Plan: | Vinkenwegzone |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01 |
Toetsingskader
Sinds 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het beleid voor externe veiligheid richt zich op het beperken en beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren met gevaarlijke stoffen, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Het Bevi is gericht aan het bevoegd gezag inzake de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening en heeft onder meer tot doel om bij nieuwe situaties toetsing aan de risiconormen te waarborgen. Het Bevi is van toepassing op vergunningsplichtige risicovolle bedrijven en de nabijgelegen al dan niet geprojecteerde (beperkt) kwetsbare objecten. Bij de herinrichting van een gebied bepalen de risico's inzake externe veiligheid mede de ruimtelijke mogelijkheden.
Uit het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het projectgebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient derhalve te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet een verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van het groepsrisico moeten andere aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Het veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is verwoord in de 'Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS), vervolg en samenvatting van de nota RNVGS. De circulaire geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor Plaatsgebonden Risico en Groepsrisico. De normhoogte voor Plaatsgebonden risico bedraagt 10-6/jaar voor gevoelige bebouwing.
In het kader van de toekomstige vaststelling van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen is op 15 januari 2008 een definitief ontwerp Basisnet Water opgesteld . Dit Basisnet zal worden opgenomen in het Besluit transport externe veiligheid (BTEV).
Ten slotte is het veiligheidsbeleid voor buisleidingen opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Dit besluit is op 1 januari 2011 in werking getreden. Evenals het Bevi werkt het Bevb met een PR en GR.
Onderzoek
Dit bestemmingsplan voorziet in het consolideren van de bestaande planologische situatie. Er is derhalve geen sprake van directe ontwikkelingen die de externe veiligheid beïnvoeden.
Inrichtingen
In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is. Ook de risicokaart van de provincie Zuid-Holland geeft geen bronnen weer ingevolge de externe veiligheid.
Aan de A44, op verzorgingsplaats Elsgeest, is een LPG-tankstation aanwezig met een doorzet van minder dan 250 m3 per jaar. Het invloedsgebied dat van belang is voor de verantwoordingsplicht in verband met het groepsrisico voor een LPG-tankstation met een doorzet lager dan 1500 m3 per jaar is 150 meter vanaf het vulpunt (afstand volgens bijlage 2 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen). De dichtsbijzijnde woningen in het plangebied ligt daarbuiten, op circa 250 m afstand. Op de nabijgelegen verzorgingsplaats aan de Noordwijkerweg is tevens een tankstation gelegen. Dit is echter geen LPG - tankstation.
Transportleidingen
In het plangebied liggen vier hogedruk aardgastransportleidingen van de Gasunie:
Op ondergrondse transportleidingen voor gevaarlijke stoffen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing. In dit kader is onderzoek uitgevoerd naar de PR en GR voor deze leidingen. De risicoberekening is uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransportleidingen. De conclusies uit het onderzoek zijn hieronder beschreven.
PR berekening
Uit het onderzoek blijkt dat de PR-contour 10-6 0 (nul) meter bedraagt.
GR berekening
Het groepsrisico is berekend voor de leidingsegmenten wat in het plangebied het hoogste groepsrisico veroorzaakt. Dat leidingsegment heeft een lengte van 1000 meter + 2 x 430/140 meter (de zonebreedte) + het leidinggedeelte binnen het plangebied. De overschrijdingsfactor is de maximale verhouding tussen de FN-curve en de oriëntatiewaarde. Daarmee is de overschrijdingsfactor een maat die aangeeft in hoeverre de oriëntatiewaarde wordt genaderd of overschreden. Een overschrijdingsfactor kleiner dan één geeft aan dat de FN-curve onder de oriëntatiewaarde blijft.
GR-berekening A-560
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een overschrijdingsfactor van 0,31. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve.
GR-berekening W-535-01
Ter plaatse van het plangebied is sprake van een minimale overschrijdingsfactor van 0,05. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve.
Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat in het plangebied zowel voor het PR als het GR geen knelpunten zijn. De huidige situatie in het plangebied zorgt niet voor een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Hiernaast vinden geen ontwikkelingen plaats die een wijziging in het groepsrisico veroorzaken. Het wijzigingsbevoegdheid zorgt niet voor een wijziging in het groepsrisico. In het plan is voldaan aan de noodzakelijke veiligheidsafstanden. Het plangebied betreft een agrarisch gebied / bedrijventerrein met enkele kwetsbare objecten. De bereikbaarheid van het gebied is goed en de primaire en secondaire bluswatervoorziening is voldoende.
Behalve deze leidingen zijn er geen hoofdtransportleidingen voor gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid bijzonder aandacht moeten krijgen.
Transportroutes
Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen. De N206 maakt als provinciale weg deel uit van het landelijke wegennet waarover het vervoer van gevaarlijke stoffen is toegestaan. Uit verkeerstellingen in het verleden is gebleken dat het aantal transporten met gevaarlijke stoffen (ton/kilometers) zodanig laag is dat de PR 10-6 contour binnen de begrenzing van de weg ligt. Intussen werken de ministeries aan een duurzaam veiliger vervoer van gevaarlijke stoffen binnen maatschappelijke randvoorwaarden. Hoewel daarop nog geen regelgeving of beleid is vastgesteld, levert dat proces wel belangrijke informatie. Zo is in dat kader het Eindrapport Basisnet Weg opgesteld met daarin informatie over de belangrijke vervoersassen. Van vervoersassen, voornamelijk rijkswegen, zijn de PR en GR-contouren vastgesteld. Voor de nabij Katwijk gelegen Rijksweg A44 geldt dat de PR-contour niet buiten de wegrand ligt (< 0,1 * oriëntatiewaarde). En omdat de N206 tot het onderliggend wegennet behoort, waarover uitsluitend bestemmingsverkeer rijdt, zijn de risico's voor het plangebied verwaarloosbaar.
In geval van toename GR moet, op grond van het BEVI, de Regionale Brandweer Midden-Holland advies uitbrengen. Gelet op het bovenstaande is een advies niet noodzakelijk.
Conclusie
De conclusie luidt dat de veiligheid in het kader van dit bestemmingsplan niet in het geding is.