  • koopappartementen: 15-20%.
  • 23,5% gestapeld en 76,5% grondgebonden

De locatie is door de centrale ligging in de regio geschikt voor de opvang van een deel van de regionale vraag. Dat is terug te zien in de herkomst van de bewoners van de wijk. De wijk is groenstedelijk van karakter en sluit qua kenmerken aan bij de specifieke vraag vanuit verschillende doelgroepen waaronder gezinnen, senioren en starters. Apart benoemde aandachtsgroepen voor locatie 't Duyfrak zijn de senioren (65+) en starters. De locatie 't Duyfrak behoort tot de geprioriteerde woningbouwlocaties in de Woonvisie.

Buiten het gebied van het masterplan 't Duyfrak, laat de verkaveling her en der nog de bouw van woningen toe. Komt hier een initiatief/aanvraag voor, dan wordt aangesloten op het door B&W in 2014 vastgestelde afwegingskader woningbouw.

2.4.5 Welstandsnota Katwijk (2012)

Op 26 april 2012 heeft de raad de Welstandsnota Katwijk 2012 vastgesteld.

De gemeentelijke Welstandsnota geeft inzicht in de regels die gelden ten aanzien van de toetsing aan eisen van welstand. De Welstandsnota geeft een typering van de bebouwing in bestaande wijken (gebiedsindeling) en hoe hiermee in het kader van de toetsing door de stadsbouwmeester wordt omgegaan (welstandsniveau). Initiatiefnemers van een bouwplan kunnen daarmee vóór het indienen van het daadwerkelijke bouwplan inzicht krijgen in de beoordelingscriteria die gelden voor het betreffende gebied. Doel van het welstandsbeleid van de gemeente Katwijk is het bieden van heldere en eenvoudige procedures met objectieve beoordelingscriteria.

De relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria is als volgt. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Bestemmingsplanregels prevaleren dus boven welstandscriteria. De architectonische vormgeving, uitstraling van bouwwerken en inpassing in de gebouwde omgeving vallen echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld.

Betrekking op het bestemmingsplan

In de welstandsnota maakt de ontwikkeling van 't Duyfrak deel uit van de identiteit modern. Deze gebieden zijn gebouwd vanaf de jaren zeventig tot het eerste decennium van de 21ste eeuw en zijn grotendeels woongebied. De waarborging van de beeldkwaliteit van 't Duyfrak geschiedt door middel van een kwaliteitsteam waarin de stadsbouwmeester en de stedenbouwkundig supervisor van 't Duyfrak zitting hebben.

2.4.6 Integraal Verkeers- en Vervoersplan (2009)

Het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk (IVVP) is op 29 januari 2009 vastgesteld en biedt een samenhangende visie op het verkeer en het vervoer in de gemeente Katwijk. Het IVVP stelt de voorwaarden waarbinnen de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van de gemeente wordt gefaciliteerd en biedt oplossingsrichtingen waarmee de negatieve effecten van het verkeer kunnen worden voorkomen.

De acht kernpunten van het IVVP zijn:

  • creëren van een randwegenstructuur;
  • aanleggen van hoogwaardig openbaar vervoer, inclusief ondersteunend busnet;
  • verbeteren van (langzaam) verkeersverbindingen tussen de kernen;
  • voorzien in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen;
  • verkeersveilig inrichten van de verblijfsgebieden;
  • waar nodig eerst infrastructuur aanleggen, dan pas bouwen;
  • beperken van verkeersgerelateerde milieuhinder;
  • het IVVP is het beleids- en afwegingskader voor het toekomstige verkeersbeleid in Katwijk.

De robuuste randwegenstructuur is voor Katwijk van essentieel belang om de dreigende onbalans tussen bereikbaarheid, leefklimaat en economisch klimaat te kunnen voorkomen. Aan de ring wordt een aantal functies toegekend:

  • de ring als voorwaarde om uitbreidings- en verdichtingslocaties met elkaar te verbinden en aan te sluiten op het provinciale- en rijkswegennet;
  • de ring als loper; als binnenring, niet als harde buitengrens;
  • de ring als kernkwaliteit; de ring zorgt voor ontplooiingskansen voor de oude kernen;
  • de ring bundelt en verdeelt en smeedt de oude dorpskernen en nieuwe toevoegingen samen.

De beoogde randwegenstructuur bestaat uit twee ringen, die in elkaar haken. De hoofdring vormt een robuuste structuur die de verschillende stedelijke gebieden van Katwijk “aan elkaar rijgt” en verbindt met het rijkswegennet (A44). De tweede ring is de subring. De subring is opgebouwd uit bestaande wegen. Realisatie van de randwegenstructuur heeft tot gevolg dat de lokale wegen in de verschillende kernen aanzienlijk minder verkeer gaan verwerken.

Een andere manier om het autoverkeer op de lokale wegen terug te dringen is het verschuiven van de modal split in het voordeel van het fietsverkeer. De fiets is een milieuvriendelijk voertuig en neemt ook minder ruimte in beslag dan de auto. Voor de fiets is een apart uitvoeringsplan opgesteld.

Uitvoeringsplan Fiets

Eén van de hoofddoelen van het IVVP is om meer automobilisten op de fiets te krijgen. Daarom is in het IVVP opgenomen dat er sterk wordt ingezet op verbetering van het fietsklimaat. Het Uitvoeringsplan Fiets (juli 2011) concretiseert het fietsbeleid in het IVVP naar maatregelen. Hieronder de onderdelen die in het Uitvoeringsplan Fiets aan de orde komen:

  • optimaliseren van bestaande fietsverbindingen;
  • realiseren van extra fietsverbindingen;
  • realiseren van twee fietssnelwegen van de kust naar Leiden;
  • verbeteren verkeers- en sociale veiligheid;
  • verbeteren comfort;
  • uitbreiden en verbeteren stallingsvoorzieningen;
  • verbeteren bewegwijzering;
  • promotie van fietsgebruik.

Betrekking op het bestemmingsplan

Door het plangebied gaat de fietsverbinding Landgoederenroute. De Landgoederenroute is een ontbrekende schakel en onderdeel van de landgoederenroute van Wassenaar naar Oegstgeest. De route loopt in het plangebied aan de rand van de Dorpswijde naast de woonwijk 't Duyfrak, van de Voorschoterweg naar de Oude Rijn en gaat daar met een brug over de Oude Rijn naar Oegstgeest. Naast een recreatieve verbinding is dit eveneens een belangrijk verbinding van 't Duyfrak met Oegstgeest (en vice versa). De verbinding is in voorbeiding.

Daarnaast is de Voorschoterweg hoofdfietsroute. Het fietspad ligt hier aan de zuidzijde van de Voorschoterweg en valt daarmee net buiten het plangebied.

2.4.7 Parkeerbeleidsnota 2009-2018 (2009)

Op het gebied van parkeren stelt de Brede Structuurvisie Katwijk (BSV) dat er voorzien moet worden in voldoende en efficiënte parkeervoorzieningen. Het gedeelte verkeer uit de BSV is verder uitgewerkt in het Integraal Verkeers- en Vervoersplan. Daarvan is het Parkeerbeleid 'Stilstaan bij parkeren' weer een verdere uitwerking. "Stilstaan bij parkeren" is op 29 januari 2009 door de raad vastgesteld. Hierin is opgenomen dat er in bestaande woongebieden, met een hoge parkeerdruk, samen met bewoners oplossingen gezocht zullen worden om de parkeerdruk te verminderen. Daarnaast is opgenomen wat de parkeernorm is bij nieuwbouw, uit- en inbreidingsplannen en functieveranderingen. Het Parkeernormenbeleid Katwijk (januari 2010) is een nadere uitwerking op het gebied van de parkeernormering en hoe met de parkeerbehoefte om te gaan in ruimtelijke plannen. Dit is op 2 februari 2010 door het college vastgesteld en vanaf 26 februari 2010 van kracht. Voor parkeren is niet alleen van belang dat er voldoende parkeerplaatsen zijn, maar ook dat de parkeerplaatsen goed te gebruiken zijn. Het parkeernormenbeleid gaat daarom over:

  • de parkeernorm (bovengrens van de CROW-richtlijn publicatie 182, 3e gewijzigde druk en een uitzonderingscategorie) voor verschillende voorzieningen (wonen, winkels, scholen enzovoorts);
  • hoeveel parkeerplaatsen openbaar moeten zijn;
  • wat de centrumgebieden qua parkeerbehoefte zijn;
  • mogelijkheden van dubbelgebruik;
  • hoe om te gaan met de verschillende soorten parkeervoorzieningen (garages, opritten openbare parkeerplaatsen);
  • eisen waaraan parkeervoorzieningen moeten voldoen;
  • hoe hier in bouwplannen mee om te gaan (zowel nieuwe als bestaande) en
  • hoe hier in bestaande gebieden mee om te gaan.

Het parkeernormenbeleid is uitgangspunt op het gebied van parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestemmingsplannen en bouwplannen.

Betrekking op het bestemmingsplan

't Duyfrak vormt ten aanzien van het parkeernormenbeleid een bijzondere situatie. Het moederplan van de nieuwbouw 't Duyfrak is vastgesteld voordat het Parkeernormenbeleid is vastgesteld en de nieuwbouw van 't Duyfrak is nog niet volledig gerealiseerd. In het moederplan zijn aparte parkeernormen opgenomen. In het Parkeernormenbeleid is in paragraaf 5.2 opgenomen dat er een nieuwe afweging wordt gemaakt over de te hanteren parkeernormen, enerzijds om zoveel mogelijk goed in de inmiddels verwachte parkeerbehoefte te voorzien, anderzijds om recht te doen aan het plan en de al gemaakte afspraken hierin. Voor de al gebouwde gebieden geldt bij veranderingen (zoals o.a. functieverandering, splitsing van een woning, kleinschalige her- en nieuwbouw) en bij inbreidingsplannen het Parkeernormenbeleid 2010. Bij de Planopzet wordt verder ingegaan op de parkeernormering in het plangebied.

2.4.8 Groenbeleidsplan 2009-2019 (2009)

Het groenbeleid richt zich op het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving, nu en in de toekomst. Het Groenbeleidsplan geeft de beleidskaders aan voor het groen en de groenstructuren in de gemeente voor de komende 10 tot 15 jaar. Het geeft daarnaast uitgangspunten en randvoorwaarden voor het groenbeheer. De meest in het oog springende veranderingen die het Groenbeleidsplan voorstelt, zijn:

  • het creëren van meer samenhang tussen de verschillende kernen van de gemeente door verbindende groene (hoofd)structuren;
  • het aandacht besteden aan de parken in de gemeente. Geef de parken meer 'cachet'. Een naar buiten gerichte groenstructuur is een belangrijke methode om de parken meer te laten opvallen;
  • ecologische waarde van gemeente Katwijk verhogen door het omringende landschap en de waardevolle natuur naar binnen te trekken. Ervoor zorgen dat de omringende natuur aansluit op het binnenstedelijke groen en
  • het aanbrengen van groenaccenten, waarmee de identiteit van de verschillende kernen wordt vormgegeven en waardoor de gemeente meer kleur en fleur krijgt.

Betrekking op het bestemmingsplan

Onderdeel van de ontwikkeling van ´t Duyfrak is de aanleg van Dorpsweide en de inrichting van het openbaar gebied in de nieuwe woonwijk. Inrichting van de Dorpsweide is nagenoeg afgerond. Inrichting van het openbaar gebied blijft deel uitmaken van het project.

2.4.9 Speelruimtebeleidsplan 2008-2018 (2009)

Het Speelruimtebeleidsplan geeft het beleidskader voor de speelruimte in de gemeente Katwijk. Er zijn ambities bepaald die betrekking hebben op de wijze waarop wordt omgegaan met formeel en informeel speelaanbod in de gemeente. Verder zijn normen vastgesteld waaraan de formele en informele speelruimte in de gemeente Katwijk moeten voldoen. Normen voor formele speelplekken zijn:

  • Kwantiteitsnormen: in de bestaande wijken geldt de norm: 1 speelplek per 100 kinderen. Voor nieuwbouw gebieden geldt een norm van 3% van de grond die voor wonen is uitgegeven.
  • Kwaliteitsnormen: aantrekkelijke speelterreinen die redelijk ruim zijn opgezet en naast speeltoestellen ook beperkt bespeelbaar groen en verharding bevatten. Voldoende speelwaarde/speelmogelijkheden zoals: klimmen, rennen, glijden etc., 60 speelmogelijkheden of meer op 100 kinderen.

Naast de formele speelplekken, in groengebieden en op pleinen, dient op 'redelijk veel plaatsen' ruimte te zijn om informeel te spelen, zoals in groenvoorzieningen en op straat. Daarbij wordt aandacht besteed aan de bezonning, de veiligheid, bereikbaarheid en aan verschillende leeftijdsgroepen.

Beide vormen van spelen vinden binnen de gebruikelijke bestemmingen, groen en verblijfsdoeleinden, plaats. Alleen wanneer sprake is van bijzondere voorzieningen of bouwwerken wordt een specifieke bestemming opgenomen.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het plangebied zijn in het kader van de woonwijk ´t Duyrfrak al een speelplaats aangelegd en is ruimte voor een speelplaats mogelijk gemaakt. In de Dorpsweide is o.a. een skeelerbaan gerealiseerd. Voor de komende planperiode zijn geen nieuwe toevoegingen van speelruimte voorzien.

2.4.10 Beleidsnota Archeologie (2007)

In het Archeologisch Beleidsplan is het gemeentelijke beleid vastgelegd, volgend op de uitvoering van het Verdrag van Malta (1992, vaststelling in Nederland in 2006) en de gewijzigde Monumentenwet 1988 (Wet op de archeologische monumentenzorg) die sinds 1 september 2007 van kracht is. Deze wet verplicht de gemeente om archeologische waarden binnen bestemmingsplannen, en bij bodemverstoringen in het kader van bouw-, aanleg- en sloopactiviteiten, mee te wegen en indien archeologische waarden aanwezig zijn deze conform de Archeologische Monumentenzorg veilig te stellen.

Met het Archeologisch Beleidsplan is ook de Gemeentelijke Archeologische Verwachting- en Beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart dient als basis en toetsingskaart voor het gemeentelijke archeologiebeleid. Daarnaast is in de beleidsnota opgenomen dat er standaardregels in gemeentelijke bestemmingsplannen moeten worden opgenomen ter bescherming van archeologische waarden binnen de gemeente Katwijk.

In het beleid wordt onderscheid gemaakt in 3 typen archeologisch interessante gebieden:

  • 1. Archeologische Monumenten.
    Er bestaan twee typen archeologische monumenten: 'beschermde monumenten' en 'monumenten'. Het Rijk behartigt de 'beschermde' archeologische monumenten, zijnde rijksmonumenten. Het streven is deze vrij van bebouwing te laten en ze vorm te geven, bijvoorbeeld in de vorm van een park.
  • 2. Archeologisch Waardevol Gebied
    Archeologisch waardevolle gebieden zijn gebieden waarvan de archeologische waarde vastgesteld is aan de hand van archeologisch onderzoek, meestal zijn dit de archeologische monumenten waar de provincie zeggenschap over heeft. Ook zijn de historische dorpskernen van Katwijk, Valkenburg en Rijnsburg archeologisch waardevol gebied. Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen bestaat voor de archeologisch waardevolle gebieden geen vrijstellingsnorm. Pas na overlegging van een rapport van archeologisch onderzoek aan het bevoegd gezag, provincie of gemeente, kan een vergunning worden afgegeven.
  • 3. Archeologisch Verwachtingsgebied
    Archeologische verwachtingsgebieden zijn gebieden waarvan nog geen bepaling van archeologische waarden bestaat. Daar is dus nog geen archeologisch onderzoek verricht. De verwachting is uitgedrukt in lage-, middelmatige- en hoge archeologische verwachting. In het geval van een middelmatige- tot hoge archeologische verwachting wordt archeologisch onderzoek voorafgaande aan de afgifte van een vergunning verplicht gesteld. Net als voor gebieden met een lage archeologische verwachting, bestaat voor bodemverstorende activiteiten met een totaal gebiedsomvang kleiner dan 100 m2 een vrijstelling van de onderzoeksplicht.

Indien ontwikkelaars of individuele inwoners van de gemeente Katwijk van plan zijn om een omgevingsvergunning aan te gaan vragen kunnen deze zelf vooraf al bekijken of ze daarbij rekening moeten houden met archeologische verwachtingen en een onderzoeksplicht.

Indien er tijdens graafwerkzaamheden, ongeacht de locatie en de omvang, onverwachte archeologische resten worden aangetroffen geldt een wettelijke meldingsplicht. In geval van bijzondere vondsten kan het college van burgemeester en wethouders deze laten opgraven en de vondsten bergen voordat ze zouden worden afgevoerd.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen het plangebied is al voorafgaand aan het bestemmingsplan uit 2005 uitgebreid archeologisch onderzoek gedaan, op basis waarvan is vastgesteld, dat geen archeologische vondsten meer zijn te verwachten. Binnen het plangebied is dan ook - net als binnen het bestemmingsplan uit 2005 - geen dubbelbestemming voor archeologie opgenomen.

2.4.11 Waterplan Katwijk (2008)

De gemeente Katwijk en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben gezamenlijk het Waterplan Katwijk opgesteld. De gemeente Katwijk heeft het plan op 18 december 2008 vastgesteld en het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft het op 11 februari 2009 vastgesteld.

