direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.WP0010AWaldeck-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het wijzigingsplan

De gemeente Den Haag stelt om de volgende reden een wijzigingsplan van het bestemmingsplan Kijkduin - Ockenburgh voor het plangebied Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck) op.

In het bestemmingsplan Kijkduin - Ockenburgh is voor het gebied van de sportaccomodatie van het tennispark Waldeck een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De wijzigingsbevoegdheid maakt de realisatie van maximaal 225 woningen in een compacte groenstedelijke woonomgeving mogelijk. Om het gewenste landschappelijke woonmilieu mogelijk te maken is echter een lager aantal woningen noodzakelijk. Op de locatie is daarom een woningbouwplan met tussen de 130 en 163 woningen voorzien in een lagere dichtheid en met verhoudingsgewijs veel ééngezinswoningen.

1.2 Doel van het wijzigingsplanplan

Het doel van het het wijzigingsplan Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck) is:

  • a. het vastleggen van de nieuwe ruimtelijke structuur in een juridisch-planologisch kader;
  • b. het wijzigingsplan maakt de volgende ontwikkeling in het plangebied mogelijk: De realisatie van ca. 130-163 woningen. Het betreffen grondgebonden woningen en appartementen in een compacte groenstedelijke woonomgeving.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck) ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is op onderstaande kaart aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.WP0010AWaldeck-50VA_0001.png"

kaart 1: ligging wijzigingsplan

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Van toepassing is het bestemmingsplan Kijkduin - Ockenburgh. De locatie Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck) heeft de bestemming 'Groen' en 'Sport'. Op de locatie rust tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Het wijzigingsplan Wijndaelerduin - Ockenburghstraat (Voormalig tennispark Waldeck) dient gelezen te worden in samenhang met het Moederplan Kijkduin - Ockenburgh.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.WP0010AWaldeck-50VA_0002.png"

kaart 2: vigerende regeling in het moederplan

De beleidskaders en milieuaspecten zijn reeds beschreven in het moederplan. De milieuaspecten Geluid, Externe Veiligheid, Water en Flora en Fauna zijn in het kader van dit wijzigingsplan nader onderzocht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Ontwikkelingen

De ontwikkeling betreft de bouw van grondgebonden eengezinswoningen en appartementen ter plaatse van het voormalig tennispark Waldeck. De gronden waren in het bestemmingsplan Kijkduin-Ockenburgh voorzien van de bestemmingen Sport en Groen met een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Wonen. In de wijzigingsbevoegdheid worden maximaal 225 woningen mogelijk gemaakt. Dit programma was ontleend aan het Masterplan Kijkduin en is gebaseerd op een compact groenstedelijk woonmilieu.

Op de locatie wordt nu echter een woningbouwontwikkeling in een landschappelijke setting in een lagere dichtheid en met verhoudingsgewijs veel ééngezinswoningen voorzien. Om het gewenste landschappelijke woonmilieu mogelijk te maken is een lager aantal woningen noodzakelijk, tussen de 130 en 163. Het plan past binnen de ruimtelijke kaders voor de ontwikkelingslocaties van Kijkduin Binnen; het Landschappelijk raamwerk Kijkduin (concept 7 juni 2016) en het Beeldkwaliteitsplan Kijkduin Binnen (collegebesluit 5 juli 2016).

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.WP0010AWaldeck-50VA_0003.png"

afbeelding 1: de ontwikkellocatie op het (oranje gekeurde) tennispark Waldeck

2.2 Beschrijving van het plan

Landschap

De locatie heeft een bijzondere landschappelijke kwaliteit. Het is gelegen achter de kust op de overgang tussen het open buitenduingebied en het beboste binnenduingebied. De locatie is omringd door het puinduin en de bosrand langs de Kijkduinsestraat. De beschutte ligging achter de begroeide duinen en de beschutte bosrand geven de plek een unieke intimiteit waarbij het omliggende groen beeldbepalend is. Door deze beslotenheid als uitgangspunt te nemen voor de ontwikkeling ontstaat een intieme woonbuurt waarvan het landschappelijk karakter, de identiteit en oriëntatie volledig ontleend worden aan het omliggende puinduin.

Verkeer

De locatie krijgt één ontsluiting voor auto's. Aan de zuidzijde van de locatie, de hoek nabij de Internationale School, komt de toegang van het gebied. Deze takt af van de Machiel Vrijenhoeklaan, loopt via het Schapennatjesduin en het Wijndaelerduin en sluit via een nieuwe bocht langs het puinduin aan op de bestaande toegangsweg van het voormalig tennispark. De huidige 'knip' in de weg nabij de parkeerplaats bij het sportcentrum wordt opgeheven. Om doorgaand verkeer door het duinlandschap te voorkomen wordt het deel van de Wijndaelerduin tussen de brug naar de Internationale School en de Wijndaelerweg aan het autoverkeer onttrokken. De auto-ontsluiting van de Internationale School wordt verplaatst naar de Wijndaelerweg.

