Plan: | Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0331BWV2hLOF-50VA |
De gemeente Den Haag stelt om de volgende redenen een herziening van het bestemmingsplan op voor het plangebied Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof). De herziening vindt zijn grondslag in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro).
In 2008 heeft de gemeenteraad van Den Haag het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone vastgesteld (RIS156419). In dit masterplan is onder andere afgesproken om 600 tot 800 nieuwe woningen én een brede ecologische zone in het Erasmusveld te realiseren, het zogenaamde ecolint. Eén van de laatste deelgebieden behorende bij de afgesproken woningbouwopgave betreft 'Lof'. De gronden bevinden zich ten oosten van de woningbouwlocatie 'ESDO' en zullen ruimte bieden voor minimaal 125 en maximaal 150 woningen, bestaande uit diverse woningtypen. Verder worden in de te ontwikkelen woonwijk groene scheggen ingevoegd en aan de noordoostzijde voor het ecolint wordt een ecologische verbindingszone ontwikkeld. Een monumentale watertoren wordt verplaatst. Voor de ontwikkeling van Lof is een planuitwerkingskader (PUK) opgesteld en door Burgemeester en Wethouders vastgesteld (RIS298836). Een stedenbouwkundig ontwerp dat het PUK als uitgangspunt neemt is ingediend. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Wateringse Veld Noord' voorziet in de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' en maakt de voorgenomen woningbouw en de zone niet mogelijk. Deze herziening biedt die mogelijkheid wel.
Het vooroverleg ten behoeve van dit bestemmingsplan heeft tot contacten met de besturen van de volkstuinencomplexen geleid en tot verdere afstemming. De afstemming op het naastgelegen volksuinencomplex om de ecologische verbindingszone aldaar voort te zetten leidt tot een uitbreiding van het plangebied. Nu de herinrichting van Wateringse Veld Noord op enkele onderdelen na nagenoeg voltooid is, is het vervolgtracé van deze zone tot aan de Kennemerlandsingel eveneens in het ontwerp van dit bestemmingsplan opgenomen. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Wateringse Veld Noord' kent dat tracé de bestemmingen "Detailhandel", "Gemengd", "Groen", "Sport", "Recreatie - Volkstuin", "Verkeer- Hoofdverkeersweg", "Verkeer - Straat" en "Wonen - 2" toe. Deze bestemmingen, voor zover ze buiten de gebiedsaanduiding 'overige zone ecolint' gelegen zijn, maken de aanleg van de ecologische verbindingszone niet mogelijk. Voor de delen die deze aanduiding wel kennen, geldt dat haar regelgeving geen werende strekking heeft en de maatvoering nader bepaald moet worden. Deze herziening biedt de mogelijkheid geschikte bestemmingen aan te wijzen en de gebiedsaanduiding met regels een werende strekking te geven.
Het doel van bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) is:
Het plangebied Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) ligt in het stadsdeel Escamp en beslaat
De gronden van het voormalige volkstuinencomplex staan kadastraal bekend als: Gemeente 's-Gravenhage, sectie AX/AW, perceel-nummers 3824, 9514, 9419, 2494 en kennen een oppervlakte van circa 3,56 hectare. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg, aan de oostzijde door het volkstuinencomplex Zonnegaarde en het oostelijk deel van het achtererf van de voormalige boerderij Vlietlust, aan de zuidzijde door de Martinus Nijhoffweg en aan de westzijde door de gronden van de woningbouwlocatie 'ESDO', nu de Dichterswijk.
De strook wordt begrensd door de volkstuinencomplexen Zonnegaarde en Nooit Gedacht, de woonwijk Haags Buiten en de woonbebouwing aan de Carry van Bruggenhof en de Jan Hanlostraat, het complex van de Hockey Club Wateringse Veld en de woningen aan de Zevenwoudenlaan en het Laantje van Kempen. Dit laatste is gelegen op het terrein van het voormalige tuincentrum aan de Noordweg 143 (RIS304419). De strook kent een lengte van circa 1,6 kilometer.
Op de navolgende afbeeldingen zijn de globale ligging van het plangebied in Den Haag (afbeelding 1.1) en de globale begrenzing van het plangebied zelf weergegeven (afbeeldingen 1.2 en 1.3). Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding, behorende bij dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1.1: Ligging herziening in de gemeente (Bron: PDOK viewer).
Afbeelding 1.2: Luchtfoto (Bron: PDOK viewer).
Afbeelding 1.3 Ligging ecologische verbindingszone - zij loopt aan de oostzijde door langs de achterzijde van de Zevenwoudenlaan tot aan de Kennemerlandsingel (Bron: Voorlopig ontwerp Eco-lint Erasmusveld Den Haag).
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Wateringse Veld - Noord' (vastgesteld op 14 april 2016). Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan grotendeels de bestemming "Recreatie - Volkstuin" en deels de bestemming "Water". Daarnaast geldt de dubbel-bestemming "Waarde - Archeologie". De gronden met de bestemming "Recreatie - Volkstuin" zijn bestemd voor volkstuinen. Er is één verenigingsgebouw per volkstuin-complex toegestaan en per tuinperceel is één hobbykas en één tuinhuis toegestaan. Deze bestemming staat de voorgenomen woningbouw niet toe. De Martinus Nijhoffweg is de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" aangewezen.
Afbeelding 1.4: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Wateringse Veld - Noord' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl).
De ecologische verbindingszone ligt rondom de bestemming "Water". Op de noordoever kennen de delen van het plangebied op het volkstuinencomplex van Zonnegaarde de bestemming "Recreatie - Volkstuin". Op de zuidoever kent het achtererf van de voormalige boerderij Vlietlust aan de Noordweg 3 - 5 deze bestemming ook.
Ten oosten van het volkstuinencomplex Zonnegaarde tot aan de Laan van Wateringse Veld liggen de bestemmingen "Water" en "Groen". De Laan zelf is de bestemming “Verkeer – Hoofdontsluitingsweg” aangewezen. Aansluitend kent de noordoever van de sloot de bestemming "Groen", die overgaat in het volkstuinencomplex Nooitgedacht waarop de bestemming Recreatie - Volkstuin" ligt. De zuidoever kent de bestemming "Groen". Op beide oevers geldt ook de gebiedsaanduiding 'overige zone ecolint'. Het beoogt de aanleg van een ecologische vebindingszone. Deze moet minimaal 20 meter breed zijn. Oostelijk daarvan kennen beide oevers de "Uit te werken bestemming Woongebied" eveneens met de aanduiding 'overige zone ecolint'. De gronden in deze bestemming zijn niet in het plangebied betrokken omdat de ecologsche verbindingszone in het komende uitwerkingsplan zal worden opgenomen.
Na deze bestemming volgt de Leyweg die de bestemming “Verkeer – Straat” is aangewezen. Oostelijk daarvan ligt ten zuiden van de Carry van Bruggenhof de voortzetting van de zone. Ten noorden van de sloot kent het terrein een fietspad met de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat"en de bestemming "Groen". Ten zuiden van de sloot geldt de bestemming "Sport". Daar ligt het terrein van de Hockeyvereniging Wateringse Veld. Op de plek waar de Carry van Bruggenhof op houdt buigt de sloot naar het zuiden af en loopt zij parallel aan het Joke Smitpad naar de Noordweg toe. Hier bestaat de oostoever uit de bestemming "Groen" aan weerszijden van dit pad. Het pad heeft de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Op de westoever geldt de bestemming "Sport". Op dit stuk geldt op beide oevers de aanduiding 'overige zone ecolint'. Net voor de Noordweg buigt de zone naar het westen af. Ten noorden van de sloot kent het terrein de bestemming "Sport". Ten zuiden van de sloot geldt de bestemming "Groen".
Ter hoogte van ingang van het voormalige tuincentrum gaat de zone over de Noordweg heen ten oosten van de op de hoek met de Zevenwoudenlaan/Leyweg gelegen woningen en loopt naar het zuiden toe. Bij de ingang ligt geen sloot. Wel gaat de ontsluitingsweg iets zuidelijker over in een sloot. Ten oosten van de sloot geldt de bestemming "Detailhandel". Het betreft het voormalige tuincentrum Overvecht. De sloot kent de bestemming "Water". Ten westen daarvan geldt de bestemming "Wonen - 2" met de functieaanduiding 'gemengd'. Dat houdt in dat naast woningen met tuinen en erven hier ook bedrijven, openbare dienstverlening, verenigingsleven en welzijnsvoorzieningen gevestigd kunnen worden. Net voor de Kennemerlandsingel houden de bestemmingen "Detailhandel", "Water" en "Wonen - 2" op. Daar sluit de zone op de andere ecologische verbindingszone, de Wateringse Veldzone, aan.
Afbeelding 1.5: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Wateringse Veld - Noord' (Bron: Ruimtelijkeplannen.nl).
Voor de gronden rondom het plangebied geldt eveneens dat het bestemmingsplan 'Wateringse Veld - Noord' van kracht is. De watergang aan de west-, noord- en oostzijde van het plangebied is bestemd als "Water". De gronden zijn hier bestemd voor een hoofdwatergang, water, vijver, waterberging, waterkering, waterstaat, oever, stuw, recreatie, bruggen voor fietsers en voetgangers, het in stand houden van de ecologische verbindingszone en steigers. De zuidzijde van het plangebied grenst aan de bestaande groenstroken aan de Martinus Nijhoffweg. Die kennen de bestemming "Groen". Hier zijn groenvoorzieningen, fiets-, wandel- en rijpaden, bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en de aanleg en het in stand houden van de ecologische verbindingszone toegestaan. Tot slot kent de woonwijk ten westen van het plangebied de bestemming "Wonen - 7". Hier zijn de gronden bestemd voor wonen, tuinen en erven met bijbehorende voorzieningen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd en voldoen aan de op de verbeelding aangegeven maximum bouwhoogte.
In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het plangebied aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven is het nodig om
Daaruit zijn vervolgens bepalende omstandigheden uit de bestaande situatie, relevante beleidsuitspraken en milieu- en natuurkwaliteitseisen voor de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied belicht.
In hoofdstuk 5 Planbeschrijving is het ontwerp voor de inrichting van het plangebied beschreven. Verder zijn de bepalende omstandigheden uit de bestaande situatie aan relevante beleidsuitspraken en milieu- natuurkwaliteitseisen getoetst. In voorkomend geval is daarvoor nader onderzoek gepleegd. Aan de hand van de toetsing worden conclusies getrokken over hun vertaling in de bestemmingen en bestemmingsregelingen. Verder worden in dit hoofdstuk de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven.
Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan.
In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het vooroverleg.
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met bepalende omstandigheden uit de bestaande situatie en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
Het plangebied Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in een gebied met een grote variatie in bodemopbouw. Van oorsprong gaat het om een strandwallenlandschap, dat vanaf circa 5000 voor Christus vorm kreeg door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. Door vorming van steeds nieuwe strandwallen werd de kustlijn langzamerhand naar het westen toe verlegd. Tussen de strandwallen was sprake van laaggelegen gebied waar het drassig bleef en zich in de loop der tijd veen kon ontwikkelen. Een doorbraak van de zee vanuit de Maasmond in het eerste millennium voor Christus zorgde voor een krekensysteem (het Gantelsysteem) dat het gebied ontwaterde, maar dat ook geregeld klei afzette over grote delen van het landschap. In de geulen zelf en langs de oevers daarvan werd zandig materiaal afgezet.
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Den Haag in het zogenaamde Erasmusveld. Tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw was er sprake van agrarisch gebied. Boerderijen met erfbeplanting, sloten en weilanden waren de belangrijkste elementen in het landschapsbeeld. Pas in de jaren vijftig veranderde de agrarische polder in een stedelijk gebied. Binnen een stedenbouwkundige hoofdopzet van architect en stedenbouwer Dudok werd Den Haag Zuidwest gerealiseerd, een grote naoorlogse stadsuitbreiding, waaronder de uitbreidingswijk Morgenstond en de Erasmusweg. Tot in de jaren negentig markeerde de Erasmusweg de rand van de stad en de gemeentegrens. Met uitzondering van Moerwijk-Zuid bleef het gebied ten zuiden van de Erasmusweg onbebouwd. Wel zijn er in dit gebied typische stadsrandfuncties ontstaan, zoals volkstuinen en sportvelden. In de jaren negentig is begonnen met de bouw van een nieuwe grote stadsuitbreiding aan de zuidwestkant van Den Haag, de VINEX-wijk Wateringse Veld. De voormalige stadsrandzone Erasmusveld, is geheel omringd geraakt door stedelijk gebied en markeert de overgang tussen Den Haag Zuidwest en Wateringse Veld.
Cultureel erfgoed omvat sporen, objecten en patronen en of structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
Deze paragraaf beschrijft de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
De structuur van de stad Den Haag wordt bepaald door de natuurlijke ligging van strandwallen en veenkommen, ongeveer evenwijdig aan de kustlijn. Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Erasmusweg, een van oorsprong doorgaande route, volgend aan deze structuur.
Het gebied Erasmusveld-Leyweg is lange tijd agrarisch gebied gebleven.In de late middeleeuwen was er in het Westland met name sprake van akkerbouw en veeteelt, vanaf de zeventiende eeuw aangevuld met fruitteelt. De tuinbouw startte in het Westland op grotere schaal in de negentiende eeuw, waarbij gemengde bedrijven geleidelijk verdwenen. Rond 1880 werd de glastuinbouw in het gebied geïntroduceerd.
Na de Tweede Wereldoorlog is het stadsdeel ontwikkeld en werden in het plangebied en haar omgeving nieuwe volkstuincomplexen ontwikkeld ten behoeve van de naoorlogse stadsuitbreidingen. De verkavelingsrichting in het stadsdeel volgt de oorspronkelijke verkaveling van het agrarische landschap. Tevens zijn er nog enkele boerenhoeves met erfbeplanting in het Erasmusveld aanwezig, die nog verwijzen naar het agrarische verleden. Een goed voorbeeld daarvan is de naastgelegen en voormalige boerderij Vlietlust, direct ten oosten van het plangebied. De monumentale watertoren vormt de laatste tastbare herinnering aan de ontwikkeling van gemengd bedrijf naar glastuinbouwbedrijf.