Het doel van het waterplan is het samen realiseren van een gezond en veerkrachtig watersysteem. Dit watersysteem moet voldoen aan landelijke en Europese normen en is gebaseerd op een gezamenlijke visie van gemeente en hoogheemraadschap op een duurzame waterhuishouding in de gemeente. De planperiode is gesteld op 2009 tot 2019 met een doorkijk naar 2027. Thema's die aan de orde komen zijn onder andere het verbeteren van de waterkwaliteit en het voorkomen van (grond)wateroverlast, maar ook het benutten van kansen voor de beleving van het water, ecologie en waterrecreatie.

2.4.12 Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (2011)

Naast de afvalwaterzorgplicht (Wet milieubeheer) heeft de gemeente sinds 2008 zorgplichten voor hemel- en grondwater (toen Wet gemeentelijke watertaken, nu Waterwet). Net als de rioleringstaak moet zij deze nieuwe watertaken in haar GRP concretiseren. Dit betekent dus dat zij in het 'verbrede' GRP duidelijk moet aangeven hoe zij haar drie waterzorgplichten invult. Elke gemeente moest vóór 2013 een nieuw, verbreed GRP hebben vastgesteld. In maart 2011 is voor Katwijk het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 vastgesteld.

In het VGRP zijn maatregelen opgenomen waarmee wordt gezorgd dat het rioolstelsel goed blijft functioneren, zodat de volksgezondheid en ook natuur en milieu op een duurzame wijze worden beschermd.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het Civiel technisch basisplan van 't Duyfrak van 2005 is vastgelegd dat in de hele wijk het verhard oppervlak wordt afgekoppeld en het hemelwater niet wordt geloosd op het vuilwaterriool (dwa-stelsel). De hemelwaterafvoeren van daken en woningen die nabij watergangen liggen worden direct afgekoppeld naar de watergangen, waarbij de traditionele ondergrondse hemelwaterafvoer zichtbaar boven de waterlijn uitmondt.

In het kader van de waterkwaliteit is het gebruik van uitloogbare materialen , zoals zink en koper niet toegestaan (DUBO-eisen).

Gezamenlijke achterwegen /parkeerterreinen kunnen niet rechtstreeks worden afgekoppeld. Voor gezamenlijke achterwegen/parkeerterreinen (ten behoeve van meer dan 4 woningen) worden uitgevoerd met een doorlatend verhardingssysteem (incl. IT-drain), waarbij de bodem als bodempassage fungeert voor zuivering van het hemelwater.

2.4.13 Ligplaatsenbeleid Katwijk

Op 26 maart 2013 is het ligplaatsenbeleid vastgesteld. Nu is het innemen van een ligplaats in gemeentelijk openbaar water verboden. Aanmeren aan private grond of in de jachthavens mag wel. Het college wil het aanmeren langs de meeste openbare oevers officieel toestaan. Zo worden het gebruik en de beleving van de waterlopen aantrekkelijker. Dit nieuwe ligplaatsenbeleid maakt voor iedereen duidelijk waar het innemen van een ligplaats officieel wel en niet mag. Door het nieuwe beleid komen er bijna geen extra ligplaatsen bij, behalve aan de openbare oever langs de Rijn ter hoogte van de Overrijn. Het gemeentelijk ligplaatsenbeleid geldt niet voor de provinciale vaarwegen: de Rijn, Additioneel Kanaal en het Uitwateringskanaal. Hiervoor geldt het provinciaal beleid.

Betrekking op het bestemmingsplan

Conform het ligplaatsenbeleid is het innemen van ligplaatsen in 't Duyfrak en Meer bij private gronden gelegen aan water mogelijk onder de hiervoor gestelde eisen in het ligplaatsenbeleid. Voor het innemen van een ligplaats aan private gronden kan op basis van de APV een ontheffing worden aangevraagd. Het innemen van een ligplaats langs de openbare oevers is niet toegestaan op grond van de APV.

2.4.14 Uitvoeringsplan Economie (2011)

Het economisch beleidsplan Katwijk is in 2010 vastgesteld. Vanwege onder andere de gewijzigde economische omstandigheden is het economisch beleidsplan uitgewerkt in het uitvoeringsplan economie. Het uitvoeringsplan economie is in december 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. In het uitvoeringsplan economie zijn de ambities en speerpunten geformuleerd ten aanzien van het economisch beleid. Aan de speerpunten zijn prestaties gekoppeld. Er zijn de volgende speerpunten genoemd:

  • Verbreden economische structuur;
  • Glastuinbouw;
  • Toerisme en Recreatie;
  • Gemeentelijke dienstverlening;
  • Detailhandel;
  • Bereikbaarheid.

Deze speerpunten vormen de pijlers voor de toekomstige economische ontwikkeling van de gemeente Katwijk.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het plangebied is beperkt bedrijvigheid aanwezig. Een tankstations en enkele autodealers. Voor de autodealers is het detailhandelsbeleid van toepassing.

2.4.15 Detailhandelsvisie Katwijk (2012)

De gemeente Katwijk heeft de Detailhandelsvisie Katwijk op 27 september 2012 vastgesteld. De detailhandelsvisie geeft inzicht in het functioneren van de huidige detailhandel en formuleert een positionering voor de komende 10 jaar met daarbij passende strategieën en acties om deze positionering op termijn te bereiken. In de detailhandelsvisie is ervoor gekozen om een structuur na te streven met een beperkt aantal duurzame wijkwinkelcentra. Het beleid is erop gericht om deze wijkwinkelcentra te ontwikkelen en te versterken.

Winkels mogen zich in principe alleen in winkelgebieden vestigen. Voor de traditionele PDV-branches zijn er ruimtelijk-relevante redenen (aard en omvang van de artikelen) die vestiging buiten de reguliere winkelgebieden rechtvaardigen.

Bestaande winkels die buiten de gewenste winkelstructuur van het hoofdwinkelgebied, wijkcentra en PDV-cluster gevestigd zijn kunnen hun bedrijfsvoering voortzetten. Hiervoor geldt dat een uitbreiding van de winkel in principe niet is toegestaan, tenzij dit planologisch-juridisch is verankerd. Nieuwe inititatieven van detailhandel buiten de gewenste structuur die niet passen binnen het bestemmingsplan zijn ook uitgesloten.

Betrekking op het bestemmingsplan

In het plangebied komen ondergeschikte detailhandel (bij het tankstation) en een vorm van perifere detailhandel (autodealers) voor. Het plangebied behoort niet tot de hoofdstructuur van de detailhandelsvisie. Voor perifere detailhandel is 't Heen aangewezen als concentratiegebied. Uitbreiding van (perifere) detailhandel in dit gebied is daarom niet aan de orde.

2.4.16 Toeristisch-Recreatie Actieplan Gemeente Katwijk (2010) / Uitvoeringsplan toerisme en recreatie (2012)

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad ingestemd met de positionering van Katwijk op de vrijetijdsmarkt en de ruimtelijke uitwerking van de benodigde en recreatieve voorzieningen op basis van het Toeristisch Recreatief Actieplan (TRAP) en het Distributie Planologisch Onderzoek.

Katwijk wil zich ontwikkelen tot een aantrekkelijke bestemming voor de regiobevolking en dagtoeristen. In het TRAP is gekozen voor het profiel "gastvrij" Katwijk. Doelgroepen die bij dit profiel passen zijn families en semi-zakelijke groepen.

In het TRAP is een eerste aanzet gegeven voor het opstellen van een actieplan. Het TRAP en actieplan zijn nader uitgewerkt in het uitvoeringsplan toerisme en recreatie. In het uitvoeringsplan zijn de ambities en speerpunten benoemd van het toeristisch-recreatief beleid. In het uitvoeringsplan zijn de volgende relevante projecten benoemd:

  • Realiseren toeristisch-recreatieve voetgangersbewegwijzering;
  • Uitwerking toeristisch kerngebied (ikv masterplan Katwijk aan Zee);
  • Realisatie Varend erfgoed in Prins Hendrikkanaal;
  • Vergroten verblijfsrecreatief aanbod: uitbreidingsmogelijkheden (bestaande) ondernemers, bed & breakfast, strandhuisjes.

Betrekking op het bestemmingsplan

In de woonbestemming(en) wordt een afwijkingsbevoegdheid voor vestiging van een bed & breakfast opgenomen.

2.4.17 Sportnota 2012-2017 (2012)

De gemeente Katwijk heeft de Sportnota 2012-2017 op 27 september 2012 vastgesteld. Deze integrale nota bevat alle onderdelen van het gemeentelijk beleid waar sporten en beweging in terugkomen. Hierbij valt ook te denken aan de ruimtelijke ordening. Sporten en bewegen is hierin niet de hoodzaak maar het vormt wel degelijk een belangrijk onderdeel. Een checklist sport en bewegen in ruimtelijke planvorming is als tiende bijlage gevoegd bij de sportnota en bevat 17 aspecten die van belang zijn voor het sporten en bewegen binnen de gemeente.

Betrekking op het bestemmingsplan

De wijk ´t Duyfrak is als eerste wijk langs de checklist gelegd en heeft daar ruim voldoende op gescoord. Van belang is dat er voldoende ruimte in een wijk is om te sporten en bewegen en dat er ruimte wordt geboden aan langzaam verkeer. Met de Dorpsweide met al haar sport- en speelgelegenheden als onderdeel van het plan wordt ruim voorzien in ruimte om te sporten en bewegen. Vanuit het sportbeleid is het daarom niet nodig wijzigingen in het bestemmingsplan op te nemen. Op basis van het sportbeleid zijn binnen het plangebied al hogere lichtmasten vergund, dit wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd.

2.4.18 Beleidsregel “Ruimtelijke randvoorwaarden huisvesting Eu-arbeidsmigranten”

Op 2 december 2014 heeft het college de beleidsregels voor huisvesting van arbeidsmigranten vastgesteld. Deze beleidsregel is een uitwerking van het regionale convenant Huisvesting Arbeidsmigranten en heeft tot doel de besluitvorming rond de huisvesting te bespoedigen.

In de beleidsregel is onderscheid gemaakt tussen verschillende gebieden waarbinnen, onder voorwaarden, huisvesting van arbeidsmigranten mogelijk kan worden gemaakt middels een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. Ook is aangegeven in welke gevallen een individuele beoordeling aan de hand van ruimtelijke aspecten dient plaats te vinden.

Indien de beleidsregel stelt dat vestiging in een bepaald gebied of pand mogelijk is, dan wordt dit planologisch mogelijk gemaakt met een omgevingsvergunning of door een bestemmingswijziging. Wanneer omgevingsvergunning wordt verleend zal het gebruik/de bestemming worden aangeduid als 'specifieke vorm van horeca - pension voor tijdelijke bewoning'.

Betrekking op het bestemmingsplan

Binnen het plangebied van ´t Duyfrak liggen twee in het beleid genoemde zones waar onder voorwaarden huisvesting van arbeidsmigranten voorstelbaar is. Dit betreft de zones Kernranden/dorpslint en Woongebied. In de zone Kernrand/dorpslint - dit betreft het oude dorpslint langs de Hoofdstraat en Voorschoterweg - zou onder voorwaarden kunnen worden afgeweken. In de zone Woongebieden - het grootste deel van ´t Duyfrak - is dit minder goed voorstelbaar en zal dit slechts als maatwerk kunnen gebeuren. De voorwaarden voor afwijking worden niet in de regels van het bestemmingsplan opgenomen, omdat er bij elke aanvraag nog een afweging noodzakelijk is.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie

3.1 Stedenbouwkundige opzet

Bestaande situatie

´t Duyfrak en de Dorpsweide zijn gesitueerd aan een bocht van de Oude Rijn aan de zuidoostkant van de kern Valkenburg (ZH) en ten (noord)oosten van het inmiddels gesloten Marinevliegkamp Valkenburg. Aan de oostrand van het plangebied lopen twee hogedruk aardgasleidingen. Bepalende structurerende elementen nabij het uitwerkingsgebied zijn de N206, de verbindingsweg tussen Leiden, de A44 en Katwijk/Noordwijk.


Kenmerkend voor het rivierkleilandschap ter plaatse was de oude slagenstructuur met lange sloten en watergangen, smalle stroken grasland en een hoge mate van openheid. Een ander bepalend landschapselement is de Oude Rijn met haar oevers en kleinschalige verkavelingstructuur. Op de hoger gelegen stroomrug ligt de kern Valkenburg. Ter hoogte van 't Duyfrak en de Dorpsweide ligt de waterkering, de Voorschoterweg, verder van de rivier dan in het bestaande dorp. 't Duyfrak en de Dorpsweide hadden in het verleden in overwegende mate een agrarische functie. Daarnaast kwamen in de omgeving veel paardensportterreinen voor.


In de afgelopen jaren zijn zowel 't Duyfrak als de Dorpsweide voor een groot deel gerealiseerd op basis van uitwerkingen van de 'Stedenbouwkundige Visie 't Duyfrak, Tjalmastrook, Voorschoterweg II van maart 2004. Voor de Dorpsweide is in 2009 het definitief ontwerp van de Dorpsweide vastgesteld en is het grootste deel al gerealiseerd. De omgeving van de fietsbrug over de Oude Rijn en het deel tussen de voetbalvereniging en de parkeerplaats aan de Voorschoterweg worden later ingericht. Voor 't Duyfrak vormt het VOSP+ (Voorlopig Ontwerp Stedenbouwkundig Plan plus) van september 2005 de basis voor de verdere uitwerking van 't Duyfrak. Naast een aantal kleinere aanpassingen aan de blokkenstructuur van 't Duyfrak heeft de economische crisis een grotere aanpassing aan de structuur zoals vastgelegd in het VOSP+ noodzakelijk gemaakt. Het betreft het onbebouwde deel van 't Duyfrak grenzend aan de Dorpsweide zoals op de verbeelding goed zichtbaar is. De oriëntatie van de blokken tussen de Hoge weidesingel en de Burgemeester van der Reijdensingel is gedraaid en het plantsoen is vergroot en verplaatst naar de westzijde van de Burgemeester van der Reijdensingel en meer centraal in de wijk komen te liggen. De twee noordelijke watergangen die eerst uitkwamen op de achtergracht zijn nu alleen met elkaar verbonden achter de bebouwing van de Burgemeester van der Reijdensingel.Hiermee is bespaard op de civiele aanlegkosten en werd het mogelijk de bouwblokken voldoende flexibiliteit te geven. De structuur van 't Duyfrak wordt hieronder kort toegelicht.

Waterstructuur

De ruimtelijke opzet van 't Duyfrak is opgehangen aan een circuit van waterlopen, welke refereren aan het oude slagenlandschap. Drie watergangen lopen vanaf de Oude Rijn tot aan de achterkant van het lint langs de Hoofdstraat. De twee noordelijke watergangen worden zoals eerder aangegeven niet aangetakt op de achtergracht maar alleen met elkaar verbonden. Deze watergangen komen beiden wel uit op de Oude Rijn maar er is geen vaarroute binnendoor naar de Dorpsweide. Het profiel en het karakter van de waterlopen zijn afhankelijk van de plek in 't Duyfrak en de rol die de watergang vervult in de stedenbouwkundige opzet. De breedte van de watergangen is circa 8 meter. Om het water in de wijk ook echt voelbaar te maken, is het maaiveld dicht bij het wateroppervlak komen te liggen. Ook het water in de Dorpsweide is een belangrijk structuurelement welke tevens een bufferfunctie vervult voor de woningbouwlocatie.


Groenstructuur

't Duyfrak wordt aan drie zijden, de Voorschoterweg, de Duyfraklaan en de Rijnvlietlaan begrensd door een groenstructuur met structurerende bomenrijen. De openbare groene oever langs de Oude Rijn en de Dorpsweide vervullen daarin een belangrijke recreatieve functie. Het groen aan de Oude Rijn wordt gecombineerd met de langzaamverkeersroute en door de bomenrij aan de Dorpsweide loopt de regionale fietsroute die via een fietsbrug over de Oude Rijn naar Oegstgeest leidt. In 't Duyfrak worden de watergangen begeleid door kleinere bomen en zijn 2 speelplaatsen met groen opgenomen. In het verplaatste plantsoen aan de Burgemeester van der Reijdensingel worden ongeveer 20 aanlegplaatsen voor kleine sloepen gerealiseerd.


Verkeersstructuur

't Duyfrak kent een duidelijke verkeershiërarchie. Hierbij vormt de N206 de regionale verkeersontsluiting die om de toekomst middels een rotonde in de Voorschoterweg ter hoogte van de Duyfraklaan aantakt op de Hoofdstraat en de Voorschoterweg die een functie hebben als lokale ontsluiting van het oude Valkenburg en 't Duyfrak. De wijkontsluiting wordt gevormd door de Duyfraklaan, de Burgemeester van der Reijdensingel en de Rijnvlietlaan. De wijkontsluiting heeft een gangbaar profiel met langsparkeren aan een of aan twee zijden waarop éénrichtingsstraten aansluiten op een profiel met langsparkeren aan één zijde. Langs de Oude Rijn is het profiel smaller en is geen ruimte voor bezoekersparkeren.

Parkeren

Om het landelijke karakter van 't Duyfrak te versterken wordt het bewonersparkeren zoveel mogelijk aan het zicht onttrokken en op eigen terrein of op een gezamenlijke parkeervoorziening opgevangen. De gezamenlijke parkeervoorzieningen worden zoveel mogelijk binnen de bouwblokken gesitueerd. Bezoekersparkeren vindt plaats aan de openbare weg en er wordt 0,6-0,8 openbare parkeerplaats per woning gerealiseerd. Voor het parkeren wordt een parkeernorm van minimaal 1,6 parkeerplaats per woning aangehouden waarvan minimaal 1 op eigen terrein. Woningen op kavels met een oppervlak van meer dan 300 m2 dienen tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen - danwel gemeenschappelijk eigen - terrein te realiseren.