De wegen binnen het plangebied zijn woonstraten voorzien van de bestemming Verkeer-verblijfsstraat. Het parkeren wordt, volgens de Haagse parkeernormen, op eigen terrein opgelost. In de woonstaten is tevens het bezoekersparkeren opgenomen. Aan de zijde van de Kijkduinsestraat worden de woonstraten voor langzaamverkeer aangesloten op de langzaam verkeersverbindingen in de omgeving. Hier zal een fietsroute gerealiseerd worden die de buurt enerzijds verbindt met de Laan van Meerdervoort en anderzijds met de Internationale School en de achterliggende sportvoorzieningen en duinlandschap.

Via het Wijndaelerduin naar de Wijndaelerweg is in geval van calamiteiten een noodontsluiting voor autoverkeer mogelijk. Een noodontsluiting voor hulpdiensten is voorzien aan de Kijkduinsestraat.

Stedenbouwkundige opzet

Het plan heeft een strokenbouwverkaveling. De verkaveling is opgebouwd uit zes bebouwingsstroken die zijn opgespannen tussen de Kijkduinsestraat en de noordelijke puinduinhelling. Hiertussen liggen woonstraatjes in een flauwe bocht die gericht zijn en doorzichten bieden op de puinduinhellingen. Een slingerende ontsluitingsweg verbindt de woonstraten met de toegangsweg. Langs de woonstraten en aan de koppen daarvan zijn brede groenstroken opgenomen, die ook het binnengebied van het plan een groene uitstraling geven. De bebouwingsstroken hebben globaal een noordoost-zuidwest oriëntatie en zijn met terrassen en tuinen optimaal georiënteerd op de zon. In de overgang tussen openbaar-collectief-privé wordt gebruik gemaakt van de bestaande hoogteverschillen in het plangebied.

Binnen het plangebied zijn drie deelgebieden met verschillende bebouwingsensembles te onderscheiden: de noordhelling met duinrandappartementen, de westhelling met duinrandwoningen en het binnengebied met duinparkwoningen. De bebouwingsstroken in het binnengebied worden informeel onderbroken door groene dwarsverbindingen. De woningen worden geclusterd in kleinschalige volumes in het groen, hiertussen bevinden zich open doorzichten.

Openbare ruimte en duurzaamheid

Brede bermen met gras, bomen en heesters geven de openbare ruimte een groene uitstraling. Met het doorzetten van de beplantingstypologie en het karakter van het duin in de bermen wordt het landschap in het gebied ingepast (zie ook.Bijlage 2)

Het landschappelijke karakter en de gunstige zonoriëntatie maken het mogelijk om de buurt extra duurzaam vorm te geven. Het gebruik van natuurlijke materialen, het gebruik van duurzame (zonne) energie en een zorgvuldige vormgeving versterken de identiteit als hoogwaardige, duurzame woonbuurt.

De openbare ruimte heeft het karakter van een verblijfsgebied. De woonstraten hebben een informeel, smal en asymmetrisch profiel, bij voorkeur aangelegd in één soort gebakken steen. Dit is inclusief de strook met langsparkeren langs de groenstrook.

Het groen vormt de kwaliteitsdrager van het plan. De als groen bestemde elementen zijn de groenstroken langs de woonstraten, in het verlengde daarvan de groenstroken tussen de appartementenblokken, de groene dwarsdoorsteken, de hellingen van het puinduin en de bosrand langs de Kijkduinsestraat (grenst aan het plangebied).

Duinrandappartementen 

Aan het einde van de woonstraten staan de appartementenblokken als koppen van de bebouwingsstrook dwars geplaatst tegen de noordelijke helling van het puinduin. Hier wordt gebruik gemaakt van het natuurlijke hoogteverschil.De plint wordt tegen het talud aangeschoven. In de plint worden de entrees, de bergingen en het bewonersparkeren geplaatst. Het wonen bevindt zich op de verdiepingen, met vier tot vijf woonlagen De buitenruimtes worden gevormd door balkons en terrassen die zich binnen het bouwvolume bevinden. De bovenste appartementen komen boven het puinduin uit en bieden uitzicht op zee. De maximale bouwhoogte bedraagt 18 meter. Het plan biedt ruimte voor circa 85 appartementen.

Duinrandwoningen

Evenwijdig aan de woonstraten tegen de westelijke helling ligt de bebouwingsstrook van de duinrandwoningen. De bebouwingsstrook slingert mee met het golvende verloop van het talud. Ook hier wordt gebruik gemaakt van het natuurlijke hoogteverschil. De woningen worden tegen het talud aangeschoven en bestaan aan de straatzijde uit drie lagen en aan de tuinzijde uit twee lagen. In de plint wordt geparkeerd en hier bevinden zich de entrees en de bergingen. Het wonen bevindt zich op de verdiepingen. Aan de puinduinzijde hebben de woningen een ondiepe tuin. De woningen zijn twee-aan-twee geschakeld of vrijstaand, andere schakelingen zoals korte rijtjes, zijn hier niet toegestaan. De minimale afstand tussen de woningen en de kavelgrens aan de zijkant van de twee-onder-één kappers bedraagt 2 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 11 meter. Het plan biedt ruimte aan circa 14 duinrandwoningen.

