direct naar inhoud van 5.9 Waterhuishouding
Plan: Vinkenwegzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01

5.9 Waterhuishouding

Het plangebied bestaat waterstaatkundig grofweg uit twee delen. Het gebied dat ten zuiden van de Vinkenweg en ten oosten van de Voorhouterweg ligt, is boezemland. Watergangen staan in open verbinding met het Oegstgeesterkanaal op een peil van gemiddeld NAP -0,62 m. De rest van het plangebied ligt in de Elsgeesterpolder. Ten oosten van de Elsgeesterweg is het polderpeil gemiddeld NAP -1,00 m. Ten westen van deze weg geldt een afwijkend peil van NAP -0,77 m.

In het plangebied Vinkenwegzone bestaat de grondsoort van het gebied uit een goed doorlatende lichte zavelgrond van het type tuineerdgronden, met een grondwatertrap IV, wat inhoudt dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op 0,80 m tot 1,20 m onder het maaiveld ligt en de gemiddelde hoogste grondwaterstand op dieper dan 0,40 m onder maaiveld.

Het waterpeil van de boezem (Oegstgeesterkanaal) is ca. NAP -0,60 m (zomer en winterpeil). Bij dit peilbeheer bedraagt de drooglegging van het gebied minimaal 1.20 m. Gezien de maaiveldhoogte en de afstand tot de duinen zal er in dit gebied geen of nauwelijks kwel voorkomen.

De Vinkenweg en Voorhouterweg hebben hier de status van waterkering. Ter weerszijden van de weg ligt een strook van 12 à 15 meter waar bouwbeperkingen gelden.

Het waterlopenstelsel in en rond het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een onregelmatig georiënteerd netwerk van smalle en ondiepe sloten, die in droge perioden deels droog komen te staan. De afvoer in het gebied wordt ook gehinderd door de aanwezigheid van te krappe en/of verzakte duikers. De ontwatering van het boezemwatersysteem is in de richting van het Oegstgeesterkanaal, dat ook zorgt voor het op peil houden van de grote waterlopen.

In het plangebied ligt een gescheiden rioleringsstelsel. Hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd. Bij nieuwbouw moeten deze stromen dus ook gescheiden worden aangeboden.

Door het plangebied lopen twee afvalwatertransportleidingen: één langs de Vinkenweg en één langs het Kanaalpad.

Het betreft hier, behoudens een enkele ruimtelijke ontwikkeling (zie: paragraaf 4.3), in hoofdzaak een conserverend plan. Waarschijnlijk hebben deze geïnventariseerde ruimtelijke ontwikkelingen geen gevolgen voor de waterhuishouding in dit plangebied. Dit neemt niet weg dat een watertoets op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Voorhet bestemmingsplan heeft in het kader van het wettelijk vooroverleg afstemming plaatsgevonden met de waterbeheerder (het Hoogheemraadschap van Rijnland) en is een reactie ontvangen in de vorm van een zogenaamd wateradvies. De uitkomsten van dit overleg en de reactie van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in het plan.

5.9.1 Waterneutraal bouwen

De drie trapsstrategie uit WB21 (Waterbeheer in de 21e eeuw) vasthouden- bergen- afvoeren is uitgangspunt bij waterneutraal bouwen. Om uitvoering te geven aan WB21 is het Nationaal Bestuursakkoord Water afgesloten tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen.

Voor maatregelen dient de volgende volgorde te worden aangehouden:

  • 1. Voorkomen van afvoer dat wil zeggen minimalisatie van het verhard oppervlak en regenwater, vasthouden op de plek waar het valt.
  • 2. Benutten van regenwater ten behoeve van drinkwaterbesparing (grijswatercircuit).
  • 3. Infiltreren van regenwater ten behoeve van grondwateraanvulling.
  • 4. Afvoer naar en berging in het oppervlaktewater.

Voorbeelden van bovengenoemde maatregelen zijn:

  • Bouwtechnische voorzieningen zoals bergingkelders, grijswatercircuits.
  • Toepassen grasdaken.
  • Toepassen half open verharding.
  • Toepassen flauwer taluds watergangen.
  • Wadi's.

Indien moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater treedt de 15 % regel in werking. Dit betekent dat van het toegenomen verhard (met een ondergrens van 500 m2) oppervlak 15 % aan extra wateroppervlak moet worden gerealiseerd.

5.9.2 Grondwater

In de Wet gemeentelijke watertaken zijn regels opgenomen voor grondwater.

De eigenaar van het perceel is zelf verantwoordelijk voor het grondwater. Daarbij heeft de gemeente een zorgplicht maar kan niet verantwoordelijk gesteld worden voor grondwateroverlast.

In de directe nabijheid van de locatie zijn geen grondwatermeetgegevens voorhanden. Isohypsen wijzen echter op een hoge grondwaterstand. Derhalve dient bij dit plan rekening gehouden te worden met grondwateroverlast. Eventueel te veel aan grondwater kan direct op het oppervlaktewater worden geloosd. Indien er een kelder wordt aangebracht, wordt dit beschouwd als een bouwkundige voorziening en dient derhalve de constructie waterdicht te zijn.

5.9.3 Duurzaam bouwen

De toepassing van uitloogbare bouwmetalen zoals koper, zink en lood voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair moet zo veel mogelijk worden voorkomen zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terecht komen.