direct naar inhoud van Regels
Plan: ´t Duyfrak 2015
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015 met identificatienummer NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02 van de gemeente Katwijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer niet boven elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.9 achtergevel

de van de weg af gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meer dan één zijde grenst aan een weg, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.10 achtergevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de achtergevel van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.11 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.12 balkon

een al dan niet inpandige, geheel of gedeeltelijk overdekte bij een gebouw behorende buitenruimte vanaf de eerste bouwlaag.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast

een woning, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf al dan niet met ontbijt wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie, mits niet meer dan één of twee kamers door de bewoner of eigenaar van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen worden verhuurd;

Onder een bed&breakfast-voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

1.16 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, uitgezonderd prostitutie, met als doel daaruit hoofd- of neveninkomsten te betrekken, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.18 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.19 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.20 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet c.q. de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 bijgebouw

niet voor bewoning bestemd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwlaag

een deel van een gebouw, dat bestaat uit één of meer ruimten, waarbij de bovenkanten van de afgewerkte vloeren van twee aan elkaar grenzende ruimten niet meer dan 1,5 m in hoogte verschillen; bij de bepaling van het aantal bouwlagen wordt de bouwlaag die grotendeels in de kap is gelegen (zogenaamde zolderlaag) evenals de bouwlaag die grotendeels onder de begane grond is gelegen (zogenaamde kelder/souterrain) niet meegerekend.

1.30 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.32 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.33 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.34 carport

een op de grond staande overkapping van één bouwlaag, die bedoeld is als een overdekte stallingsruimte voor personenauto's, die geen eigen wanden of deuren heeft en waarvan de begrenzing wordt gevormd door gebouwen en/of ondersteuningen van de overkapping.

1.35 dagrecreatie

het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden.

1.36 dakkapel

een op een schuin dakvlak uitgebouwde uitstulping met een eigen dak, met dien verstande dat de onderzijde van de dakkapel ten minste 0,5 meter boven de dakvoet is gelegen.

1.37 dakopbouw

de ophoging van de goothoogte en/of nokhoogte en/of de dakhelling.

1.38 dakvoet

laagste punt van een schuin dak.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsactiviteiten

detailhandel die niet zelfstandig is en rechtstreeks voortvloeit uit de hoofdactiviteit die is toegestaan, en ondergeschikt is aan die hoofdactiviteit.

1.41 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in auto’s, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano’s, surfplanken en tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. tuincentra;
  • c. bouwmarkten;
  • d. grootschalige meubelbedrijven , al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, en detailhandel in: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s.
1.42 detailhandelsbedrijf

een bedrijf waar als hoofdactiviteit detailhandel plaatsvindt.

1.43 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, stomerijen, sleutel- en hakkenbars, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.44 dwarskap

een kap loodrecht op de voorgevel (naar de straat gekeerde gevel).

1.45 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.46 erker

een uitgebouwd gedeelte van een woning aan een gevel.

1.47 evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.48 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.49 extensief recreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 geschakelde woningen

woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van uitbouwen c.q. aangebouwde bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens is gebouwd.

1.52 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat.

1.53 geveloptrekking

een geveloptrekking is het doortrekken/verhogen van de bestaande voor-, zij- of achtergevel om hiermee de kapverdieping te verruimen. Het verschil met een dakkapel is dat hiermee de bestaande gootlijn van de kap komt te vervallen of wordt verhoogd.

1.54 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

1.55 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.56 hoofdverblijf

het verblijf van waaruit al dan niet tijdelijk het sociale en economische leven van de betrokkene plaatsvindt.

1.57 horeca

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. De volgende specifieke vormen worden onder horeca begrepen. Bij deze begrippen is een onderscheid gemaakt tussen licht, middel en zware horeca, welke in de regels wordt gebezigd. Tot de in de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Lichte horeca (categorie 1):

  • a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een cafetaria/snackbar, shoarmazaak, automatiek, tearoom, conditorei, koffiehuis, coffeeshop, brasserie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied;
  • b. restaurant/cafetaria/snackbar/shoarmazaak/automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • c. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • d. daghoreca: een bedrijf (zoals een koffiehuis, brasserie, ijssalon) dat ondersteunend is aan en qua openingstijden in het algemeen vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen en in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken c.q. snel serveren van kleinere maaltijden, broodjes, hapjes, ijs, gebak, koffie, thee en frisdranken met uitzondering van alcoholische dranken;
  • e. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • f. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie;

middelzware horeca (categorie 2):

  • g. bar/café/pub/grand-café/eetcafé of taverne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is;

zware horeca (categorie 3):

  • h. discotheek of dancing: een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare activiteiten.
1.58 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.59 industrieel bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en / of het vervaardigen van producten (nijverheids- en productief-technische bedrijven).

1.60 kamerverhuurbedrijf

een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging. Een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  • a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  • b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie.
1.61 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.62 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.63 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

1.64 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.65 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.66 langskap

een kap evenwijdig aan de voorgevel (naar de straat gekeerde kap).