Het plangebied bestaat uit een volkstuinencomplex met kleinschalige bebouwing, bomen, struiken en andere beplanting. Er is sprake van een sterk verruigd terrein met veel dichte opslag van houtachtige beplanting. Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen, als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening - verder APV.
De zuidrand van het plangebied bestaat uit een groen plantsoen aan de Martinus Nijhoffweg en de noordzijde van het plangebied wordt gevormd door de ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg. De Martinus Nijhoffweg zelf is onderdeel van de noordelijke looproute Bomenmuseum met de hierin opgenomen zwarte elzen.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een aangewezen Rijksbeschermd of gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
Op het westelijk achtererf van het voormalige agrarisch bedrijf op de Martinus Nijhofflaan 3-5 in het zuidoosten van het plangebied bevindt zich een ijzeren watertoren uit het begin van de vorige eeuw (afbeelding 2.1). Deze is op 18 december 2018 tot gemeentelijk monument aangewezen. Het is cultuurhistorisch gezien kenmerkend als onderdeel van een tuindersbedrijf en een zeldzaamheid geworden. Architectuurhistorisch gezien is het gaaf van constructie en van typologie. Het bevindt zich te midden van de andere bedrijfsbebouwing.
Afbeelding 2.1: Watertoren
Afbeelding 2.2 Ligging watertoren
Jarenlang archeologisch onderzoek in het Wateringse Veld heeft duidelijk gemaakt dat het strandwallenlandschap en de Gantelafzettingen intensief zijn bewoond en gebruikt. De eerste bewoning op de strandwallen dateert uit het late neolithicum, circa 5000 jaar geleden. Ook uit de ijzertijd zijn veel vindplaatsen bekend. De bewoning in de Romeinse tijd speelt zich vooral af op de kleiige afzettingen van het Gantelsysteem. In het Wateringse Veld zijn uit deze periode meerdere nederzettingen opgegraven. Hoogtepunt in het archeologisch onderzoek was de vondst van vier mijlpalen bij een Romeinse weg die ter hoogte van het Oosteinde ligt. Resten uit de vroege middeleeuwen in het Wateringse Veld zijn schaars, maar vanaf de late middeleeuwen wordt het gebied ontgonnen en treffen we weer resten aan van boerderijerven.
In de directe omgeving van het plangebied Lof, in het Erasmusveld, is dan ook sprake van een groot aantal archeologische vindplaatsen. Er zijn resten opgegraven uit de het laat neolithicum, de bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd en de late middeleeuwen-nieuwe tijd.
Om de verwachtingswaarde te bepalen is nader onderzoek nodig. Het onderzoek vormt bijlage 2 bij de toelichting. In paragraaf 5.3, tabel 5.2 onder 4 wordt hierop ingegaan. Voor de woningontwikkeling op het oorspronkelijk adres Noordweg 143 is separaat archeologisch onderzoek gepleegd.
De voormalige stadsrandzone Erasmusveld manifesteert zich als een tussenzone tussen de planmatig aangelegde stadsuitbreidingen Wateringse Veld en Den Haag Zuidwest. Heel anders dan deze stadsuitbreidingen heeft het Erasmusveld een informele sfeer en karakteristieke, zeer afwisselende vormen van grondgebruik. Het onderscheidende karakter van het Erasmusveld ligt voor de hand, gezien de verschillen in bodemopbouw.
Het Erasmusveld is een stadsrandzone. Dit is af te lezen aan het gevarieerde grondgebruik met een mix van vooral extensieve functies, zoals sportvelden, volkstuinencomplexen, het reinwaterbekken van Dunea, de aanwezigheid van enkele uiteenlopende bedrijven en van oudsher aanwezige functies zoals de oude boerenhoeves en de lintbebouwing langs de Noordweg. Dat leidt tot een enigszins rommelige, maar ook charmante, aanblik die kenmerkend is voor plekken aan de rand van de stad. Door het gebrek aan een fijnmazig netwerk van routes door het gebied kan het gebied, met uitzondering van de primaire gebruikers van het gebied, alleen vanaf de hoofdwegen worden ervaren.
Een deel van het plangebied is ingericht als volkstuinencomplex met een grootte van circa 3,56 hectare en als achtererf van een voormalig agrarisch bedrijf. Het terrein is aan alle zijden omgeven door water-, groen- en/of verkeersstructuren, maar ook in het plangebied zijn dergelijke structuren aanwezig. De bebouwing van de volkstuinen is in een vrijwel lineaire noord-zuidoriëntatie opgericht. Tussen de verkavelingsgrenzen zorgen groenstructuren en paden voor duidelijke begrenzingen van de volkstuinen. Tevens zijn ten noorden en ten westen van het plangebied waterlopen aanwezig. Dit maakt dat er binnen het plangebied sprake is van een soort 'gridstructuur', weliswaar met een kleinschalig karakter.
Het overige deel van het plangebied is het beoogde ecolint, die verder loopt aan de oostzijde van het volkstuinencomplex en loopt tussen de volkstuinencomplexen Zonnegaarde en Johanna richting de Laan van Wateringse Veld. De zone is bedoeld als rand van het volkstuinencomplex en ingericht als groene bufferzone met volwassen bomen en een poldersloot. Na de Laan van Wateringse Veld loopt het aan de zuidkant van het volkstuinencomplex Nooit Gedacht verder. Ook hier is de zone bedoeld als rand van het complex en ingericht met opgaande beplanting, volwassen bomen en polderslootjes. Ten oosten van de Leyweg loopt de zone via de Carry van Bruggenhof, langs de sportvereniging HCWV, richting de noordweg. Het gebied kent een open karakter door de inrichting met gras en polderslootjes. Aan de zuidkant loopt de zone langs het water en over een deel van de achtertuinen van de woningen aan de Zevenwoudenlaan en het voormalig tuincentrum.
Het plangebied bevindt zich ten zuiden van de ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg. De grens tussen het plangebied en de verbindingszone wordt door de watergang in die zone gevormd. Ook aan de westzijde van het plangebied bevindt zich een watergang, die tevens de afscheiding vormt met de naastgelegen woonwijk. De zuidzijde van het plangebied wordt gevormd door groenstroken en de Martinus Nijhoffweg. Aan de overzijde van de Martinus Nijhoffweg bevinden zich grondgebonden woningen, waarvan een aantal 'drive-in woningen' betreffen. Tenslotte bestaat de oostelijke grens van het plangebied uit een watergang en het bebouwingserf van de voormalige boerderij 'Vlietrust'.
De omgeving van het ecolint is een gebied in ontwikkeling. Het is een afwisselend landschap van sportvereniging, volkstuincomplexen en nieuwe bouwontwikkelingen. De overgang tussen de verschillende functies wordt gevormd door een middeleeuws poldersysteem en groenzones.
Ten noorden en ten zuiden bevinden zich twee openbare wegen, respectievelijk de Erasmusweg en de Martinus Nijhoffweg. Binnen het plangebied bevindt zich daarnaast een ontsluitingsstructuur voor de diverse volkstuinen. Deze volkstuinen worden via één uitrit ontsloten op de Erasmusweg. De voormalige boerderij 'Vlietlust' kent vanaf haar erf ontsluitingen op de Erasmusweg en de Martinus Nijhoffweg. Op de Eramusweg ligt de route van de buslijndienst 21 met een halte op 600 meter afstand, op de Melis Stokelaan van de tramlijndienst 9 van de HTM en op de Laan van Wateringse Veld van de tramlijndienst 16 van de HTM met een halte op 800 meter afstand en de buslijndienst 37 van Connexxion.
Het beoogde ecolint kruist de Laan van Wateringse Veld, de Leyweg en de Noordweg. In de bufferzones liggen enkele wandel- en fietspaden.
Het gebied ligt niet in een Natura2000-gebied of het provinciale Natuur Netwerk Nederland. De afstand tot een Natura2000-gebied bedraagt meer dan 4 kilometer. Het betreft Westduinpark (inclusief Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). De afstand tot onderdelen van het provinciale netwerk bedraagt voor een 'ecologische verbinding' 2,4 kilometer ten westen van het plangebied, voor de 'bestaande en nieuwe natuur' 2,9 kilometer ten oosten van het plangebied, voor 'belangrijk weidevogelgebied' 3,5 kilometer ten zuiden van het plangebied en voor een 'strategische reservering natuur' meer dan 10 kilometer van het plangebied.
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale bomen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening .
Ook is geen sprake van een meldingsplicht voor areaalbescherming op grond van de Wet natuurbescherming (verder Wnb). Voor de bepaling van de beschermingsplicht voor een groot aantal met name genoemde soorten - de ontheffingsplicht – zijn twee flora- en faunaonderzoeken verricht. Ze blijken niet aanwezig te zijn. In 5.3, tabel 5.3 onder 8 wordt hierop ingegaan. De onderzoeken vormen bijlage 3 en 4 bij deze toelichting.
Op het complex van de volkstuinen van Zonnegaarde bevinden zich aan de zuidzijde een bijenwei en een vogelrustgebied.
In de nota Stedelijke Ecologische verbindingszones 3.4.1 wordt ten zuiden van de Erasmusweg en parallel daaraan de wetering en haar oevers als ecologische verbindingszone aangeduid. Delen daarvan zijn reeds als zodanig ingericht. Zij wordt de Erasmuszone genoemd.
De nota onderkend ook een stedelijke ecologische verbindingszone die door het Wateringe Veld heen loopt. Zij begint bij de Erasmusweg ter hoogte van de Vrederustlaan en takt naar het zuiden af, buigt dan naar het oosten af en volgt eerst ten noorden en dan ten zuiden van Martinus Nijhoffweg. Ten oosten van het tennis- en racketcentrum buigt zij naar het zuiden af en passeert de Noordweg. Opnieuw buigt zij dan naar het oosten af en loopt parallel en ten noorden van de Bostonsingel en Havanasingel. op het eind van laatste singel buigt zij naar het zuiden af en ligt zij oostelijk van de Tomatenlaan. Deze zone, die de Wateringse Veldzone genoemd wordt, is nagenoeg gerealiseerd.
Het bestaande bomenbestand in het ecolint wordt vooral door houtsingels en graslandvegetatie met bomen gevormd. Het bestand aansluitend aan de Erasmusweg bestaat uit es, pluvier en zwarte els, het bestand in het westen, zuiden en zuidoosten van het volkstuinencomplex Zonnegaarde kent een variatie van es, esdoorn, schietwilg, kers en veldesdoorn. Op zuidoever van de sloot achter de voormalige hoeve Vlietlust bevindt zich een bosje met elzen. Langs de Laan van Wateringse Veld betreft het bestand straatbomen met voornamelijk paardekastanjes. Ter hoogte van het volkstuinencomplex Nooitgedacht op zowel de noord- als zuidoever van de sloot bestaat het bestand uit houtsingels met essen, ten zuiden van de Carry van Bruggenhof uit grasland met beuken, op de oostoever ten oosten van het hockeycomplex met iepen en ten noorden van de Noordweg met populieren.
Afbeelding 2.3 Bomenbestand in de ecologische verbindingszone. De voortzetting aan de de oostzijde langs de achterzijde van de Zevenwoudenlaan tot aan de Kennemerlandsingel kent geen bomen (Bron: Voorlopig ontwerp Eco-lint Erasmusveld Den Haag).
Raadpleging van de Legger van het Hoogheemraadschap van Delfland (verder Delfland) wijst uit dat er in en rondom het plangebied een aantal waterbelangen aanwezig zijn. Afbeelding 2.3 geeft hiervan een beeld.
Afbeelding 2.3: Uitsnede Legger Delfland ter hoogte van het plangebied (Bron: Hoogheemraadschap van Delfland). De Gerrit Achterbergstraat moet als Martinus Nijhoffweg gelezen worden.
Een aantal watergangen in het plangebied, zijn in de Legger aangewezen als 'secundair water' (lichtblauw). Een dergelijk oppervlaktewaterlichaam kent een lokale transport- en ontwaterende functie. Het water ten noorden van het waterstaatswerk betreft 'primair water' (donkerblauw). Het gaat om een oppervlaktewaterlichaam dat een belangrijke transport- en bergende functie heeft. Midden in het plangebied liggen twee dwarssloten, de afgebeelde sloot aan de zuidzijde ten noorden van de Martinus Nijhoffweg is al enige tijd gedempt.
Daarnaast bevindt zich tussen de Erasmusweg en het plangebied een polderkade (groene lijn op de Legger) die als waterstaatswerk is aangewezen (rode zone op de Legger). Deze polderkade vormt de waterkering tussen de Eshofpolder (ten noorden van de polderkade) en de Wippolder (ten zuiden van de polderkade). Tevens geldt aan beide zijden van dit waterstaatswerk een beschermingszone (groene zone op de Legger).
Om het water aan de noordzijde van het plangebied liggen “overige” waterkeringen, de polderkade. De keringen zorgen voor een scheiding tussen de bemalingsgebieden Wippolder en Eshofpolder. Voor deze keringen zijn geen wettelijke normen opgesteld voor kans op overstroming of extreme waterstand. In de legger zijn ter bescherming wel vereiste waakhoogtes en kadeafmetingen opgenomen (Delflandse norm). Op basis van de legger moet de kruinhoogte tenminste NAP-0,2 m zijn (0,6 m boven het hoogste peil). De kades zijn geen veendijken zoals bedoeld in de 'Beleidsregel Veendijken'. Binnen het plangebied liggen de kernzone (waterstaatswerk, roze) en beschermingszone (bescherming voor uitvoering onderhoudswerkzaamheden, geel) van waterkeringen.