Ruimtelijke structuur

Over het patroon van straten en waterlopen ligt een stelsel van bijzondere openbare ruimtes. Deze zijn gelegen op een kruispunt van straten en/of waterlopen. De belangrijkste openbare ruimte is het Duyfrakplein bij de entree van de wijk waar een openbare ruimte met verschillende functies is ontworpen. Het is een plein waar plek is voor spel, manifestatie en verblijf. Verder in de wijk zijn twee pleintjes, een klein pleintje aan de achtergracht en een groter pleintje aan de Burgemeester van der Reijdensingel.

3.2 Beeldkwaliteit

Ontwikkeling 't Duyfrak

In de welstandsnota maakt 't Duyfrak uit van de identiteit modern. Deze gebieden zijn gebouwd vanaf de jaren zeventig tot het eerste decennium van de 21ste eeuw en zijn grotendeels woongebied. De gebieden verschillen van elkaar in stedenbouwkundige opzet, architectuur, materiaalgebruik, hoogte en oriëntatie. Samen vormen deze gebieden een staalkaart van dertig jaar eigentijdse stedenbouwkundige en architectonische opvattingen. In de Welstandsnota zijn voor gebeied `Modern` beoordelingscriteria aangegeven, in het VOSP+ wordt hier nog een nadere invulling aan gegeven. Voor wat betreft de Welstandsnota de belangrijkste punten samengevat: de algehele verschijningsvorm van elk gebouw dient een hoge architectonische ambitie en allure uit te stralen. Materialen dienen van hoge kwaliteit te zijn en gebouwen dienen naar alle aan het openbare gebied grenzende zijden positief bij te dragen aan de levendigheid en sfeer. Parkeren, garage-inritten, laad- en losruimten, technische installaties en opslag moeten uit het zicht of inpandig worden opgelost. Bouwvolumes dienen een samenhangende compositie te vormen met naastgelegen bouwvolumes waarbij gebouwen onderling mogen afwijken in architectuur en bouwstijl. De waarborging van de beeldkwaliteit van 't Duyfrak geschied door middel van een kwaliteitsteam waarin de stadsbouwmeester en de stedenbouwkundig supervisor van 't Duyfrak zitting hebben.

3.3 Wonen en bevolking

Ontwikkeling 't Duyfrak

In het Duyfrak worden ca. 750 woningen gerealiseerd waarvan 130 sociale woningen en 95 vrije sector huurwoningen en het aandeel gestapeld bedraagt ongeveer 22%. Begin 2015 zijn er ongeveer 520 woningen gerealiseerd of in aanbouw. Naar verwachting zal volledige realisatie van 't Duyfrak nog minimaal 5 jaar duren.

Woonmilieus

't Duyfrak is opgezet als een woonwijk met een dorps karakter. Verspreid over het plangebied is een fijnkorrelige mix van grondgebonden woningen (vrijstaand en geschakeld) en gestapelde woningen (appartementen) te vinden. Aan de randen is de bebouwing hoger dan in het binnengebied. De appartementen aan de randen zijn maximaal 6 lagen met kap hoog, in het binnengebied worden geen appartementen gerealiseerd. In tegenstelling tot de in het plangebied gelegen bebo's (beneden- en bovenwoningen) worden voornoemde appartementen duidelijk beschouwd als appartementencomplexen. Gezien hun ruimtelijke uitstraling en omvang worden bebo's niet als zodanig beschouwd.


In 't Duyfrak is een grote diversiteit aan woonvormen te vinden: van villa's tot rijen en geschakelde woningen. Rijen met woningen zijn niet langer dan maximaal 6 woningen van hetzelfde type. Langs de randen van 't Duyfrak aan de Dorpsweide en de Oude Rijn komt bebouwing in langere rijen van elkaar afwisselende ontwerpen (types) voor. De grondgebonden woningen hebben allen een achtertuin die in veel gevallen grenst aan een parkeerstraat. Auto's van bezoekers kunnen aan de straat worden geparkeerd, bewoners parkeren op eigen terrein of op het gemeenschappelijk binnenterrein.

Bestaande woonbebouwing

De Hoofdstraat en in het verlengde daarvan de Voorschoterweg maken onderdeel uit van het oorspronkelijke dorpslint van Valkenburg. Achter het dorpslint is incidenteel - in het kader van een grondruil ten behoeve van de ontwikkeling van ´t Duyfrak - een nieuwe woning gerealiseerd. Deze woning sluit aan op de bestaande ontsluiting van de garages aan de Bloemenlaan.

Woonschepenhavens

Binnen 't Duyfrak bevinden zich de twee grootste woonschepenhavens in de gemeente Katwijk. Dit betreft de woonschepenhaven aan het Botenpad en de woonschepenhaven ten westen van de Torenvlietbrug aan de Voorschoterweg 19. Daarnaast is met het plan Dorpsrand Oost ook de realisatie van een kleine nieuwe woonschepenhaven mogelijk gemaakt als onderdeel van de woningbouwontwikkeling van de Dorpsweide.

Overige woningen

Naast de nieuw gerealiseerde woningen, de woningen aan het dorpslint en de woonschepenhavens, bevinden zich in het plangebied nog enkele woningen die zijn ingepast in de ontwikkeling van de Dorpsweide en enkele woningen rondom de bedrijfsenclave aan de oostzijde van de Voorschoterweg, waaronder een bedrijfswoning.

3.4 Bedrijvigheid en perifere detailhandel

Bedrijvigheid is zeer beperkt in dit gebied. Alleen langs de Voorschoterweg zijn enkele bedrijven geconcentreerd (ongeveer 1,5 hectare): een tankstation en enkele auto dealers.

Het plangebied valt zowel voor reguliere detailhandel als perifere detailhandel niet in de hoofdstructuur van de detailhandelsvisie. Uitbreiding van perifere detailhandel is hier niet gewenst.

3.5 Maatschappelijke voorzieningen

Sport

Binnen het plangebied vallen een tenniscomplex (VTV) met vier gravelbanen aan het Rekreatiepad nr. 2, een voetbalcomplex (Valken '68) met vier velden (mogelijkheid tot uitbreiding naar vijf velden) aan Duyfraklaan 9 en een landijsbaan (IJsclub Voorwaarts) aan de Luit Katlaan die in de warme periodes van het jaar kan dienen als skeelerbaan.

Scholen

Aan de Luit Katlaan staat een schoolgebouw met 11 groepen voor basisonderwijs en 3 groepen voor kinderopvang/peuterspeelzaalwerk. De 11 groepen basisonderwijs worden verdeeld onder twee schoolbesturen: stichting Openbaar Basisonderwijs Duin- en Bollenstreek en de Vereniging voor Christelijk Onderwijs te Valkenburg. Het gebouw is geschikt om er nog 3 lokalen bovenop te plaatsen.

Zorg

In de huidige situatie is er geen zorgvoorziening in het plangebied gevestigd. Aan het Duyfrakplein is op de begane grond de vestiging van een maatschappelijke voorziening mogelijk.

Cultureel maatschappelijke functies

In het gebied bevindt zich de jeugdsocieteit De Peuk. Deze valt binnen de bestemming Maatschappelijk.

3.6 Verkeer en Vervoer

Verkeer en vervoer

Het plangebied ligt aan de Hoofdstraat en Voorschoterweg. Deze route functioneert zowel als ontsluiting van Valkenburg naar de N206 als als woonstraat. Het snelheidsregime was 50 km/uur (gedeelte binnen de bebouwde kom). Met de bebouwing van de nieuwbouwwijk 't Duyfrak verandert ook dit gedeelte van de Voorschoterweg naar woonstraat. Het 30 km/uur gebied wordt daarom uitgebreid tot aan de Rijnvlietlaan. De Hoofdstraat en Voorschoterweg worden daarmee erftoegangswegen. Hiervoor is op 6 juni 2014 een verkeersbesluit genomen. De inrichting van de wegen zal stapsgewijs worden aangepast. Dit past binnen de bestemming Verkeer.

Een klein gedeelte van de Voorschoterweg ligt buiten de bebouwde kom (komgrens ligt tussen het tankstation en de Rijnvlietlaan). In de huidige situatie is de aansluiting Torenvlietslaan-Voorschoterweg een T-kruising. Alle overige wegen in het gebied zijn erftoegangswegen (30 km/h) .

De Hoofdstraat-Voorschoterweg is één van de hoofdfietsroutes in de gemeente. Gedeeltelijk is de route voorzien van een fietspad.

In het gebied wordt zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte geparkeerd.

Het gebied wordt met openbaar vervoer ontsloten met momenteel een uurdienst door de Hoofdstraat-Voorschoterweg, met enkele haltes in het gebied. De dichtstbijzijnde frequente openbaar vervoer verbinding rijdt via de N206 en heeft een halte ter hoogte van het viaduct Achterweg.

Parkeren
Voor het reeds bestaande/gerealiseerde deel in het plangebied geldt het Parkeernormenbeleid Katwijk (2010) bij veranderingen in het gebied (zoals nieuwbouw, in- en uitbreidingen en functieveranderingen). Zodra de nu nog te realiseren gebieden zijn gebouwd geldt ook hier bij wijzigingen het Parkeernormenbeleid Katwijk 2010. Ook bij een functiewijziging binnen een bestemming zal de parkeerbalans opnieuw bekeken moeten worden. Parkeren is meer gedetailleerd en de functies binnen een bepaalde bestemming kunnen een verschillende parkeerbehoefte hebben. Daardoor kan bij functieverandering (ook binnen de bestemming) de parkeerbehoefte groter of kleiner worden. De parkeerbalans in de omgeving mag dan niet verstoord worden.


Voor gebieden die onder het moederplan 't Duyfrak vallen en nog gerealiseerd moeten worden heeft het college op 7 mei 2013 besloten om af te wijken van het Parkeernormenbeleid Katwijk 2010. Het college heeft hier een afweging gemaakt tussen de bij de oude planopzet behorende grondopbrengsten en de gevolgen van het nieuwere Parkeernormenbeleid. Het was niet mogelijk om bij de ontwikkelingen van 't Duyfrak te voldoen aan het nieuwere Parkeernormenbeleid Katwijk zonder dat dit ten koste gaat van de grondopbrengsten. Het college heeft besloten om vast te houden aan de parkeernormen zoals opgenomen in het op dat moment geldende bestemmingsplan 't Duyfrak en Meer. Daarbij heeft het college ook besloten om alleen bij fase 3B en 3C af te wijken van de eis dat er voor elke woning een parkeerplaats op eigen terrein wordt gerealiseerd bij voldoende openbare parkeerplaatsen (totaal aantal parkeerplaatsen) volgens de oudere parkeernorm van het plan 't Duyfrak.


Voor Valken '68 zijn de parkeervoorzieningen bij het Fitnesscentrum, aan het Rekreatiepad en aan de Luit Katlaan gelegen. Als experiment is ook het bevoorradingshek voor bezoekers toegankelijk zodat zij gebruik kunnen maken van de parkeergelegenheid aan de Duyfraklaan als overloopgebied. Indien blijkt dat de doorgang tot last is van de woonwijk wordt de doorgang gesloten en het experiment beëindigd (collegebesluit van 16 april 2013, zaaknummer 2013-006428). Het parkeren aan de Duyfraklaan is in principe bedoeld voor de woonwijk en bezoekers van de woonwijk.


Door het wijzigen van de aansluiting op de N206 zal ook de route van het busverkeer gaan wijzigen. De verwachting is dat deze via de Hoofdstraat en de Voorschoterweg gaat rijden tot aan de aansluiting op de N206. De frequente lijn wordt de HOV-lijn Leiden-Katwijk-Noordwijk waarbij een halte is voorzien bij de aansluiting op de N206. Daarmee komt er een halte dichterbij het plangebied dan in de bestaande situatie.

3.7 Groen, Water, Recreatie en Speelvoorzieningen

Groen

Binnen de wijk zijn twee doorlopende groenstructuren opgenomen. Voor de zone langs de Oude Rijn was in het bestemmingsplan uit 2005 een aanduiding opgenomen waarbinnen geen bebouwing kon worden gerealiseerd. Deze zone was onder meer van belang als fourageergebied voor vleermuizen. Omdat de ontwikkeling van de wijk inmiddels grotendeels is gerealiseerd, hoeft de aanduiding niet meer over te worden genomen. Wel wordt binnen deze zone voor de woningen die hieraan liggen de bouw van erkers uitgesloten.

De andere doorlopende groenstructuur betreft de begeleiding van het fietspad vanuit Valkenburg richting Oegstgeest, wat is gelegen op de rand van de Dorpsweide en ´t Duyfrak. Dit fietspad en de groenzone worden begeleidt door dubbele bomenrijen en vormen daarmee tevens een groene buffer tussen de woonwijk en de sportvelden in de Dorpsweide.

Binnen de woonwijk ´t Duyfrak wordt tevens een deel van de waterlopen begeleid door een groenstructuur. Op twee plaatsen in de wijk is een grotere groene zone geprojecteerd. De grootste is gelegen aan de Burgemeester van der Reijdensingel.

Binnen het dorpslint en de woonschepenhavens is geen aparte groenbestemming opgenomen.

Water

Onderdeel van de ontwikkeling van ´t Duyfrak was de toevoeging van water - zowel binnen de woonwijk zelf als binnen de Dorpsweide. In dit water is - op basis van het ligplaatsenbeleid - het innemen van een ligplaats aan private tuinen mogelijk. Ook is in het plan op twee plaatsen een kleine afmeerlocatie voor recreatieve sloepen opgenomen.

Recreatie

Onderdeel van de ontwikkeling van 't Duyfrak was de realisatie van de Dorpsweide, die voor dit deel van de gemeente een aanzienlijke recreatieve toevoeging betekent. Nu deze ontwikkelingen inmiddels zijn gerealiseerd, worden ze in het nieuwe bestemmingsplan concreter vastgelegd, o.a. door voor de sportvoorzieningen de bestemming Sport op te nemen.

Speelvoorzieningen

Binnen het plangebied zijn op verschillende locaties al speelvoorzieningen gerealiseerd, zoals binnen de bestemming recreatie aan de oostzijde van de dorpsweide een skatebaan. Binnen de wijk zijn op enkele plekken grotere speelplekken gerealiseerd, hiervoor is de bestemming groen opgenomen. Binnen de bestemming Groen en Verkeer-Verblijfsgebeid is toevoeging van kleinere speelobjecten mogelijk. In het plangebied worden geen nieuwe grote speelvoorzieningen gerealiseerd.

Hoofdstuk 4 Planopzet

4.1 Ambitie/ Doelstelling van het plan

Dit bestemmingsplan betreft grotendeels de herziening van het voorgaande bestemmingsplan, de op basis van dit plan gemaakte uitwerkingsplannen en verleende vergunningen. Doordat de ontwikkeling van 't Duyfrak nog niet geheel is afgerond, is in het bestemmingsplan in de wijze van bestemmen rekening gehouden met de nog te bebouwen gebieden, door hiervoor de flexibele regels op te nemen zoals die zijn opgenomen in de uitwerkingsplannen.

Ontwikkelingen

Daarnaast worden ten opzichte van de al vergunde ontwikkelingen enkele nieuwe ontwikkelingen geconcretiseerd:

  • Een klein deel van de wijziging van de stedenbouwkundige structuur voor zover deze niet paste bij de oorspronkelijke uitwerkingsregels. Met deze wijziging worden niet meer woningen gerealiseerd, maar is wel een aanpassing van de weg- en waterstructuur voorzien ten opzichte van de structuur zoals die was vastgelegd met Uitwerkingsplan 2. Het grootste deel van deze gewijzigde structuur is al planologisch vastgelegd in Uitwerkingsplan 't Duyfrak en Meer, fase 4 en verder.
  • In het vigerende bestemmingsplan is al rekening gehouden met de realisatie van een fietsverbinding over de Oude Rijn met Oegstgeest. Deze verbinding kon echter nog niet geheel gerealiseerd worden op basis van het vigerende plan. In dit plan wordt in de toelichting de ruimtelijke onderbouwing hiervoor opgenomen en wordt dit in de regels en op de verbeelding mogelijk gemaakt.

  • Ten opzichte van het bestaande plan wordt binnen de bestaande bestemming wonen op de hoek van de Duyfraklaan en 't Buitenwater het realiseren van zorgwoningen of een zorghotel mogelijk gemaakt.

  • Aan de noordwestzijde van de Dorpsweide wordt ter plaatse van de bestemming Recreatie de realisatie van een dierenweide opgenomen. Deze is al mogelijk binnen de bestaande bestemming Recreatie. Ten behoeve van deze dierenweide wordt tevens de bouw van een (schuil)stal mogelijk gemaak.

  • In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de realisatie van een rotonde op de Voorschoterweg ter hoogte van de Duyfraklaan door het opnemen van een wat ruimere verkeersbestemming. De overige nog te voorziene ontwikkelingen in het plangebied maken grotendeels deel uit van de oorspronkelijke plannen voor de ontwikkeling van 't Duyfrak en zijn planologisch al mogelijk.


Wijzigingen naar aanleiding van tussenuitspraak

Het bestemmingsplan "'t Duyfrak 2015" is op 2 juli 2015 vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk. Tijdens de beroepsperiode is door verschillende partijen beroep ingesteld bij de Raad van State. Na behandeling van dit beroep op 21 maart 2016, heeft de raad van state met haar uitspraak van 18 mei 2016 de raad van de gemeente Katwijk met een tussenuitspraak de opdracht gegeven het bestemmingsplan op drie punten te repareren en een nieuw vaststellingsbesluit te nemen. De drie punten die hersteld moeten worden betreffen kort samengevat:

  • het aanpassen van een op de verbeelding niet juist opgenomen bestemmingsvlak op basis van de kadastrale eigendomsgrenzen;
  • het borgen van een goed woon- en leefklimaat voor de twee belangrijkste percelen op de kop van het Botenpad, waarop de langzaamverkeerroute is geprojecteerd en;
  • het opnemen van een regel waarbij voldoende brede doorvaart ten behoeve van het onderhoud van de woonschepen wordt geborgd.