Duinparkwoningen

Het driehoekige vlakke binnengebied van de locatie heeft een parkbuurt-achtige sfeer. Slingerende woonstraatjes verbinden de kleinschalige duinparkwoningen en bieden doorzichten richting de duinen en de bosrand. Door de oriëntatie op de zon hebben de woonstraatjes een asymmetrisch wegprofiel, met de voorkanten van de woningen aan de staat en de achtertuinen grenzend aan een groenstrook. Tussen de woonstroken in ligt een groene doorsteek die een informele dwarsroute vormt voor de voetgangers. De woningen zijn geclusterd in kleinschalige volumes, met een schakeling van twee of vier woningen. Omwille van de flexibiliteit van het plan zijn schakelingen van drie woningen ook toegestaan. Andere schakelingen, vrijstaand of langere rijtjes zijn niet toegestaan. De clusters staan in een groene omgeving met tuinen aan de rondom.

De tuinen zijn ondiep en zijn aan de achterzijde circa een meter opgehoogd als ware het een terras, gelegen aan de groenstrook. Met een uniforme erfafscheiding met een lage muur en een heg wordt een rommelig beeld voorkomen. De achterzijde van de woningen zijn vanwege het terras en de ondiepe tuin minder geschikt voor de situering van de bergingen. Aan de achterzijde is een berging echter vergunningsvrij wel mogelijk. Aan de straatzijde van de woningen wordt tevens geparkeerd op eigen terrein.

Ten behoeve van een optimale woningplattegrond zijn bij de geschakelde types met vier aaneengesloten woningen bergingen aan de straat toegestaan tot 3,5 meter buiten het bebouwingsvlak. De bergingen hebben een maximale hoogte van 3,5 meter en een maximaal oppervlak (buiten het bebouwingsvlak) van 13 m2 per berging. De minimale afstand tussen de woningen en de kavelgrens aan de zijkant van de geschakelde woningen bedraagt 2 meter. De maximale bouwhoogte van de woningen bedraagt 11 meter. Het plan biedt ruimte aan circa 40 duinparkwoningen.   

Hoofdstuk 3 Milieu

3.1 Bodem

De locatie valt volgens de vigerende Nota bodembeheer van Den Haag in zone B6 (Kuststrook, Kijkduin, Ockenburg, Oostduin). Voor deze zone mag de bodemkwaliteitskaart van Den Haag worden gebruikt als vervanging van het noodzakelijke bodemonderzoek bij omgevingsvergunningen. Daartoe dient wel een vooronderzoek te worden uitgevoerd conform de laatste versie van de onderzoeksnorm NEN 5725. Aangetoond moet worden dat het om een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie gaat (dit is een locatie waar geen puntbron is (geweest) die de bodem heeft (kunnen) verontreinigen).

Binnen het plangebied zijn de volgende 2 deelgebieden te onderscheiden:

Deelgebied B

Het plangebied heeft een overlap met de zogenaamde “puinduin Ockenburgh”, één van de omvangrijke stortlichamen die tussen 1968 en 1973 zijn aangebracht. Deze puinduin betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging (beschikking EU 4010001 d.d. 17-01-1996). De aanwezige sterke verontreiniging met zware metalen, PAK en Cyanide in de grond is gesaneerd middels isolatie (afdeklaag) en er gelden gebruiksbeperkingen, deze zijn vastgelegd in de beschikking (kenmerk ODH-2015-00666236 d.d. 20 mei 2015) op het nazorgplan. Voor herinrichting ter plaatse van deelgebied B dient een beschikking op een (deel)saneringsplan te worden aangevraagd bij de Omgevingsdienst Haaglanden. In dat kader is overleg met de beschikkinghouder van het nazorgplan wenselijk.

Deelgebied A (overig terrein)

Voor het overig terrein dient een vooronderzoek (conform NEN-5725) en mogelijk verkennend bodem onderzoek (conform NEN-5740) te worden uitgevoerd.

Situatietekening met ligging plangebied en deelgebieden:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.WP0010AWaldeck-50VA_0004.png"

3.2 Externe veiligheid

Ten behoeve van het wijzigingsplan is nader onderzoek uitgevoerd in het kader van de Externe Veiligheid. Uit het rapport (Analyse externe veiligheid, memonummer 20160511 d.d. 11 mei 2016, zie bijlage 4) blijkt het volgende:

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van één risicobron: de Ockenburghstraat/Kijkduinsestraat (routering gevaarlijke stoffen).

