direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Buitengebied Hellevoetsluis
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0530.BPBuitengebied2011-VG01

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0530.BPBuitengebied2011-VG01 met de bijbehorende regels.

1.2 plan

het bestemmingsplan Buitengebied Hellevoetsluis van de gemeente Hellevoetsluis.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 aaneengebouwde bebouwing

bebouwing die met de hoofdbouwmassa aaneengesloten is gebouwd.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie behouden blijft.

1.8 aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt. Het beroep of bedrijf dient qua omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken te passen en de woonfunctie dient als primaire functie behouden en herkenbaar te blijven.

1.9 achtererfgebied

een erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.11 agrarische deskundige

een deskundige die zich bezig houdt met de beoordeling van bouwaanvragen die betrekking hebben op agrarische bedrijfsacitiveiten. Zij adviseren onder andere of:

  • de beoordeling of een bedrijf volwaardig is;
  • de beoordeling of een (eerste of tweede) bedrijfswoning noodzakelijk is;
  • de beoordeling of de beoogde bouw noodzakelijk is voor het bedrijf.

1.12 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • e. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • h. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • i. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of het kweken van dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • j. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan.

1.13 agrarische verbreding

het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf, die ruimtelijk inpasbaar zijn en verbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering, zoals extensieve dagrecreatie, kleinschalige verblijfsrecreatie en productiegebonden detailhandel.

1.14 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.15 agrarische loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend en overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur.

1.16 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.17 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. het bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.19 bed & breakfast

Een Bed & breakfast is een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en of een bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal vijf kamers

1.20 bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfswoning

een woning in of bij een bouwwerk of terrein, die alleen is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het bijbehorende terrein of bouwwerk(en), noodzakelijk is.

1.23 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.24 bestaand
  • a. ten aanzien van bebouwing: een bouwwerk dat aanwezig of in uitvoering is op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel kan worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.25 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.26 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.27 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.28 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.29 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.30 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.31 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.34 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.35 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.36 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.37 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de ontstaansgeschiedenis en het gebruik van de gronden in de loop der tijd, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- en wegenpatroon dan wel de architectuur.

1.38 dagrecreatie

het verblijf voor recreatieve doeleinden buiten de woning, zonder dat daar een overnachting (elders) mee gepaard gaat.

1.39 detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé, etc.

1.41 doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes en straatvoorzieningen (onder andere voor afvalstoffen).

1.42 ecologische verbindingszone

elementen die als verbinding fungeren tussen ecologische stapstenen of kerngebieden, rekening houdend met de reeds aanwezige landschapselementen en de flora en fauna.

1.43 educatief medegebruik

een educatief medegebruik van de gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve gebruik is toegestaan.

1.44 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze inrichting niet verbieden.

1.45 extensieve recreatie

recreatie met weinig dynamiek die nauwelijks druk uitoefent op de omgeving, zoals bijvoorbeeld wandelen, fietsen en skaten. Er zijn weinig of geen gebouwen nodig en het aantal recreanten (per tijdseenheid of oppervlakte-eenheid) is beperkt.

1.46 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 gedeeltelijk vernieuwen

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijke korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.

1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder (Stbl. 1981, 533) rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.49 hobbymatig houden van dieren (hobbyboeren)

agrarische activiteiten, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.50 hoofdfunctie

de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.

1.51 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 horeca

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van een nachtverblijf ter plaatse en/of het nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, een en ander eventueel gepaard gaande met dienstverlening, onderverdeeld in categorie 1 t/m 4. Tot de 1 t/m 4 genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

horeca categorie 1

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks, ijs en kleine maaltijden voor consumptie zowel ter plaatse als elders, met daaraan ondergeschikt het verstrekken van dranken, zoals een snackbar, cafetaria, lunchroom en ijssalon.

horeca categorie 2
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, al dan niet in combinatie met kleine etenswaren, zoals een café.

horeca categorie 3

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren ten behoeve van consumptie ter plaatse, alsmede het daaraan ondergeschikt verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, al dan niet in combinatie met het verstrekken van nachtverblijf en/of van zaalverhuur, zoals een (hotel-)restaurant, pannenkoekhuis, eetcafé en pizzeria, uitgezonderd een maaltijdafhaalcentrum.

horeca categorie 4

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot dansen dan wel tot het uitoefenen van een kans- en behendigheidsspel al dan niet in combinatie met het verstrekken van alcoholhoudende en niet-alcoholhoudende dranken, zoals een dancingen een discotheek.