De tussen uitspraak is als bijlage bij de toelichting gevoegd: Bijlage 9 Tussenuitspraak d.d. 18 mei 2016 d.d. 18 mei 2016.

1 Wijziging naar aanleiding van het eerste herstelpunt

Naar aanleiding van het eerste punt is na nadere bestudering van de verbeelding in combinatie met de kadastrale eigendomsgegevens niet gebleken dat sprake is van een verkeerde weergave, uitgaande van officiële kadastrale grenzen. Hierbij is gekeken naar de kadastrale gegevens die als basis zijn gebruikt voor het bestemmingsplan. De begrenzing van de bestemming komt exact overeen met deze grenzen. Omdat de kadastrale gegevens de juridische basis zijn waarop bestemmingsgrenzen kunnen worden opgenomen en alleen het kadaster bevoegd is om deze gegevens op verzoek van eigenaren te wijzigen, zal bij de bestaande en bekende kadastrale gegevens moeten worden aangesloten. Op 12 mei 2015 zijn de kadastrale gegevens voor het laatst bijgewerkt. Dit zijn de gegevens op basis waarvan we nu kunnen stellen dat deze correct zijn opgenomen. De gemeente ontvangt daarnaast elke drie maanden een update van deze gegevens, er is sinds de laatste opnamedatum in 2015 geen wijziging doorgegeven voor deze percelen. Tijdens behandeling van de beroepszaak leek op de digitale verbeelding op Ruimtelijke plannen wel een verschil te bestaan tussen ondergrond en bestemming. Dit verschil is nu echter niet meer geconstateerd. Er kan daarom geen wijziging voorgesteld worden in de regels, wel wordt een bijlage bij de toelichting gevoegd waarin is te zien dat de genoemde grenzen samenvallen. (Bijlage 10 Kadastrale gegevens en begrenzingslijn bestemming)


2 Wijzigingen naar aanleiding van het tweede herstelpunt

Voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bestaan geen concrete eisen voor bijvoorbeeld minimale afstanden die moeten worden aangehouden. Oorspronkelijk waren hier in het voorafgaande bestemmingsplan nog geen concrete afspraken voor opgenomen, dit was ook zo voorgesteld voor het nieuwe bestemmingsplan. Doel was om hier bij de uitvoering naar te kijken. Naar aanleiding van de tussenuitspraak moet voorafgaand aan de uitvoering echter al geborgd worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.


Naar aanleiding van het tweede punt hebben gesprekken plaatsgevonden met de betreffende eigenaren om na te gaan of er voor hen belangrijke punten zijn met betrekking tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Naar aanleiding van de opdracht van de Raad van State is mede aan de hand van deze gesprekken naar nadere mogelijkheden geschetst en is gekeken welke punten met betrekking tot de uitvoering in het bestemmingsplan geborgd kunnen worden. Deze zijn vertaald in de regels en in verbeelding, voor zover ze ruimtelijke impact hebben.

borging in bestemmingsplan herstelpunt 2

Een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt nu in de regels en verbeelding geborgd, door:

  • het beperken van de zone in de verbeelding voor de realisatie van een route aan de zuidzijde van de twee percelen op de kop van het Botenpad, zodat beide percelen vrij zicht en toegang op het water houden, hiermee wordt het vrije uitzicht op en directe ligging aan de Ouder Rijn gewaarborgd en wordt meer zekerheid gegeven over de locatie van de route, wel wordt een bredere route aangehouden dan nodig is voor de route, om de route ook ruimtelijk goed te kunnen blijven inpassen
  • het hierbij aansluitend binnen de regels voor de bestemmingsregels voor recreatie opnemen van de aanduiding voor de langzaamverkeerroute, waarmee mede wordt geborgd dat buiten de zone geen route wordt gerealiseerd;
  • het planologisch mogelijk maken van een hogere erfafscheiding ter plaatse van het perceel van de recreatiewoning;
  • het opnemen van een maximale breedte voor de route - waarrmee ook - in aanvulling op het opgenomen gebruik - nader geborgd wordt dat slechts sprake kan zijn van een langzaamverkeerroute;
  • het opnemen van minimale afstand tot woonboot en recreatiewoning - waarmee wordt geborgd dat de route niet direct langs de recreatiewoning en de woonschepen kan worden gerealiseerd en daarmee een aanvaardbare privacy wordt gewaarborgd;
  • het opnemen van een voorwaarde voor aanleg van beplanting en/of een watergang - waarmee sociale veiligheid en aanvullende privacy kan worden gewaarborgd;
  • het beperken van de maximale hoogte van de oeververbindingen of bruggen, om inkijk in tuinen en bebouwing te beperken.

Deze wijzigingen zijn opgenomen in:

Artikel 6 Recreatie, Artikel 9 Tuin - Woonschepenligplaats en Artikel 13 Water onder: lid 6.1 Bestemmingsomschrijving lid 6.3 Aanlegregels, lid 9.3 Aanlegregels en lid 13.2.1 Algemeen.

acties die zien op de uitvoering

Uit de gesprekken met de eigenaren van de percelen op de kop is gebleken dat er ook punten van aandacht zijn, die weliswaar door het bestemmingsplan niet onmogelijk moeten worden gemaakt, maar waarvoor in het bestemmingsplan geen extra regels hoeven of kunnen worden opgenomen. De zaken die specifiek betrekking hebben op de uitvoering, zullen nader aan bod komen bij de ontwikkeling van de route. Dit betreft o.a.:

  • het aanleggen van de juiste straatverlichting - binnen het plan is aanleg van straatverlichting mogelijk, in overleg moet bepaald worden welke voldoet aan veiligheidseisen en tegelijk de minste overlast voor de percelen geeft;
  • het eventueel aanleggen van een watergang - deze optie is benoemd in de gesprekken, maar zal verder met de betrokkenenen uitgewerkt moetn worden;et bepalen en aanleggen van de gewenste perceelsafscheidingen;
  • het verplaatsen of vervangen van bestaande bomen - voor kappen, verplaatsen of herplanten van bomen bestaan regels, die van toepassing zijn bij de aanvraag voor de vergunning voor de aanvraag, aanvullend zal dit in overleg met de betrokkenen over de uitvoering moeten worden besproken;
  • het voorkomen van gebruik van de route door ander verkeer - op basis van het bestemmingsplan is de zone alleen bedoeld voor de aanleg van voet- en fietspaden, in de praktijk zal ander of te snel gebruik onmogelijk moeten zijn door bebording, aanleg van toegangsbeperkende objecten en handhaving.


Binnen de bestuurlijke lus is het niet mogelijk om nieuwe (ingrijpende) ruimtelijke wijzigingen op te nemen, zoals het verplaatsen van een woonboot. Uit de gesprekken met een van de betrokken partijen is gebleken dat dit voor hen wel wenselijk is. De gemeente heeft zich op basis hiervan al onderzocht of meegewerkt kan worden aan dergelijke wensen. Separaat aan het voorstel voor de bestuurlijke lus, wordt daarom aan het college voorgesteld om hier in principe aan mee te werken.

Onderdeel hiervan kan zijn eventueel in overleg met eigenaren van buurpercelen een iets andere route kan worden gerealiseerd. Hiermee zal in vervolg op de mogelijkheden in het bestemmingsplan, niet slechts sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, maar kan voor alle partijen ook een extra ruimtelijke kwaliteit worden gerealiseerd.

Ter analyse en ter informatie is bij de toelichting een extra bijlage gevoegd, waarin al wordt geadviseerd over mogelijke toekomstige uitvoeringen. Er wordt met deze bijlage geen keuze gemaakt voor de uitvoering, maar er wordt al wel een doorkijkje gegeven naar de keuzes die gemaakt kunnen worden.

In deze bijlage is ook inzichtelijk gemaakt dat binnen het bestemmingsplan aanleg van een langzaamverkeerroute mogelijk is met behoud van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook heeft deze bijlage als basis gediend voor de nu voorgestelde wijzigingen en de keuze voor een route langs de zuidzijde van de percelen. Zie hiervoor ook de nadere analyse in hoofdstuk 2 en 5 van Bijlage 11 Rapportage analyse en onderzoek langzaamverkeerroute.

verkeersveiligheid

Tot slot is in gesprekken aangegeven dat voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wellicht een route van 2 m kan voldoen. Echter is vanuit beleid verkeer geconstateerd dan een langzaamverkeerroute van die breedte niet in overeenstemming is met de verkeersveiligheid. Zoals is aangedragen in de onderbouwing voor de route, is deze in eerste instantie recreatief bedoeld, maar kan de route ook een goede aanvulling vormen op de bestaande route voor de schoolgaande jeugd. De verwachting is dat deze ook van de route gebruik zal maken en dat om die reden van de gebruikte normen voor een route in twee richtingen moet worden uitgegaan. Hiervoor bestaat een norm van 3 m, waarmee de breedte overeenkomt met de breedte van de overige fietspaden binnen de bestemming Recreatie in de naastgelegen Dorpsweide.

Zie voor de voorgestelde route ook Bijlage 11 Rapportage analyse en onderzoek langzaamverkeerroute.

3 Wijzigingen naar aanleiding van het derde herstelpunt

Voor het derde herstelpunt zijn in de regels een andere minimale doorvaartmaat voor de verplaatsbare of uitneembare brugdelen opgenomen, gebaseerd op de nu aanwezige breedte van de woonboten en de daarvoor benodigde manoeuvreerruimte. Ook is met het oog op de borging van een goed woon- en leefklimaat nader uitgezocht welke bruggen in aanmerking kunnen komen voor toepassing. Omdat de keuze van bruggen geen zaak is van het bestemmingsplan, zal dit nader worden uitgewerkt bij het realiseren van de route. Uiteindelijk is gebleken dat een dagmaat van 7 m voldoende is voor de breedste woonboten inclusief manouvreerruimte. Dit is nader omschreven in hoofdstuk vier van Bijlage 11 Rapportage analyse en onderzoek langzaamverkeerroute.

Deze wijziging is opgenomen in Artikel 13 Water onder lid 13.2.1 Algemeen.

Overige wijzigingen


In het bestemmingsplan zijn daarnaast nog onder meer de volgende wijzigingen opgenomen:

  • Vliegfunnel: de vliegfunnel en geluidzonering rondom Vliegveld Valkenburg: in 2007 is het militaire gebruik van vliegveld Valkenburg beëindigd. Het besluit hiertoe is op 4 december 2009 genomen. Binnen dit bestemmingsplan is daarom geen aanduiding meer opgenomen voor de vliegfunnel en hoeft hier ook geen rekening meer mee te worden gehouden.

  • Wijze bestemmen: binnen de voormalige gemeente Valkenburg werd in de bestemmingsplannen op een iets andere wijze bestemd, dan gewoon was binnen de gemeente Katwijk. Waar de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan uit 2005 middels de regels zijn begrensd, is dit volgens de standaard wijze van bestemmen binnen de gemeente Katwijk vertaald in de verbeelding. Ook geldt voor alle bestemmingsplannen nu de uniforme landelijke wijze van bestemmen. Inhoudelijk zijn de mogelijkheden echter nagenoeg ongewijzigd gebleven. In principe is daarmee voor de bestemmingen hetzelfde mogelijk in het nieuwe plan als in het bestemmingsplan uit 2005.

  • Wijziging van het Bor: Doordat het Bor per 1 november 2014 is gewijzigd, is nu vergunningvrij meer erfbebouwing mogelijk. Over het algemeen zal de wijziging van het Bor meer mogelijkheden voor aan- of uitbouwen en bijgebouwen geven. Omdat bij de vergunningvrije bebouwingsmogelijkheden niet meer de mogelijkheden voor erfbebouwing die zijn opgenomen in het bestemmingsplan kunnen worden opgeteld, is het bestemmingsplan alleen nog aanvullend voor die situaties waar vergunningvrij geen bebouwing is toegestaan, maar dit vanuit de gemeente wel voorstelbaar is.

  • Zo is het bij het vergunningvrije bouwen niet toegestaan om erfbebouwing te realiseren binnen 1 m gerekend vanuit openbaar toegankelijk gebied. Waar het in bestemmingsplannen voor een erf een woonbestemming is opgenomen, wordt het in de gemeente Katwijk in veel gevallen toch ruimtelijk voorstelbaar geacht dat de erfbebouwing wordt gerealiseerd tot aan de erfgrens en grenzend aan het openbaar gebied. In het bestemmingsplan wordt daarom hetzelfde bebouwingsoppervlak aan erfbebouwing overgenomen als op basis van het nieuwe Bor vergunningvrij is toegestaan.

  • Waar dit ruimtelijk niet voorstelbaar is, heeft het erf ofwel een tuinbestemming of is anderszins aangegeven dat in deze zone minder erfbebouwing is opgenomen. Omdat in de recente ontwikkelingen van 't Duyfrak het parkeren voor een deel van de woningen op eigen perceel is geregeld, wordt op deze plekken beperkt erfbebouwing toegestaan, zodat ruimte wordt vrijgehouden voor het in stand houden van een parkeerplaats.
  • Erfbebouwing woonschepenhaven: bij de woonschepenhavens aan de Voorschoterweg en aan het Botenpad is op basis van het bestemmingsplan maximaal 20% erfbebouwing tot een maximum van 25 m2 toegestaan. In de praktijk is bij de meeste percelen al meer erfbebouwing gebouwd en/of vergund. Op de erven bij woonboten zijn de bepalingen voor vergunningvrije bebouwing niet van toepassing, o.a. omdat sprake is van een voorerfgebied. Gezien de grootte van de percelen en het feit dat bij een woonboot geen sprake is van een achtererfgebied, is het ruimtelijk echter goed voorstelbaar dat meer erfbebouwing mogelijk wordt gemaakt. Een maximum oppervlak aan erfbebouwing van 50m2 is daarom passend. Door vast te blijven houden aan een maximum bebouwingspercentage wordt voorkomen dat sprake is van een te grote verdichting en blijft het voorerfkarakter van de tuinen behouden.

  • Langzaamverkeerroute: in het vigerende bestemmingsplan is een zone opgenomen waarbinnen een recreatieve langzaamverkeerverbinding tussen de Dorpsweide en de Bloemenlaan mogelijk wordt gemaakt. In het verleden is hier al eens afstemming over geweest met het Hoogheemraadschap, om te kijken of het toevoegen van de route ook meer naar het noorden in de bestemming Water kan worden gerealiseerd door het aanplempen van het land. Op basis van deze afstemming is de genoemde zone in dit bestemmingsplan naar het noorden uitgebreid. (Bijlage 7 Schetsen mogelijke langzaamverkeerroute) Naar aanleiding van de bestuurlijke lus echter is in het kader van een borging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de verbeelding een keuze gemaakt voor een traject verder van de Oude Rijn afgelegen.

  • In het vigerende bestemmingsplan is ook een zone voor een langzaamverkeerverbinding opgenomen aan de zuidwest zijde van het Botenpad. Deze is niet overgenomen in het nieuwe bestemmigsplan. De zone was bij aanvullend opgenomen in het bestemmingsplan in 2005 op verzoek van de raad. Er bestond toen nog het idee dat zowel halverwege als op de kop van het Botenpad een route gewenst was. Voor de realisatie van een route in deze zuidelijke zone zijn door de gemeente gronden aangekocht en is een plan voor realisatie gemaakt als onderdeel van de ontwikkeling van de Dorpsrand Oost. De eerste plannen hiervoor zijn in oktober 2007 aan de commissie ruimte gepresenteerd. De plannen voor deze route zijn na inspraak van bewoners van het Botenpad in de comissie ruimte van de raad op 24 april 2008 als niet gewenst gezien, omdat een route hier als ongewenste inbreuk op het Botenpad werd gezien. Waarmee is besloten deze route niet uit te voeren. De waarde van de aangekochte gronden en woonboot zijn in vervolg hierop bij de afsluiting van de ontwikkeling van de Dorpsweide afgeboekt.

  • Recreatiewoning: In verband met de gewenste langzaamverkeerroute over de kop van het Botenpad is op het hier liggende perceel al met de twee voorafgaande bestemmingsplannen - ten behoeve van de realisatie van een langzaamverkeerroute geen positieve bestemming opgenomen voor de bestaande erfbebouwing. Hiermee was de erfbebouwing in feite wegbestemd. Ook was het bij de erfbestemming horende gebruik niet opgenomen. Door de huidige eigenaren van het perceel is om een positieve bestemming van de erfbebouwing gevraagd. Omdat de realisatie van een langzaamverkeerroute nog steeds gewenst is en de realisatie hiervan door opname in de gemeentebegroting haalbaar is, blijft deze aanduiding in het bestemmingsplan opgenomen. Realisatie van een langzaamverkeerroute is echter wel mogelijk met behoud van de huidige erfbebouwing. Voor deze erfbebouwing is om die reden een positieve bestemming van het perceel tot recreatie voorgesteld en is voor de bestaande erfbebouwing gebruik als recreatiewoning opgenomen. Voor het terrein wordt tevens de recreatie bestemming opgenomen, omdat die passend is bij gebruik van de recreatiewoning en het daarbij horende terrein. Naar aanleiding van de bestuurlijke lus is bovendien in het kader van een borging van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de verbeelding een keuze gemaakt voor een traject verder van de Oude Rijn afgelegen.
  • Om zeker te zijn dat zowel de erfbebouwing kan worden behouden en de route behouden kan blijven, is tegelijk met het toekennen van de positieve bestemming een iets ruimere zone opgenomen voor de realisatie van de langzaamverkeerroute. Bij de toelichting is een schets als bijlage toegevoegd, waarop inzichtelijk is gemaakt dat in ieder geval ten zuiden van de bestaande erfbebouwing realisatie van een dergelijke route met behoud van bebouwing mogelijk is. bij een uiteindelijke realisatie zal voor een precieze route worden gekozen. Ook is een schets opgenomen waarbij langs de waterzijde een route wordt voorgesteld. (Bijlage 7 Schetsen mogelijke langzaamverkeerroute)

4.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De afweging is van toepassing op wonen, werken, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen.


