direct naar inhoud van 4.8 Niet gesprongen explosieven
Plan: Haven, fase 2 (zuid)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0537.bpKAThavenfase2z-va02

4.8 Niet gesprongen explosieven

Beoogde ontwikkeling in relatie tot milieu

Uit diverse bronnen is naar voren gekomen dat in het havengebied van Katwijk in de Tweede Wereldoorlog meermalen gevechtshandelingen (bombardementen en beschietingen door geallieerde vliegtuigen) hebben plaatsgevonden. Het voorkomen van niet-gesprongen explosieven is op basis van deze informatie een aandachtspunt voor de beoogde ontwikkeling van het gebied en de daarmee gepaard gaande ontgravingswerkzaamheden en overige werkzaamheden waarbij de bodem binnen het plangebied geroerd wordt.

Toetsingskader

Er dient een risicoanalyse uitgevoerd naar vermoedelijke explosieven in relatie tot het toekomstige gebruik van de grond en de uit te voeren reguliere civieltechnische werkzaamheden. Hierbij is de "Circulaire Bergen van vliegtuigwrakken en vermiste bemanningsleden uit de Tweede Wereldoorlog; opsporen en ruimen van andere explosieven dan geïmproviseerd" in acht genomen. De noodzaak tot een advies ligt in de eindverantwoordelijkheid van de gemeente inzake Openbare Orde en Veiligheid en de mogelijke aanwezigheid van conventionele explosieven.

Onderzoek

In het kader van de herinrichting van het gebied is door de firma Saricon in 2011 een Vooronderzoek Conventionele Explosieven uitgevoerd(kenmerk rapportage: 11S119-vo-02 d.d. 30 september 2011). Hieruit is gebleken dat tijdens de Tweede Wereldoorlog diverse luchtaanvallen hebben plaatsgevonden binnen en in de nabijheid van het projectgebied. Het gaat hierbij om al dan niet vermeende bombardementen in het havengebied en beschietingen van de voormalige gasfabriek:

  • 1. Luchtaanval 6 juli 1940: geen van de onderzochte bronnen maakt melding van explosieven in het havengebied.
  • 2. Luchtaanval 20 februari 1941: hierbij zijn in het projectgebied en de directe omgeving ervan vijf bommen terechtgekomen. In de Nederlandse en Duitse bronnen zijn geen meldingen aangetroffen dat blindgangers in de bodem zijn geslagen. Daarnaast was de locatie destijds reeds bebouwd en in gebruik, hetgeen impliceert dat dergelijke gebeurtenissen niet onopgemerkt zouden blijven.
  • 3. Luchtaanval 21 oktober 1942: van de claim uit Britse bron dat de gasfabriek in Katwijk zou zijn aangevallen zijn in de Nederlandse en Duitse bronnen zijn geen bevestigingen gevonden;
  • 4. Luchtaanval 27 september 1944: uit de geraadpleegde bronnen blijkt dat enkel boordgeschutmunitie en dat geen afwerpmunitie is gebruikt bij deze aanval op het havengebied. Mogelijke locaties van klein-kalibermunitie zijn niet of nauwelijks te achterhalen, mede gezien de naoorlogse herinrichting van het terrein.

Saricon concludeert dat onvoldoende indicaties aanwezig zijn om te spreken van de mogelijke aanwezigheid van explosieven, hetgeen inhoudt dat het projectgebied als onverdacht wordt beschouwd. Hierbij geldt als argument dat in de Nederlandse en Duitse bronnen zijn geen meldingen aangetroffen dat blindgangers in de bodem zijn geslagen. Daarnaast was de locatie destijds reeds bebouwd en in gebruik, hetgeen impliceert dat dergelijke gebeurtenissen niet onopgemerkt zouden blijven.

Conclusie

Het plangebied wordt als onverdacht beschouwd voor het voorkomen van niet-gesprongen explosieven. De geplande werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen in munitie-technische zin regulier worden uitgevoerd.