1.53 horecavoorziening

voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik.

1.54 hoveniersbedrijf

een bedrijf, geen tuincentrum zijnde, dat gericht is op de aanleg en onderhoud van tuinen, parken, plantsoenen, alsmede op de teelt en/of levering van producten daartoe.

1.55 infiltratievoorziening

voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem.

1.56 inwoning

tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.57 kampeermiddelen
  • a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  • b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.58 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.59 kantine

verblijfslokaal ten behoeve van onder andere recreatieve voorzieningen en maatschappelijke doeleinden waar men, als ondergeschikte functie aan de bestemming, consumpties kan kopen en nuttigen.

1.60 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting bestemd is voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.61 kassen

agrarische bedrijfsgebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.

1.62 Keur

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.

1.63 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.64 kleinschalig kamperen

kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 15 kampeermiddelen, niet zijnde permanente standplaatsen.

1.65 kunstwerk

een voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting.

1.66 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 205) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.67 landschappelijke waarden

het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden.

1.68 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van de (openbare) dienstverlening, waaronder ook kinderopvang voor kinderen tot en met vier jaar.

1.69 maatvoeringvlak

het geometrisch bepaald vlak, dat hoogtes en woningtypes scheidt.

1.70 manege

een bedrijf dat in hoofdzaak gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies- en verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen, passend binnen de bestemming.

1.71 mantelzorg

de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.

1.72 mestzak

een reservoir bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat niet geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal en dat tot stand is gebracht na 1 juni 1987. Uit de toelichting op het Besluit mestbassins blijkt dat deze definitie ruimte biedt voor een ruime uitleg. Iedere vorm van opslag van dunne mest, tenzij geheel of gedeeltelijk gelegen onder een stal, kan worden aangemerkt als bassin. Naast een mestzak kan ook een foliebassin, een mestvijver of een mestsilo vallen onder de definitie van het besluit mestbassins. Een mestzak die aan de toelatingscriteria van het Besluit mestbassins voldoet, dient dus ook aan de daarin gestelde voorschriften voor mestbassins te voldoen.

1.73 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.74 nevenfunctie/activiteit

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft.

1.75 niet-permanente standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel gedurende het zomerseizoen.

1.76 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor niet langer dan een zomerseizoen.

1.77 ondergeschikt bouwdeel

een deel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.

1.78 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten met een ondergrond van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te versterken, al dan niet voorzien van een omheining en zonder verlichting.

1.79 paardenhouderij (productiegericht):

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden, zoals een opfokbedrijf, stoeterij, handelsstal etc., met een beperkte publieksaantrekkende functie en geen gebruiksgerichte paardenhouderij zijnde.

1.80 paardenhouderij (gebruiksgericht):

een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het berijden, verzorgen en trainen van paarden gericht op de ruiter/amazone, zoals een manege, verenigingsaccommodatie etc. met een publieksaantrekkende functie.

1.81 paardenstalling

het houden van paarden en pony's, ondergeschikt aan de bedrijfsvoering, ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's te stallen en te weiden; onder paardenstalling wordt geen manege verstaan.

1.82 peil
  • a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. indien direct aan de weg wordt gebouwd, dient de kruin van de weg aangehouden te worden;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld aangehouden te worden.

1.83 perceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.84 permanente bewoning

het gebruik als hoofdverblijf.