Het afwegingskader van de ladder is als volgt:

1. Bestaat er regionaal behoefte aan de nieuwe ontwikkeling ?

2. Kan (een deel van) de behoefte in bestaand stedelijk gebied worden opgevangen ?

3. Mocht nieuwbouw echt nodig zijn, zoek dan een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden ontsloten voor de resterende regionale behoefte.

Beoogde ontwikkeling in relatie tot de Ladder

Slechts voor de toevoeging van de mogelijkheid een zorghotel te vestigen in ´t Duyfrak geldt dat deze een nieuwe ontwikkeling betreft in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking.

Regionale behoefte

De gemeente is in het verleden door het LUMC benaderd met de vraag of een zorghotel kon worden gerealiseerd. Toevoeging van een zorghotel sluit aan bij de huidige ontwikkelingen in de zorgsector, waarbij vaker mantelzorg gewenst is, maar deze niet altijd voorhanden is. Met de uitbreiding van het gebruik wordt voorgesorteerd op een groeiende behoefte aan een dergelijke zorgvoorziening.

Regionale afstemming middels het woonbeleid aangaande toevoeging van een dergelijke voorziening is op dit moment niet aan de orde omdat in dit overleg (nog) niet kwalitatief, maar slechts kwantitatief wordt gekeken.

Bestaand stedelijk gebied

De toevoeging van een zorghotel vindt plaats in al bestemd woongebied en daarmee bestaand stedelijk gebied. Het betreft geen toevoeging van een nieuwe ontwikkeling, maar past binnen de al vastgelegde bebouwingsmogelijkheden. De toevoeging betreft een verbreding van het bestaande woongebruik. De behoefte hiervan is regionaal afgestemd.

Nieuwbouw nodig

De beoogde locatie betreft een locatie waar nog moet worden gebouwd, maar die al wel is bestemd als woonlocatie. Door de hier voorgestelde schaal van de bebouwing en de mogelijkheid om ook appartementen te realiseren sluit het vergunde gebruik aan bij een zorghotel.

4.3 Stedenbouwkundige opzet

Ten opzichte van de oorspronkelijke stedenbouwkundige verkaveling, is gaandeweg het project in 2014 een wijziging in het stedenbouwkundig plan voorgesteld om de bouwblokken voldoende flexibiliteit te geven en te kunnen besparen op de civiele aanlegkosten. Deze wijziging is deels al mogelijk gemaakt met het uitwerkingsplan voor fase 4 en verder. Voor het deel wat niet paste binnen de uitwerkingsregels wordt met dit bestemmingsplan de nieuwe structuur vastgelegd.

Dit bestemmingsplan zorgt daarmee dat de gewijzigde stedenbouwkundige structuur kan worden afgerond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02_0001.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02_0002.jpg"

oospronkelijke stedenbouwkundige opzet aangepaste stedenbouwkundige opzet

In de nieuwe opzet voor het stedenbouwkundig plan wordt een dwarsverbinding tussen twee watergangen verplaatst richting de Oude Rijn en worden de twee noordelijke watergangen niet aangetakt op de achtergracht maar alleen met elkaar verbonden. Deze watergangen komen beiden wel uit op de Oude Rijn maar er is geen vaarroute binnendoor naar de Dorpsweide. Deze ingreep is noodzakelijk om de bouwblokken voldoende flexibiliteit te geven en te kunnen besparen op de civiele aanlegkosten.

4.4 Maatschappelijke voorzieningen

Sport

Binnen de Dorpsweide is een vijfde veld voor Valken '68 voorzien. Dit is voorzien tegen het huidige hoofdveld aan. De vereniging krijgt hier 'recht op' wanneer in het 3-jaarlijkse behoefteonderzoek blijkt dat Valken '68 5 velden nodig heeft om de benodigde trainings- en wedstrijdcapaciteit te kunnen bieden aan haar (aspirant)leden. Tot die tijd functioneert deze plek als opslagplaats voor bouwmaterialen. Omdat realisatie binnen 10 jaar wordt verwacht, is hier alvast de sportbestemming voor opgenomen. Mocht hier toch vertraging in komen of mocht de opslag voor bouwmaterialen eerder aflopen, dan kan het terrein nog steeds gebruikt worden als recreatief terrein.


Onderwijs

De school aan de Luit Katlaan kan worden uitgebreid door er drie groepen bovenop te plaatsen. De leerlingenprognose van de gemeente Katwijk voorspelt dat dit in de huidige prognoseperiode niet zal voorkomen (tot 2030). Wanneer de prognose wijzigt, dan hebben de schoolbesturen die de school in eigendom hebben recht op de uitbreiding. Deze mogelijke uitbreiding is al eerder in het uitwerkingsplan en in de vergunning vertaald en wordt overgenomen in dit plan.


Zorg
Het LUMC zoekt naar een locatie voor een zorghotel. Mogelijk wordt dit ontwikkeld in Duyfrak. In het bestemmingsplan wordt hier rekening mee gehouden. Op de hoek van de Duyfraklaan en 't Buitenwater.

4.5 Verkeer en Vervoer

Verkeer en Vervoer

De verkeersontsluiting van het gebied gaat wijzigen. Met de komst van de RijnlandRoute wijzigt de manier waarop Valkenburg aansluit op de N206. Er is een nieuwe aansluiting voorzien ongeveer ter hoogte van de Torenvlietslaan. Hiervoor komt er een rotonde op het kruispunt Voorschoterweg-Duyfraklaan-aansluiting N206. Deze rotonde ligt deels binnen het plangebied en ligt in de bestemming Verkeer.

De route Hoofdstraat-Voorschoterweg blijft hoofdfietsroute.

Er komt een nieuwe fietsverinding met Oegstgeest aan de rand van de Dorpsweide, parallel aan de Duyfraklaan met een brug over de Oude Rijn. Dit is onderdeel van de Knoop Leiden west waarin de nieuwbouwwijken 't Duyfrak en Rijnfront/Nieuwe Rhijngeest worden verbonden met een directe fietsverbinding over de Oude Rijn. Deze verbinding heeft naast het direct verbinden van de twee nieuwbouwwijken ook een utilitaire betekenis over iets grotere afstand (project Locatie Valkenburg - Leiden) en is onderdeel van de recreatieve regionale Landgoederenroute. Deze fietsroute is mogelijk binnen de bestemming Groen.

Voor de lange termijn (na 2018) is de ambtitie om de recreatieve fietsroute langs de Rijn door te trekken tussen Dorpsweide en Waterlelie. Dit is opgenomen in het Actueel Uitvoeringsplan Brede Structuurvisie (vastgesteld 25 februari 2014) en een uitwerking is opgenomen in Vizier op de rivier, Masterplan Katwijk langs de Rijn (december 2010). Dit is planologisch al vastgelegd in het vorige bestemmingsplan en overgenomen in het huidige plan.

Door het wijzigen van de aansluiting op de N206 zal ook de route van het busverkeer gaan wijzigen. De verwachting is dat deze via de Hoofdstraat en de Voorschoterweg rijdt tot aan de aansluiting op de N206. De frequente lijn wordt de HOV-lijn Leiden-Katwijk-Noordwijk waarbij een halte is voorzien bij de aansluiting op de N206. Daarmee komt er een halte dichterbij het plangebied dan in de bestaande situatie.

Pakeren

Zorgfunctie

Voor de toevoeging van een zorghotel of een zorglocatie geldt per zorgunit een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats. Omdat in het gebied maximaal 22 parkeerplaatsen in de omgeving kunnen worden opgenomen en op eigen terrein in een enkelvoudige parkeerkelder maximaal 55 plaatsen kunnen worden gerealiseerd, kunnen op basis van de parkeernormen maximaal 110 zorgunits worden gerealiseerd.

Dierenweide

Voor de realisatie van de dierenweide in de Dorpsweide is rekening gehouden met het mogelijk toevoegen van parkeerplaatsen door hier de bestemming Verkeer-Verblijf wat uit te breiden ten opzichte van de bestemming Recreatie. Hier binnen is het realiseren van de benodigde extra parkeerplaatsen mogelijk.

4.6 Recreatie

Recreatie

Binnen de bestemming recreatie wordt in aanvulling op de bestaande voorzieningen in het gebied een dierenweide mogelijk gemaakt. Dit is al passend binnen de bestaande recreatieve bestemming, maar wordt wel apart aangeduidt binnen de bestemming Recreatie. Ten behoeve van de dieren wordt een (schuil)stal mogelijk gemaakt in een zone bij de entree.

Hoofdstuk 5 Milieu & omgevingsaspecten

5.1 Duurzaam ontwikkelen

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Katwijk streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.

Toetsingskader

Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) is als instrument bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidsaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden > 1 hectare (of meer dan 10 woningen). Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als "People, Planet, Profit"(PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Een ambitietabel maakt deel uit van het RDBS.

Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 benoemt de ambities voor duurzaam bouwen. De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van een (nieuw)bouwproject dienen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de bouwer/ontwikkelaar geborgd te worden. Voor de woning- en utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument GPR-Gebouw en de resultaten gepresenteerd met een rapportcijfer (1-10). Een 7 is de norm.

Het Klimaatprogramma 2008 kent onder meer een relatie met ruimtelijke ordening, doordat bij ontwikkelingen vanaf 50 woningen de kansen voor CO2-reductie in aanmerking genomen dienen te worden en vanaf 200 woningen een energievisie ontwikkeld dient te worden. Doel hierbij is om te komen tot 18 -100% reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.

Het Politiekeurmerk Veilig Wonen werkt preventief tegen woninginbraak, overlast, vandalisme en criminaliteit op straat door eisen te stellen aan het ontwerp van de woonomgeving (wijk en buurt), het wooncomplex en de individuele woning. Het keurmerk stelt ook andere eisen, gericht op voorzieningen (bijvoorbeeld verlichting en begroeiing) of een beheerplan.

Onderzoek

In het bestemmingsplan Duyfrak 2015 vinden geen nieuwe ontwikkelingen plaats. Het aspect duurzaamheid is al reeds uitgewerkt in de diverse uitwerkingsplannen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient een berekening gemaakt te worden waarbij duidelijk het gestelde ambitieniveau met de gehanteerde uitgangspunten inzichtelijk is gemaakt.

Conclusie

Bij nieuwe ontwikkelingen dient een berekening gemaakt te worden waarbij duidelijk het gestelde ambitieniveau met de gehanteerde uitgangspunten inzichtelijk is gemaakt.

5.2 Bedrijvigheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Om de woonfuncties te beschermen tegen onevenredige milieubelasting dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieu-hygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden.

Toetsingskader

Om het begrip milieuzonering hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf/branche is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd maar zijn indicatief. Door middel van deze zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

In de afstandentabel zijn de ruimtelijk relevante milieuaspecten van bedrijven in normatief opzicht weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de binnen het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen.

Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is. Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.

Onderzoek

Binnen het bestemmingsplangebied komen enkele bedrijven voor. Dit zijn voornamelijk inrichtingen uit de categorie 1 en 2; deze zijn niet conflicterend met de woonbestemming en liggen veelal op voldoende afstand van de woonomgeving. De algemene milieuhygiënische situatie van de bedrijven en instellingen binnen het plangebied waarop de Wet milieubeheer van toepassing is, is redelijk tot goed te noemen. Van een structureel klachtenpatroon is geen sprake. Hiernaast bevat het bestemmingsplan een sportveldcomplex met categorie 3.1. Door een goede invulling van de groene tussenruimte zal de aanwezige milieu hygienische kwaliteit voor het woongebied voldoende zijn.

Buiten het plangebied ligt een aantal bedrijven waarvan de milieuzone zich uitstrekt tot in het plangebied. De bedrijven zijn via hun omgevingsvergunning (milieuvergunning) al ingepast in de bestaande (woon)- omgeving en vormen zo geen belemmering voor het plangebied.

Binnen het plangebied is een benzineservicestation met een LPG-afgiftepunt aanwezig. Binnen de veiligheidszone van het LPG-afgiftepunt worden geen nieuwe objecten toegestaan.

Binnen het bestemmingsplan wordt de vestiging van een zorghotel mogelijk gemaakt. Het zorghotel valt onder een categorie 2 inrichting. Echter gezien de beperkte milieu impact van het zorghotel op de woonomgeving past deze ontwikkeling in de bestaande nog te bouwen woonomgeving.

In het voorafgaande bestemmingsplan was een vliegfunnel opgenomen. Inmiddels is het militairvliegveld Valkenburg opgeheven en is de vliegfunnel komen te vervallen.


Conclusie

De bedrijvigheid binnen het plangebied levert geen nadelen op in het bestemmingsplan.

Het bestaande bezineservicestation met LPG-afgiftepunt zal te zijner tijd worden overgeplaatst naar een andere locatie buiten het plangebied.

5.3 Geluid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt of nieuwe geluidsbronnen toegestaan.
Buiten het plangebied wordt de Rijnlandroute gerealiseerd. In deze plannen zijn maatregelen opgenomen om de toename van de geluidsbelasting op het plangebied te voorkomen.
De beoordeling van het geluid heeft plaatsgevonden in de diverse uitwerkingsplannen. Na vaststelling van de uitwerkingsplannen hebben geen nieuwe ontwikkelingen plaatsgevonden die noodzaak geven tot een nieuwe beoordeling van het geluid voor de nog te bouwen woningen. Dit bestemmingsplan bevestigt hetgeen al reeds in de uitwerkingsplannen is vastgesteld.

Toetsingskader

Verkeer en industrie zijn geluidsbronnen met ruimtelijke relevantie. De Wet geluidhinder stelt kaders voor deze bronnen en normen voor de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten. De gevelbelasting door wegverkeer mag niet meer bedragen dan 48 dB. Indien omstandigheden daartoe aanleiding geven mag het bevoegd gezag een hogere waarde vaststellen, die in stedelijk gebied echter de waarde van 63 dB niet te boven mag gaan. Omdat de wet het bevoegd gezag toestaat om een hogere waarde vast te stellen dan de voorkeursgrenswaarde, is lokaal geluidbeleid opgesteld.

Onderzoek

Wegverkeersgeluid

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient volgens de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek te worden gedaan naar de geluidsbelasting door wegverkeer als een plangebied binnen de zone langs een weg ligt. Volgens art. 74 is de breedte van de zone langs een weg:

in stedelijk gebied: drie of meer rijstroken: 350 meter;
een of twee rijstroken: 200 meter;

buitenstedelijk gebied: vijf of meer rijstroken: 600 meter;
drie of vier rijstroken: 400 meter;
een of twee rijstroken: 250 meter.

Voor woonerven en 30 km-gebieden geldt geen zoneringsplicht.


Dit plangebied ligt binnen de zone van de Tjalmaweg, de Voorschoterweg en de Torenvlietslaan. De overige wegen in de omgeving, alsmede het gebied met de functie Verkeer in het plangebied, zijn/worden aangewezen als 30 km-gebied.
Vermindering aan de bron van het verkeersgeluid (de auto's en het wegdek) wordt gerealiseerd door maatregelen uit andere beleidskaders, zoals het IVVP. Maatregelen in de overdracht zijn binnen de bebouwde kom niet realistisch.
In het geluidbeleid is de ambitie opgenomen in woongebieden te streven naar een geluidsbelasting van maximaal 63 dB ten gevolge van het wegverkeer op de eerstelijns bebouwing. Voor het omgevingsgeluid achter die eerstelijns bebouwing geldt een streefwaarde van 43 tot maximaal 48 dB. Dit streefbeeld is vooral van belang voor die locaties waar veranderingen aan de eerstelijns bebouwing worden beoogd.

Wanneer maatregelen aan de bron of in de overdracht niet afdoende zijn om de gevelbelasting terug te brengen tot ten hoogste 48 dB, dan zijn burgemeester en wethouders bevoegd om hogere waarden vast te stellen. Een goed leefklimaat binnen de woningen wordt daarbij gewaarborgd door de normstelling van maximaal 33 dB uit het Bouwbesluit. Hogere waarden kunnen worden vastgesteld indien de woningen zijn voorzien van een geluidluwe gevel en een geluidluwe buitenruimte. Gelet op de gewenste stedenbouwkundige vormgeving op deze locatie in samenhang met de doelstellingen inzake volkshuisvesting is het college bereid af te wijken van deze voorwaarde en de benodigde hogere waarden vast te stellen.

Industriegeluid

Binnen het plangebied zijn geen grote lawaaimakers (zie art. 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer) toegestaan. Ook ligt het plangebied niet binnen een geluidzone rond een industrieterrein (artikel 41 Wet geluidhinder).

Evenementen

Evenementen kunnen planologisch relevant zijn, onder meer vanwege de geluidemissie of bezoekersaantallen. Uit jurisprudentie blijkt dat evenementen, die kleinschalig en kortdurend zijn en incidenteel plaatsvinden, niet behoeven te worden geregeld in een bestemmingsplan. Binnen het plangebied wordt niet in een evenemententerrein voorzien.