1.67 lessenaarsdak

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.68 maatschappelijke dienstverlening

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.

1.69 mansardekap

een kap met een symmetrisch profiel waarbij de dakvlakken niet van goot tot nok één plat vlak, maar twee platte vlakken vormen die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten.

1.70 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door botanische, faunistische, biologische, bodemkundige en morfologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.71 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.72 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.73 ondergeschikt bouwdeel

een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een liftopbouw, reclame-uitingen, technische installaties zoals een koelmotor of antenne, een dakvenster, een luifel, schoorsteen en een frans balkon, met uitzondering van een erker c.q. een uitgebouwd gedeelte van een gebouw (ter uitbreiding van het grondoppervlak op de begane grond).

1.74 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer dan wel het laagst gelegen gedeelte van het bouwwerk is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.75 onderkomen

een voor verblijf geschikte – al dan niet aan de bestemming onttrokken - voer- en vaartuig, woonboot, ark, caravan en stacaravan, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken, alsook een tent.

1.76 open constructie

Hieronder wordt verstaan:

  • a. of een volledig doorzichtige erfafscheiding (met raster ter ondersteuning van het groen).
  • b. of tot ten hoogste één meter een dichte constructie vanaf de grond en opgetrokken tot twee meter met doorzichtige materialen (met raster ter ondersteuning van het groen).
  • c. of een afwisselend doorzichtige/ gesloten afscheiding in de verhouding twee staat tot een. Het dichte deel van het bouwwerk mag telkens ten hoogste één meter breed zijn.
1.77 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.78 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.79 overkluizing

een civieltechnisch kunstwerk, waarmee een weg een andere weg, een plein of een waterloop (kruiselings) overwelft.

1.80 parkeergarage

een ruimte geheel of gedeeltelijk overdekt voor de stalling van voertuigen alsmede voor bergingen.

1.81 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.82 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.83 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel.
  • c. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte terrein.
1.84 pension

een horecabedrijf als bedoeld onder 1.57 horeca onder f.

1.85 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.86 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.87 prostitué(e)

degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.88 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding, daaronder begrepen thuisprostitutie.

1.89 recreatiewoning

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor het houden van recreatief (nacht)verblijf door één of meer personen, die elders hun hoofdverblijf hebben, en dat niet bestemd is voor permanente bewoning, niet zijnde een woonkeet, caravan of ander bouwsel op wielen zijnde.

1.90 schildkap

een dak dat bestaat uit ten minste drie schuine vlakken, waarvan er één evenwijdig aan de straat en de andere haaks op de straat zijn gesitueerd.

1.91 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.92 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.93 twee-aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een blok van maximaal twee geschakelde hoofdgebouwen of twee aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.

1.94 thuisprostitutie

vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.95 verbeelding

voorheen plankaart; de digitale kaart met bijbehorende verklaring NL.IMRO.0537.bpVLKduyfrak2015-va02 waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.96 uitbouw

een uit de gevel springend ondergeschikt deel van een gebouw bestaande uit één bouwlaag, zoals erkers, toegangsportalen, (bij)keukens en woon- en slaapgedeelten van een woning en dat rechtstreeks vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is.

1.97 verblijfsrecreatie

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend verblijf van steeds wisselende (groepen) personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij het recreatief gebruik overwegend tijdens het zomerseizoen en de schoolvakantieperiodes plaatsvindt, al dan niet met het verstrekken van consumpties, waarbij dit laatste van ondergeschikte betekenis is.

1.98 verdieping

een boven de begane grondlaag gelegen bouwlaag.

1.99 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.100 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.101 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voeding- en siergewassen worden geteeld.

1.102 voorerf

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.103 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels.

1.104 voorgevelrooilijn

de lijn die samenvalt met de voorgevel(s) van een hoofdgebouw en met het denkbeeldige verlengde daarvan.

1.105 vrijstaande woning

een woning die geheel vrij staat ten opzichte van andere bebouwing.

1.106 waterstaatkundige kunstwerken

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdend met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

1.107 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalinginstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

1.108 wonen

het houden van verblijf of het gehuisvest zijn in een woning.

1.109 woning of wooneenheid

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden; onder woning wordt mede een zorgwoning begrepen.

1.110 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning of recreatieverblijf.

1.111 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.112 zijgevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.

1.113 zijgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de zijgevel van een gebouw kan worden getrokken tot aan de perceelgrenzen.

1.114 zorghotel

complex van ruimten, soms verbonden aan een ziekenhuis of woon-zorgcentrum, waar mensen tijdelijk kunnen verblijven met zorg en begeleiding als overbrugging tot terugkeer naar huis na een ziekenhuisopname, tot opname in een woon-zorgcentrum of zorgwoning of ter ontlasting van hun mantelzorger(s).

1.115 zorgunit

complex van ruimten bedoeld voor mensen met een lichamelijke of geestelijke beperking die een intensievere vorm van zorgverlening gedurende een langere periode nodig hebben, waaronder in ieder geval begeleid wonen of een zorghotel wordt verstaan.