Routering gevaarlijke stoffen

Het invloedsgebied van de Ockenburghstraat/Kijkduinsestraat reikt tot het plangebied. De weg heeft geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering. Het groepsrisico van de weg blijft in de toekomstige situatie lager dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is verplicht.

Verantwoording groepsrisico

Aangezien er sprake is van een beperkte verantwoording voor de routering gevaarlijke stoffen zijn voor deze risicobron enkel de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd. In de verantwoording van het groepsrisico dienen, naast de hoogte van het groepsrisico, enkele kwalitatieve elementen beschouwd te worden. In deze paragraaf zijn alle elementen beschouwd. Hierbij is de volgende indeling gehanteerd:

  • algemene beschouwing veiligheidssituatie;
  • mogelijke veiligheidsmaatregelen;
  • zelfredzaamheid;
  • bestrijdbaarheid.

Algemene beschouwing veiligheidssituatie

Scenario’s

Relevante scenario’s zijn een plasbrand en een BLEVE. De gevolgen van deze scenario’s zijn verschillend. In deze paragraaf worden de scenario’s verduidelijkt.

Plasbrand

Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan (een plas van brandende vloeistof). Het gevolg is een korte, maar extreme hittestraling. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Uitgaande van een calamiteit waarbij de gehele tankinhoud vrijkomt is het invloedsgebied van een plasbrand ongeveer 30 meter.

BLEVE

Een BLEVE kan plaatsvinden bij een LPG-tankwagen (aanstraling door een brand). Een warme BLEVE ontstaat door een (plas)brand in de nabijheid van een tankwagen beladen met brandbaar of toxisch gas. Door de hitte van de brand loopt de druk in een tankwagen hoog op, terwijl de sterkte van de metalen wand afneemt. Hierdoor kan de wand het begeven en de tank ontploffen.

Op grond van de NTA 8820:2015 (Nederlands Technische Afspraak) wordt een LPG-tankwagen voorzien van een hittewerende bekleding die de kans op een warme-BLEVE gedurende ten minste 75 minuten voorkomt.

De brandweer is daardoor in staat de tank van de tankauto tijdig te koelen.

Hoogte van het groepsrisico

Het groepsrisico van de Ockenburghstraat bevindt zich ter hoogte van het plangebied onder de oriëntatiewaarde (<0,1 keer de oriëntatiewaarde). In de Nota Externe Veiligheid Den Haag (2013) is beschreven dat in deze situatie (een groepsrisico dat lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde) de focus van de groepsrisicoverantwoording ligt op de vraag of er vanuit hulpverlening en crisisbeheersing maatregelen nodig zijn.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario.

Risicocommunicatie

In geval van een calamiteit verloopt waarschuwing via NL-Alert en het Waarschuwings- en Alarmering Systeem (WAS). Gerichte risicocommunicatie met aanwezigen kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten) en hoe hier invulling aan kan worden gegeven.

Door bewoners periodiek alert te maken op de risico's, gevolgen en effecten van een incident met gevaarlijke stoffen kan de slagvaardigheid tijdens een calamiteit vergroot worden. Verbetering kan bereikt worden door bijvoorbeeld voorlichting en/of oefening op locatie.

Externe vluchtwegen

De wegenstructuur is in het bebouwde gebied rond het plangebied dusdanig georganiseerd dat er in meerdere richtingen gevlucht kan worden. De externe ontvluchtingmogelijkheden worden daarmee voldoende geacht.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De mate waarin uitvoering aan een aanvalsstrategie kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

Plasbrandscenario

Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan is het van belang dat de brandweer snel ter plaatse is en kan beschikken over voldoende bluswater. Door het tijdig arriveren van de brandweer kan voorkomen worden dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan op gebouwen, of een nabijgelegen wagen met brandbaar gas kan opwarmen en doen ontsteken.

BLEVE-scenario

In geval van een dreigende warme-BLEVE is het belangrijk dat de brandweer zo snel mogelijk ter plaatse is. De brandweer kan de tank koelen en een BLEVE voorkomen. In de praktijk zijn bijna alle tankauto's voorzien van een hittewerende bekleding. Hierdoor kan de warme BLEVE pas na 75 minuten optreden waardoor de brandweer geruime tijd heeft de BLEVE te voorkomen.

Conclusie

Gelet op de hierboven opgenomen verantwoording van het groepsrisico is de beperkte toename van het groepsrisico als aanvaardbaar te beschouwen.