Conclusie

Het plangebied ligt binnen een zone langs een weg als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Er worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen een zone als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder mogelijk gemaakt. De geluidbelasting op de gevel vanwege het wegverkeer verandert niet. Maatregelen in het kader van de rijnlandroute vinden buiten het plangebied plaats.

5.4 Bodem

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Het plangebied is overwegend in gebruik als woongebied. Op enkele plaatsen zijn bedrijven dan wel maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.

Toetsingskader

Het Besluit ruimtelijke ordening stelt eisen aan de uitvoerbaarheid van plannen. Daarom is kennis van de bodem van belang voor het leggen van de bestemmingen. De Wet bodembescherming bevat kaders voor (het saneren van) ernstige verontreinigingen. De Woningwet en de Wet milieubeheer bevatten kaders omtrent het gebruik. Of een verontreiniging moet worden gesaneerd hangt af van de ernst en omvang. Uiteraard speelt het toekomstig gebruik ook een belangrijke rol.

Onderzoek

In het kader van de verschillende uitwerkingsplannen zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze dateren tot ca. 2009, maar zijn nog steeds actueel, omdat na de bodemonderzoeken en saneringen geen activiteiten hebben plaats gevonden die hebben kunnen leiden tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. Omdat een deel van het stedenbouwkundig plan voor de ontwikkeling van ´t Duyfrak is gewijzigd en daar weer een klein deel van planologisch geborgd wordt met dit bestemmingsplan, zijn de uitgevoerde bodemonderzoeken voor het gebied nogmaals ter inzage gelegd bij het ontwerp. Bij vaststelling is de lijst met bodemonderzoeken als bijlage toegevoegd (zie: Bijlage 5 Bodemonderzoeken). De onderzoeken blijven digitaal inzichtelijk bij het ontwerpbestemmingsplan.

Op de locatie van de te plaatsten fietsbrug zijn geen bodemverontreinigingen geconstateerd. De grond is daarmee geschikt voor de beoogde functie.
Omdat voor de realisatie van de fietsbrug in de waterbodem van de Oude Rijn geheid moet worden, dient de kwaliteit van de waterbodem van de Oude Rijn te worden onderzocht. In dat kader is al divers onderzoek uitgevoerd. In 2007 heeft adviesbureau Niebeek onderzoek uitgevoerd naar asbest in de waterbodem. Adviesbureau van der Zwaan heeft in 2010 onderzoek uitgevoerd naar de waterbodemkwaliteit van het boezemwater in Katwijk. Verder geldt dat in 2012 de waterbodem in het plangebied tot op de oorspronkelijke bodem is gebaggerd. De bagger is afgevoerd en niet op de kant verspreid. Er zijn tot slot geen activiteiten bekend die de oorspronkelijke waterbodem verontreinigd kunnen hebben op een manier die een beperking bij de realisatie van de brug opleveren. Geconcludeerd is dat aanvullen (water)bodemonderzoek niet noodzakelijk is omdat afdoende is aangetoond dat er geen beperkingen met betrekking tot de chemische bodemkwaliteit zijn.

Conclusie

Binnen het plangebied zijn geen ernstige verontreinigingen bekend en naar de aard van het gebied worden die ook niet verwacht. Deze hypothese zal in voorkomende gevallen in de praktijk worden getoetst op grond van de bouwverordening, de Wet milieubeheer als ook in het kader van grondtransacties.

5.5 Luchtkwaliteit

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Binnen het plangebied zijn geen ontwikkelingen geprojecteerd die invloed hebben op de luchtkwaliteit van het plangebied.

Toetsingskader

Het bestemmingsplan moet voldoen aan de Wet milieubeheer, Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen. De kern van dit hoofdstuk is het Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL), een bundeling van maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Uit het NSL volgt het onderscheid tussen grote en kleine projecten:

  • grote projecten, die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren;
  • kleine projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en behoeven niet te worden beoordeeld op luchtkwaliteit.

Het begrip 'in betekenende mate' (Wm, art. 5.16 lid 1c), is verder uitgewerkt in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Nibm). Een plan draagt niet in betekenende mate bij als aannemelijk wordt gemaakt dat de toename van de jaargemiddelde concentratie aan fijnstof of stikstofdioxide minder is dan 3 % van de grenswaarde van 40 ug/m3. Dan hoeft niet verder te worden getoetst aan de grenswaarden uit de wet. Naast de 3 %-grens uit het Besluit Nibm is er de Nibm-regeling, waarin categorieën van gevallen zijn benoemd welke in elk geval niet bijdragen. Onder die categorieën vallen woningbouwlocaties (tot 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg) en kantorenlocaties (tot 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitingsweg). Met de toepassing van de regeling wordt op cijfermatige wijze gekwantificeerd of een project in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet ook worden vastgesteld of er sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.

Onderzoek

Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Een plan van deze omvang draagt volgens het besluit Nibm niet in betekenende mate bij aan luchtverontreiniging.

De actuele luchtkwaliteit voldoet aan de nationale normen. Ook is er geen sprake van een dreigende overschrijding. Dit valt af te lezen uit de Monitoringstool, waarin het Rijk jaarlijks verslag doet van de resultaten van het NSL.

Conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van een (dreigende) overschrijding van een grenswaarde. Ook voldoet dit plan aan de Nibm-criteria en daarom hoeft geen verdere beoordeling van de luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.

5.6 Natuurbescherming

Toetsingskader

Gebiedsbescherming

Op basis van de Natuurbeschermingswet zijn gebieden aangewezen waarop deze wet van toepassing is. In het aanwijzingsbesluit van elk gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd. In Katwijk zijn Berkheide en Coepelduynen aangewezen als natuurbeschermingsgebied.

In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stilte en voor grondwater.

Soortenbescherming

De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Voor alle werkzaamheden in het kader van het bouwen en inrichten van de buitenruimte moet worden voorkomen dat beschermde dieren- en plantensoorten schade ondervinden. Ten behoeve van de omgevingsvergunning moet worden aangetoond, middels ecologisch onderzoek, dat hetzij geen schade wordt toegebracht, hetzij hiervoor ontheffing van de Flora- en faunawet is verkregen. In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan zal aannemelijk moeten worden gemaakt, op basis van een verkennend onderzoek of bestaande gegevens, dat de omgevingsvergunning zal kunnen worden verleend.

Onderzoek

Het plangebied grenst niet aan het Staatsnatuurmonument Coepelduin of aan het Staatsnatuurmonument Berkheide, gebieden waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en die ook zijn aangewezen als Natura-2000 gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op de Staatsnatuurmonumenten.


Het bestemmingsplan grenst niet aan of heeft geen invloed op een gebied in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur.

Voor de bestaande ontwikkellocaties is de soortbescherming al reeds verantwoord in het uitwerkingsplan.

Het bestemmingsplan maakt het plaatsen van een fietsbrug mogelijk. Hiervoor is in 2013 een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. De belangrijkste conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn:

  • De aanlegfase en gebruiksfase kunnen een negatief effect hebben op het functioneren van de vliegroute voor vleermuizen boven de Oude Rijn. Lichtverstoring dient voorkomen te worden door alleen het brugdek te verlichten en uitstraling naar de omgeving te voorkomen. Dit kan gerealiseerd worden door te werken met minimale en gerichte verlichting en door sensoren te implementere waardoor de verlichting enkel aan gaat indien fietsers de brug naderen. Op deze wijze blijft de vliegroute onder de brug donker en ondervinden lichtgevoelige soorten als watervleermuizen hier geen hinder van. Er is geen ontheffing noodzakelijk in het kader van de Flora- en faunawet, indien mitigerende maatregelen worden getroffen voor vleermuizen.

  • Jaarrond beschermde vogelnesten zijn niet aangetroffen. Wel is een broedende zwarte kraai waargenomen. Dit nest is echter niet jaarrond beschermd. Indien tijdens het broedseizoen nestelende vogels aanwezig zijn, mogen deze niet verstoord worden. Het is daarom aan te raden om buiten het broedseizoen te werken, of de werkzaamheden voor het broedseizoen te starten en vervolgens continu door te werken zodat vogels geen broedpogingen ondernemen.

  • De werkzaamheden in en langs de Oude Rijn hebben negatieve effecten op het leefgebied van de vissoorten kleine modderkruiper en de rivierdonderpad. Voor deze negatieve effecten is een ontheffingsaanvraag noodzakelijk of dient gewerkt te worden volgens een goedgekeurde gedragscode. Tevens dienen mitigerende maatregelen opgesteld te worden om de effecten te minimaliseren. Deze maatregelen dienen te worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol.

  • De zwaar beschermde rugstreeppad is in het plangebied niet aangetroffen. Wel is de licht beschermde bastaardkikker aangetroffen. Voor licht beschermde soorten van tabel 1 is de zorgplicht van kracht. Dit betekent dat de werkzaamheden in een richting uitgevoerd dienen te worden en indien wateren gedempt worden, aanwezige exemplaren ( en andere fauna) eerst wordt gevangen en verplaatst.

Conclusie

De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve effecten op beschermde gebieden (Natura2000, natuurbeschermingsgebieden, Ecologische hoofdstructuur of milieubeschermingsgebieden).

Voor de vaststelling van het bestemmingsplan is geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Wel zal bij de realisatie van de fietsbrug en woningen rekening gehouden moeten worden met de aanwezige flora en fauna, door het project uit te voeren volgens een ecologisch werkprotocol en een goedgekeurde gedragscode.

Het voor de fietsbrug uitgevoerde onderzoek is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

5.7 Externe veiligheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

In/nabij het plangebied is aanwezig of geprojecteerd:

  • een BEVI-inrichting (bijv. LPG-tankstation)
  • een aardgastransportleiding van de Gasunie NV

Met dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geconsolideerd.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.


In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.


Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.


Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.


Onderzoek

In of nabij het plangebied is een LPG tankstation aanwezig. Hiernaast zijn ook een hoofdtransportleiding en een route voor gevaarlijke stoffen aanwezig, die in het kader van externe veiligheid bijzondere aandacht moeten krijgen.


Conclusie

Door Witteveen + Bos is een onderzoek met kenmerk VAL5-59/14-018.290 (Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid) uitgevoerd naar de risicobronnen in en nabij het plangebied. Uit dit onderzoek is gebleken dat er binnen de PR-contouren in het plangebied geen kwetsbare objecten bevinden. Hiernaast leidt het bestemmingsplan en de daarbij behorende bestemmingen niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Ondanks enkele ontwikkelingen wijzigt het groepsrisico niet. Dit komt omdat de ontwikkelingen op een dusdanige afstand van de risicobronnen plaatsvinden waardoor de bijdrage aan het groepsrisico niet terug is te zien in het rekenresultaat.


De veiligheidsregio Hollands Midden heeft advies uitgebracht over het bestemmingsplan. Dit advies is terug te vinden in Bijlage 4. De veiligheidsregio geeft aan dat de bereikbaarheid en bluswatervoorziening voldoende is. Bij het ontwerp van de zorghotel dient extra aandacht besteed te worden aan vluchtroutes van de risicobron af en een ontruimingsplan.

5.8 Milieueffectrapportage (MER)

Toetsingskader

Een ruimtelijk plan is mer-plichtig indien de activiteit voorkomt in de bijlage van het Besluit mer.

Wanneer voor het plan een passende beoordeling nodig is op grond van de Natuurbeschermingswet, dan moet eveneens een mer worden opgesteld. Daarnaast kan de ruimtelijke context of cumulatie met de omgeving aanleiding zijn om een mer-beoordeling uit te voeren.

Onderzoek

Het plan voorziet niet in activiteiten in een omvang als bedoeld in de onderdelen C en D van de bijlage uit het Besluit mer. Ook behoeft voor dit plan geen passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet te worden gemaakt. Uit de in dit hoofdstuk uitgevoerde analyse van milieuaspecten blijkt dat het plan - zowel op zichzelf als in combinatie met andere projecten (cumulatie) - geen belangrijke milieugevolgen veroorzaakt die een mer-beoordeling rechtvaardigen.

Conclusie

Het plan is niet mer(beoordelings)-plichtig.

5.9 Afval

Ondergrondse inzamelvoorzieningen zijn nutsvoorzieningen en vallen, voor zover gelegen binnen verkeers- of groenbestemmingen, onder de toegelaten bouwwerken en voorzieningen. Over het algemeen zijn deze vergunningvrij.

5.10 Waterhuishouding

Ontwikkeling 't Duyfrak

In het kader van het bestemmingsplan "'t Duyfrak en Meer" uit 2005 is een watertoets uitgevoerd. Daarbij heeft overleg en afstemming plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders: het Hoogheemraadschap van Rijnland (Boezemland) en waterkwaliteitsbeheer in de Ommelandsepolder en Het Waterschap De Oude Rijnstromen (waterkwantiteitsbeheer in de Ommelandsepolder, inmiddels gefuseerd met het Hoogheemraadschap van Rijnland).

De watertoets biedt inzicht in:

  • de bestaande (waterhuishoudkundige) situatie;
  • de planvoornemens;
  • de waterhuishoudkundige uitgangspunten die de waterbeheerder hanteert bij nieuwbouwwijken;
  • de toetsing en afstemming van de planvoornemens op de waterhuishoudkundige uitgangspunten.

Op basis hiervan is een watersysteem in hoofdlijnen uitgewerkt, waaraan vervolgens invulling gegeven kan worden in concrete inrichtingsplannen. In de stedenbouwkundige opzet voor het deelgebied 't Duyfrak, fase 2 t/m 6 alsmede voor de stedenbouwkundige opzet voor de Dorpsweide is rekening gehouden met de volgende aanbevelingen vanuit het oogpunt van de waterhuishouding:

lnrichting

  • Bij de inrichting van de watergangen zijn aaneengesloten waterelementen uitgewerkt met ruime open verbindingen, waardoor::
    • 1. recreatievaart mogelijk is;
    • 2. een goede aan- en afvoer plaats kan vinden:
    • 3. een goede migratie voor water- en oeverfauna mogelijk is.
  • De watergangen krijgen voldoende waterdiepte (1,2 m) waardoor recreatievaart mogelijk is. Deze waterdiepte is ook gunstig voor de waterkwaliteit.
  • Bij kruisingen met wegen worden bruggen gerealiseerd. Er is hierdoor geen obstakel voor migratie van oevervegetatie. Er wordt een doorvaarthoogte van 1,25 m gerealiseerd, waardoor recreatievaart plaats kan vinden.
  • De inrichting van de zone langs de Oude Rijn dient op termijn uitgewerkt te worden.
  • Er is bij de situering van waterlopen nadrukkelijk afstemming gezocht bij de waterstructuur van het aan de oostzijde van de Oude Rijn gelegen Nieuw Rhijngeest.
  • Uitgangspunt is dat de watergangen niet overbouwd mogen worden met steigers.
  • Uitgangspunt is ook dat er maar een beperkte aanplant (bomen) mag plaatsvinden in verband met bladval in de watergangen.

riolering

  • De gemeente heeft zich voorgenomen om een groot oppervlak af te koppelen. Het is verboden om de hemelwaterafvoer aan te sluiten op de vuilwaterriolering.
  • De afvoer van het regenwater dient bij voorkeur oppervlakkig door middel van goten plaats te vinden, zodat de waterafvoer zichtbaar is.
  • Het afkoppelen, de riolering, de aansluiting op de rwzi en een mogelijk grijswatercircuit dienen nog uitgewerkt te worden in concrete plannen.
  • In de stedenbouwkundige visie voor het gehele gebied 't Duyfrak is 2,05 ha (10,2%) open water opgenomen en 9,73 ha verhard oppervlak (48,6%);
  • Verhard oppervlak op de kavels dient onder afschot af te wateren op de openbare verharding.
  • Voor hemelwater van de openbare verhardingen is een zuiverende voorziening vereist in de vorm van een berminfiltratie of doorlatend verhardingsysteem.
  • Hemelwater op de daken dient rechtstreeks afgevoerd te worden op het oppervlaktewater door middel van een traditioneel buizensysteem.
  • In de Dorpsweide wordt minimaal 1,15 ha open water (6,1%) gerealiseerd, zodat de waterberging in het deelgebied 't Duyfrak gelijk is met die in de bestaande situatie.

drooglegging

  • In de bestaande situatie is sprake van een beperkte drooglegging. In de toekomstige situatie zal het gebied opgehoogd worden, zodat voldoende drooglegging aanwezig is, deze zal tenminste 1,20 m zijn.
  • De straatpeilen, vloerpeilen en het drainagestelsel worden uitgewerkt in concrete plannen.

waterkwaliteit en ecologie

  • Het is voor de waterkwaliteit belangrijk om duurzame bouwmaterialen toe te passen, waarbij uitloogbare bouwmaterialen vermeden worden.
  • Het is ongewenst om gebruik van bestrijdingsmiddelen en bemesting bij beheer en onderhoud van (openbare) groenvoorzieningen toe te passen.

onderhoud

  • Vooralsnog wordt uitgegaan van varend onderhoud;
  • Er dient een in- en uitlaatplaats voor (onderhouds)boten gerealiseerd te worden (dit speelt vooral op niveau van 't Duyfrak en minder op deelplanniveau).
  • Onderhoud van primaire boezemwatergangen vindt plaats door het hoogheemraadschap, onderhoud van de overige watergangen vindt meestal plaats door de eigenaren of gemeenten.
  • Er dienen nog afspraken met het hoogheemraadschap gemaakt te worden over de taakverdeling (beheer en onderhoud).
  • Er dient onderhoudsarme beschoeiing toegepast te worden.

In een notitie zijn bovengenoemde technische eisen en randvoorwaarden ten behoeve van de koopovereenkomst vastgelegd. Deze eisen en randvoorwaarden met betrekking tot de waterhuishouding dienen door kopers van percelen in 't Duyfrak in acht genomen te worden.