1.116 zorgwoning

woning bestemd voor groepen, zoals ouderen en personen met fysieke en/of psychische beperkingen, waar intensieve zorgverlening/begeleiding mogelijk is (zoals voor rolstoelgebruik) en/of zorg op afroep of 24 uurs zorg beschikbaar is vanuit een verpleeg- of verzorgingshuis, woon-zorgcentrum of bijvoorbeeld een dienstencentrum.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortst gemeten afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse perceelgrens, ondergeschikte bouwdelen niet meegerekend.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.

2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.6 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de dakhelling van een mansardekap

de maximale dakhelling van het eerste dakvlak van een mansardekap - die zowel bij een dwarskap of langskap voorkomen - wordt gemeten vanuit de goot.

2.8 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak.

2.9 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine of windmolen.

2.10 de hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

2.11 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.13 de oppervlakte van een woonschip

tussen de buitenzijde van de zijwanden, neerwaarts geprojecteerd op het niveau van het waterpeil.

2.14 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uit de categorie 1' (b=1) een bedrijf uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' (sps): uitsluitend sport- en dansscholen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' (vml) tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met lpg, met daarbij behorende ondergeschikte detailhandel tot een maximum van 25 m2 en een autowasstraat;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' (vu), tevens een vulpunt voor lpg;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslagpunt lpg' (sb-ol) tevens een opslagtank voor lpg;
  • g. ter plaatste van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) is een bedrijfswoning toegestaan;
  • h. per bedrijf wordt ten hoogste 25% van de bruto vloeroppervlakte als niet-zelfstandig kantoorvloeroppervlakte gebruikt, met een maximum van 400 m²;
  • i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. bedrijfsgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak;
  • d. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100 van het bouwvlak;
  • e. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m.
3.2.2 Bedrijfswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) mag een bedrijfswoning worden gebouwd en gelden de
volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning heeft een inhoud van ten hoogste 750 m³;
  • b. een bedrijfswoning kan integraal deel uitmaken van bedrijfsbebouwing;
  • c. bij de bedrijfswoning mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en is voorzien van een plat dak;
  • d. de bedrijfswoning heeft een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m;
  • e. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning voorzien van een plat dak zijn dakterrassen danwel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • f. het gezamenlijk oppervlak van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 50 m2 met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,25 en 4,5m.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf uit de categorie 1' (b=1) en ter plaatse van de aanduiding 'sportschool' (sps) bedraagt elders dan voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw 2 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van een overkapping ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' [sba-ok] bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m;
  • f. overige overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, waarbij geldt dat per bouwperceel ten hoogste 3 vlaggenmasten worden geplaatst.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel is niet toegestaan, anders dan bedoeld in lid 3.1;
  • b. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte, voorwerpen of materialen en is niet toegestaan, tenzij:
    • 1. dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden of
    • 2. er sprake is van tijdelijke opslag van materialen welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming, of
    • 3. er sprake is van opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet toegestaan, tenzij:
    • 1. dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden of
    • 2. er sprake is van tijdelijke opslag van materialen welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming, of
    • 3. er sprake is van opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is niet toegestaan;
  • e. prostitutie is niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan per aanduidingsgebied is toegelaten zoals genoemd in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorie, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015 zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de ter plaatse toegelaten categorie, zoals in 3.1 genoemd en deze bedrijven voorzien in voldoende parkeergelegenheid waarbij in ieder geval de parkeernormen als bedoeld in bijlage 4 Parkeernormenbeleid in acht worden genomen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden, kunstwerken en straatmeubilair;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. brughoofden en brugaanlandingen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3 respectievelijk 4,5 m;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 20 m² per voorziening.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van brughoofden en brugaanlandingen bedraagt ten hoogste 5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke dienstverlening als bedoeld in Artikel 1 lid 1.68 maatschappelijke dienstverlening, zoals bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinder-/naschoolse opvang, onderwijs, openbare dienstverlening, religie, verenigingsleven, zorg en welzijnsinstelling;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen en water.
5.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd.

Artikel 6 Recreatie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' (vt): volkstuinen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' (ijs): een ijsbaan of skeelerbaan en aan deze bestemming ondergeschikte horeca;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ´kinderboerderij´ (kb): tevens een kinderboerderij of dierenweide;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenverblijf' (sr-dv) tevens een stal en mestopslag ten behoeve van een kinderboerderij of dierenweide;
  • f. ter plaatse van de aanduiding ´recreatiewoning´ (rw): tevens een recreatiewoning;
  • g. ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - tuin´ (sr-t): tuinen en erven ten behoeve van een recreatiewoning;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, groen, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water, met dien verstande dat, indien op een bestemmingsvlak een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv) is opgenomen, langzaam verkeer fiets- en wandelroutes uitsluitend zijn toegestaan op de gronden met die aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv).
6.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' (vt) zijn per perceel van 150 m2 bouwwerken toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 8 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dierenverblijf' (sr-dv) is een stal toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 75 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3m;
  • e. ter plaate van de aanduiding ´recreatiewoning´ is een recreatiewoning toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 60 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel ter plaatse van de aanduiding ´specifieke vorm van recreatie - tuin´ (sr-t) ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.
6.3 Aanlegregels