3.3 Geluid

Ten behoeve van het wijzigingsplan is een geluidsonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de ontwikkeling die met onderhavig wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt. Dit geluidsonderzoek (Akoestisch onderzoek Wijzigingsplan Kijkduin-Ockenburgh locatie Waldeck, projectnummer 408594 d.d. 8 juli 2016) is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

Conclusie geluidsonderzoek

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Ockenburghstraat ten hoogste 58 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. Bij 17 woningen en 40 tot 60 appartementen (afhankelijk van de indeling) wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Ten gevolge van het wegverkeer op de Laan van Meerdervoort bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 50 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Bij 2 kavelstroken wordt op de zijgevel de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. De geluidbelasting vanwege de Wijndaelerweg bedraagt ten hoogste 36 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Hoeveel formeel niet van toepassing is de geluidbelasting vanwege de Wijndaelerduin/Schapenatjesduin (30 km/uur) ook getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder om iets te kunnen zeggen over de aanvaardbaarheid hiervan in het kader van een ‘goede ruimtelijke ordening’ op grond van de Wet ruimtelijke ordening. De geluidbelasting vanwege de Wijndaelerduin bedraagt ten hoogste 44 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De geluidbelasting is daarmee als aanvaardbaar te beschouwen.

De ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt nergens overschreden. Vanwege de overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege de Ockenburghstraat en de Laan van Meerdervoort is onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Het toepassen van bron- en overdrachtsmaatregelen is in deze situatie gezien de binnenstedelijke ligging nabij een kruising echter niet doelmatig vanwege technische (bronmaatregelen) en stedenbouwkundige (overdrachtsmaatregelen) bezwaren.

Hogere grenswaarden

Omdat het toepassen van maatregelen niet mogelijk en/of doelmatig is, zal een hogere waarden procedure gestart worden teneinde de volgende hogere waarden vast te stellen (inclusief correctie ex artikel 110g Wgh).

Omschrijving   Maximum aantal wooneenheden   Geluidbron   Hogere waarde (dB)   Lcum (dB)  
Waldeck 01 (duinrandwoningen)   17   Ockenburghstraat   52   58,3  
Waldeck 02 (duinparkwoningen)   5   Ockenburghstraat   57   62,4  
Waldeck 03 (duinparkwoningen)   11   Ockenburghstraat   53   58,5  
Waldeck 04 (duinrandappartementen)   20   Ockenburghstraat   49   54,8  
Waldeck 05 (duinparkwoningen)   7   Ockenburghstraat   58   63,9  
Waldeck 05 (duinparkwoningen)   7   Laan van Meerdervoort   51   63,9  
Waldeck 06 (duinparkwonngen)   7   Ockenburghstraat   52   58,1  
Waldeck 07 (duinrandappartementen)   20   Ockenburghstraat   50   56,1  
Waldeck 08 (duinparkwoningen)   4   Ockenburghstraat   58   63,6  
Waldeck 08 (duinparkwoningen)   4   Laan van Meerdervoort   51   63,6  
Waldeck 09 (duinparkwoningen)   5   Ockenburghstraat   54   59,5  
Waldeck 10 (duinrandappartementen)   20   Ockenburghstraat   52   57,4  
Waldeck 11 (duinparkwoningen)   5   Ockenburghstraat   58   63,1  
Waldeck 12 (duinrandappartementen)   20   Ockenburghstraat   54   59,1  
Waldeck 13 (duinparkwoningen)   2   Ockenburghstraat   58   63,1  
Waldeck 14 (duinrandappartementen)   20   Ockenburghstraat   57   61,8  

Cumulatie

Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld in de zone van meerdere geluidbronnen ligt, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde is niet aan de orde. In het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, d.d. februari 2010, van de gemeente Den Haag is de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting op 69,5 dB gesteld.

Binnen het plangebied is sprake van cumulatie van wegverkeerslawaai. De gecumuleerde geluidbelasting vanwege deze geluidsbronnen op de te projecteren woningen bedraagt ten hoogste 63,9 dB. Hiermee wordt voldaan aan de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting van 69,5 dB.

Geluidwering van de gevel

Voor de nieuw te bouwen woningen waarvoor burgermeester en wethouders van de gemeente Den Haag een hogere waarde vaststellen, dient met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek in het kader van de bouwvergunning te worden onderzocht of deze woningen aan de wettelijke geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kan voldoen.

3.4 Flora en fauna

Ten behoeve van het wijzigingsplan is een natuuronderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. De natuurtoets, "Natuurtoets Wijzigingsplan Appartementenbouw en maatschappelijke voorzieningenWijndaelerstrip Kijkduin - Ockenburgh" (projectnummer 0408594.00, d.d. 7 juli 2016) en "Natuurtoets Wijzigingsplan Woningbouw Waldeck Kijkduin - Ockenburgh"(projectnummer 0408594.00 , d.d. 7 juli 2016) is als bijlage 5 opgenomen bij deze toelichting.

Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat in het plangebied beschermde soorten verwacht worden die de voorgenomen ontwikkeling kunnen beïnvloeden. Het betreft het mogelijk voorkomen van zwaar beschermde vleermuizen (Tabel 3) en de zeer waarschijnlijke aanwezigheid van de buizerd. Daarnaast moet rekening gehouden worden met algemene broedvogels.