Fietsbrug over de Oude Rijn

De bouwactiviteiten die gemoeid zijn met het onderhavige project, omvatten de aanleg van de fietsbrug inclusief aanbruggen over de Oude Rijn. In het kader van het ontwerp van de fietsbrug is in 2010 een programma van eisen opgesteld (programma van eisen op hoofdlijnen Brug over de Oude Rijn d.d. 1 september 2010). Hieruit volgen diverse gebruikseisen, eisen aan de vormgeving en nautische uitgangspunten waaraan het ontwerp moet voldoen. Tevens zijn afspraken opgenomen tussen de betrokken partijen, waaronder de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland.


Voor de bouw van de fietsbrug is al een vergunning verleend door het Hoogheemraadschap Rijnland. De eisen die in de vergunning zijn opgenomen, zijn toegevoegd aan de technische eisen ten aanzien van het doorstroomprofiel (bron: Overdrachtsdocument vormgeving fietsbrug over de Oude Rijn). De vergunning van het hoogheemraadschap is bijgesloten als bijlage bij het bestemmingsplan.

Conclusie

Zowel de watertoets voor de ontwikkeling van 't Duyfrak als de door het Hoogheemraadschap verleende vergunning voor de bouw van de fietsbrug over de Oude Rijn zijn als bijlage opgenomen bij de toelichting. (Bijlage 1 Watertoets ´t Duyfrak 2005 en Bijlage 2 Wijzigingsbesluit keurvergunning)

5.11 Archeologie

Algemeen

In Europees verband is het zogenaamde `Verdrag van Malta`aangenomen. Dit gaat uit van het principe `de veroorzaker betaalt`: wie in archeologisch interessante grond wil woelen, dient de kosten voor archeologisch onderzoek te betalen. In navolging van het verdrag is het provinciale beleid gericht op het bevorderen dat archeologisch onderzoek een vast onderdeel wordt van de planvoorbereiding in geval van verstoringeren in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het zaak vooraf inventariserend onderzoek naar het bodemarchief te verrichten, opdat de kans op het aantreffen van onverwachte archeologische waarden tot een minimum wordt beperkt. De intensiteit van dit onderzoek staat in relatie tot de verwachtingen over het bodemarchief.

Met behulp van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) kan worden nagegaan of de gronden binnen het plangebeid archeologisch van betekenis zijn. Op de AMK zijn alle bekende archeologische terreinen (monumenten) aangegeven.

Terreinen waar de archeologische waarden nog onbekend zijn, worden op de IKAW kaart in drie categorieën ingedeeld: gebieden met een hoge, gemiddelde en lage indicatieve (verwachtings)waarde. Dit zijn gebieden waar de kans respectievelijk groot, gemiddeld of klein is dat er archeologische waarden in de grond zitten.

Archeologische waarden en verwachtingen

Valkenburg kent een lange bewoningsgeschiedenis en de archeologische verwachtingswaarde in en rondom de kern is over het algemeen middelhoog tot hoog. Voor 't Duyfrak geldt dat uit verkennend onderzoek zal moeten blijken of de bodem door de ruilverkaveling in de jaren '70 dusdanig ernstig verstoord is dat nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Voorafgaand aan het bestemmingsplan uit 2005 is voor het ontwikkelingsgebied van 't Duyfrak (inclusief de Tjalmastrook) verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (Een inventariserend archeologisch onderzoek, Plangebieden 't Duyfrak, Tjalmastrook en Voorschoterweg 11, RAAP, Amsterdam, juni 2004).

Uit dit ondezoek is naar voren gekomen dat op enkele plekken archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Het gaat hierbij met name om Romeinse en Middeleeuwse vondsten. Voor enkele locaties bleek vervolgonderzoek noodzakelijk. Geen van deze locaties vallen binnen het plangebied voor dit bestemmingsplan.

Conclusies

Net als in het bestemmingsplan uit 2005 hoeft op basis van het genoemde archeologisch onderzoek geen dubbelbestemming te worden opgenomen.

5.12 Cultuurhistorie

Tientallen eeuwen van ontginnen, bouwen, wonen en werken hebben Zuid-Holland gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Kerken, boerderijlinten, bollenschuren, dorpsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen hiervan. Deze cultuurhistorische waarden zijn van grote betekenis voor onze leefomgeving. Daarom willen rijk, provincie maar ook de gemeente Katwijk deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsingskader

Het rijk doet dat door de Modernisering van de Monumentenwet, waarbij het eerste speerpunt is: "cultuurhistorische belangen meewegen in de ruimtelijke ordening". Inmiddels is het aangepaste Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden, wat betekent dat er in het bestemmingsplan een beschrijving moet komen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening wordt gehouden. Ook de provincie wil cultuurhistorie betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en heeft daarom het erfgoed van Zuid-Holland in kaart gebracht, middels de Cultuurhistorische Hoofdstructuur en de Regioprofielen Cultuurhistorie. De cultuurhistorische waarden bestaan uit historische stedenbouw, historische bouwkunst, historisch landschap en archeologie.

De gemeente Katwijk stelt in de Beleidsnota monumentenzorg uit 2006 dat een beleid moet worden opgesteld dat voorwaarden schept om de gemeentelijke cultuurhistorische identiteit sterker richtinggevend te laten zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Hieronder wordt aan de hand van de historische stedenbouw, het historisch landschap en de historische bouwkunde voor het plangebied Duyfrak verkend welke waarden er aanwezig zijn en welke mogelijkheden er vanuit deze onderwerpen zijn.

Cultuurhistorische waarden

Historische stedenbouw en Historische bouwkunde

Er is geen sprake van historische stedenbouw. In het plangebied staan geen karakteristieke gebouwen met een architectuurhistorische waarde of monumenten.


Historisch landschap

Dit gebied staat op oude kaarten aangeduid als "'t Boonrak" en lag tussen de Rijndijk en de oevers van de Oude Rijn. Op oude kaarten is te zien dat er een over het algemeen smalle, rechthoekige verkaveling was die iets waaiervormig liep. Het gebied kende een agrarisch gebruik.

Er is geen sprake van een waardevolle verkaveling of landschap.

Conclusies

Er zijn in het bestemmingsplan geen bovengrondse cultuurhistorische waarden waarmee rekening moet worden gehouden.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

De herziening van het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend. De toelichting moet hierbij gezien worden als een uitleg wat met de verbeelding en de regels wordt beoogd. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van de functies en vorm in het bestemmingsplangebied. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar zijn en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat tegelijkertijd nog kleine ontwikkelingen toe. Omdat voor een deel van het plangebied al wel een uitwerkingsplan met flexibele bepalingen is vastgelegd, maar nog geen omgevingsvergunningen voor het bouwen zijn afgegeven, zal het bestemmingsplan voor deze delen een afwijkende regeling opnemen. Ook wordt nog voor een klein deel ter plaatse van fase 4 en verder een andere stedenbouwkundige uitwerking opgenomen dan nu in de uitwerkingsplannen is opgenomen. Door de verschuiving van een waterloop, kon deze wijziging niet worden meegenomen in uitwerkingsplan "'t Duyfrak en Meer, fase 4 en verder", maar is er voor gekozen het mee te nemen bij de herziening van het bestemmingsplan.

De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Het bestemmingsplan is daarmee overwegend te karakteriseren als een consoliderend bestemmingsplan. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden. Voor de woningblokken waarvoor nog geen omgevingsvergunningen zijn afgegeven en voor het deel van fase 4 wat niet kon worden meegenomen in het uitwerkingsplan zal plaatselijk de flexibele regeling van kracht blijven, zoals die is voorgesteld in de uitwerkingsplannen en op basis van het stedenbouwkundige plan.

De wijze van bestemmen in voormalig Valkenburg verschilt enigszins van de standaard wijze van bestemmen die wordt geahanteerd voor alle bestemmingsplannen van Katwijk. Voor de woningen aan de Hoofdstraat is in het voorgaande bestemmingsplan op de verbeelding een ruimer bouwvlak ingetekend, terwijl in de regels beperkingen aan de bebouwing zijn opgenomen. In het nu voorliggende bestemmingsplan zijn deze regels direct in de verbeelding vertaald.

Bij de opstelling van dit bestemmingsplan is perceelsgewijs de maximaal aanvaardbare stedenbouwkundige variant bepaald. Deze is vervolgens in het bestemmingsplan opgenomen. Dit betekent concreet dat perceelsgewijs de maximale bouwmogelijkheden en gebruiksvormen in dit bestemmingsplan vastliggen. Hieruit volgt dat er in beginsel geen ruimte is om, met de mogelijkheden die de wet daarvoor biedt, nog andere bouwmogelijkheden en/of gebruiksvormen toe te staan.
Alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin sprake is  van onvoorziene ontwikkelingen, zal hier worden overwogen van dit bestemmingsplan af te wijken.

Voor de gebieden waarvoor nog geen omgevingsvergunning is ingediend en voor het genoemde deel in fase 4, zal de maximaal aanvaardbare stedenbouwkundige variant worden vastgelegd in een meer flexibele regeling, waarmee voor de toekomst nog variatie blijft voor de te kiezen bebouwing.

Verbeelding en regels  

Uitgangspunt is dat de digitale verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak  

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de digitale verbeelding is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de digitale verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

Aanduidingen  

Op de digitale verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeergarage', 'bedrijfswoning', 'ijsbaan' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt.

Opbouw planregels  

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

6.2 Opbouw regels

Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel bevat technische regelingen om onder andere oppervlaktes, hoogtes, dieptes en breedtes te kunnen bepalen.

Bestemmingsregels

In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. In het bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

Artikel 3 Bedrijf

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijven uit ten hoogste categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015, een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, een vulpunt en een opslagpunt voor lpg en ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning.
Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water toegestaan.

Binnen de bestemming Bedrijf vallen o.a. o.a. de sportschool, het tankstation en de autobedrijven aan de Voorschoterweg.

Artikel 4 Groen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groen, water, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en brughoofden en brugaanlandingen.

De bestemming Groen geldt voor de gronden gelegen aan de Oude Rijn, voor verschillende openbare gronden langs de waterlopen in 't Duyfrak, de fietsverbinding tussen Katwijk en Oegstgeest en voor enkele openbare ruimten in 't Duyfrak.

Artikel 5 Maatschappelijk

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijke dienstverlening en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.

Binnen de bestemming Maatschappelijk valt de brede school in de Dorpsweide en het gebouw voor jeugdsocieteit De Peuk.

Artikel 6 Recreatie

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor dagrecreatie en bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, groen, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.

Binnen de bestemming Recreatie vallen de gronden binnen de Dorpsweide. Hierbinnen zijn met specifieke aanduiding de volkstuinen, de ijsbaan en een dierenweide aangeduid.

Artikel 7 Sport

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor sport, sportveld, clubgebouw, sportzaal, sporthal, sportcentrum, sportschool, fitnesscentrum, squashcentrum en aan deze bestemming ondergeschikte horeca. Ook zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, groen, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water toegestaan.

Binnen de bestemming Sport vallen de gronden van de voetbalvereniging Valken '68 en van de ValkenburgseTennis Vereniging in de Dorpsweide.

Artikel 8 Tuin

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, in- en uitritten en parkeren en de hierbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

De bestemming Tuin geldt voor de gronden aan de naar de straat toe gekeerde zijde van de woningen. Er zijn plaatselijk aanduidingen opgenomen voor botenhuizen. Binnen de bestemming mogen onder voorwaarden erkers worden gebouwd.

Binnen de bestemming tuin is plaatselijk de "specifieke bouwaanduiding erkers uitgesloten" [-sba-er] opgenomen waarmee de realisatie van erkers juist wordt uitgesloten. Enerzijds betreft dit de woningen gelegen aan het Buitenwater. De bouw van erkers is hier niet gewenst omdat hier sprake is van een fourageergebied van vleermuizen.

Bij verschillende woningen in ´t Duyfrak - gelegen aan een watergang - is eveneens deze "specifieke bouwaanduiding erkers uitgesloten" [-sba-er] opgenomen, omdat hier in de voor- of zijtuin sprak is van een doorlopende riolering, waar aan beide zijden voldoende afstand moet worden gehouden. Hiermee is het bouwen van een erker op deze locaties niet gewenst.

Artikel 9 Tuin - Woonschepenligplaats
De voor Tuin - Woonschepenligplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor bij de op de naastgelegen woonschepenligplaats behorende tuinen en erven, ontsluitingswegen en -paden en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.

Artikel 10 Verkeer

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden, alsook: kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten. Binnen de bestemming Verkeer zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Parkeerterrein

De voor Verkeer - Parkeerterrein aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen.

Deze bestemming is opgenomen voor de private binnenterreinen van de al ontwikkelde woningblokken in 't Duyfrak.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden, kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten, standplaatsen voor verkoop;

Binnen deze bestemming zijn aanduidingen opgenomen voor een parkeerterrein en zijn bij deze bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals verkeers-, groen-, speel-, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.

Artikel 13 Water

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en de waterberging, waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen, watergangen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder stuwen, dammen en/of duikers, verkeer te water, recreatief gebruik en ligplaatsen voor recreatievaartuigen.

Binnen deze bestemming zijn aanduidingen opgenomen voor een sloepenhaven, de brug over de Oude Rijn en de ligplaatsen van woonschepen.

Artikel 14 Wonen - 1

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water. In de bestemming zijn aanduidingen voor een parkeergarage en maatschappelijke doeleinden opgenomen.

Binnen de bestemming Wonen - 1 liggen o.a. de woningen van het al ontwikkelde deel van 't Duyfrak.

Plaatselijk is in verschillende achtertuinen in het al gerealiseerde deel van ´t Duyfrak een aanduiding parkeren (p) opgenomen waarmee binnen de zone slechts beperkte erfbebouwing wordt toegestaan, om zo te kunnen voorzien in de voor deze woningen benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein.

Artikel 15 Wonen - 2

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water. In de bestemming is een aanduiding voor een zorgvoorziening opgenomen.

Binnen de bestemming Wonen - 2 liggen de woningen van het nog te bouwen en te ontwikkelen deel van 't Duyfrak. Voor deze ontwikkeling is flexibeler bestemd, waarmee nog ruimte wordt gelaten voor meerdere uitwerkingen.

Artikel 16 Wonen - Garage

De voor Wonen - Garage aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

Dubbelbestemmingen

Artikel 17 Leiding - Gas

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.

De bestemming Leiding - Gas geldt voor de twee door de Dorpsweide lopende aardgastransportleidingen.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterkering.

Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Deze regel dient te voorkomen dat situaties ontstaan welke niet in overeenstemming zijn met de bedoeling van het plan. Daar voor een gebouw een zeker open terrein is vereist, wordt via de anti-dubbeltelregel voorkomen dat eenzelfde terrein twee keer wordt “meegenomen” bij de beoordeling van een bouwaanvraag. Grond die al eerder moest worden meegeteld bij de beoordeling van een bouwplan mag niet nog eens worden meegeteld bij een nieuwe bouwaanvraag.

Artikel 20 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. In lid 3 van dit artikel is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel is een gebiedsaanduiding opgenomen voor een veiligheidszone-lpg. De zone is opgenomen rondom de lpg voorzieningen van het tankstation aan de Voorschoterweg.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingszone opgenomen op basis waarvan op de locatie van het bestaande tankstation na verplaatsing een woning kan worden toegevoegd.

Artikel 23 Overige regels

In dit artikel is een regel opgenomen waarin wordt verwezen naar de geldende wettelijke regelingen en is een lid opgenomen voor de parkeernormen die gelden voor dit bestemmingsplan.

Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van tervisielegging van het plan bestaan of waarvoor een bouw- dan wel omgevingsvergunning is aangevraagd, mogen blijven bestaan, ook wanneer dit strijdig is met de bebouwingsregels. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment waarop het plan rechtskracht verkrijgt, mag gehandhaafd worden.

Artikel 25 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid & handhaving

7.1 Vooroverleg

Het plan is in het kader van het vooroverleg ter advisering naar de diverse overleginstanties gestuurd. In totaal hebben 5 instanties op het voorontwerp bestemmingsplan “´t Duyfrak 2015” gereageerd. In deze paragraaf worden de reacties kort weergegeven. Tevens wordt aangegeven hoe de reacties in het plan zijn verwerkt.

Ingediende reacties

1. Reactie ingediend door Provincie Zuid-Holland

Reactie overleg instantie

  • i. In het voorontwerpbestemmingsplan is nog het oude provinciaal beleid opgenomen. Sinds augustus is de Visie Ruimte en Mobiliteit van kracht. De Provincie vraagt het bestemmingsplan in lijn te brengen met de VRM.

  • ii. De risico inventarisatie ten aanzien van de Externe Veiligheid en de Externe Veiligheidsparagraaf zijn onvolledig.

  • iii. In de plancontour van het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de plancontour van het provinciale inpassingsplan voor de Rijnlandroute. De gemeente wordt verzocht de contour zodanig aan te passen dat geen overlap plaatsvindt.

Reactie gemeente Katwijk

  • i. De paragraaf aangaande het provinciaal beleid wordt aangepast.

  • ii. Inmiddels is een onderzoek externe veiligheid bij het plan gevoegd, waarin de verschillende - voor de externe veiligheid van belang zijnde aspecten zijn meegenomen. De door de Provincie genoemde N206 is daar 1 van. Op basis hiervan is de paragraaf voor Externe Veiligheid aangepast. In het kader hiervan heeft ook vooroverleg plaatsgevonden met de veiligheidsregio.(zie ook vooroverlegreactie 3)

  • iii. De contour die bekend was ten tijde van het afronden van het voorontwerpbestemmingsplan is als basis genomen voor het aanpassen van onze bestemmingsplancontour. Inmiddels zijn wel aanpassingen voorgesteld aangaande de plancontour. Noch met de eerdere contour, noch met de huidige - bij ons bekende contour - ontstaat een overlap met de plangrens voor ´t Duyfrak 2015. De kans bestaat dat tussen ons ontwerp en vaststelling van ons plan wel overlap ontstaat, hiermee zullen we rekening houden door de grens zo nodig ook te corrigeren bij vaststelling.