Op de gronden mag een langzaamverkeerroute worden aangelegd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen een bestemmingsvlak, waarop een aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv) is opgenomen, wordt de langzaamverkeerroute aangelegd binnen de aanduiding specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeerroute, met dien verstande dat:
    • 1. de langzaamverkeerroute een breedte heeft van ten hoogste 3,5 m;
    • 2. de langzaamverkeerroute op een afstand wordt aangelegd van ten minste 3,5 m tot gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 3. de langzaamverkeerroute alleen aangelegd wordt indien tevens tussen de langzaamverkeerroute en een aanwezige recreatiewoning een begrenzing wordt aangelegd in de vorm van een watergang, beplanting, een erfafscheiding ofwel een combinatie van een watergang met een erfafscheiding en/of beplanting.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • e. horecavoorzieningen anders dan bedoeld in lid 6.1;
  • f. detailhandel;
  • g. prostitutie is niet toegestaan.

Artikel 7 Sport

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport, sportveld, clubgebouw, sportzaal, sporthal, sportcentrum, sportschool, fitnesscentrum, squashcentrum;
  • b. aan deze bestemming ondergeschikte horeca;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals voet- en fietspaden, groen, speel-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels

Op de gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

7.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde,
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van ballenvangers bedraagt ten hoogste 10 m;
  • c. de bouwhoogte van tribunes bedraagt ten hoogste 8 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, waarbij geldt dat per bouwvlak ten hoogste 3 vlaggenmasten worden geplaatst;
  • e. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 15 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.

Artikel 8 Tuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. in- en uitritten en parkeren;
  • c. ter plaatse van functieaanduiding 'specifieke vorm van tuin - botenhuis' (st-boh) tevens botenhuizen;
  • d. bij sub a en b behorende voorzieningen en bouwwerken.
8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Algemeen
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.
  • e. in afwijking van het bepaalde in sublid 8.2.1 onder b mogen op de gronden, gelegen voor de voorgevelrooilijn van de woning en grenzend aan de openbare ruimte erfafscheidingen worden gebouwd met een open constructie voor het geleiden van planten, met een hoogte van maximaal 2 m, onder de voorwaarden dat:
    • 1. het gedeelte voor de voorgevel dat niet aansluit aan het achtererf niet hoger dan 1 m is, en
    • 2. het gedeelte voor de voorgevel dat aansluit aan het achtererf tot ten hoogste twee m vanaf de grond een dichte danwel open constructie heeft zoals bedoeld in Artikel 1 lid 1.76.
8.2.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a mogen erkers worden gebouwd met uitsluiting van de gronden ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - erkers' [-sba-er ]en gelden de volgende regels:

  • a. de breedte van erkers ter plaatse van de voorgevel van woningen bedraagt ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3,60 m;
  • b. de breedte van erkers ter plaatse van de zijgevel van woningen bedraagt ten hoogste 30% van de breedte van de zijgevel van het hoofdgebouw tot een maximum van 3 m;
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de diepte bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  • e. de afstand tot de openbare weg bedraagt ten minste 2 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij vrijstaande woningen bedraagt ten minste 2 m;
  • g. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens aan de vrije zijde bij twee-aan-een gebouwde woningen en bij de hoekwoning van aaneengebouwde woningen bedraagt ten minste 2 m;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bij overige aaneengebouwde woningen bedraagt ten minste 0,5 m.
8.2.3 Botenhuizen

In afwijking van het bepaalde in lid 8.2.1 onder a mogen botenhuizen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. botenhuizen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van tuin - botenhuis - 1' (st-boh 1) en 'specifieke vorm van tuin - botenhuis - 2' (st-boh 1);
  • b. per perceel wordt ten hoogste 1 botenhuis gebouwd, met een oppervlak van ten hoogste 30 m2;
  • c. de bouwhoogte van een botenhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - botenhuis - 1' (st-boh 1) bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een botenhuis ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - botenhuis - 1' (st-boh 2) bedragen respectievelijk ten hoogste 1,5 en 2,5 m.

Artikel 9 Tuin - Woonschepenligplaats

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - Woonschepenligplaats" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bij de op de naastgelegen woonschepenligplaats behorende tuinen en erven;
  • b. ontsluitingswegen en -paden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv) tevens een langzaamverkeer fiets- en wandelroute;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
9.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.2.1 Overkappingen en bijgebouwen
  • a. op de bij de woonschepen behorende gronden bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 20% van de bij het woonschip behorende erf, tot ten hoogste 50 m²;
  • b. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. bij de berekening van het in lid 9.2.1 onder a genoemde percentage en het maximale oppervlakte, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van een eerder verleende bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen bijgebouwen meegerekend.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
9.3 Aanlegregels

Op de gronden mag een langzaamverkeerroute worden aangelegd en gelden de volgende regels:

