direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen
Plan: Buitengebied Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPBuitengebied2011-VG01

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing': voormalige bedrijfsbebouwing;
  • c. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorziening, speeltoestellen, verharding en nutsvoorzieningen.

Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven;
  • e. doeleinden van openbaar nut;
  • f. inwoning (mantelzorg);
  • g. hobbymatig houden van dieren en paardenstalling.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan de bestaande hoogte, zoals bedoeld in artikel 1.24, bedragen tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' een andere goothoogte is aangeduid;
  • b. indien ter plaatse een aanduiding 'maximum bouwhoogte' is opgenomen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aldaar vermeld;
  • c. het is niet toegestaan om bestaande hoofdgebouwen te splitsen in meerdere woningen;
  • d. het maximaal aantal wooneenheden bedraagt niet meer dan één per bestemmingsvlak, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangeduid;
  • e. de inhoud van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 800 m³, inclusief bijbehorende bouwwerken, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' een andere inhoud is aangeduid;
  • f. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 75 m²;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 m en de bouwhoogte maximaal 5 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag maximaal de hoogte van de 1e bouwlaag + 0,25 m bedragen;
  • i. bij sloop van de bestaande bijbehorende bouwwerken mag 100% worden teruggebouwd, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op bebouwing die reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • j. de voorgevel mag met maximaal 1 m worden overschreden door aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zoals erkers en geledingen in de gevel van het hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' mag in afwijking van en in aanvulling op het bepaalde elders in dit artikel het bebouwd oppervlak en de inhoud niet meer bedragen dan het bestaande oppervlak en de bestaande inhoud tenzij ter plaatse met een aanduiding anders is bepaald.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen die voor de voorgevel maximaal 1 m hoog en achter de voorgevel 2 m mogen bedragen.

15.2.3 Bouwwerken van openbaar nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut gelden de volgende bepalingen:

  • a. de inhoud van bouwwerken ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag maximaal 50 m³ per op te richten bouwwerk bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen.

15.3 Afwijken van de bouwregels
15.3.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gesteld in artikel  15.1, teneinde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige bedrijfsbebouwing' nevenfuncties toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de activiteiten worden gehuisvest in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen, waarvoor beperkte uitbreiding van bebouwing mogelijk is;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat indien bestaande vrijkomende bedrijfsgebouwen niet geschikt zijn voor de nevenfunctie, aanspraak gemaakt kan worden op de saneringsregeling waarbij de huidige bebouwing gesloopt wordt waarna 50% van het voormalige bebouwingsoppervlak met een maximum van 250 m² teruggebouwd mag worden;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  • d. nevenactiviteiten mogen maximaal 25% van het bestaand gezamenlijk vloeroppervlak van de vrijkomende bedrijfsbebouwing beslaan met een maximum van 250 m² waarbij vestiging in kassen niet is toegestaan;
  • e. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. als gevolg van de nevenactiviteit de verkeersafwikkeling niet onevenredig wordt belast;
  • h. er dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • i. de nevenactiviteit mag niet meldings- of vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer, of een aan deze wet verbonden regeling, tenzij is aangetoond dat de betreffende activiteit(en) geen onevenredige milieubelasting opleveren voor de omgeving;
  • j. verkoop is uitsluitend toegestaan op kleine schaal, voor zover direct verbonden aan het functionerend agrarisch bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische producten, tot een maximaal verkoopvloeroppervlak van 100 m²;
  • k. horecavoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan op kleine schaal, tot een maximaal bedrijfsvloeroppervlak van 25 m²;
  • l. als gevolg van de nevenactiviteiten mag de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
  • m. indien het kleinschalig kamperen betreft, het aantal standplaatsen ten hoogste 15 bedraagt.

 

15.3.2 Ten behoeve van paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 15.1, teneinde paardenbakken toe te staan, met dien verstande dat:

  • a. de paardenbak dient binnen het bouwvlak of direct in aansluiting op het bouwvlak gerealiseerd te worden;
  • b. de paardenbak dient op ten minste 50 m van bouwvlakken van derden gelegen te zijn;
  • c. de afmeting van de paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  • d. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, gelet op de specifieke functie en gericht op het type, de vorm en de aard van de bebouwing, situering, groene inrichting (en afscherming) en versterking van het landschap;
  • e. terreinafscheiding rond de paardenbak mag voor de voorgevel maximaal 1 m bedragen en achter de voorgevel maximaal 2 m bedragen;
  • f. de inrichting van het terrein dient in relatie te zijn tot het omliggende landschap;
  • g. afhankelijk van de ligging kunnen er nadere eisen gesteld worden aan de uitvoering en inpassing van de paardenbak conform de stedenbouwkundige randvoorwaarden die per locatie door het bevoegd gezag kunnen worden opgesteld;
  • h. verlichting/lichtmasten zijn niet toegestaan.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Gebouwen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  • c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 15.1, ten behoeve van het realiseren van kleinschalige verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:

  • a. ten behoeve van een bed & breakfast maximaal 5 kamers zijn toegestaan;
  • b. geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht;
  • c. als gevolg van de verblijfsrecreatie de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven uit milieuhygiënisch oogpunt niet onevenredig worden beperkt;
  • d. de vestiging van verblijfsrecreatie geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwvlak;
  • f. geen afbreuk wordt gedaan aan aanwezige cultuurhistorische waarden, natuurwaarden en/of de landschappelijke kwaliteit.