Algemene broedvogels

Voor de voorgenomen ontwikkeling dient in het kader van zorgvuldigheid rekening gehouden te worden met het broedseizoen van vogels (globaal half maart tot en met juli; afhankelijk van klimatologische omstandigheden).

Er zijn geen wezenlijke effecten en belemmeringen vanuit de Flora- en faunawet aan de orde indien ten minste één van de volgende maatregelen genomen wordt:

  • 1. De werkzaamheden aan de bomen worden buiten het broedseizoen uitgevoerd (voorkeursmaatregel). Of in deze periode wordt het plangebied ongeschikt gemaakt voor broedvogels;
  • 2. Het plangebied wordt kort voor aanvang van de werkzaamheden door een deskundig ecoloog gecontroleerd op actuele broedgevallen; bij gebleken aanwezigheid van broedende vogels moeten de werkzaamheden worden uitgesteld tot na het broedseizoen.

Vleermuizen

In een aantal bomen en in het gebouw in het plangebied zijn ruimtes aanwezig die (mogelijk) gebruikt worden als vaste rust- en verblijfplaats van vleermuizen of die toegang geven tot deze ruimtes. Vleermuizen zijn zwaar beschermde soorten en staan vermeld op Tabel 3 van de Flora- en faunawet en Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn eveneens zwaar beschermd. In verband met de mogelijke effecten die de voorgenomen ontwikkeling kan hebben op de hier potentieel aanwezige vleermuissoorten (aantasting en vernietiging verblijfplaatsen), is het uitvoeren van een nader onderzoek noodzakelijk om hier inzicht in te krijgen. De resultaten van dit onderzoek worden beschreven onder het kopje "Aanbevelingen en nader vleermuizenonderzoek".

Buizerd

Direct ten noorden van de tennisbanen is zeer waarschijnlijk een in gebruik zijnd nest van de buizerd aanwezig. Deze soort staat vermeld op de "Aangepaste lijst met jaarrond beschermde vogelnesten”. Indien het nest door de soort in gebruik is, zijn tijdens de werkzaamheden soortspecifiekemaatregelen nodig om uit te sluiten dat verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet worden overtreden. Daarnaast is een ontheffingsaanvraag nodig aangezien de boom zal worden gekapt, waarbij enige verstoring op de soort niet uit te sluiten is.

De volgende stappen gelden voor de buizerd:

  • Onderzoek of het nest daadwerkelijk in gebruik is door de buizerd. Het gebruik van het nest kan door enkele malen inventariseren in de juiste periode (circa maart/april – mei) aangetoond worden. Indien niet in gebruik dan kunnen de werkzaamheden ongestoord doorgang vinden. Indien wel in gebruik geldt het volgende:
  • Soortspecifieke maatregelen treffen en een ontheffingsaanvraag opstellen.

Aanbevelingen en nader vleermuizenonderzoek

Met de uitgevoerde natuurtoets kan niet worden uitgesloten dat beschermde soorten hinder ondervinden van de activiteiten die mogelijk worden gemaakt met het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan. Gelet op deze onzekerheid kan op dit moment nog niet worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat. Er is daarom opdracht verstrekt aan Koender en Partners en Regelink om met een aanvullende inspectie de geschiktheid als verblijfplaats te onderzoeken en – indien geschikt - vast te stellen of het mogelijke gebruik van de bomen door vleermuizen inderdaad plaatsvindt en, zo ja, of aan de voorwaarden voor het verkrijgen van een ontheffing kan worden voldaan.

Nader Vleermuizen- en Buizerdonderzoek

Het bureau Regelink Ecologie en Landschap heeft voor een aantal ontwikkellocaties in Kijkduin-Ockenburgh in opdracht van de gemeente Den Haag nader onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van vleermuizen en buizerds en de effecten van de ontwikkelingen op de lokaal aanwezige dieren. De conclusies van dit onderzoek worden beschreven in het “Onderzoek Buizerd en Vleermuizen” (Rapportnummer RA16193-01, d.d. 2 december 2016) dat als bijlage 6 bij de toelichting is gevoegd.

Buizerd

Het plangebied van onderhavig wijzigingsplan is onderdeel van een territorium van een buizerd. Tevens is het gebruik van een nest als vaste rust- en verblijfplaats in de vorm van een zitplaats vastgesteld in het plangebied. De voorgenomen ingrepen 'verwijdering beplanting tussen tennisbanen' (deelgebied Waldeck) en 'realisatie woningen' (deelgebied Waldeck) tast de functionaliteit van het leefgebied van de lokale buizerds aan, zowel in kwaliteit als ik kwantiteit. Ook wordt de vaste rust- en verblijfplaats onbruikbaar door deze ingreep. De lokaal aanwezige buizerds ondervinden hier een negatief effect van.