  • a. de langzaamverkeerroute wordt aangelegd binnen de aanduiding specifieke vorm van verkeer - langzaamverkeerroute, met dien verstande dat:
    • 1. de langzaamverkeerroute een breedte heeft van ten hoogste 3,5 m;
    • 2. de langzaamverkeerroute wordt aangelegd op een afstand van ten minste 2 m tot de huidige ligplaats van het woonschip op Botenpad 31;
    • 3. de langzaamverkeerroute alleen aangelegd wordt indien tevens tussen de langzaamverkeerroute en het aanwezige woonschip een begrenzing wordt aangelegd in de vorm van een watergang, beplanting, een erfafscheiding ofwel een combinatie van een watergang met een erfafscheiding en/of beplanting.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van de gronden wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bebouwing voor detailhandel, anders dan ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor buitenopslag;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor opslag-, laad- en losactiviteiten ten behoeve van handelsdoeleinden.
9.4.2 Toegestaan gebruik

Ten aanzien van het gebruik van de gronden met de aanduiding ´Tuin - Woonschepenligplaats´ gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij het bijbehorend woonschip en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het bij het perceel behorende woonschip, met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het bijbehorend woonschip zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het geen voorzieningen betreft met een publiekaantrekkend karakter;
    • 4. prostitutie niet is toegestaan;
    • 5. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 6. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een (boven) lokale functie ontsluiting, wegen met een functie voor verblijf, ontsluitingswegen, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden;
  • b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeersvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, parkeer-, groen-, speel- en nutsvoorzieningen en water.
10.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 11 Verkeer - Parkeerterrein

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, en motorrijwielen en (brom)fietsen.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend parkeerplaatsen worden aangelegd en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 m.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  • b. kruisingen, overbruggingen , tunnels en viaducten;
  • c. standplaatsen voor verkoop;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals verkeers-, groen-, speel-, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein uitgesloten' (-p) geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan.
12.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

12.2.1 Gebouwen
  • a. op of in deze gronden worden uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal 3 respectievelijk 4,5 m;
  • c. de oppervlakte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m² per voorziening.
12.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan .
12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend, het gebruik van de gronden voor:

  • a. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • b. het opslaan van gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de waterhuishouding en de waterberging;
  • b. waterstaatkundige kunstwerken en voorzieningen;
  • c. watergangen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder stuwen, dammen en/of duikers;
  • d. onderhoud;
  • e. verkeer te water;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. ligplaatsen voor recreatievaartuigen;
  • h. recreatief gebruik;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatiehaven' (swa-rh) een haven voor recreatievaartuigen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' (wl) ligplaatsen voor woonschepen al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep en met dien verstande dat het totale aantal ligplaatsen ten tijde van de ter visie legging van het ontwerp bestemmingsplan niet mag worden vermeerderd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br): een fietsbrug over de Oude Rijn;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv) tevens een langzaamverkeer fiets- en wandelroute;
  • m. overige kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'brug' (br) bedraagt de bouwhoogte maximaal 36 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - langzaam verkeer' (sv-lzv), mag ten behoeve van een langzaamverkeerroute een overbrugging worden gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. de huidige woonschepen gelegen aan het Botenpad onderhouden moeten kunnen blijven. Dit betekent dat brugdelen zodanig verplaatsbaar of uitneembaar moeten zijn dat de dagmaat van de opening van de brug of route ongeacht de hoogte ten minste 7 m bedraagt;
    • 2. de bovenkant van het brugdek ten behoeve van de langzaamverkeerroute maximaal 2 m boven water is gelegen;
    • 3. de langzaamverkeerroute een breedte heeft van ten hoogste 3,5 m;
    • 4. de langzaamverkeerroute wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m tot de huidige ligplaats van het woonschip op Botenpad 31;
  • d. de bouwhoogte van overige waterstaatkundige kunstwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. overkappingen zijn niet toegestaan.
13.2.2 Woonschepen

In afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder a mogen woonschepen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. binnen het aanduidingvlak mag ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven aantal woonschepen gebouwd worden;
  • b. de hoogte van een woonschip mag niet meer dan 6 meter boven de waterlijn bedragen, tenzij op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het plan een woonschip met een grotere hoogte aanwezig was, dan mag de hoogte niet meer bedragen dan bedoelde grotere hoogte;
  • c. bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen en bestemmingsregels worden overschreden door tot woonschepen behorende omlopen, balkons, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 0,50 m. bedraagt.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep in de woonschepen en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 5. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
  • b. het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen en onderkomens is niet toegelaten anders dan waar dit op grond van het bepaalde in lid 13.1 is toegelaten;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • d. het in gebruik nemen van het woonschip of delen van het woonschip als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van het woonschip bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
    • 1. bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015 of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie of
    • 2. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt en
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woonschip of het bijbehorende bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het woonschip is;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen nadelige invloed heeft op de parkeerbehoefte in de openbare ruimte;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': maatschappelijke doeleinden, uitsluitend op de begane grond;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
14.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