1.85 permanente standplaats (kampeermiddel)

het gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn en als nachtverblijf uitsluitend mag worden gebruikt door personen, die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.86 permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen.

1.87 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.88 recreatieve voorziening

een voorziening ten behoeve van recreatie, hieronder mede begrepen sport- en spelaccommodaties, voorzieningen ter bevordering van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, kantine alsmede accommodaties voor administratieve functies ten dienste van de bestemming.

1.89 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben, van hoofdverblijf is hier sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:

  • a. noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van Hellevoetsluis overeenkomstig de (geldende) wettelijke voorschriften (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), en/of;
  • b. inhoudt dat in de woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgend door een zelfde persoon, gezien of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.

1.90 rijhal

een overdekte piste voor training en africhting van paarden en meting van prestaties van ruiter en paard.

1.91 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.92 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.93 standplaats ambulante handel

het bedrijfsmatig, anders dan in een winkel, goederen te koop aanbieden of verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

1.94 speeltoestellen

klim-, klauter- of balanceertoestellen voor kinderen.

1.95 speelvoorzieningen

voorzieningen in de woonomgeving, die er op gericht zijn speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, zoals bijvoorbeeld een sportveld.

1.96 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt:

  • a. hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij gemakkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaatsvindt, zoals teeltbakken in stellingen, plastic en foliekassen, -tunnels en -regenkappen;
  • b. hoge ondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd, zoals voor mensen toegankelijke wankelkappen, schaduwhallen en hagelnetten;
  • c. lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, met een hoogte van maximaal 1,5 m, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt;
  • d. lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter:
    teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer wordt verwijderd, zoals lage tunnels, insectengaas, afdekfolies en vlakveldfolies.

1.97 tuincentrum

een perifere detailhandelsvestiging waar in hoofdzaak verkoop plaatsvindt van artikelen ten behoeve van de inrichting en het onderhoud van (particuliere) tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, te onderscheiden in een hoofd en -nevenassortiment; daghoreca is als ondergeschikte voorziening toegestaan; het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment en neemt niet meer ruimte in beslag dan 20% van de netto verkoopvloeroppervlakte;

onder hoofdassortiment wordt verstaan:

tuinplanten, struiken en bomen, bloemen en kamerplanten, bloembollen en zaden, tuingereedschap en meststoffen, tuinverlichting, vijvers en fonteinen, grondproducten, zand, hout, kunststof, metaal (zoals schuttingdelen, palen, planken, vlonders, tuinhuisjes), steenproducten (zoals tegels, sierstenen, grind), potterie voor buiten;

onder nevenassortiment wordt verstaan:

decoratie buitenshuis (zoals beelden, ornamenten en bloembakken), decoratie binnenshuis (zoals potterie voor binnen), seizoensartikelen (zoals tuinmeubelen, Kerstmis, Pasen), zwembaden, buitensauna's, buitenspeelgoed (zoals trampolines, glijbanen, schommels etc.), dieren voor in de tuin, diervoeders- en benodigdheden voor dieren die in de tuin worden gehouden.

1.98 verblijfseenheid

een standplaats, recreatiewoning of daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.99 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover geen bouwwerken en kampeermiddelen zijnde.

1.100 verblijfsrecreatie

het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij ten minste een nacht wordt doorgebracht, met uitzondering van overnachtingen bij familie en kennissen.

1.101 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik, op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.102 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd (bedrijfseconomisch en milieuhygiënisch).

1.103 voorgevel

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw.

1.104 voorgevelrooilijn

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

1.105 vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.106 waterhuishoudkundige voorzieningen

een voorziening voor de waterhuishouding, waaronder in ieder geval wordt verstaan: watergangen (greppels, sloten, singels) alsmede bijbehorende kunstwerken (duikers, stuwen, gemalen) en drainage- en infiltratievoorzieningen.

1.107 watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.108 waterkering

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.

1.109 weg

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.110 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.111 woonwagen

een voor wonen bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.112 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 15 oktober van het kalenderjaar.