direct naar inhoud van Artikel 19 Algemene afwijkingsregels
Plan: Centrale Zone
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0532.BPcentralezone-OH01

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

19.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;het afwijken van maten, met uitzondering van percentages, met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;het verschuiven van bouwgrenzen en nadere aanduidingen, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, ten behoeve van de bouw van gestapelde woningen, met dien verstande dat:
    • 1. woningbouw in drie en incidenteel vier bouwlagen goed inpasbaar is in een laagbouwwoonmilieu mits voldoende aandacht is besteed aan de invloed op de directe omgeving en parkeervoorzieningen;
    • 2. in bijzondere situaties, als genoemd in het raadsvoorstel van de gemeenteraad van Stede Broec d.d. 18 juni 2009, is de toepassing van woningbouw in meer dan vier lagen mogelijk indien sprake is van een duurzame woonkwaliteit (woningplattegrond, goede parkeeroplossing, inrichting omgeving) en indien de invloed op het bestaande laagbouwmilieu beperkt is.
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten
  • g. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet mag bedragen dan 3,5 meter;
  • h. de bouw van erfafscheidingen, tot een maximale bouwhoogte van 3 meter met uitzondering van de bouw van erfafscheidingen ter plaatse van de bestemming wonen.

19.2 Weigering omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien daardoor ernstige afbreuk wordt gedaan aan de, ingevolge de bestemming gegeven, gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.