direct naar inhoud van 4.7 Externe veiligheid
Plan: Haven, fase 2 (zuid)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase2z-va02

4.7 Externe veiligheid

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

In/nabij het plangebied zijn aanwezig:

  • Gasverdeelstation (GVS)
  • Gasontvangstation (GOS)
  • aardgastransportleiding van de Gasunie NV

Het bestemmingsplan maakt de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk.

Toetsingskader

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals bij de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij de herinrichting van een gebied bepalen deze risico's mede de ruimtelijke mogelijkheden.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle activiteiten in de nabijheid van het plangebied. Dat kan zowel inrichtingen als transporten betreffen. Van die activiteit dient het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) te worden bepaald en eventueel de toename hiervan.

Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing.

Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te zijn verantwoord.

Onderzoek

  • In het plangebied zijn geen bedrijven waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.
  • Hoofdtransportleidingen voor gevaarlijke stoffen, die in het kader van externe veiligheid bijzondere aandacht moeten krijgen, zijn aanwezig.
  • Routes voor gevaarlijke stoffen zijn binnen het plangebied niet aangewezen.
  • Het gasontvangstation (capaciteit < 40.000 m3/h) heeft een minimale veiligheidszone van 25 meter en het gasverdeelstation heeft een minimale veiligheidszone van 15 meter tot de gevel van kwetsbare objecten. Het huidig ontwerp voldoet hieraan.
  • In verband met de nieuwbouw nabij de gastransportleiding zijn een PR-berekening en een GR-berekening uitgevoerd. De risicoberekening is uitgevoerd met Carola, een door de overheid goedgekeurd softwarepakket voor het uitvoeren van risicoberekeningen aan aardgastransport.

GR berekening

Het groepsrisico is berekend voor het leidingsegment waar mogelijk door de nieuwbouw een verhoging van de groepsrisico kan ontstaan. Ter plaatse van het ontwikkelingsgebied is bij realisatie van de beoogde nieuwbouw sprake van een overschrijdingsfactor van 0,17. De overschrijdingsfactor van één kilometer segment is uitgezet in een FN-curve voor de huidige en nieuwe situatie.

Conclusie

De beoogde ontwikkelingen in het bestemmingsplan zorgen niet voor een toename van het groepsrisico, tevens wordt met een overschrijdingsfactor van 0,17 de oriëntatiewaarde niet benaderd. Hiernaast is in het plan voldaan aan de noodzakelijke veiligheidsafstanden; (Zie bijlagen bij de toelichting).