Vleermuizen

Gedurende het onderzoek werden twee vliegroutes waargenomen, beide verdeeld over de deelgebieden Schapenatjesduin en Waldeck. De vliegroute van de rosse vleermuis is niet essentieel. De vliegroute met meerdere richtingen van de gewone dwergvleermuis is wel essentieel voor de lokaal aanwezige gewone dwergvleermuizen.

In het plangebied zijn geen zomer- en/of kraamverblijfplaatsen waargenomen.

In het plangebied van het onderzoek zijn in totaal 14 paarverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuizen aangetroffen, waarvan voor 9 paarverblijfplaatsen exacte locaties bepaald konden worden. In het plangebied van onderhavig wijzigingsplan zijn twee paarverblijfplaatsen van een gewone dwergvleermuis in het verenigingsgebouw en twee paarverblijfplaatsen van een gewone dwergvleermuis in een boom aangetroffen. Daarnaast is één paarverblijfplaats van een gewone dwergvleermuis net buiten het plangebied in een eetgelegenheid aangetroffen. Tenslotte zijn twee baltsterritoria aangetroffen wat wijst op een paarverblijfplaats nabij. Er zijn geen aanwijzingen voor een winterverblijfplaats voor grotere aantallen gewone dwergvleermuizen.

Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het totale plangebied van het onderzoek fungeert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis. De bosschage langs de Ockenburghstraat is essentieel voor de lokaal aanwezige gewone dwergvleermuizen op grond van de aangetroffen aantallen en waarnemingen van continu foeragerende dieren gedurende de gehele nacht. Het essentiële foerageergebied is echter gelegen in de deelgebieden Schapenatjesduin en Waldeck.

Binnen het plangebied zal het uitvoeren van de volgende ingrepen een negatief effect hebben op de lokaal aanwezige buizerds:

  • De voorgenomen ingrepen 'verwijdering beplanting tussen tennisbanen' (deelgebied Waldeck) en 'realisatie woningen' (deelgebied Waldeck) tasten de functionaliteit van het leefgebied van de lokale buizerds aan, zowel in kwaliteit als ik kwantiteit. Ook wordt de vaste rust- en verblijfplaats onbruikbaar door deze ingreep.

Binnen het plangebied zal het uitvoeren van de volgende ingrepen een negatief effect hebben op de lokaal aanwezige gewone dwergvleermuizen:

  • De voorgenomen ingreep van realisatie van doorgangen met wandel- en fietspad door de bosschage in Schapenatjesduin en Waldeck tast de functionaliteit van het essentiële foerageergebied aan;
  • De voorgenomen ingrepen 'realisatie doorgangen met wandel- en fietspad' (deelgebied Schapenatjesduin en Waldeck), 'verwijdering beplanting tussen tennisbanen' (deelgebied Waldeck) en 'realisatie woningen' (deelgebied Waldeck) tast mogelijk de functionaliteit van de essentiële vliegroute aan;
  • Door de voorgenomen ingrepen 'verwijdering verenigingsgebouw', 'realisatie doorgangen met wandel- en fietspad', 'verwijdering beplanting tussen tennisbanen', 'verwijderen beplanting rond tennisbanen' en 'realisatie woningen' in deelgebied Waldeck verdwijnen drie paarverblijfplaatsen in het deelgebied, één paarverblijfplaats aan de rand van het deelgebied en twee baltsterritoria.

 

Voor het uitvoeren van deze ingrepen dient een ontheffing aangevraagd te worden, onderbouwd door een mitigatieplan. In dit mitigatieplan worden maatregelen beschreven om overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet (per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming) zoveel mogelijk te voorkomen.

3.5 Natuur

Een wijzigingsplan ex artikel 3.6, lid 1a, Wro is een plan als bedoeld in artikel 19j Nbw. Artikel 19j Nbw bepaalt dat een bestuursorgaan bij de vaststelling van een plan dat gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied, rekening houdt met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied (lid 1). Als een plan significante gevolgen kan hebben moet een passende beoordeling worden gemaakt (lid2).

Een uitzondering op de verplichting een passende beoordeling te maken is neergelegd in artikel 19j, vijfde lid Nbw. Het moet dan gaan om een plan of project dat een herhaling of voortzetting is van een plan of project waarvoor reeds eerder een passende beoordeling is gemaakt voor zover een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens of inzichten kan opleveren omtrent de significante gevolgen er van.

In het kader van het vrij recent vastgestelde moederplan is een uitgebreide natuurtoets en een passende beoordeling uitgevoerd waarin alle ontwikkelingen (dus ook de ontwikkelingen die met een wijzigingsbevoegdheid worden mogelijk gemaakt) zijn meegenomen. Onderhavig wijzigingsplan betreft een voortzetting van hetgeen reeds in het moederplan is mogelijk gemaakt en onderzocht. Er is daarom geen noodzaak tot het uitvoeren van een nieuwe natuurtoets en passende beoordeling.

