direct naar inhoud van 4.3 Water
Plan: Zeehospitium fase 1b
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKATzeehospitium-va01

4.3 Water

Inleiding

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk hebben op het duurzame waterbeheer. Hiertoe dient de waterbeheerder deze paragraaf goed te keuren alvorens het plan wordt vastgesteld.

In het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijk voor het waterbeheer. Daarnaast is de gemeente Katwijk verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.

Beleid duurzaam waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) hebben en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren dat deze een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. De doelstellingen worden op nationaal niveau bepaald.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

De Nationale Handreiking Watertoets 3 is in juli 2009 vastgesteld. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van Watertoets 2 zijn de aanpassingen aan de evaluatie watertoets 2006, de Wet ruimtelijke ordening (1 juli 2008) en het ontwerp Nationaal Waterplan. De Handreiking Watertoetsproces 3 geeft een algemene beschrijving van het gedachtegoed achter het watertoetsproces, de wettelijke verankering, de verschillende rollen en producten in het licht van de vernieuwde wetgeving en beleidsafspraken.

Het Nationaal Waterplan 2010 beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW. Tevens bevat het Nationaal Waterplan een eerste beleidsmatige uitwerking van de kabinetsreactie op het advies van de Deltacommissie.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden. Deze wet heeft negen waterrelevante wetten samengevoegd (de Wet verontreiniging oppervlaktewater, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet Droogmakerijen en Indijkingen, Wet op de Waterkering, Wet Beheer Rijkswaterstaat werken, Wrakkenwet en Waterstaatswet). Daarnaast is de regeling waterbodems uit de Wet Bodembescherming opgenomen in de nieuwe Waterwet. De waterwet regelt niet alles. Bepaalde onderwerpen worden nader uitgewerkt (of zullen nog worden uitgewerkt) in onderliggende regelgeving: het Waterbesluit (algemene maatregel van bestuur), de Waterregeling (een ministeriële regeling) of in de verordeningen van waterschappen en provincies.

Beleid Provincie Zuid-Holland

In het Provinciale Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het beleid voor milieu, water, natuur en landschap geïntegreerd. Het streven is een leef- en investeringsklimaat te realiseren dat gezond, groen en veilig is. Inmiddels is het ontwerp Provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Hierin zijn vier strategische thema's (veiligheid, schoon water, duurzaam zoetwater en een robuust watersysteem) uitgewerkt. Ter aanvulling heeft de provincie in samenwerking met de waterschappen een planMER opgesteld. Hierin worden de milieueffecten van het waterplan weergegeven.

In het Provinciale Grondwaterplan Zuid-Holland 2007-2013 staat het grondwaterbeleid voor de komende jaren beschreven. Er zijn 6 speerpunten geformuleerd (verzilting en grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, bodemdaling, concurrentie om de schaarse ruimte, verandering positie provincie en specifieke gebieden). Ook zijn de kaders die de provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen beschreven. De aanvullende regels voor het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning voor een grondwateronttrekking zijn opgenomen in de Verordening Waterbeheer.

Beleid Hoogheemraadschap

Op 9 december 2009 is het nieuwe waterbeheerplan 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld. Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat al het werk van Rijnland in het teken van drie hoofddoelen: (1) veiligheid tegen overstromingen, (2) voldoende water, (3) gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. In het plan is onder andere opgenomen dat Rijnland samenwerkt met belangenorganisaties om de gestelde doelen voor 2015 te halen. De zogenaamde prioritaire waterlichamen (zie Nota schoon water Rijnland) worden als eerste aangepakt. Voor de andere waterlichamen geldt een realisatietermijn van 2021 met de uitdaging om via 'werk met werk maken' de maatregelen eerder uit te voeren.

Toetsing

Huidige situatie

Het plangebied ligt in het duingebied van Katwijk, op de zeewering. De bodem bestaat uit zand. In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het bestaande zorgcomplex en de komst van 4 appartementengebouwen mogelijk. Gezien de waterhuishoudkundige situatie is het creëren van oppervlaktewater om de toename van verharding in het gebied te compenseren niet mogelijk. De 15% regel van het Hoogheemraadschap van het waterneutraal bouwen is bij dit plan niet aan de orde. De geohydrologische situatie laat wel afkoppelen toe. In het plan wordt hemelwater van dakvlakken en wegen afgekoppeld. Hierbij is de beslisboom van het Hoogheemraadschap leidend. Uitlogende materialen worden niet toegepast mits deze tegen uitlogen worden behandeld. Het regenwater zal door de aanleg van de wadi's via de bodem worden afgevoerd.

Voor het bouwbeleid in de zeewering gelden drie zones, bouwbeleid in de kernzone, bouwbeleid in de beschermingszone en bouwbeleid in buitenbeschermingszone. Voor het bouwen in de beschermingszone en kernzone is een vergunning van het Hoogheemraadschap noodzakelijk.

Er geldt een aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Zo mag er geen zand worden afgevoerd uit de zeewering. Tevens dient de hoeveelheid zand ter plaatse van de bouwlocatie binnen de beschermings- en kernzone te worden verwerkt en mag binnen de kernzone niet verminderen. In het betrokken gebied moet worden voorkomen dat er zandverstuivingen optreden door middel van het inplanten van ten minste 8,00 wissen helm per m².

De vergunnineng op grond van de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, voor de uitvoeringswerkzaamheden in de beschermingszone en de kernzone zijn al verleend (zie bijlagen 5 en 6). De keurvergunning voor de bouwplannen in de beschermingszone en de kernzone zal bij het indienen van de bouwaanvraag worden aangevraagd.

Conclusie en waarborging in plan

Met in achtneming van de bovenstaande voorwaarden, kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Hiermee voldoen de ontwikkelingen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer. Het plan waarborgt de bescherming van de zeewering door middel van een dubblebestemming.