Gegeven het leggerprofiel 12 die geldig is voor dit kadevak, valt de watergang aan de noordwestzijde binnen het waterstaatswerk polderkade. Aan de noordoostzijde is de breedte van het waterstaatswerk minstens 3,6 m vanaf de middellijn van de kade (peil Wippolder ligt hoger dan peil Eshofpolder). Deze zones moeten worden vrijgehouden van bebouwing en beplanting. De kade heeft een beschermingszone van 15 meter breed aan weerszijden van de kernzone.
Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de polderkade (beschermingszone, noordoostzijde tevens kernzone).
Volgens de bodemkaart bestaat de bodem uit klei, getypeerd als warmoezerijgrond (door mens beïnvloed, volkstuinen/groentekweek). Onder de klei (1 of enkele meters) ligt fijn zand. Op www.grondwaterindenhaag.nl is het grondwatermeetnet met de meetdata te vinden. Ten zuiden van het plangebied ligt aan De Rhijenhof een peilbuis die sinds begin 2013 wordt bemeten. De freatische grondwaterstand fluctueert op die locatie tussen NAP-0,83 en NAP-0,65 m. Dit zal redelijk representatief zijn, aangezien het in hetzelfde peilgebied ligt. Volgens het Gemeentelijk Rioleringsplan is het plangebied geen aandachtsgebied voor grondwater (huidig grondgebruik). De huidige maaiveldhoogte bedraagt circa NAP 0 m (tussen -0,15 tot +0,1). Het plangebied ligt gemiddeld lager dan nabijgelegen bebouwd gebied.
In het plangebied is geen waterwingebied met daaromheen een grondwaterbeschermingsgebied als bedoeld in de Provinciale Milieuverordening aangewezen.
Het plangebied ligt in stedelijk gebied, in de Wippolder. Polders zijn lager gelegen gebieden die het water via gemalen afvoeren naar de boezem, die een hoger peil heeft. Ook kan bij droogte water vanuit de boezem worden ingelaten. Het plangebied wordt aan drie zijden omgeven door water. Een leggerwatergang aan de zuidzijde van het plangebied is eerder gedempt. Dit water, dat allemaal met elkaar in verbinding staat, is volgens de legger secundair water en is onderdeel van het hoofdpeilvak van de Wippolder met een jaarrond peil van NAP-0,8 m.
Deze peilniveaus zijn gebaseerd op informatie uit het Peilbesluit Wippolder en het document Memo Samenvatting WSA Wippolder en Nieuw Wateringseveld. Water wordt afgevoerd via een duiker onder de Martinus Nijhoffweg in zuidelijk richting en vervolgens in oostelijke richting naar gemaal Strijpkade.
Uit de Samenvatting Watersysteemanalyse Wippolder blijkt dat het watersysteem in/rond het plangebied geen wateroverlast heeft. Voor het plangebied geldt geen aanvullende waterbergingsopgave, wel een opgave voor de strengere inundatienorm (plangebied moet bij peilstijging die gemiddeld 1/100 jaar voorkomt droog blijven, terwijl dat nu bij een kleinere peilstijging van gemiddeld 1/10 jaar is).
De wetering ten zuiden en parallel aan de Erasmusweg en haar brede oevers vormen een ecologische verbindingszone op grond van de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (RIS 159450) (paragraaf 3.4.1). Het wordt de Erasmuszone genoemd. In of om het plangebied zijn geen waterparels of natuurgebieden.
De watergang aan de westzijde kent helder water met een zandige kale bodem. De watergangen aan de west- en oostzijde hebben een goede waterkwaliteit. De noordelijke watergang is echter troebel. Dit kan samenhangen met de locatie in het watersysteem - het vormt het eindstuk, maar zeker ook met menselijk gedrag - het voederen waardoor het water sterk belast wordt. De bodem is hier kleiig/lemig.
In het plangebied bevindt zich geen waterlichaam dat onder de Europese richtlijn Kaderrichtlijn Water (verder KRW) valt.
In de huidige situatie is het plangebied niet gerioleerd. Volgens het Gemeentelijk Riolerings Plan valt het plangebied binnen rioleringsgebied Wateringseveld-hoog. Wateringse Veld is een relatief jonge wijk, voorzien van gescheiden riolering. Daarom zijn er geen overstorten van gemengde riolering in de buurt maar wel regenwateruitlaten.
Binnen het plangebied is voor zover bekend in het verleden geen eerder bodemonderzoek uitgevoerd. Raadpleging van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart wijst uit dat het plangebied zich bevindt in de bodemfunctieklasse Wonen. De bovengrond bevindt zich in zone B9 (Westvlietweg en Erasmusveld) en de ondergrond bevindt zich in zone O2 (overige ondergrond). Voor zone B9 zijn de bepalende parameters kwik, lood en PAK en voor zone O2 zijn er geen bepalende parameters.
Om de kwaliteit van de bodem en het grondwater ter plaatse van het plangebied daadwerkelijk goed te kunnen bepalen is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek, het 'Verkennend bodemonderzoek Martinus Nijhoffweg 3 Den Haag', Wateringen, 17 augustus 2015. volgt dat het overgrote deel van het plangebied licht verontreinigd is met zware metalen, PAK, COB, hexachloorbenzeen en drins. Het grondwater is over het algemeen licht verontreinigd met zware metalen. Deze onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek. De matige verontreiniging met arseen in het grondwater wordt toegeschreven aan een van nature verhoogde achtergrondconcentratie. Het rapport vormt bijlage 5 bij deze toelichting.
Enkel voor het zuidoostelijk deel van het plangebied geldt dat de bodem en het grondwater matig dan wel sterk verontreinigd zijn. De sterke- en matige verontreinigingen met respectievelijk PAK en koper in dit deel van het plangebied geven aanleiding tot het instellen van nader onderzoek. Conform het gestelde in de Wet bodembescherming dient bij overschrijding van minimaal de tussenwaarde een nader onderzoek te worden verricht naar ernst en omvang van de verontreiniging. Het betreft het 'Nader bodemonderzoek Martinus Nijhoffweg 3 Den Haag', Wateringen, 20 november 2015. Het onderzoek vormt bijlage 6 bij deze toelichting. In paragraaf 5.3, tabel 5.10 onder 6 wordt hierop ingegaan.
Er zijn binnen het gebied geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.
Het plangebied heeft in het verleden een functie als volkstuinencomplex gehad en voor het zuidoostelijk deel als achtererf bij een boerderij. De functie van het plangebied sloot goed aan bij de 'tussenzone' waartoe het Erasmusveld behoort. Met tussenzone wordt gedoeld op het feit dat het Erasmusveld een schakel vormt tussen het naoorlogse Den Haag Zuidwest en de Vinex-locatie Wateringse Veld. Het gebied kent voornamelijk een groen en recreatief karakter.
Het beoogde ecolint is altijd ingericht en gebruikt als groene reststrook tussen de verschillende functies binnen het Erasmusveld.
Haar omgeving kent vooral woonwijken, volkstuinen en sportverenigingen. Verder zijn in deze omgeving een autodealer op de Erasmusweg 872, een sporthal met tennisbanen met verlichting van een tennisvereniging aan de Noordweg 44A, een tuincentrum op de Noordweg 46 en een veldsportcomplex met verlichting van een voetbalvereniging op de Noordweg 74 gevestigd. Aan de Noordweg 44 bevindt zich een buiten gebruik zijnde watertoren. Zij is een gemeentelijk monument.
De ruimtelijke ontwikkeling in voorliggend bestemmingsplan vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie en gemeente is of werd vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.
Paragraaf 3.2 gaat in op het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Daarna wordt in paragraaf 3.3 tot en met 3.9 het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteengezet.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' (verder de Ladder) is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro) bepaalt dat voor bestemmingsplannen in de toelichting de treden van de ladder moeten worden doorlopen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wro geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (verder Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties en het Kustfundament van belang. In 2016 is een Besluit tot wijziging van het Barro in verband met de herziening van de Beleidslijn kust en enige andere wijzigingen van kracht geworden.
Om de hoofdzaken van het door de provincie Zuid-Holland te voeren ruimtelijk beleid vast te leggen, hebben Provinciale Staten in haar vergadering van 20 februari 2019 de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. Ze heeft de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wro en van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de Planwet Verkeer en Vervoer.
De Visie is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities van Zuid-Holland als geheel. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en daarbij behorende strategische doelstellingen. Ze betreffen:
Ze geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie Het beleid wordt regelmatig geactualiseerd.
De Visie beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid echter is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte (verder Programma) bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden. Ook het Programma heeft de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wro.
In de Wro is geregeld dat Provinciale Staten via een verordening regels kan stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Verder bepaalt de Wro dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium - de verordening, het inpassingsplan en de aanwijzing - kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. Ook handhaaft de provincie met inpassingsplannen de aanwijzingen in het Barro. Provinciale Staten heeft in haar vergadering van 20 februari 2019 de Omgevingsverordening Zuid-Holland (verder Verordening) vastgesteld.
De Verordening bevat onder andere regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit. Voor het stedelijke gebied is de Ladder voor de duurzame verstedelijking (verder Ladder) van belang.
Ladder voor de duurzame verstedelijking
De Ladder is in het leven geroepen om de behoefte aan een in een bestemmingsplan opgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling te bewijzen en die ontwikkeling zo veel mogelijk binnen bestaand stads- en dorpsgebied te vestigen. De behoefte dient in de toelichting bij het bestemmingsplan verstrekt te worden. In het geval dat de ontwikkeling buiten bestaand stads- en dorpsgebied plaats vindt, dient de locatiekeuze in de toelichting gemotiveerd te worden. Is dan voor de ontwikkeling een locatie groter dan 3 hectare nodig, dan moet de locatie zijn opgenomen in het Programma en op de zogenaamde '3 hectare kaart' in de Verordening staan. Ook de ligging van bestaand stads- en dorpsgebied is op een kaart in de Verordening ingetekend.
Regionale waterkeringen
Een deel van het plangebied is aangewezen als regionale waterkering, zie afbeelding 2.1. Artikel 2.4.2 van de Verordening stelt dat een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt en waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 van de Verordening, bestemt die waterkering als zodanig. Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone . Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen moet advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Tot 2016 was het gemeentelijk ruimtelijk beleid opgenomen in de Structuurvisie Den Haag 2020 (RIS 129201). In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Het noordelijk deel van het plangebied ligt in de kansenzone Centrumvleugel. In de omschrijving van deze kansenzone worden de ambities van het plangebied niet genoemd, wel de ambities van delen van de wijk Morgenstond. Echter, in de omschrijving van Schakelzone Lozerlaan wordt opgemerkt dat door het doortrekken van de A4 Midden-Delfland en de nieuwe rol van de Lozerlaan de positie van Den Haag Zuidwest wijzigt: van een perifere buitenwijk in een strategisch gelegen stadswijk met een tweezijdige oriëntatie op de stad. Enkele ontwikkelingen uit de kansenzone Centrumvleugel in de wijk Morgenstond bieden kansen voor een sterkere hechting van Wateringse Veld aan Zuidwest. Voor elke kansenzone wordt een masterplan opgesteld.
Afbeelding 3.1: Uitsnede Structuurvisie Den Haag 2020 ter hoogte van het plangebied
(Bron: Gemeente Den Haag).
De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.
Voor de Agenda Ruimte voor de Stad zijn vier transitieopgaven van belang: de ontwikkeling naar een nieuwe economie, de vraag om een inclusieve en veerkrachtige samenleving, de roep om slimme stadsontwikkeling en de opgave voor de overheid om in dit proces organiserend vermogen te tonen en ruimte te bieden voor maatschappelijk initiatief. Dat vraagt om ruimte voor innovatieve milieus, met ontmoetings- en experimenteerruimte, en aantrekkelijke vestigingsmilieus voor starters, studenten, creatievelingen, kenniswerkers en (stedelijke) gezinnen en ondernemende mensen
Stedelijke ontwikkeling is geen zaak van de gemeente alleen; allerlei partijen spelen daarin een rol. Bij de uitwerking van de Agenda zal inhoud worden gegeven aan het “samen stad maken” langs vier "sporen': ruimte bieden aan initiatieven, co-creatie van ruimtelijke plannen, stadsdebat over de toekomst van de stad en de samenwerking met stakeholders. Er is daarmee ook geen “blauwdrukplanning” aan de orde. Met behulp van negen principes voor stedelijke ontwikkeling wordt in de Agenda Ruimte voor de Stad aangegeven hoe de ontwikkelingen gestuurd worden.
Het belang van veel lopende projecten wordt met deze agenda benadrukt. Goede uitvoering met ook oog voor de tijdelijke situatie vraagt een enorme inzet. Daarnaast zullen op basis van deze agenda nieuwe locaties in ontwikkeling worden gebracht. Het betreft zowel het in ontwikkeling brengen van de zachte planvoorraad als nieuwe locaties op basis van deze agenda. Het tot ontwikkeling brengen van deze locaties zal meer dan voorheen in co-productie gebeuren met de stad.
Daarnaast zijn er een aantal grotere strategische ontwikkelingen geagendeerd in deze agenda. Voor een aantal ontwikkelingen zal gestart worden met verkenningen om zicht te krijgen op mogelijke programma's, en alliantievorming. Dergelijke verkenningen zullen onder andere voor delen van het Central Innovation District, de Binckhorst, Scheveningen en Den Haag Zuidwest, mede in het licht van de gewenste schaalsprong die in het openbaar vervoer gemaakt moeten worden.
Het Masterplan Erasmusveld – Leywegzone is opgesteld in het kader van de Structuurvisie Den Haag 2020, Wéreldstad aan Zee. Erasmusveld – Leywegzone is een van de negen ontwikkelzones die daarin beschreven worden. Daarin werd niet alleen het gebied tussen Erasmusweg, Laan van Wateringse Veld en de wetering de Strijp en de aansluitende strook aan de Erasmusweg tussen de Laan van Wateringse Veld en de Menno ter Braakstraat, maar het hele terrein tot aan het Wateringse Veld betrokken.