3.6 Water

Waterkwaliteit

Ten behoeve van het wijzigingsplan is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd binnen het plangebied. Het 'Geohydrologische studie Kijkduin Binnen te Den Haag' (Kenmerk BX71 RAP20160725 dd.25-07-2016) is als bijlage 7 opgenomen bij deze toelichting.

Kort samengevat is het resultaat van de geohydrologische toets dat als gevolg van de herontwikkeling een wijziging zal optreden in de grondwatersituatie ter plaatse van puinduin 1. De grondwaterstanden zullen tot maximaal 0,15 m dalen door een toename aan verhardingspercentage en verbreding van oppervlaktewater, ter plaatse van de ontwikkellocatie. Buiten de ontwikkellocatie zijn de effecten nihil.

Het ophogen van het maaiveld heeft voor de gebruiksfase geen effect op de grondwaterstand. In de huidige situatie stroomt het freatisch grondwater ter plaatse van de ontwikkelgebieden in westelijke richting naar het oppervlaktewater. Het oppervlaktewater vangt daarmee de grondwaterstroming vanuit de puinduin af. Als gevolg van de herontwikkelingen blijft deze stromingsrichting ongewijzigd. Wel wordt een toename verwacht van de stroomsnelheid van het grondwater uit de puinduin richting het nabijgelegen oppervlaktewater. Hierdoor zal een grondwaterdeeltje uit de puinduinen het oppervlaktewater eerder bereiken en zal een toename optreden van grondwater dat vanuit de puinduin uitstroomt in het oppervlaktewater.

De verontreinigingssituatie (geen noemenswaardige verontreinigingen) en de mate van toename van de stroomsnelheid van het grondwater, zal niet leiden tot verslechtering van de oppervlaktewaterkwaliteit.

Geconcludeerd wordt dat een toename van de stroomsnelheid van het grondwater uit de puinduin geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het oppervlaktewater. De richting wordt namelijk niet veranderd en daardoor ook niet de kwaliteit van het aangevoerde grondwater.

De herontwikkelingen ter plaatse van ontwikkelgebieden B1 (tennispark Waldeck) en C1 (Wijndaelerweg) hebben geen negatieve invloed op de bestaande grondwaterhuishouding en grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit.

Waterkwantiteit

Uit de waterparagraaf (bijlage 7) volgt dat een extra waterbergingsopgave moet worden gerealiseerd, ten opzichte van de berging waarmee in de geohydrologische studie rekening is gehouden. In onderstaande alinea's worden enkele alternatieven voor waterberging beschreven en de gevolgen van deze wijziging op de resultaten uit deze rapportage toegelicht.

Compensatie in de ontwikkelgebieden door extra waterberging te creëren is bijvoorbeeld doorlatende verharding met een ondoorlatende berging eronder (of ondoorlatende berging onder gebouwen) toe te passen. De berging staat via een leiding in verbinding met nabijgelegen oppervlaktewater. Zolang de berging geen extra (of afname van) toestroom naar het grondwater tot gevolg heeft, heeft dit geen consequenties voor de grondwaterhuishouding.

De watercompensatie vindt plaats nabij ontwikkellocatie C1. De toename in het Landschappelijk Raamwerk is 2.850 m² oppervlaktewater beschikbaar ter compensatie van deze ontwikkeling. Dit is een gezamenlijke compensatielocatie voor ontwikkeling B1 (Waldeck) en C1 (Wijndaelerweg). Voor beide locaties samen is minimaal 3.781 m² oppervlaktewater nodig. De voorziene waterberging is echter onvoldoende om de gehele opgave op te lossen.

De resterende opgave dient door de ontwikkelaars te worden opgelost bij de verdere uitwerking in het kader van de omgevingsvergunning. Dit wordt in de gronduitgifteovereenkomsten met de ontwikkelaars vastgelegd. Zij kunnen de opgave oplossen door bijvoorbeeld de aanleg van wadi's of andere infiltratiesystemen. Ook is het mogelijk om water op of onder bebouwing te bergen. Over de precieze uitwerking van de opgave zullen de ontwikkelaars in overleg treden met het Hoogheemraadschap van Delfland.

In het projectdocument ten behoeve van de ontwikkelingen in Kijkduin-Ockenburgh wordt vervolgens de wijze waarop de totale waterbergingsopgave wordt opgelost vastgelegd en dit projectdocument zal door het college worden vastgesteld. Dit zal vervolgens het uitgangspunt zijn bij de verdere uitwerking van de verschillende ontwikkelgebieden binnen Kijkduin-Ockenburgh.”

Hoofdstuk 4 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan bevat een paar mogelijke ontwikkelingen. Hiervoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in art.6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met één of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Onderhavig wijzigingsplan maakt de bouw van één of meer woningen mogelijk. Er is daarom sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Het kostenverhaal is verzekerd via gemeentelijke gronduitgifte. Er hoeft daarom geen exploitatieplan opgesteld te worden bij dit wijzigingsplan.