14.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd:
      • ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' [aeg]: aaneengebouwde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs]: gestapelde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding ´twee-aaneen´ [tae]: twee-aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat ook vrijstaande woningen zijn toegestaan mits geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
      • ter plaatse van de aanduiding ´vrijstaand´ [vrij]: vrijstaande woningen, met dien verstande, dat ook vrijstaande hoofdgebouwen zijn toegestaan die zijn geschakeld door aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • d. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters met dien verstande dat:
    • 1. daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en;
    • 2. deze is voorzien van een plat dak;
  • e. in afwijking van het bepaalde in Artikel 20, onder 20.3 mag de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw worden vergroot tot maximaal 52° mits:
    • 1. de goothoogte van de voor- of zijgevel van de woning niet meer bedraagt dan 5 m en er geen aanduiding 'plat dak' is opgenomen op de verbeelding en
    • 2. het een vrijstaande woning betreft die ten minste 2 m van de aangrenzende woning of gebouwen staat, of
    • 3. het een twee-aaneengebouwde woning betreft waarvan de andere woning reeds een grotere hellingshoek heeft of
    • 4. het een woning betreft in een bouwvlak waarvan reeds een woning een dakhelling heeft die groter is dan 45° of
    • 5. het een woning betreft die is voorzien van een dwarskap;
  • f. uitgezonderd het bepaalde in sublid 14.2.1 onder f en in afwijking van het bepaalde in Artikel 20, onder 20.3 mag de bestaande dakhelling van een mansardekap worden vergroot tot maximaal 70° mits:
    • 1. het het eerste deel van het dakvlak betreft;
    • 2. de helling van het tweede dakvlak naar de nok minimaal 20° en maximaal 45° bedraagt.
14.2.2 Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding parkeren (p) zijn aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen slechts toegestaan, mits voor de betrokken woningen ruimte overblijft voor het aanleggen en instandhouden van een parkeerplaats op eigen terrein bij aaneengesloten woningen en twee parkeerplaatsen op eigen terrein bij vrijstaande en tweeaaneengebouwde woningen, conform de eisen zoals opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormenbeleid Katwijk of anderszins in deze parkeerplaats is voorzien;
  • b. bij percelen tot 100m² wordt ten hoogste 50% van het achtererf bebouwd;
  • c. bij percelen groter dan 100m² kleiner dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 50 m² vermeerderd met 20% van het deel van het perceel dat groter is dan 100m²;
  • d. bij percelen gelijk aan of groter dan 300m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 90 m² vermeerderd met 10% van het deel van het perceel dat groter is dan 300 m² tot totaal ten hoogste 150 m²;
  • e. waar een maatvoering is aangegeven, bedragen de goothoogte en bouwhoogte van de bijgebouwen, ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (niet aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • h. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • i. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • j. op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • k. bij de berekening van de in sub b en c genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van een eerder verleende bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
14.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 5. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
14.4.1 Bedrijf aan huis

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015 of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie of
    • 2. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt en
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.
14.4.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.1 voor de vestiging van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bestaande woning minimaal 400 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke woonvloeroppervlakte, wat gebruikt wordt als bed & breakfast, niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m2;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein.

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': een parkeergarage;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk': een zorghotel of zorgunits, met dien verstande dat maximaal 110 zorgunits zijn toegestaan;
  • d. wegen en paden met een functie voor verblijf, alsmede ter ontsluiting van de nabijgelegen gronden;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen-, parkeer-, nutsvoorzieningen, erven, tuinen, verhardingen en water.
15.2 Bouwregels