Afbeelding 3.2: Uitsnede Masterplan Erasmusveld - Leyweg (Bron: Gemeente Den Haag).
Op 27 november 2008 is het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone (verder Masterplan) vastgesteld door de gemeenteraad (RIS156419). Het masterplan gaat voor Erasmusveld uit van een ontwikkeling van circa 750 woningen op 50,4 hectares en van voorzieningen. Daardoor kunnen belangrijke groenstructuren worden toegevoegd en blijft ruimte voor reeds aanwezige functies zoals volkstuinen en sport in belangrijke mate behouden. Belangrijkste ruimtelijke drager voor de ontwikkeling is het zogenaamde groen/blauwe raamwerk. Dit raamwerk - het wordt het ecolint genoemd - bestaat uit een aantal ecologische verbindingszones door het gebied, die belangrijke groengebieden met elkaar verbinden. Ze zijn afgeleid uit de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (RIS 159450) (paragraaf 3.4.1). Binnen dit raamwerk is een aantal ontwikkellocaties gelegen, voornamelijk voor woningbouw. Het wonen aan een ecologische zone gecombineerd met trendsettende ambities op het gebied van duurzaamheid, maken dit tot een uniek woonmilieu.
In het Masterplan zijn de volgende ambities aangegeven:
Met deze twee hoofdpunten voor het Erasmusveld en de Leywegzone wordt ook bijgedragen aan de overige ambities:
De uitvoeringsstrategie van het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone ging uit van een actieve gemeentelijke aanpak gebaseerd op actief grondbeleid. Als gevolg van de economische crisis heeft de gemeente in 2010 besloten om meer te prioriteren in de projecten die actief worden opgepakt. Dit heeft er toe geleid dat de uitvoeringsstrategie van het Masterplan Erasusveld-Leywegzone is gewijzigd. Deze gewijzigde uitvoeringsstrategie gaat uit van het faciliteren van particuliere en marktinitiatieven in plaats van een actieve rol voor de gemeente.
Om de nieuwe werkwijze vorm te geven, is in 2011 het Uitvoeringskader Erasmusveld (verder Uitvoeringskader) vastgesteld (RIS181471). In het Uitvoeringskader is de ambitie om Erasmusveld zo duurzaam mogelijk te maken verder uitgewerkt en de uitvoeringsstrategie aangegeven hoe deze ambitie zou kunnen worden bereikt.
In het Uitvoeringskader is aangegeven dat gelet op de ambitie wat betreft duurzaamheid niet op één thema, maar zeer breed wordt ingezet. De basisdefinitie die de gemeente hanteert voor duurzaamheid in Erasmusveld is:
Wat voor dit typische groenblauwe gebied altijd van toepassing is gebleven, zijn de zeer goede kansen voor:
In een gebied van meer dan 50 hectare, waar circa 750 woningen in combinatie met diverse voorzieningen zullen worden gerealiseerd, is ruimte voor verscheidenheid en verrassende combinaties. De locatiekenmerken van de verschillende deelgebieden bieden vaak al aanleiding voor variatie.
Ondanks de gewijzigde uitvoeringsstrategie wordt aan veel uitgangspunten voor ecologie en andere duurzaamheidsaspecten vastgehouden. In dat kader geldt het "ja, mits principe", wat wil zeggen dat aan initiatieven wordt meegewerkt indien de voorgestelde ontwikkeling aansluit bij de ambities uit het Masterplan / Uitvoeringskader. Voor prestaties op gebouw-/woningniveau mag de gemeente geen hogere eisen stellen dan in het bouwbesluit. Alleen ten aanzien van de EPC-norm (energieprestatiecoëfficiënt) kan op basis van de status als excellent gebied een prestatie boven Bouwbesluit worden geëist. Omdat de gemeente vooralsnog ook niet participeert in de ontwikkeling van deellocaties (met uitzondering van de locatie Erasmushove, die al eigendom was van de gemeente), en ook niet zelf mee-investeert of voor-ontwikkelt, zijn de directe sturingsmogelijkheden ten aanzien van kwaliteit beperkt. Het initiatief ligt bij de ontwikkelende partij.
Het groen/blauwe raamwerk bestaat uit de twee hoofdassen van de bestaande ecologische verbindingszones:
Tussen deze twee hoofdassen worden enkele dwarsverbindingen en centraal een verbinding tussen de Erasmuszone en Wateringse Veldzone aangelegd, het ecolint. Daarmee wordt het raamwerk aangevuld.
Zodoende ontstaat een robuuste groenstructuur bestaande uit zowel droge als natte verbindingen. In het uitvoeringskader is ten aanzien van de beoogde groenstructuur een aantal principes met betrekking tot de maatvoering, inrichting en profielen opgenomen. Omdat de gemeente niet zelf actief ontwikkelt in Erasmusveld, is de aanleg van nieuwe verbindingszones en versterking van de bestaande ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg onderdeel van de opgave voor de verschillende initiatiefnemers. De stadsecoloog is betrokken bij de advisering over en toetsing van de verdere uitwerking door de initiatiefnemers.
Concrete maatregelen zijn: het uitgraven van waterlopen en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers, zo mogelijk behoud en anders 'meer dan compensatie' van bijzondere flora en fauna, duurzaam bouwrijp maken met bijbehorende funderingstechnieken, veel openbaar en collectief groen inclusief het openstellen van bestaande volkstuincomplexen, groen en veilig kindlint, waterspeelplaats, vogel en vleermuisvriendelijke bouwtechnieken, groene daken en gevels e.a. Een gevolg van de gekozen uitvoeringsstrategie is wel dat ook de groenstructuur meer gefaseerd en gefragmenteerd zal worden gerealiseerd, waarbij sommige delen mogelijk pas op langere termijn worden aangelegd.
Op 9 januari 2018 hebben Burgemeester en Wethouders ingestemd met het Plan Uitwerkings Kader Lof (RIS 298836) (verder Puk). Hieruit wordt geciteerd.
De stedenbouwkundige opzet van het plan bestaat uit:
- Een ecologische verbindingszone en
- de woonwijk, met daarin twee groene scheggen en eromheen waterlopen, ook ten oosten en zuidoosten.
In het noordoosten en het westen is het Eco-lint gelegen, een nieuwe ecologische verbinding door Erasmusveld, die de Erasmuszone en Wateringse Veldzone met elkaar verbindt. Op de plek van de noordoostelijke tak van het Eco-lint wordt een ecologische zone gerealiseerd. Hierbij is sprake van de verbreding van bestaande watergang en de aanleg van natuurvriendelijke oevers met inheemse beplanting.
Ecologische verbindingszones zijn in principe altijd gelegen aan weerszijden van een watergang. Dat is in het plangebied nu niet het geval. Om die reden wordt in het midden van de zone een nieuwe watergang aangelegd. Deze watergang buigt vanaf de bestaande sloot ten zuiden van en parallel aan de Erasmusweg af naar het zuiden, komt in het midden van de verbinding en parallel aan de bestaande noord-zuid gerichte waterloop te liggen en buigt daarna weer af naar het oosten. Daarna buigt ze naar het zuiden af en loopt dan de ecologische verbindingszone uit en eindigt in een nieuwe vijver ten zuiden van het plangebied die grenst aan de Martinus Nijhoffweg. Met dit laatste routeonderdeel scheidt ze het plangebied van het restant van de voormalige hoeve Vlietlust af. Vanuit deze vijver wordt de nieuwe watergang verbonden met het water ten zuiden van de Martinus Nijhoffweg.
Veel dier- en plantensoorten zijn tegenwoordig afhankelijk van de stedelijke omgeving. Dit is een gevolg van een steeds ongeschikter wordend buitengebied. Waar vroeger een gevarieerd boerenlandschap met (bloemrijke) weilanden, akkers, houtsingels, heggen, struiken e.d. aanwezig was, is dit veranderd in intensief gebruikte landbouwgronden.
In de stad echter voelen heel wat verschillende soorten zich door de aanwezigheid van tuinen, parken, bermen, sloten en slootkanten thuis. Een aantal soorten is zelfs specifiek gebonden aan de gebouwde omgeving. In het verleden namelijk waren huizen ideale verblijfplaatsen voor huismussen, gierzwaluwen en vleermuizen. De ecologische zone zal vele dier- en plantensoorten een thuis bieden.
De ligging van het ecolint en de opzet daarvan in het Wateringse Veld Noord wordt behandeld in de paragrafen 3.4.2 en 3.4.3.
De stedenbouwkundige opzet van het plan is gericht op het opwekken van voldoende zonnestroom in het gebied. Daarvoor is het nodig dat dakoriëntatie en -vormen in het gebied daarop geoptimaliseerd worden. In het stedenbouwkundig plan zijn de woningen zo goed mogelijk op de zon georiënteerd, dat wil zeggen dat de bouwblokken in oost-west richting staan en daarmee de voor- of achtergevel van de woningen op het zuiden georiënteerd is. Alleen de westzijde van de laan wijkt daarvan af.
De Erasmusweg is een belangrijke geluidsproducent in het gebied en duidelijk hoorbaar door de ecologische zone heen. Aan de noordzijde van het plan wordt daarom een bebouwing beoogd die als buffer dient voor de rest van de wijk. Deze bebouwing wordt voorzien van een geluidsluwe voorzijde en een achterzijde met een zonnige buitenruimte, waardoor het woonklimaat niet wordt aangetast.
Het gebied wordt ontwikkeld tot een fraaie woonomgeving met de toevoeging van extra groen. Dit wordt bereikt door de stedenbouw compact op te zetten in bouwblokken en bouwstroken de natuur vanuit de ecologische zone het plan in te trekken middels groene scheggen. Daarnaast wordt het bewonersparkeren zoveel mogelijk buiten het zicht geplaatst op de binnenterreinen van de bouwblokken of onder de woningen.
De scheggen zijn brede plantsoenen met ruimte voor spelen, groenvoorzieningen en regenwaterinfiltratie (wadi's). Voor het plangebied is het wonen in het groen vertaald in een gemengd programma van grondgebonden en gestapelde woningen die een relatie hebben met de hoofdstructuren in het plangebied. Grondgebonden woningen krijgen een oriëntatie op de laan, scheggen of het Eco-lint. De gestapelde woningen worden geconcentreerd aan de noordzijde van het plangebied, georiënteerd op de Erasmuszone en het Eco-lint.
Niet de hele woonwijk kan in oost-west richting worden gerealiseerd. Om een ontsluiting op de Martinus Nijhofflaan van de oost-west gerichte bebouwing mogelijk te maken, wordt de ontsluitingsweg voor auto's in noord-zuidrichting geprojecteerd. Deze laan wordt ingericht als erftoegangsweg (30 km/h), bestaande uit twee eenrichtingswegen aan weerszijden van een brede beplante middenberm en parkeerhavens. Een laan biedt namelijk de gelegenheid om het parkeren van auto's in te passen zonder dat zij een storend beeld opleveren.
Fietsers kunnen het plangebied aan de noordzijde inrijden vanaf de Erasmusweg, aan de zuidzijde via twee toegangen vanaf de Martinus Nijhoff weg en aan de westzijde vanuit Erasmushove. De toegang vanaf de Erasmusweg biedt directe aansluiting op de stedelijke sterfietsroute richting station Moerwijk en Den Haag centrum.
Het plangebied dient in geval van calamiteiten een alternatieve ontsluiting voor auto's te hebben. Bij de uitwerking van het plan zal in overleg met de initiatiefnemer wordt bekeken of het mogelijk is een calamiteiten ontsluiting via de binnenterreinen van de bouwblokken en de ecologische zone te realiseren.
Ondanks dat zijn de parkeerhoven binnen de woonblokken alleen voor bestemmingsverkeer toegankelijk (semi-openbaar). De grond wordt uitgegeven aan de bewoners zodat ze gezamenlijk eigenaar worden van dit gebied. Dit zal tot een groter gemeenschaps- en veiligheidsgevoel leiden.
Voor de bebouwing aan de westzijde van het plangebied is in het profiel een voorwaarde opgenomen dat parkeren voor bewoners aan de achterzijde van de bebouwing plaats vindt. De parkeervoorzieningen mogen niet aan de oever worden gerealiseerd, maar dienen zo dicht mogelijk op de bebouwing of inpandig in het hoofdgebouw te worden gerealiseerd.
In de brede middenberm van de laan wordt het bezoekersparkeren voor alle woningen, maar ook het bewonersparkeren voor de woningen aan de noordzijde van het plangebied georiënteerd op de Erasmuszone, geprojecteerd.
Afbeelding 3.3: Schets van de ruimtelijke ontwikkeling volgens het PUK
Het Haags Bezonningsbeleid (RIS 170509) hanteert het uitgangspunt dat er alleen bezonningsonderzoek uitgevoerd wordt wanneer de bouwhoogte meer dan 25 meter is, of wanneer nieuwbouw 1,5 keer de hoogte van de gemiddelde hoogte van de omgeving heeft. De bezonningsnorm is dat er in de periode 19 februari tot 21 oktober per dag ten minste 2 bezonningsuren zijn. Toepassing van de Haagse bezonningsnorm kan er echter in specifieke situaties toe leiden dat de mogelijkheid om deze bouwhoogte te realiseren tot gevolg heeft dat er sprake is van een aanzienlijke afname van de bezonning op de gevels van enkele woningen op 19 februari (en 21 oktober). Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is in de ogen van het college sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata (RIS180461).
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan het gemeentelijk bezonningsbeleid. In paragraaf 5.3, tabel 5.1 onder 8 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
Het windhinderbeleid (RIS 170509) stelt dat er van windhinder sprake is als gedurende een te groot aantal uren per jaar een bepaalde windsnelheid wordt overschreden. Dit treedt op rond hoge gebouwen wanneer er sprake is verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk maken. In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder. Over het algemeen wordt gesteld dat voor gebouwen hoger dan 30 meter windonderzoek noodzakelijk is. De gemeente Den Haag sluit zich wat betreft beleid ten aanzien van windhinder aan op de NEN 8100. Hierin wordt aangegeven wanneer onderzoek naar wind bij bouwwerken nodig is, hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd, aan welke eisen moet worden getoetst en hoe rapportage moet plaatsvinden. De gemeente Den Haag hanteert als ondergrens een 'matig' windklimaat. Een 'slecht' windklimaat wordt slechts bij hoge uitzondering en onder nadere voorwaarden toegestaan.