2. Reactie ingediend door Gasunie

Reactie overleg instantie

  • i. Op de verbeelding is niet de juiste ligging van de gastransportleidingen opgenomen. De gemeente wordt verzocht dit te corrigeren.

  • ii. Ter plaatse van de gasleiding en de belemmeringsstrook is in het bestemmingsplan de bestemming water opgenomen. Toevoeging van een sloot vormt een risico voor de integriteit en de veilige ligging van de aardgastransportleiding. Gevraagd wordt om hierover contact op te nemen met de tracébeheerder van de Gasunie, de heer Meijers.

Reactie gemeente Katwijk

  • i. De voorgestelde aanpassingen worden overgenomen op de verbeelding van het plan op basis van de door de Gasunie aangeleverde bestanden.

  • ii. De in het bestemmingsplan opgenomen bestemming water betreft een al in de praktijk gerealiseerde sloot. Realisatie hiervan was al mogelijk gemaakt met vaststelling van zowel het vigerende bestemmingsplan, als het uitwerkingsplan 2. In het uitwerkingsplan gold hiervoor de bestemming Recreatiegebied, waarbinnen watergangen en waterpartijen toegestaan waren. Voor de aanleg hiervan heeft - conform de geldende voorwaarden ter plaatse van de leidingenzone - afstemming plaats gevonden met de heer Meijers van de Gasunie. Toestemming voor aanleg van park Dorpsweide is tevens per brief ontvangen, kenmerk: TOLW 10.1666, d.d. 12 augustus 2010.

3. Reactie ingediend door Veiligheidsregio Hollands Midden

Bij het voorontwerpbestemmingsplan was nog geen complete veranwoording van de Externe Veiligheid gevoegd. Inmiddels is dit wel gebeurd. Met de veiligheidsregio is ook het inmiddels opgestelde onderzoek Externe Veiligheid besproken. De reactie van de Veiligheidsregio betreft daarom een reactie naar aanleiding van dit gesprek en het concept onderzoeksrapport.

Reactie overleg instantie

De Veiligheidsregio adviseert:

  • i. Voor een toevoeging van een zorghotel een ontruimingsplan te maken en dit regelmatig te oefenen;
  • ii. De uitgangen niet aan de kant van de risicobron te projectere, maar aan de andere zijde;
  • iii. Buiten het zorghotel voldoende vluchtroutes van de risicobron af te realiseren;
  • iv. De mogelijke coating van tankauto's niet in de risicoberekening mee te nemen;
  • v. De ontwikkeling van de Rijnlandroute en de daaruit voortvloeiende toename van transport gevaarlijke stoffen meet te nemen in de verantwoording van het groepsrisico.

Reactie gemeente Katwijk

  • i. Een ontruimingsplan en de bijbehorende oefeningen maken onderdeel uit van de bedrijfsvoering van een organisatie. In een bestemmingsplan kunnen hierover geen voorwaarden worden opgenomen;

  • ii. In de regels van het bestemmingsplan wordt de locatie van de uitgangen voor een zorghotel als voorwaarde opgenomen;

  • iii. In de regels van het bestemmingsplan wordt de locatie van de vluchtroutes voor een zorghotel als voorwaarde opgenomen in de regels;

  • iv. De risicoberekening is in het definitieve onderzoek externe veiligheid aangepast;

  • v. De ontwikkeling van de Rijnlandroute en de daaruit voortvloeiende toename van transport gevaarlijke stoffen is in het definitieve onderzoek externe veiligheid meegenomen in de verantwoording van het groepsrisico.

De reactie van de Veiligheidsregio is verwerkt in het definitieve onderzoek externe veiligheid.

De uitkomsten van het onderzoek externe veiligheid worden verwerkt in de paragraaf aangaande de externe veiligheid. Het advies maakt als bijlage onderdeel uit van dit onderzoek. Het onderzoek is als bijlage bij de toelichting van het (ontwerp)bestemmingsplan gevoegd. Zie hiervoor: Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid.

4. Reactie ingediend door gemeente Oegstgeest

Reactie overleg instantie

  • i. In paragraaf 4.1 van de toelichting wordt aangegeven dat de brug over de Oude Rijn middels een wijzigingsbevoegdheid wordt mogelijk gemaakt, terwijl uit de regels blijkt dat dit met dit bestemmingsplan direct moglijk is. De gemeente staat positief tegenover een directe bestemming en vraagt dit ook goed in de toelichting te onderbouwen;
  • ii. In de regels zijn niet de juiste hoogtematen voor de brug opgenomen. Gevraagd wordt dit in de regels aan te passen;
  • iii. In het plan is sprake van een nieuwe ontwikkeling, er worden zorgwoningen of een zorghotel mogelijk gemaakt. Ook wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt, waarvan de beoogde kwaliteit nog kan wijzigen. Beide mogelijke ontwikkelingen zouden in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking af moeten worden gestemd in het (sub) regionaal afstemmingsoverleg;
  • iv. In de toelichting bij 2.3.2 staat aangegeven dat de woningbouw in 't Duyfrak in categorie 3 valt, dit moet categorie 4 zijn.

Reactie gemeente Katwijk

  • i. Inderdaad is het de bedoeling om de brug direct mogelijk te maken. Dit wordt aangepast in de toelichting.

  • ii. Inderdaad voldoen de in het voorontwerp opgenomen hoogten niet. Dit zal worden aangepast in de regels. Voor de wijze van meten van de hoogte van de brug geldt in de bestemmingsplannen dat wordt gerekend vanaf aangelegen afgewerkt terrein. De hoogte moet daarmee voldoende zijn.

  • iii. Afstemming woningbouwprogramma en toekomstige kwaliteit 't Duyfrak:
    - Het woningbouwprogramma in 't Duyfrak betreft woningbouw die al planologisch is vastgelegd;
    - Dit woningbouwprogramma is in het verleden al ruimschoots afgestemd met de regio;
    - Binnen het regionale overleg met de regio is tot nu toe sprake geweest van kwantitatieve afstemming, niet van een kwalitatieve afstemming. De gemeente Katwijk staat positief tegenover een kwalitatieve afstemming voor de toekomst, hierover zijn nu echter nog geen afspraken gemaakt.
  • iv.
    De reactie van Oegstgeest wordt ambtelijk meegenomen in het overleg met de subregio, maar geeft voor de gemeente Katwijk geen aanleiding voor het opnieuw inbrengen van de ontwikkeling van 't Duyfrak in de regionale agenda.
  • v.
    Afstemming toevoeging mogelijkheid zorghotel/zorgunits binnen de bestemming Wonen:
    - Ook voor toevoeging van een dergelijke mogelijkheid bestaan (nog) geen afspraken voor regionale afstemming.
    - De gemeente Katwijk heeft voor haar bestemmingsplannen het uitgangspunt om waar mogelijk ruim te bestemmen. In dit geval is er geen sprake van een concreet initiatief, maar is op basis van vragen uit de markt gekeken waar eventueel een dergelijk gebruik passend zou zijn. Binnen de ontwikkeling van 't Duyfrak is toevoeging van dergelijk gebruik op die locatie ruimtelijk voorstelbaar. Daarmee wordt in de nog lopende ontwikkeling de gewenste grotere flexibiliteit gerealiseerd.

  • vi. De woningbouw in 't Duyfrak valt inderdaad binnen categorie 4, dit wordt aangepast in de toelichting.
  • vii.

5. Reactie ingediend door het Hoogheemraadschap van Rijnland

Reactie overleg instantie

Het Hoogheemraadschap geeft een positief wateradvies op voorontwerpbestemmingsplan 't Duyfrak 2015. Wel verzoekt het Hoogheemraadschap rekening te houden met de volgende opmerkingen:

  • i. Op de verbeelding van het voorontwerp bestemmingsplan komen watergangen voor waarbij aan beide zijden direct woon(- bebouwing) is bestemd. Voor het uitvoeren van onderhoud en controle van het watersysteem is het noodzakelijk dat minimaal aan één zijde een open, publieke zone wordt gepland, met een breedte van 2 m voor overige watergangen en van 5 m voor primaire watergangen;
  • ii. Het is aan te bevelen om in de toelichting en zo mogelijk middels een kavelpaspoort het aanbrengen van steigers te reguleren, waarbij aantal en omvang dient te voldoen aan het beleid van het Hoogheemraadschap;
  • iii. Relevante wijzigingen ten aanzien van het watersysteem of ten aanzien van verharding ten opzichte van het plan 't Duyfrak wijken wellicht af van de nieuwe regelgeving.
  • iv. Ten aanzien van de afkoppeling aan verhard oppervlak is een bijlage toegevoegd waarin de meest recente visie van Rijnland ten aanzien van het inrichten van het riolerings- en ontwateringssysteem van de bebouwde omgeving is opgenomen.
  • v. Aangaande de grondwateronttrekkingen geeft het Hoogheemraadschap aan dat voor het onttrekken en/of lozen van grondwater een melding moet worden gedaan of een vergunning van het Hoogheemraadschap nodig is.
  • vi. Het Hoogheemraadschap wil graag betrokken worden bij eventuele wijzigingen en vrijstellingen van het bestemmingsplan.

Reactie gemeente Katwijk

  • i. In een nader telefoongesprek met A. den Heijer van het Hoogheemraadschap is besproken dat de genoemde afstand een advies betreft voor onderhoud van de watergangen. In dit geval is er sprake van overig oppervlakte water en is de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud. In het projectteam voor de ontwikkeling van 't Duyfrak wordt ingebracht dat bij de uitvoering van de woningbouw afspraken worden gemaakt over het onderhoud van de genomede watergang.

  • ii. Bewoners van percelen gelegen aan het water, kunnen op eigen grond een insteekhaven en/of steiger realiseren, binnen de bestemming Tuin of Wonen. Binnen de bestemming water zijn in principe steigers wel mogelijk, maar is dit op basis van de APV pas toegestaan als de doorvaarbaarheid mogelijk blijft. In principe is daarom aan private tuinen toevoeging van een steiger veelal slechts toegestaan op eigen grond. Om die reden is het reguleren van steigers middels een kavelspaspoort niet nodig.

  • iii. Wat betreft de ontwikkeling voor ´t Duyfrak: dit is een langlopende ontwikkeling die in het kader van vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is afgestemd met het Hoogheemraadschap. In het kader van een wijziging in het stedenbouwkundig plan, heeft het Hoogheemraadschap al aangegeven dat dit passend is binnen de Watertoets. Mochten zich nog wijzigingen voordoen binnen het ontwikkelgebied van 't Duyfrak, dan zal in overleg met het Hoogheemraadschap worden gekeken of deze nog deel uitmaken van de huidige afspraken/watertoets. Er is zoals aangegeven in de toelichting al eerder afstemming geweest over een aanpassing van het stedenbouwkundig plan. Op basis hiervan heeft het Hoogheemraadschap een wijzigingsbesluit genomen. Zie hiervoor ook: Bijlage 2 Wijzigingsbesluit keurvergunning. Wanneer zich in dit gebied in de toekomst andere ontwikkelingen zullen voordoen, zullen deze uiteraard moeten passen in het beleid van het Hoogheemraadschap.

  • iv. De gemeente heeft een vastgesteld VGRP met daarin het beleid ten aanzien van afkoppelen en hemelwater. De visie van Rijnland komt redelijk overeen met die van het vgrp. Het VGRP is afgestemd met het Hoogheemraadschap Rijnland heeft ingestemd met het vgrp. Deze instemming is door het Hoogheemraadschap per brief gegeven op 8 februari 2011 met kenmerk 2011-2794.

  • v. Binnen de gemeente Katwijk is bekend dat het Hoogheemraadschap moet worden betrokken bij de bouwplannen waar sprake is van grondwateronttrekkingen of lozingen. Tot nu toe zijn de verschillende ontwikkelingen voor ´t Duyfrak afgestemd met het Hoogheemraadschap.

  • vi. Met het Hoogheemraadschap is - waar nodig bij een wijziging - al overleg geweest aangaande het watertoetsproces. Zie hiervoor ook de beantwoording onder iii en de wijziging van de keurvergunning in Bijlage 2 Wijzigingsbesluit keurvergunning.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “´t Duyfrak 2015” heeft van 19 december 2014 tot en met 29 januari 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en mondeling op het plan te reageren. In totaal zijn er 13 zienswijzen op het plan ingediend.

Ingediende zienswijzen

De ingediende zienswijzen worden verwerkt in de nota van zienswijzen en wijzigingen die als bijlage deel uitmaakt van de regels. Hierin is ook aangegeven of en waar deze hebben geleid tot wijzigingen in het vast te stellen bestemmingsplan. (Bijlage 8 Nota van zienswijzen en wijzigingen bp ´t Duyfrak 2015)

7.3 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen:

  • 1. anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is.
  • 2. posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan.

Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.

Consequenties bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015


Ontwikkeling 't Duyfrak

Alle gronden zijn in het bezit van de gemeente Katwijk. Dit betekent dat er geen overeenkomst noodzakelijk is op grond van de Wro, en ook het exploitatieplan is niet noodzakelijk. De gemeente Katwijk heeft alle kosten en opbrengsten binnen het project doorgerekend in de grondexploitatieberekening, welke een sluitend resultaat kent. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate aangetoond.

Fietsverbinding met Oegstgeest

De provincie Zuid-Holland heeft in 2005, op basis van een raming voor de gehele fietsverbinding tussen Oegstgeest en Valkenburg, een bedrag van EUR 3.400.000,00 in het Meerjaren Programma Infrastructuur opgenomen voor de aanleg van een fietsbrug over de Oude Rijn. Bij afronding van de verkenning- en planstudiefase is vastgesteld, dat in dit kader een aanvullende bijdrage noodzakelijk is van € 3.725.000,00. Dit bedrag is toegezegd door de provincie. Over het eigendom, beheer en onderhoud zijn aan het einde van de verkenning- en planstudiefase principeafspraken gemaakt tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeenten Katwijk en Oegstgeest. Door middel van bovenstaande afspraken en daarbij horende verdeling van de kosten is de financiële uitvoerbaarheid van het plan geborgd.

Langzaamverkeerverbinding

Voor de realisatie van de langzaamverkeerroute tussen de Dorpsweide en de Waterlelie is recent een nieuwe raming gemaakt, op basis waarvan in de nieuwe gemeentebegroting voor 2016 €400.000 is gereserveerd vanuit de BSI gelden.

Voor de realisatie van de route zal de bestaande projectopdracht voor ´t Duyfrak worden uitgebreid.

Voor het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan.

7.4 Handhaving

De gemeente Katwijk heeft in het plan 'Organisatie van het Vergunning- en Handhavingsbeleid 2012-2016' voor de komende jaren het integrale toezichts- en handhavingsbeleid vastgelegd. Dit beleid richt zich op de bebouwde omgeving met als doel een bijdrage te leveren aan de naleving van gestelde normen en regels. Het streefbeeld voor de gemeentelijke toezichts- en handhavingstaak is om deze op een structurele en integrale manier vorm te geven. Eventuele toepassing van bestuurs- of strafrechtelijke sancties maakt de toezichts- en handhavingsketen compleet.

Toezicht wordt gehouden op de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen. Er vindt controle plaats op de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden. Doel is het waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde omgeving. Verder wordt toezicht gehouden op precariorechten, de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en leegstand. Voor handhavingstaken voortvloeiend uit de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is sprake van signaaltoezicht en wordt samengewerkt bij evenemententoezicht. Thema's als duurzaam bouwen en veiligheid vormen steeds vaker een onderdeel van de toezichtstaak.

Tijdens het gebruik wordt toezicht gehouden op bestaande objecten. Deze gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, ingericht en daardoor gebruiksklaar is. Toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning of algemeen geldende voorschriften. Objecten worden volgens een vastgestelde controlefrequentie periodiek gecontroleerd. Hoofdzakelijk betreft het toezicht periodieke controles op basis van het Gebruiksbesluit/Bouwbesluit, de Wet milieubeheer, de APV (evenementen) en aan deze gerelateerde wetgeving.

Ten slotte wordt toezicht gehouden op gebiedsniveau; (strijdig)gebruik en het illegaal oprichten van bouwwerken en ruimten. Op deze manier worden de ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten versterkt en de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte verbeterd. Dit type toezicht is veelal naar aanleiding van een klacht of melding of op basis van vrije veldtoezicht.

De planregels in dit plan zijn voldoende duidelijk, concreet en toepasbaar voor toezicht en handhaving.

Hoofdstuk 8 Procedure bestemmingsplan

Het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 doorloopt, net als ieder bestemmingsplan, een uitgebreide procedure. Het voorontwerpbestemmingsplan is vrijgegeven voor het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) met verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemeente zal in deze periode een informatiebijeenkomst organiseren over het nieuwe bestemmingsplan. De reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg en informatiebijeenkomst, kunnen leiden tot aanpassing van het voorontwerpbestemmingsplan ´t Duyfrak 2015.

Vervolgens geven burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vrij voor ter visie legging conform art 3.8 (nieuwe) Wro. Na publicatie, wordt het ontwerp dan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door een ieder zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen zal de gemeenteraad - binnen 12 weken na afloop van de zienswijzentermijn - besluiten over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom 6 weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn).

Belanghebbenden die tijdig een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.