Op de gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen worden gebouwd:
      • aaneengebouwde woningen;
      • twee-aaneengebouwde woningen;
      • vrijstaande woningen;
      • geschakelde woningen;
      • ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' [gs]: tevens gestapelde woningen;
  • c. er mogen maximaal 240 woningen worden gebouwd;
  • d. voor het realiseren en in stand houden van de parkeerplaatsen ten behoeve van de hoofgebouwen geldt een parkeernorm van 1,6 per woning met dien verstande dat:
    • 1. ten minste 1 parkeerplaats per woning op niet openbaar terrein wordt gerealiseerd in geval sprake is van gestapelde en aaneengebouwde woningen;
    • 2. ten minste 2 parkeerplaatsen per woning op niet openbaar terrein worden gerealiseerd in geval sprake is van vrijstaande en twee-aan-eengebouwde woningen;
  • e. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen, bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • f. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven maximale bebouwingspercentage van het gehele bouwperceel;
  • g. in aanvulling op het bepaaltde onder a tot en met e geldt voor aaneengebouwde woningen, twee-aaneengebouwde woningen en vrijstaande woningen:
    • 1. er mogen maximaal 6 dezelfde woningtypen in een rij worden gebouwd;
    • 2. hoofdgebouwen dienen in of maximaal 3 m achter de naar de weg toegekeerde voorgevelbouwgrens te worden gebouwd;
    • 3. de hoofdgebouwen (met uitzondering van appartementengebouwen) moeten van een kap worden voorzien, waarvan de minimale kaphelling 35° dient te zijn;
    • 4. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
      • voor aaneengesloten woningen: 0 m;
      • voor twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen: aan een zijde 1,5 m en aan een zijde 0 m;
      • voor vrijstaande woningen: 1,5 m aan beide zijden;
  • h. bij de hoofdgebouwen mag de oppervlakte van een hellend dakvlak maximaal 25% worden doorbroken met dakkapellen en dakvensters, met dien verstande dat daar waar het dakvlak doorloopt over meerdere verdiepingen, slechts een dakkapel is toegestaan op het dakvlak van de onderste verdieping en is voorzien van een plat dak;
  • i. in afwijking van het bepaalde in lid 15.2.1 onder e mag de goothoogte van hoofdgebouwen met een langskap worden overschreden met maximaal 2 m over een maximale lengte van 1/3 deel van de voorgevel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is de bouw van een zorghotel of zorgunits mogelijk, mits de voor deze voorziening benodigde vluchtroutes en uitgangen niet worden gerealiseerd aan de Duyfraklaan en niet gelegen zijn in de richting van de Duyfraklaan.
15.2.2 Aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen
  • a. bij percelen tot 100m² wordt ten hoogste 50% van het achtererf bebouwd;
  • b. bij percelen groter dan 100m² maar kleiner dan 300 m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 50 m² vermeerderd met 20% van het deel van het perceel dat groter is dan 100m²;
  • c. bij percelen gelijk aan of groter dan 300m² bedraagt het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen ten hoogste 90 m² vermeerderd met 10% van het perceel dat groter is dan 300 m² tot totaal ten hoogste 150 m²;
  • d. waar een maatvoering is aangegeven, bedragen de goothoogte en bouwhoogte van de bijgebouwen, ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • e. de goothoogte van aan- en uitbouwen en aangebouwde overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m;
  • f. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en (niet aangebouwde) overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • g. de goothoogte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • h. op uitbouwen en bijgebouwen voorzien van een kap zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • i. op aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voorzien van een plat dak zijn dakterrassen dan wel balkons toegestaan en zijn borstweringen toegestaan met een maximale hoogte van 1 m;
  • j. bij de berekening van de in sub a en b genoemde percentages en/of maximale oppervlaktes, worden de onder het overgangsrecht vallende dan wel op grond van een eerder verleende bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning om te bouwen nog te bouwen aan- en uitbouwen en bijgebouwen meegerekend.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde, geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden is het gebruik ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep bij de woning en/of in de bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 50 m2 bedraagt;
    • 2. de activiteiten door de bewoners van het hoofdgebouw zelf worden uitgeoefend;
    • 3. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
    • 4. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten;
    • 5. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
  • c. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

15.4.1 Bedrijf aan huis
  • a. het oppervlak ten dienste van de activiteiten ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning bedraagt, met een maximum van 50 m2;
  • b. bedoeld gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent dat:
    • 1. de bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten ´t Duyfrak 2015 of naar aard en invloed op de omgeving te vergelijken is met een bedrijf in die categorie of
    • 2. voor de werkzaamheden geen melding- of vergunningplicht op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt en
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  • c. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/of er geparkeerd wordt op eigen terrein;
  • d. het gebruik niet gepaard gaat met horeca en/of detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken activiteiten.
15.4.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor de vestiging van een bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. de inhoud van de bestaande woning minimaal 400 m3 bedraagt;
  • b. de gezamenlijke woonvloeroppervlakte, wat gebruikt wordt als bed & breakfast, niet meer bedraagt dan 30% van het totale woonvloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 40 m2;
  • c. het betreft niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken in de openbare ruimte en/ of er geparkeerd wordt op eigen terrein.

Artikel 16 Wonen - Garage

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garage' aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van (personen)auto's, motorrijwielen en (brom)fietsen en voor opslag en bergingsdoeleinden van huishoudelijke aard.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste de met de maatvoeringaanduiding aangegeven hoogte;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 17 Leiding - Gas

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een aardgastransportleiding met daarbij behorende:

    • 1. belemmeringenstrook;
    • 2. bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een aardgastransportleiding.
17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. in afwijking van het bepaalde bij de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden, binnen de belemmeringenstrook aan weerszijden van de leidingen, geen gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, anders dan bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een aardgastransportleiding;
  • b. in afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden, geen risicogevoelige bouwwerken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van een aardgastransportleiding bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder a en d, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en;
  • b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en;
  • c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Alvorens te beslissen op een aanvraag, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' en de bijbehorende belemmeringenstrook van 4 of 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leidingen, onderstaande werkzaamheden uit te voeren zonder een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden:

  • a. wegen of paden aan te leggen en andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • b. diepwortelende beplantingen en bomen aan te brengen;
  • c. andere kabels en leidingen aan te leggen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, installlaties of apparatuur aan te brengen;
  • d. voorwerpen in de bodem te drijven;
  • e. grondbewerkingen uit te voeren, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. sloten, vijvers en andere wateren aan te leggen, te vergraven, te verruimen of te dempen;
  • g. goederen permanent op te slaan.
17.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in sublid 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor wordt afgeweken van de regels, als bedoeld in lid 17.3 of;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen of;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
17.4.3 Toetsingscriteria

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in sublid 17.4.1, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Alvorens te beslissen op een aanvraag voor het aanleggen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder. Het vermelde advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de leiding en het voorkomen van schade aan de leiding.