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan het gemeentelijk windhinderbeleid. In 5.3, tabel 5.1 onder 9 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt.
Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Het betreft:
In het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.
De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (verder CHS) atlas opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.
De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland opgesteld.
De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie. Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Voor bestemmingsplannen zijn de bepalingen in de Omgevingsverordening Zuid-Holland omtrent ruimtelijke kwaliteit (kaart 7) en cultureel erfgoed ( kaart 9) van toepassing.
De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (overgangsrecht Erfgoedwet). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
Het plangebied heeft volgens de AWVK een archeologische verwachtingswaarde met uitzondering van de strook tussen de woonwijk Lof en de Martinus Nijhoffweg. In afbeelding 3.4 is een uitsnede van de AWVK weergegeven ter plaatse van het plangebied.
Afbeelding 3.4: Uitsnede gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart ter plaatse van het plangebied (Bron: Gemeente Den Haag).
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.
In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (RIS 159450) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones.
De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden, elk rondom een waterloop. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.
Het groene karakter van dit deel van Wateringse Veld wordt nu nog bepaald door volkstuinen, sportvelden en watergangen. Met de herinrichting zal dat karakter afnemen. Als het Masterplan wordt uitgevoerd zal daarom een extra ecologische verbinding nodig zijn. De nota wijst in het Erasmusveld twee bestaande zones aan. De eerste ligt parallel aan en ten zuiden van de Erasmusweg, aan weerszijden van een waterloop. Ze wordt de Erasmuszone genoemd. De tweede takt vanaf de Erasuszone af in zuidelijke richting af, bestaande uit een slinger van water met natuurvriendelijke oevers, bloemrijke hooilanden en bosjes. Deze zone loopt van de Erasmusweg via de Martinus Nijhoffweg onder de Noordweg door naar het water van de Bostonsingel/Havannasingel richting Tomatenlaan. Deze dient de verbinding te versterken van de Erasmusweg met de zone Tomatenlaan zowel als de Rijswijkse Landgoederenzone. Het wordt de Wateringse Veldzone genoemd.
In het belang van het behoud van het groene karakter acht de nota een extra ecologische verbinding noodzakelijk. Ze dient daarnaast de verbinding te versterken tussen Erasmuszone met de zone Tomatenlaan. Het takt van de Erasmusweg ten noordoosten van het plangebied af en buigt daarna af naar het zuidelijk deel van het volkstuinencomplex Zonnegaarde. Afbeelding 3.5 geeft de bestaande zones van het Erasmusveld weer.
Afbeelding 3.5: Uitsnede uit de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018. De donkergroen verticale lijn is de Erasmuszone, de donkergroen getrapte lijn de Wateringse Veldzone. Het ecolint is indicatief. (Bron: Gemeente Den Haag).
In de 'Agenda Groen voor de Stad' (vastgesteld 15 december 2016, RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komt te staan. Daarnaast zijn er onzekerheden en ontwikkelingen die de stad in de toekomst sterk zullen kleuren zoals de klimaatopgave, veranderingen in mobiliteit en de toenemende impact van informatietechnologie.
Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven. Kortom: Groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit.
In de reflectie op het vigerende beleid is geconstateerd dat vooral de nadruk is gelegd op het vastleggen van de zogenaamde Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH), het groen in de stad dat op basis van de aanwezige waarden en de betekenis daarvan extra bescherming verdient. Om de kwaliteit van het Haagse groen verder te verankeren, is de SGH herijkt. Hiervoor zijn de beschrijvingen van de Haagse groengebieden getoetst, aangepast en aangevuld en verbanden gelegd met nieuwe thema's zoals duurzaamheid, gezondheid en recreatie. Het uitgangspunt was het goede te behouden en van waarde te laten zijn voor de toekomst.
Bij anticipatie is gekeken naar de wenselijke ontwikkeling van het Haagse groen in een realistische context. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen. Daarom zijn in de nota per thema de kernkwaliteiten die moeten behouden, de uitdagingen die de komende jaren zijn voorzien, de ambities en het ontwikkelpad geschetst.
De stedelijke leefkwaliteit - en daarmee de waarde van het groen - is niet voor onze hele stad gelijk. Het is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Voor het Haagse Groen kunnen de drie zones worden onderscheiden: de dichte stad, de halfopen stad en om de stad. Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde.
Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.
De nota is nader uitgewerkt in een actualisatie van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, waarin ook de nieuwe groene gebieden zoals het Molenvlietpark zijn opgenomen. Ook het Haagse Bos en Sorghvliet maken nu deel uit van deze structuur.
Afbeelding 3.6: Uitsnede de Stedelijke Groene Hoofdstructuur uit de Agenda groen voor de stad (bron: Gemeente Den Haag)
Voor het plangebied is de Erasmuszone van betekenis. De zone is een langgerekte groene strook met watergang langs de Erasmusweg, tussen de Lozerlaan en station Moerwijk. De strook fungeert als verbinding tussen de groengebieden Uithof en de Rijswijkse Voorden. De Erasmuszone sluit aan bij andere verbindingszones, de Laakzone in het oosten en de zones in Wateringseveld (Erasmusveld, Tomatenlaan en Rijnerwetering). Obstakels vormen een caravanbedrijf en een benzinestation. De zone bestaat uit bosstroken, struiken en open grasland. De breedte van de ecologische verbindingszone is gemeten vanaf het hart van de sloot minimaal 30 meter. Op enkele plaatsen staan knotwilgen. Aan de zuidkant loopt een brede watergang. Op enkele plaatsen zijn poelen aangelegd. Door het gebied loopt een wandelpad. Kwaliteitsverbetering is mogelijk door het verbeteren van de vegetatiestructuur en de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Als streefbeeld geldt een vochtig loofbos met struweel-, mantel- en zoombegroeiing en aangrenzend bloemrijk grasland.
Op 9 januari 2018 hebben Burgemeester en Wethouders de ontwerpprincipes voor het ecolint vastgesteld (RIS298835). Ze betreffen de maatvoering, inrichting en de profielen van het lint. Daarbij is ook onderstaand tracé bepaald.
Afbeelding 3.7: Uitsnede Ontwerpprincipes ecolint met legenda.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 en verder, is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540). Door deze bescherming kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een omgevingsvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.
De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enzovoort. Het voorstel (Rv 104 - 2011; RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.
In de nota Haagse bomen “Kiezen voor kwaliteit en diversiteit” (RIS 158380) is het beleid met betrekking tot bomen in Den Haag verwoord. Het beleid rust op drie pijlers: duurzame groeiomstandigheden, meer verschillende boomsoorten en een evenredige verdeling van straatbomen over de stad.
Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel behoudens waardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel- en) bouwplannen. Op 1 oktober 2013 is de lijst met behoudens waardige Bomen uitgebreid door het "Vaststellen totaallijst vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag" (RIS 265314).
Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.
In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije staffelregeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen in relatie tot de grootte van het achtererf. Deze regeling is opgenomen in artikel 2 sub f, bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (BOR) .
Deze paragraaf bevat een beschrijving van de beleidsstukken aangaande de waterhuishouding. Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Naast maatregelen om emissies terug te dringen en de inrichting van wateren aan te passen voor de doelsoorten is ook het standstill-beginsel een belangrijk voortvloeisel uit de richtlijn; ontwikkelingen –en dus ook ruimtelijke ontwikkelingen- mogen niet leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit en ecologie.
Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. In het Nationaal Waterplan staan vijf ambities centraal:
Naast het Nationaal Waterplan 2016-2021 gelden ook de zogenaamde Deltabeslissingen. Voor het plangebied zijn de Deltabeslissing Waterveiligheid en de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van belang. De Waterveiligheid wordt voortaan gebaseerd op risicobenadering (kans op overlijden door een overstroming). Daarbij gaat het niet alleen meer om sterke dijken en kaden om overstroming te voorkomen, maar om het samenspel met het beperken van gevolgen van overstromingen via ruimtelijke inrichting en via rampenbestrijding. Nog onbekend is welke gevolgen dit concreet heeft voor bijvoorbeeld de hoogte van de boezemkaden in het plangebied. Ruimtelijke adaptatie gaat erom de ruimtelijke inrichting klimaatbestendig en waterrobuust te maken. In september 2017 heeft de Deltacommissaris het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gepresenteerd en daarin worden gemeenten verplicht klimaatstresstests uit te voeren.
In artikel 3.1.6.b Bro is vermeld dat in de toelichting bij een bestemmingsplan een beschrijving gegeven moet worden van de wijze waarop rekening gehouden is met gevolgen van de waterhuishouding van de ruimtelijke ontwikkeling die dat bestemmingsplan beoogt. Verder bepaalt artikel 3.1.1.1 Bro dat het bestuursorgaan dat een bestemmingsplan voorbereidt daarbij overleg pleegt met de besturen van de betrokken waterschappen.
Het beleid van de Provincie Zuid Holland is gebaseerd op het besluit van 29 juni 2016 waarin is aangegeven dat het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016 – 2021 bestaat uit:
Artikel 2.4.2 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland stelt eisen aan een bestemmingsplan waarin een regionale waterkering gelegen is en stelt tevens dat de ruimtelijke ontwikkeling die dat bestemmingsplan beoogt, geen belemmering vormt voor deze waterkering (zie paragraaf 3.2.2.3).
In de Provinciale Milieuverordening worden ten behoeve van de waterwinning waterwingebieden en daaromheen grondwaterbeschermingsgebieden aangewezen.
Het Hoogheemraadschap van Delfland (verder Delfland) is verantwoordelijk voor het beheer van de oppervlaktewaterkwantiteit, -kwaliteit, grondwaterkwantiteit (passief beheerder), de primaire waterkeringen en het transport en zuivering van het afvalwater uit het plangebied.
Waterbeheerplan 2016-2021 Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap”
In het Waterbeheerplan heeft Delfland de ambities en doelstellingen voor de komende jaren vastgelegd. Voor de zorgplicht voor 'droge voeten', 'stevige dijken' en 'schoon water' zijn meerjarenprogramma's opgesteld die doorlopen in de planperiode tot 2027. Delfland zet in op stedelijk waterbeheer en samen met gemeenten werken wij aan klimaatadaptatie. Een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem is vertaald naar zelfvoorzienendheid door het sluiten van kringlopen van water, energie en grondstoffen. Om doelen te bereiken werkt Delfland samen met gebiedspartners en werken we aan het waterbewustzijn om draagvlak te vergroten.
Ambities:
Algemeen Waterkeringenbeleid
Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het kader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst'. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Ook worden criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie.
Om het water aan de noordzijde van het plangebied (boezemwater) en om de inhammen liggen regionale waterkeringen, boezemkaden. De keringen beschermen de Eshofpolder van het water in de boezem. Het betreft kadevaknummer 51 om de Eshofpolder. Op basis van de legger moet de kruinhoogte tenminste NAP+0,1 m zijn. Het plangebied ligt binnen de kernzone, beschermingszone en profiel van vrije ruimte van een waterkering. De kades zijn geen veendijken zoals bedoeld in de Beleidsregel Veendijken. Uit kaart 3 "Opgave hoogtetoets" van het Waterbeheerplan blijkt dat de betreffende boezemkaden niet op hoogte zijn en moeten worden verbeterd.
Gegeven het leggerprofiel variant 9 die geldig is voor dit kadevak is de breedte van het waterstaatswerk vanaf de waterlijn van de boezem 3,2 meter. Deze zone moet worden vrijgehouden van bebouwing en beplanting.
Watertoets
Eén van de instrumenten om het waterbeleid vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking Watertoets voor gemeenten opgesteld. In de Handreiking (www.delfland.nl/watertoets) worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht en op welke wijze deze in het plan dienen te worden verwerkt.
Delfland hanteert bij de watertoets twee uitgangspunten:
Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!
De gemeente Den Haag en Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor het rioolbeheer en heeft een loketfunctie inzake grondwateroverlast. Naast de Visie 'Toekomstbestendig Haags Water' zijn onderstaande beleidstukken van toepassing.
Uitvoeringsplan Klimaatbestendig Den Haag
In "Klimaatbestendig Den Haag" (RIS252427) geeft de gemeente Den Haag aan dat voor het voorkomen van wateroverlast meer ruimte voor water nog steeds voorop staat, evenals het gevallen hemelwater zo lang mogelijk vasthouden op de plek waar het valt. Het meer aanleggen van water en groen draagt bij aan het voorkomen van zowel wateroverlast als opwarming van de stad (hitte). Ook moeten inwoners bewust worden gemaakt van hun rol, door te wijzen op nadelige gevolgen van volledig verharden van tuinen en de voordelen van een groen dak.
Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (RIS 159450) (zie paragraaf 3.4.1) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is het '' Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020' (RIS 289287) (verder GRP). Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost.
De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats.
Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met Delfland de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.
Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het GRP worden beschreven. Eigenaren kunnen naast hun wettelijke verantwoordelijkheid, op eigen initiatief maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.
De gemeente Den Haag maakt onderdeel uit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De MRDH is sinds 2015 de samenwerking van 23 gemeenten die hun krachten hebben gebundeld om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH bestaat uit twee pijlers, de Vervoersautoriteit (Va) en Economisch Vestigingsklimaat (EV). Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (verder SBA) voor de MRDH opgesteld. De SBA is nader uitgewerkt in de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025 (verder Uitvoeringsagenda) die invulling geeft aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de MRDH. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025. De Uitvoeringsagenda is vastgesteld op 1 juli 2016.
