direct naar inhoud van 5.7 Natuurbescherming
Plan: Vinkenwegzone
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpRBGvinkenwegzone-va01

5.7 Natuurbescherming

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

  • Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonument Coepelduin, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangewezen als Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument.
  • Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonument Berkheide en Meijendel, een gebied waarop de Natuurbeschermingswet van toepassing is en dat ook is aangemerkt als potentieel Natura2000-gebied. Het bestemmingsplan voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonument.

Toetsingskader

In het aanwijzingsbesluit van genoemd natuurmonument/Natura 2000-gebied zijn de beschermingsdoelstellingen benoemd.

In de provinciale milieuverordening (PMV) is een groot gedeelte van Berkheide aangewezen als milieubeschermingsgebied voor stiltegebied en voor grondwater.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Nabij het plangebied is een natuurbeschermingsgebied aanwezig. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied kan het noodzakelijk zijn om een habitattoets uit te voeren om de effecten van deze nieuwe plannen op het Natura 2000-gebied Berkheide in beeld te brengen.

Dit onderzoek voor nieuwe ontwikkelingen gaat in op onderstaande aandachtspunten:

  • Is de activiteit te beschouwen als (nieuw) project of handeling?
  • Wat zijn de mogelijke effecten van de activiteit en wat zijn daarvan de gevolgen voor het gebied, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen?
  • Kunnen de gevolgen verstorend zijn voor soorten of tot een verslechtering van de kwaliteit van het (natuurlijke) habitat leiden?
  • Kunnen de gevolgen significant nadelig zijn?

Soortenbescherming (Flora- en faunawet)

Op basis van de Natuurwaardenkaart Katwijk kan worden vastgesteld dat binnen het plangebied (beschermde) soorten mogen worden verwacht, zoals bijvoorbeeld de kleine modderkruiper en diverse vleermuizen. Vóór de uitvoering van een project moet specifiek voor die locatie onderzoek worden gedaan naar mogelijk negatieve effecten op beschermde soorten en zo nodig bij het bevoegde gezag een ontheffing worden gevraagd.

De hiervoor genoemde Natuurwaardenkaart en de conclusies/ resultaten zijn enigszins gedateerd. Er moet om deze reden terughoudend met deze gegevens worden omgegaan. Wel valt er uit af te leiden dat bij de herziening van dit voornamelijk conserverende bestemmingsplan geen ruimtelijke maatregelen worden verlangd. Meer in het algemeen merken wij hier op dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf verantwoordelijk is om na te gaan of, en zo ja, in hoeverre zijn bouwplan eventuele natuurwaarden schaadt.

Conclusie

In of nabij het plangebied zijn geen milieubeschermingsgebieden (bijv. voor stilte of grondwater) aanwezig. Ook leidt het conserverende bestemmingsplan niet tot (mogelijk) negatieve effecten op het aangrenzende natuurbeschermingsgebied Berkheide en Coepelduin. Bij de uitvoering van een nieuw project moet voor de specifieke locatie worden onderzocht of het project mogelijk negatieve effecten heeft op de bij de Flora- en faunawet aangewezen soorten.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1)

Voor soorten uit dit beschermingsniveau is geen ontheffing in het kader van de Flora - en faunawet nodig.

Overige beschermde soorten (tabel 2)

Nesten van de voorkomende vogelsoorten zijn alleen beschermd gedurende het gebruik van deze nesten. In de aanwezige beplanting kunnen soorten tot broeden komen als houtduif en merel. Jaarrond beschermde nesten ontbreken in het plangebied.

Voor broedvogels geldt dat rekening gehouden dient te worden met het broedseizoen, zowel met de start van de werkzaamheden als het daadwerkelijk verwijderen van de beplanting. Dit betekent dat werkzaamheden bij voorkeur worden uitgevoerd buiten de periode maart-juli. Een soort als de houtduif kan echter tot laat in het najaar broeden (tot oktober) In het geval van de start van de werkzaamheden plaatsvindt binnen deze periode, kan het beste door een ecoloog een scan worden uitgevoerd kort voor de uitvoer van de werkzaamheden om te bepalen of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn.

Streng beschermde soorten (tabel 3)

Het plangebied heeft een marginale betekenis voor vleermuizen. Vaste rust- en verblijfplaatsen ontbreken. Vleermuizen gebruiken het plangebied hooguit om te foerageren en om te migreren. Beide functies zijn echter niet structureel van belang ter plaatse van het gebied.