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterkering. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

18.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.2, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. het belang van de waterstaatkundige functie wordt door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens te beslissen omtrent een vergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 19 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene bouwregels

20.1 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  • c. technische installaties, mits:
    • 1. deze bouwdelen indien mogelijk uit het zicht vanaf de openbare ruimte en van omwonenden worden geplaatst;
    • 2. de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
    • 3. het bedrijf/de installatie op de aanbevolen afstand van woningen staat volgens de brochure 'bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten of de technische installatie noodzakelijk is door nieuwe wet- of regelgeving.
20.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door galerijen, balkons en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

20.3 Dakhelling

Van een gebouw waarvoor de maximale goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevel snijden ter hoogte van de maximale bouwhoogte en terugvallen onder hoeken van 45° met de horizon, met dien verstande dat tussen de toegestane denkbeeldige dakvlakken met een helling van 45° en de daaruit voortvloeiende maximale bouwhoogte, ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45° en rechtopgaande gevelconstructies, waaronder begrepen topgevels, zijn toegestaan. Deze regel is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en goten.

20.4 Ondergronds bouwen
20.4.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerk zijnde en voor het uitvoeren van werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

20.4.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak en daarbuiten tot een maximum van 50% van het achtererf;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sublid 20.4.2 onder b mogen ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 7 m onder peil worden gebouwd mits de waterhuishouding niet wordt verstoord.

Artikel 21 Algemene aanduidingsregels

21.1 Veiligheidszone - lpg

Ter plaatse van de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' is geen gebruik toegestaan als Categorie II-objecten, zoals bedoeld in het Besluit LPG-tankstations milieubeheer.

21.2 wijzigingsbevoegdheid veiligheidszone - lpg

Burgemeester en wethouders kunnen de verbeelding wijzigen door het verwijderen van de aanduiding ´Veiligheidszone - lpg´, met dien verstande dat:

  • a. het bedrijf waarop de ´Veiligheidszone - lpg´ betrekking heeft is verplaatst of is gesaneerd;
  • b. het vulpunt voor lpg waarop de ´Veiligheidszone - lpg´ betrekking heeft is verplaatst of is gesaneerd;
  • c. de opslagtank voor lpg waarop de ´Veiligheidszone - lpg´ betrekking heeft is verplaatst of is gesaneerd.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Wetgevingzone-wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de binnen het Wetgevingzone-wijzigingsgebied 1 opgenomen bestemmingen Bedrijf en Verkeer - Verblijfsgebied wijzigen in de bestemmingen Wonen - 1, Tuin en Verkeer - Verblijfsgebied, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging uitsluitend plaats vindt ten behoeve van maximaal 1 vrijstaande woning;
  • b. de voorgevelbouwgrens wordt georienteerd op de Voorschoterweg;
  • c. de wijziging pas plaatsvindt nadat de belemmering ten gevolge van de veiligheidszone-lpg is opgeheven;
  • d. er geen bezwaren tegen de wijziging zijn vanuit geluidhinder;
  • e. er geen bezwaren tegen de wijziging zijn vanui milieukwaliteit;
  • f. de gronden en de bijbehorende bedrijven, woningen en woonschepen gelegen aan de Voorschoterweg 15 tot en met 23 voor bestemmingsverkeer ontsloten blijven.

Artikel 23 Overige regels

23.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

23.2 Parkeernormen

Voor de in dit bestemmingsplan opgenomen bestemmingen gelden de volgende parkeeernormen:

  • a. ter plaatse van de bestemming Wonen - 2 geldt voor het realiseren van de woningen een minimale parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen per woning met dien verstande dat:
    • 1. ten minste 1 parkeerplaats per woning op niet openbaar terrein wordt gerealiseerd voor gestapelde en aaneengebouwde woningen;
    • 2. ten minste 2 parkeerplaatsen per woning op niet openbaar terrein worden gerealiseerd voor vrijstaande en twee-aan-eengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' in de bestemming Wonen - 2 geldt voor het realiseren van een zorghotel of zorgunits een minimale parkeernorm van 0,7 parkeerplaatsen per zorgunit;
  • c. voor alle parkeernormen gelden voor het aanleggen en instandhouden van de parkeerplaatsen de afmetingen uit het parkeernormenbeleid Katwijk, zoals is opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormenbeleid Katwijk;
  • d. voor de overige bestemmingen gelden bij afwijkingen van het bestemmingsplan de parkeernormen uit het parkeernormenbeleid Katwijk, zoals is opgenomen in Bijlage 2 Parkeernormenbeleid Katwijk .

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- danwel een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.
24.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´t Duyfrak 2015.