De Uitvoeringsagenda gaat er van uit dat het belang van het openbaar vervoer en de fiets toeneemt, mede vanwege leefbaarheid van de steden. Met het openbaar vervoer wordt voort gebouwd op het succes van RandstadRail en is de inzet om een schaalsprong te maken voor het openbaar vervoer naar de economische centra. Ook wordt ingezet op meer vraaggestuurd vervoer in combinatie met gemeentelijk vervoer voor doelgroepen op tijden en plaatsen waar het gewone openbaar vervoer geen oplossing is. Voor de fiets gaat de Uitvoeringsagenda uit van de realisatie van meer snelle routes en een uitbreiding van de fietsparkeerplaatsen. Voor het wegverkeer ligt de nadruk op een betere betrouwbaarheid door gecoördineerd verkeersmanagement en door het stimuleren van alternatieven voor spitsverkeer en het afbouwen van de noodzakelijke weginfrastructuur voor een goede bereikbaarheid van de economische centra. De Uitvoeringsagenda zet voor wat betreft de verbetering van de verkeersveiligheid in op onder andere gedragsbeïnvloeding en doelgroepenbenadering. Op het punt van de innovatie biedt de Uitvoeringsagenda ruimte voor de toepassing van nieuwe technieken en mobiliteitsdiensten samen met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.
In de Uitvoeringsagenda staan diverse projecten en maatregelen genoemd voor de periode 2016-2025.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van MRDH voor het openbaar vervoer. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations. In paragraaf 2.4.3 zijn de tram- en busroutes voor het openbaar vervoer in de omgeving van het plangebied aangegeven.
Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Vervoersautoriteit van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaar vervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
Afbeelding 3.7 Kaart hoofdstructuur openbaar vervoer (Bron: gemeente Den Haag)
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn. De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. De “Nota Straten, Wegen en Lanen” (rv 10-2017, RIS 280303_150224) bevat een uitwerking van het beleid uit de Haagse Nota Mobiliteit voor de wegen in de gemeente. De Nota SWL bevat de functionele eisen die gesteld worden aan de wegenstructuur, zoals een duidelijke hiërarchie in het wegennet en een voldoende afwikkeling van de verschillende verkeerssoorten. De Nota SWL beschrijft ook de wegbeelden voor de inrichting van de verschillende wegcategorieën. Die wegbeelden betreffen niet alleen het verkeer, maar hebben ook te maken met de ruimtelijke inpassing van wegen. Daarbij gaat het ook om groen, water, openbare ruimte en stedenbouwkundige structuur van de stad.
Afbeelding 3.8: Kaart hoofdstructuur wegverkeer
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Afbeelding 3.9: Streefbeeld fietsnetwerk Den Haag
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 (RIS168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en is in 2016 op een beperkt aantal onderdelen gewijzigd en aangevuld (Rv21: RIS 291425_160223). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet B2K2014 (Staatsblad 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. De parkeernormregeling zit volledig in dit bestemmingsplan.
In de gebruiksregels van de regels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Fiets parkeren
De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden, zoals NS-stations en de binnenstad. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS294386).
Fietsparkeernormen
De gemeente Den Haag heeft in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Het hanteren van fietsparkeernormen is nodig om het fietsen in Den Haag te stimuleren en het beslag van het fietsparkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.
Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning.
De fietsparkeerbehoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm. Voor het vaststellen van de fietsparkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien er concrete aanleiding bestaat om de berekende fietsparkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan daar bijvoorbeeld een aanleiding voor zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan of door middel van een storting in het fietsparkeerfonds (of een combinatie). Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fietsparkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fietsparkeeroplossingen kan worden bewaakt.
Het plangebied kent geen binnenplanse routes die voor de hoofdstructuur voor het wegverkeer of het openbaar vervoer dan wel in het streefbeeld voor het fietsverkeer aangewezen zijn.
De negen gemeenten in de regio Haaglanden vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. Na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden in 2014 is de samenwerking voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen. Om de woningmarktregio verder te versterken is in 2017 een nieuwe een regionale woonvisie opgesteld voor de periode 2017 – 2021 (Ris-nummer 296460).
De regionale woonvisie kiest er voor om te streven naar een ongedeelde regionale woningmarkt. Dit wil zeggen een woningmarkt waar er voor alle inwoners voldoende betaalbare en gewenste woningen verspreid over de gemeenten in de regio beschikbaar zijn. De regionale woonvisie benoemt daarnaast meerdere gezamenlijke opgaven op het gebied van sociale woningbouw, woningbouwprogrammering, duurzaamheid, wonen en zorg en verbetering van het bestaande vastgoed. Dit is vertaald naar de volgende doelstellingen:
Het woonbeleid is vastgelegd in de 'Woonvisie Den Haag 2017-2030' (RIS296833, 29 juni 2017). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven, moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.
Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.
De gemeente Den Haag gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000 tot 2500 woningen. De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken. Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.
De woonvisie zet in op:
Ad 1) Een meer sociaal-inclusieve stad.
Een aantrekkelijke en gastvrije stad is sociaal inclusief: een stad zonder te grote sociaaleconomische verschillen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.
Voor de woningbouwproductie is dit vertaald in een gemiddelde woningbouwproductie van:
Daarbij sturen we op:
Ad 2) Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.
Dit is een voorwaarde voor het vasthouden en aantrekken van stedelijk talent. Doel is om voor deze groepen die bijdragen aan het internationale, gastvrije, levendige en economische profiel van Den Haag nog meer onderscheidende stedelijke woon(werk)milieus te ontwikkelen. In het bouwprogramma wordt daarom nadrukkelijk rekening gehouden met de woonvoorkeuren van stedelijke doelgroepen young urban professionals, stedelijke gezinnen, studenten, empty-nesters en expats.
Ad 3) Een meer toekomstbestendige woningvoorraad.
Het streven is dat in 2030 de woningvoorraad voldoet aan de duurzame en woontechnische eisen. Dit betekent dat het onderhoud van woningen op orde is en dat in 2030 tenminste 50% van de woningen wordt verwarmd met een niet-fossiele warmtebron. Voor nieuwbouw betekent dit dat woningen niet langer zijn aangesloten op het gasnet. Verder wordt ingezet op een groter en gevarieerder aanbod aan geschikte woningen en woonzorgvormen voor (langer) zelfstandig thuis wonen.
Het plangebied is op de "Transitiekaart woonmilieu" voor initiatieven die passen bij het huidige ruimere gebied, waarbij dat ruimere gebied wordt versterkt of afgemaakt. Op de 'Strategiekaart sociale woningbouw' dient wat betreft sociale woningbouw in het plangebied een maatwerk- en toevoegstrategie gevolgd te worden.
Op 14 maart 2019 heeft de raad de Woonagenda 2019-2023 vastgesteld (RIS301880). De woonagenda vormt het actuele woonbeleid van Den Haag en is hiermee een concrete uitwerking van de Woonvisie. De woonagenda vervangt de uitvoeringsagenda bij de Woonvisie Den Haag. Belangrijke elementen van de woonagenda zijn maatregelen:
Op 19 april 2017 is de Woonvisie Den Haag 2017-2030 vastgesteld. In deze visie staat de redeneerlijn voor één stedelijke beleidslijn met betrekking tot bouwkundig splitsen.
Op 14 maart 2019 heeft de raad in de Woonagenda 2019 – 2023 bepaald dat bouwkundig splitsen nog maar in een beperkt aantal buurten in Den Haag wordt toegestaan. Het nieuwe beleid is per 1 juli 2019 in de huisvestingsverordening opgenomen. Bouwkundig splitsen is in het Wateringse Veld onder voorwaarden. De voorwaarden luiden:
Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettig manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten, grote groenbieden en water.
De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (Rv 206 - 2008; RIS 156058) werd opgesteld met als doel een beter
beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies te geven over de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Naar verwachting zou de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen was en is dan ook het uitgangspunt. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is.
De nota 'Spelen in de stad 2015 – 2018' (RIS157604 en RIS281389) heeft als ambitie om in de stad een goed aanbod te bieden aan speelplekken voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Dat betekent dat er voldoende speelplekken moeten zijn voor zowel de kinderen als de jongeren. Deze speelplekken moeten aansluiten bij de wensen die leven in de stad. Bij de aanleg van speelplekken wordt daarom de omgeving nauw betrokken. Gebruikers, ouders en bewoners willen zich bij speelplekken meer verantwoordelijk voelen (mede-eigenaarschap), als zij bij de aanleg van die speelplek nauw betrokken zijn.
Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft voor Den Haag invulling aan de richtlijn.
Leeftijdscategorie | Aantal kinderen per speelplek | Actieradius | Speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 - 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 - 600 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | > 750 m² |
Tabel 3.1 : Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte (Bronvergelijking: Spelen met ruimte Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006).
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.
Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2,996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0,996 kind per woning is. Stel dat er 150 woningen worden gebouwd, dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.
Woonmilieu | Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw |
Centrum stedelijk | 2,742 |
Stedelijk vooroorlogs | 2,260 |
Groen stedelijk | 1,779 |
Stedelijk naoorlogs | 2,160 |
Stadsrand 20e eeuw | 2,152 |
Stadsrand modern | 2,996 |
Werkgebieden | 2,245 |
Totaal | 2,702 |
Tabel 3.2: Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (inclusief Werkgebieden) (Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96)
Daar waar in de richtlijn 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied en?of samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.
In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:
Kadernota duurzaamheid - schone energie in een groene stad (5 maart 2019, RIS 301829)
Samen met alle inwoners van Den Haag werkt de gemeente aan een stad die schoner, groener en duurzamer wordt. Zo wordt duurzaam denken én doen een nog belangrijker onderdeel van de Haagse mores: duurzaam is de nieuwe norm. Om duurzame ontwikkeling hanteerbaar te maken richt de gemeente zich op vier thema's:
Doel is om op de gestelde doelen concrete resultaten te boeken en deze resultaten via monitoring zichtbaar te maken. Dit gaat de gemeente doen in de vorm van een jaarlijkse Programmabrief Duurzaamheid en een jaarlijkse Voortgangsbrief Duurzaamheid. Per thema is een plan van aanpak en een werkagenda voor de periode 2019-2022 opgesteld. De laatste kan invloed hebben op bestemmingsplannen en concrete projecten.
ad 1) Energie
Den Haag zet betekenisvolle en concrete stappen naar het doel van een klimaatneutrale stad in 2030. Hiermee sluit de gemeente aan op de besluiten van de rijksoverheid die op energieterrein zijn genomen. Dit betekent onder andere dat elk nieuw gebouw klimaatneutraal en dus zonder aardgas wordt opgeleverd. Verder is de ambitie dat ieder geschikt dak in Den Haag zonnepanelen, zonneboilers heeft, groen is of anders wit.
ad 2) Leefomgeving
Het opvangen van de groei van de stad dient met de ambitie van een gezonde, aangename leefomgeving gepaard gaan. Dit vraagt een maximale inzet op klimaatbestendigheid (omgaan met wateroverlast en hitte) en een sterk vooruitgang in milieukwaliteit. Klimaatbestendigheidsmaatregelen moeten zo mogelijk samenvallen met andere fysieke werkzaamheden in de stad, zoals gebiedsontwikkelingen, herinrichtingen en grootschalig onderhoud.
Groen in de stad wordt kwalitatief ontwikkeld, zodat groen toekomstbestendig wordt. In intensiveringsgebieden zal groen in, op, en aan gebouwen een belangrijk middel zijn om bij te dragen aan de verschillende functies van groen in de stad (natuurontwikkeling, bijdragen aan klimaatbestendigheid, bieden plekken voor rust en ontspanning).
Voorts wordt ingezet op schone lucht en bodem, aangename omgevingsgeluidsniveau en externe veiligheid. Halen van milieunormen is hierbij niet voldoende. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen in de stad op een verantwoorde wijze worden mogelijk gemaakt. Een afgewogen gebruik en beheer van de boven- én ondergrond worden steeds belangrijker.
ad 3) Mobiliteit
Den Haag kiest vooral voor vervoer dat weinig ruimte vraagt, duurzaam en gezond is: lopen, fietsen, lichte elektrische voertuigen (LEV's) en OV. Bij het inrichten van de buitenruimte krijgt dit prioriteit. Daarbij is extra aandacht voor de mensen met een beperking.
Den Haag zet in op schoon vervoer. Dat doet de gemeente onder meer door het stimuleren van elektrische voertuigen. Elektrische auto's kunnen bijdragen aan een evenwicht tussen vraag en aanbod van stroom en aan een efficiënt gebruik van het stroomnetwerk in de stad.
De groei van de stad vraagt om een andere organisatie van parkeren, rekening houdend met de omstandigheden en behoeften per wijk. Alternatieven worden gestimuleerd, zoals het gebruik van (elektrische-) deelauto's. De parkeernormen voor nieuw woongebouwen worden flexibeler.
ad 4) Grondstoffen
Den Haag wil inzetten op hergebruik dat lokaal het meest kansrijk is en de meeste impact heeft. Met dat doel voor ogen zal Den Haag zich concentreren op zes sporen: gebruiksgoederen delen en hergebruiken, hergebruik uit huishoudelijk afval, hergebruik uit de bouw, plastic terugdringen, voedselverspilling tegengaan, ondernemers ondersteunen in grondstoffenmanagement.
De gemeente stelt eisen aan circulair gebruik van materialen en grondstoffen bij al haar opdrachten in zowel de bouw en sloop van gebouwen als de grond-, weg- en waterwerkzaamheden in de buitenruimte. Daarnaast zal de gemeente bij gebiedsontwikkeling en gronduitgifte het circulair gebruik van materialen en grondstoffen stimuleren middels gunningscriteria in ontwikkelcompetities. Grote winst is te behalen met slimme, modulaire ontwerpoplossingen in bouwprojecten.
Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (2012; RIS 251776)
Het document beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van loop en fiets bewegingen en bouwen en hergebruik van gebouwen. Duurzame stedelijke ontwikkeling betekent kiezen voor schone en gezonde systemen, rekening houdend met de eindgebruiker en met de mogelijkheid van geleidelijke vernieuwing. Stedenbouwkundige en planologische keuzes ten aanzien van de situering van functies, afstemming tussen functies en (ruimtelijke) inrichtingselementen, grondgebruik (dichtheden), structuren en maatvoering kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling. Het doel is een adaptieve stedelijke omgeving die met zorgvuldig gebruik van grondstoffen en zonder ingrijpende aanpassingen lang meegaat en mooi kan verouderen. Den Haag kiest voor stedelijkheid en efficiënt grondgebruik, met een lage milieubelasting, minder energieverbruik en een beperkte mobiliteitsbehoefte.
Dit is een belangrijke opgave voor de stedenbouwkundige planvorming in plangebied. Een duurzaam ingerichte stedelijke omgeving betekent een aantrekkelijke stad waar mensen graag wonen en werken. Duurzaamheid is om die reden is een belangrijke vestigingsconditie voor bewoners, bedrijven en instellingen.
Duurzaam bouwen in Den Haag
Nieuwbouw in een plangebied dient te voldoen aan de normen voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Vanaf 2015 geldt dat voor woningbouw minimaal voldaan moet worden aan een EPC van 0,4. In 2020 wordt de EPC verder verlaagd tot het niveau van energieneutraal bouwen. Bij nieuwbouwontwikkelingen dient tijdig rekening te worden gehouden met deze bijstelling van de EPC. Ook worden met ingang van 1 januari 2015 scherpere eisen gesteld aan de thermische schil van een gebouw, de zogeheten Rc waarde. Verder is sinds 2015 voor alle vastgoed een energielabel verplicht.
Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen.
De Gemeente Den Haag voert als algemeen beleid dat minimaal voldaan moet worden aan de Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Duurzaam Bouwen (verder GPR). Deze eist een minmale waarde van 7 voor woningbouw. Een GPR-waarde van minimaal 7 of hoger kan opgenomen worden in de gronduitgifte. Volgens het gemeentelijk beleid mogen initiatiefnemers ook andere instrumenten gebruiken, mits minimaal een vergelijkbare ambitie wordt geleverd (bijvoorbeeld BREEAM, LEED).
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
De volgende ambities zijn voor het gebiedstype 'wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.
Thema | Ambitie Gebiedstype |
Bodem | Extra |
Externe veiligheid | Maximaal |
Geluid | Maximaal |
Lucht | Maximaal |
Mobiliteit | Extra |
Schoon | Extra |
Water | Ambities per poldereenheid |
Natuur | Extra |
Klimaat | Maximaal |
Tabel 3.3: Ambities gebiedstype wonen bij de thema's
In paragraaf 5.3, tabel 5.9 worden deze ambities naar thema getoetst.
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage en vormvrije m.e.r., bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en bodem. Verder worden groene waarden behandeld.
De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage (verder Besluit mer) is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Op 16 mei 2017 is deze wet en op 7 juli 2017 genoemd besluit gewijzigd.
De met dit ruimtelijke plan beoogde activiteit, zoals omschreven in de paragrafen 1.1 en 1.3 van deze toelichting, is een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in de bijlage onder D categorie 11.2 van het Besluit mer. Het is echter geen 'geval' als bedoeld in dat besluit, omdat het beoogde aantal woningen de 2.000 niet overstijgt en de beoogde oppervlakte niet groter dan 100 hectare zal zijn. Ondanks het aanmerkelijk kleiner aantal woningen en de aanmerkelijk kleinere oppervlakte, maakt de eerdere genoemde wetswijziging een beoordeling door het bevoegd gezag of dit bestemmingsplan merplichtig is noodzakelijk. Ook biedt de wijziging de mogelijkheid om eventuele mitigerende maatregelen in die beoordeling mee te nemen.
Het is daarom noodzakelijk om een vormvrije mer op te stellen en te laten beoordelen of dit stedelijke ontwikkelingsproject merplichtig is. In paragraaf 5.3, tabel 5.10 onder 1 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNGpublicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies naar omgevingstype aangegeven op grond waarvan de categorieindeling heeft plaatsgevonden. Zoals in paragraaf 2.5 al werd opgemerkt kent de directe omgeving van het plangebied grotendeels een woonbestemming dan wel een bestemming voor een volktuinencomplex. De richtafstanden gelden om die reden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten met een milieuzonering in de omgeving te toetsen. In paragraaf 5.3 tabel 5.10 onder 2 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
Toetsingskader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (verder PR) en het groepsrisico (verder GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen PR en GR. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen. Tot risicovolle inrichtingen behoren ook mijnbouwinrichtingen en inrichtingen voor de opslag van explosieven.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 zijn de Wet basisnet en het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking getreden. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is daarmee komen te vervallen.
De wegen in beheer bij het Rijk zijn aangewezen als basisnetroute. Het bevoegd gezag neemt bij het vaststellen van een besluit dat betrekking heeft op gronden in de omgeving van een basisnetroute, ten aanzien van nieuw toe te laten kwetsbare objecten, de basisnetafstand in acht en houdt daarmee rekening ten aanzien van nieuw toe te laten beperkt kwetsbare objecten. De basisnetafstand volgt uit bijlage I van de Regeling basisnet. In de gemeente Den Haag zijn voor de A4, tussen Knooppunt Ypenburg en de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg, en de A13 basisnetafstanden vastgelegd.
Daarnaast worden voor daartoe aangewezen rijkswegen binnen een zone van 30 meter vanaf de rand van de rijksweg beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden (plasbrandaandachtsgebied). De aanwijzing volgt eveneens uit bijlage I van de Regeling basisnet. Het betreft dezelfde wegvakken als hierboven genoemd.
In een veiligheidszone of een plasbrandaandachtsgebied worden op bouwplanniveau op grond van het Bouwbesluit 2012 nadere eisen gesteld aan kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
Voor het gedeelte van het plan dat binnen 200 meter van een weg ligt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt (transportroute), moet in de toelichting het GR worden verantwoord. Ten aanzien van de verantwoording van het GR onderscheidt het Bevt situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het GR noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Met een beperkte verantwoording kan worden volstaan wanneer het GR minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (verder OW) bedraagt of het GR (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). .Dit routeringsbesluit is gewijzigd (RIS 302166) en bij besluit van de gemeenteraad van 16 mei 2019 (RIS 30 2538) vastgesteld en op 1 oktober daaropvolgend in werking getreden. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor routeplichtige stoffen zoals LPG en propaan op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg komen te vervallen. Doorgaand vervoer van deze stoffen is niet meer mogelijk behoudens voor het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Professor B.M. Teldersweg en de Rijksstraat 447 te Wassenaar door middel van een ontheffing.
Bij opslag en verkoop van Compressed Natural Gas (verder CNG), dat is methaan dat is opgeslagen onder hoge druk, geldt een PR van 10-6 contour waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen worden geplaatst. De contour voor een CNG tankstation ligt op 10 meter
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het GR wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het 'Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen' van maart 2010. Ten aanzien van de verantwoording van het GR onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het GR noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:
- Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitszone van de buisleiding, of
- Wanneer het GR minder dan 0,1 maal de OW bedraagt of het GR (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de OW blijft.
Gemeentelijk beleid
De 'Nota externe veiligheid Den Haag' is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
Structuurvisieniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
Bestemmingsplanniveau --> Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
Bouwplanniveau: --> Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het GR tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het GR waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan PR en GR van nabij gelegen risicobronnen. Daartoe is onderzoek verricht. Het vormt bijlage 7 bij de toelichting, In paragraaf 5.3, tabel 5.10 onder 3 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
De Wet geluidhinder (verder Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de geluidsbelasting van nabijgelegen geluidsbronnen. Daartoe is onderzoek verricht dat bijlage 8 bij deze toelichting vormt. In paragraaf 5.3, tabel 5.10 onder 4 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit in acht te nemen. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maken mogen niet leiden tot een "in betekenende mate" verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van minimaal 125 en maximaal 150 woningen mogelijk. Op grond van de in de Wet milieubeheer opgenomen luchtkwaliteitseisen dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling voldoet aan de grenswaarden voor concentratie luchtverontreinigende stoffen, dan wel in niet in betekende mate bijdraagt aan deze concentratie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook te worden nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is en de grenswaarden niet overschrijdt. De gegevens uit de Monitoringstool van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (verder NSL) geven hierover uitsluitsel.
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de grenswaarden voor concentratie luchtverontreinigende stoffen, dan wel in niet in betekende mate bijdraagt aan deze concentratie, dan wel aanvaardbaar is en de grenswaarden niet overschrijdt. In paragraaf 5.3, tabel 5.10 onder 5 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (hierna: Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering.
Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de milieukwaliteit van de bodem, zoals die beschreven is in paragraaf 2.4.6. Ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling is tevens nader onderzoek verricht en een aanpak gekozen. In 5.3 tabel 5.10, onder 6 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura2000-gebieden) was geregeld in de Natuurbeschermingswet en de Natuurbeschermingswet 1998, maar is sinds kort geregeld in de vergunningverlening in de Wet natuurbescherming. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.
In Den Haag hebben we te maken met de Natura2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (inclusief Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.
Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied ligt op meer dan 4 kilometer van het Natura 2000-gebied Solleveld & Kapittelduinen en Westduinpark & Wapendal.
Een en ander maakt nader onderzoek noodzakelijk, dat in paragraaf 5.3, tabel 5.3 onder 5 wordt behandeld en waarbij de betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt onderzocht. Het vormt bijlage 9 bij deze toelichting.
De wet kent ook het Natuur Netwerk Nederland. Op grond van deze wet worden de gebieden die in dat netwerk vallen in de Omgevingsverordening Zuid-Holland 2014 aangewezen. Een en ander maakt nader onderzoek noodzakelijk, dat in 5.3, tabel 5.3 onder 6 wordt behandeld en bijlage 9 bij deze toelichting vormt.
In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde “bebouwde kom Boswet” geplaatst. Daardoor vielen de grote groengebieden toen onder de werking van de Boswet nu onder de Wet natuurbescherming - melding. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.
Deze areaalbescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.
Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Wet natuurbescherming als de gemeentelijke APV van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens.
De wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Eerder was dit geregeld in de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van het uitvoeren van werken. Zo moet men rekening houden met het voortplantingsseizoen en met de winterverblijfplaatsen van dieren. Daarnaast legt deze wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan door deze bescherming belemmerd wordt.
Een en ander maakt nader onderzoek noodzakelijk, dat in paragraaf 5.3, tabel 5.3 onder 8 wordt behandeld en waarbij de betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt onderzocht.
In hoofdstuk 1 Inleiding werd de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het plangebied aangegeven. Ook werden de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven was het nodig om
Daaruit werden vervolgens bepalende omstandigheden uit de bestaande situatie, beleidsuitspraken en milieu- en natuurkwaliteitseisen, voor de ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied naar voren te brengen.
De ruimtelijke ontwikkeling heeft geresulteerd in een ontwerp dat in paragraaf 5.2 beschreven wordt.
In dit hoofdstuk worden de bepalende omstandigheden uit de bestaande situatie, beleidsuitspraken en milieu- natuurkwaliteitseisen getoetst in paragraaf 5.3. In voorkomend geval is daarvoor nader onderzoek gepleegd. Aan de hand van de toetsing van relevante elementen worden bestemmingen en bestemmingsregelingen gekozen en verantwoord. In paragraaf 5.4 wordt dat samengevat aan de hand van richtinggevende regelingen en beleidsstukken. Verder worden in paragraaf 5.5 de regels in het bestemmingsplan, waaronder de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven.
Op basis van de randvoorwaarden uit het PUK is een stedenbouwkundig plan voor het plangebied uitgewerkt. De projectontwikkelaar heeft daartoe op 15 april 2019 onderstaand ontwerp toegezonden.
Afbeelding 5.1: Stedenbouwkundige opzet volgens het PUK
Ruimtelijke en functionele opzet
Bij de stedenbouwkundige opzet van het plangebied is rekening gehouden met de kaders uit het PUK. De bebouwingsstructuren en structuren voor groen, water en verkeer zijn vrijwel geheel overgenomen. Met deze opzet van het plangebied wordt gewaarborgd dat er in heel Erasmusveld tuinstedelijke woonmilieus worden gerealiseerd. Alle woningen krijgen nadrukkelijk een connectie met het groene karakter. Voor Lof is in het PUK afgesproken dat er ruimte is voor maximaal 200 woningen. Het stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan gingen toentertijd uit van 140 woningen, waarvan 28% sociaal is.
Groen
Aan de noordoostzijde van het plangebied wordt een nieuwe ecologische verbindingszone gerealiseerd, het zogenaamde ecolint. Deze zone een verbinding maakt met de bestaande zone langs de Erasmusweg, de zogenaamde Erasmuszone, en de scheggen in het plangebied. De scheggen zijn de groene, brede plantsoenen in het plangebied, die onder andere ruimte bieden aan groen, spelen en waterberging. Alle woningen in het plangebied worden op deze scheggen georiënteerd, zodat er een connectie met het groene karakter van het plangebied wordt gemaakt.
Water
Het water van de Erasmuszone ten noorden van het plangebied blijft gehandhaafd in het stedenbouwkundig plan, evenals de watergang ten westen van het plangebied. Met de realisatie van de nieuwe ecologische zone in het oosten van het plangebied zal ook aandacht uitgaan naar de aanleg van nieuw oppervlaktewater in de vorm van watergangen.
Nader overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland heeft ertoe geleid dat de groenvlakte, waarbinnen de noordpijl ingetekend is, als waterpartij zal worden ingericht.
Verkeer en parkeren
Het plangebied wordt voorzien van een nieuwe ontsluitingsstructuur. Het autoverkeer wordt via de Martinus Nijhoffweg ontsloten en kan de woningen binnen het plangebied bereiken via een aan te leggen laanstructuur in het westen van het plangebied. De laanstructuur wordt vormgegeven middels een middenberm, waarin ook ruimte is voor parkeergelegenheid. De overige parkeerplaatsen worden in de woonvelden tussen de scheggen aangelegd en bij het zuidoostelijk gelegen solitaire woonveld. Voor het langzaam verkeer worden daarnaast nog twee andere toegangswegen gerealiseerd. Het gaat om een oost-west route vanuit de wijk en noord-zuidverbinding in het oosten van het plangebied tussen de Erasmusweg en de Martinus Nijhoffweg. Deze route kan tevens als calamiteitenroute worden benut.
Nader overleg heeft ertoe geleid dat bij de woningblokken in oost-westrichting het parkeren op eigen terrein op parkeerterreinen plaats zal gaan vinden. Dat met uitzondering van de maximaal 5 woningen ten oosten van de noord-zuidverbinding tussen de Erasmuslaan en de Martinus Nijhoffweg, waarbij het parkeren voor bewoners op eigen kavel plaats zal gaan vinden.
Cultuurhistorie
Recentelijk heeft het plangebied ook in cultuurhistorische opzicht een kwaliteit ontwikkeld. Het gebied was voor haar ontwikkeling tot volkstuinencomplex en daarna met dit bestemmingsplan tot woonwijk een tuinbouwgebied. Het voormalig agrarisch bedrijf maakte van deze sector deel uit. Tussen de bedrijfsgebouwen van dit voormalige bedrijf bevindt zich een watertoren die op 18 december 2018 tot gemeentelijk monument is aangewezen (paragraaf 2.3.1.3). Omdat het in een geprojecteerd bouwblok staat, wordt het herplaatst. Op haar nieuwe locatie zal zij een gedenkteken vormen. Voor plaatsing komen om die reden alleen de openbare ruimten in aanmerking.
De stedenbouwkundige opzet wordt op enkele punten gewijzigd ingevuld om het tuinstedelijk woonmilieu (punten 1 tot en 7) de ecologische verbinding (8) te versterken.
De lengte van de bebouwing die grenst aan de ecologische verbindingszone en in het zicht van de Erasmusweg ligt, wordt daarmee korter. Het biedt de mogelijkheid om aan haar westzijde, haaks op de Haagse Laan, een centraal plein in te richten, met daarin als landmark de verplaatste monumentale watertoren. Zij beëindigt de Haagse Laan. De verplaatste watertoren wordt niet in een aan te leggen waterpartij opgericht. Ze kan ook in de noordzuidlaan worden opgericht.
De besprekingen betroffen de locatie van de aansluiting van het complex op de langzaam verkeersroute en het tracé van deze route en de inrichting van de zone zelf op het complex.
Het bleek dat de geprojecteerde nieuwe route zowel de betrokken terreinen op het complex als de geprojecteerde zone zou versnipperen. Beide zouden daarmee niet tot hun recht komen. Er werd overeengekomen dat een bestaande binnenweg op het complex als route zou gaan dienen. Het loopt in oostwest richting en kan vanuit het plangebied in een rechte lijn uitmonden op de Laan van Wateringse Veld. Dit onder de voorwaarden dat alleen voetgangers en alleen overdag van dit pad gebruik mogen maken. Vanuit het plangebied zullen aansluitingen op dit pad worden gemaakt.
Aan de westzijde betreft de aansluiting een route die haaks aansluit op de oostelijke randweg en opeenvolgend een tweetal bruggen over de aan te leggen en de bestaande waterloop kent. Aan de oostzijde betreft het een dijk met duiker om aan te sluiten op de Laan van Wateringse Veld.
De terreinen in de geprojecteerde zone, die als volkstuinen benut worden, blijven om deze reden buiten de zone. De bijenweide en vogelrustgebied van het complex leveren een grote bijdrage aan de biodiversiteit en wordt in de zone opgenomen. Het beheer daarvan blijft in handen van de vereniging.
De tot het ecolint behorende aansluitende langzaam verkeerverbinding wordt ingetekend. Zij vormt geen kruispunt met de ontsluitingen voor de woningen in het plangebied. Dat hoeft ook niet, zij is een onderdeel van het ecolint, dat in het noordoosten van het plangebied ligt en een eigen landschappelijke structuur heeft.
Afbeelding 5.2: Gewijzigde invulling van de stedenbouwkundige opzet
Het Erasmusveld is een verzameling van grotere en kleinere woningbouwlocaties in een voormalige stadsrafelrand. Als kralen aan een ketting hebben alle ontwikkelingen hun eigen identiteit. De ketting voor het Erasmusveld is het zogenaamde ecolint. Het is de gemeenschappelijke drager van het Erasmusveld. Het lint kent een ecologisch en landschappelijk inrichtingsplan, opgesteld op basis van het Masterplan Erasmusveld uit 2008 (paragraaf 3.2.3.3) en het Uitvoeringsvoeringskaderplan Erasmusveld uit 2011 (paragraaf 3.2.3.4). Het Lof is daarbij een ontwikkelingskraal met eigen identiteit, waarvoor een stedenbouwkundig plan is opgesteld op basis van de randvoorwaarden uit het PUK (paragraaf 3.2.3.5). Verwezen wordt naar de voorgaande paragrafen.
Centraal in het Erasmusveld wordt het ecolint aangelegd die binnen het Haagse groen/blauwe netwerk gaat functioneren als ecologische verbindingszone tussen de bestaande ecologische verbindingszones Erasmuszone aan de noordkant en de Wateringse Veldzone aan de zuidkant. Ze is in dat verband een belangrijke drager voor natuur, extensieve recreatie en langzaam verkeer. Het wordt een plek waar joggers en fietsers recreatief het Erasmusveld kunnen doorkruisen en waar kinderen op specifieke locaties spelenderwijs dichtbij huis de natuur kunnen ontdekken.
In het uitvoeringskader Erasmusveld (paragraaf 3.2.3.4) wordt uitgegaan van het faciliteren van particuliere en marktinitiatieven in plaats van een actieve rol voor de gemeente. Dat geldt ook voor delen van het tracé van het ecolint. Na de randvoorwaarden voor de inrichting wordt daarop ingegaan.
Randvoorwaarden voor de inrichting
De uitgangspunten voor goed functionerende ecologische verbindingszones zijn opgenomen in de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (paragraaf 3.4.1).
Het gedeelte dat grenst aan de Erasmusweg overlapt de Erasmuszone kent wat andere randvoorwaarden voor de inrichting. Nodig is een 50 meter brede zone voor de ontwikkeling van een kernmantel-zoom vegetatiestructuur, in combinatie met de aanleg van een natuurvriendelijke oever (zie afbeelding 5.3). De opbouw van deze ecologische zones van 50 meter is globaal in dwarsprofiel: een bosstrook met tweezijdig een mantel van 5 meter en een zoom van 2 meter, aan één zijde overgaande in een plasdras berm met open water en plaatselijk gras/hooilandjes.
Afbeelding 5.3: Dwarsprofiel van de Erasmuszone
De inrichting van het ecolint zal bestaan uit een afwisseling van bloemrijk grasland, clusters inheemse bomen en of struiken en natuurvriendelijke oevers. hiermee ontstaat een afwisselend landschap geschikt voor verschillende soorten planten en dieren.
Het Ecolint heeft een minimale breedte van 30 meter voor de realisatie van een kern-mantel-zoom vegetatie, in combinatie met een waterloop die ten minste aan één zijde een natuurvriendelijke oever (NVO) heeft. Bij voorkeur gaat het hierbij om een natuurvriendelijke oever gesitueerd aan de noordkant (zie afbeelding 5.4).
Afbeelding 5.4: Dwarsprofiel van het ecolint
Globaal omvat de zone-opbouw in dwarsprofiel een struweel met boomgroepen en tweezijdig een zoom van 2 meter, die aan minimaal één zijde overgaat in een natuurvriendelijke oever met open water en plaatselijk een grasberm.
Niet op iedere locatie in het Erasmusveld kan aan de minimale maat van 30 meter worden voldaan. Daarom wordt op een aantal plaatsen een breedte van 20 meter toegestaan, mits het ecolint hier aan beide kanten door groen wordt begrensd en er is een uitzondering gemaakt bij de aangrenzende volkstuinen. Dit betekent echter wel dat op een aantal andere plaatsen een bredere maat nodig is, zodat de knelpunten kunnen worden gecompenseerd. Om deze reden is de maatvoering van het ecolint afhankelijk van de aangrenzende functie (zie afbeelding 5.5). Bij een breedte van 20 meter worden geen recreatieve functies toegestaan anders dan een wandel-/fietspad.
Afbeelding 5.5: De opeenvolgende dwarsdoorsneden bij het lint naast bebouwing,volgens de minimale uitvoering respectievelijk aan beide zijden omsloten door volkstuinen en/of groen.
De verhouding water-groen in het ecolint is grofweg eenderde water ten opzichte van tweederde groen. Natuurvriendelijke oevers tellen hierin mee (zie afbeelding 5.6). Het ligt in de verwachting dat bij de inrichting de wateroppervlakte vergroot zal worden. Bij het project het Laantje van Kempen (het voormalige aan de Noordweg 143) bijvoorbeeld wordt de bestaande wetering ten westen van die lokatie naar de Noordweg doorgetrokken en aangesloten op de wetering ten zuiden van de Noordweg.
Afbeelding 5.6: De verhouding tussen water en groen in het ecolint
De langzaam verkeersroute voor voetgangers en fietsers kan vrij door het ecolint lopen, maar moet indien mogelijk 15 meter van de onderkant van het talud dan wel de onderwaterbeschoeiing van een natuurvriendelijke oever worden aangelegd (zie afbeelding 5.7).
Afbeelding 5.7: De langzaam verkeersroute in het ecolint
Om deze reden wordt het Sophie Redmondpad opgeheven.
Noordweg en Zevenwoudenlaan
In het Collegebesluit omtrent de ontwerpprincipes voor het ecolint (paragraaf 3.4.3) is het deel van het ecolint tussen de Noordweg en de Kennemerlandsingel niet met een tracé maar met een indicatieve pijl aangegeven. Over het aldaar te volgen tracé is recentelijk meer duidelijkheid ontstaan. Op de locatie aan de oostzuide van de Zevenwoudenlaan ten noorden van de hoek met de Kennemerlandsingel wordt binnenkort onderstaand woningbouwproject opgeleverd. De wetering en de achterste delen van de achtertuinen behoren tot de wetering.
Afbeelding 5.5: Bouwproject Zevenwoudenlaan 17-29 met de delen van de achtertuinen die tot het ecolint behoren en lichtgroen zijn afgebeeld en daarboven de wetering (Bron: BPD).
Op de direct westelijk daarvan gelegen locatie van het voormalig aan de Noordweg 143, dat de naam laantje van Kempen gaat dragen, wordt vervangende woningbouw gepleegd. De ruimte tussen de achtertuinen en de wetering zijn eveneens in het ecolint betrokken. De aldaar gelegen wetering wordt doorgetrokken tot aan de Noordweg en buigt daar naar het oosten af.
Afbeelding 5.6: Bouwproject Noordweg 143 de oevers achter de achtertuinen zijn onderdeel van het ecolint en lichtgroen gekleurd. Daaronder ligt de wetering (Bron: AM).
Met beide projecten is tracé het laatste deel van het ecolint bepaald.
Martinus Nijhofflaan 3-5
Op het oostelijk deel van het achtererf van het voormalige agrarisch bedrijf 'Vlietlust' op de Martinus Nijhofflaan 3-5 wordt een park met vakantiewoningen ingericht. De achter- en noordoostzijden van dat terrein grenst aan de wetering, die wel onderdeel van het ecolint vormt. Het aldaar gelegen gelegen elzenbosje kan daarbij niet bebouwd worden. Na overleg met de initiatiefnemer is besloten dit elzenbosje ook in het ecolint te betrekken.
Afbeelding 5.7: Recreatieproject Martinus Nijhofflaan 3-5 met vakantiewoningen en het gebied dat Groene rust wordt omschreven. Zuidwestelijk ligt de geprojecteerde bebouwing van Lof (Bron: E. van Vliet).
Amateurtuindervereniging Zonnegaarde
De geprojecteerde nieuwe route in het kader van het ecolint over dit volkstuinencomplex en over het deel van het ecolint dat daarbuiten ligt zou beiden onnodig versnipperen. Beiden zouden daarmee niet tot hun recht komen. Er is overeengekomen dat een bestaande binnenweg op het complex als route zou gaan dienen. Het loopt in oostwest richting en kan vanuit het plangebied in een rechte lijn uitmonden op de Laan van Wateringse Veld. Dit onder de voorwaarden dat alleen voetgangers en alleen overdag van dit pad gebruik mogen maken. Vanuit het plangebied zullen aansluitingen op dit pad worden gemaakt. De zuidelijke rand van het complex met bijenweide en vogelrustgebied zou wel in het ecolint betrokken worden.
Aan de westzijde betreft de aansluiting op de binnenweg door het volkstuinencomplex een route die haaks aansluit op de oostelijke randweg en opeenvolgend een tweetal bruggen over de aan te leggen en de bestaande waterloop kent. Aan de oostzijde betreft het een dijk met duiker om aan te sluiten op de Laan van Wateringse Veld.
Hockeyclub Wateringse Veld
Het ecolint beslaat de noordelijke, oostelijke en zuidelijke randen van het complex van deze vereniging. Er is sprake van een ruimtereservering zodat er een extra hockeyveld kan komen.
De keercirkel van de erfontsluitingsweg in de noordoosthoek van het complex blijft buiten het ecolint.
Tabel 5.1 | Ruimtelijk beleid | Toetsing |
1. | (3.2.1) Rijksbeleid - Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): | Binnen het plangebied bevinden zich geen projecten van Rijksbelang. |
2. | (3.2.1.) Rijksbeleid -Besluit ruimtelijke ordening - Ladder voor duurzame verstedelijking: | Dit bestemmingsplan maakt de bouw van minimaal 125 en maximaal 150 woningen mogelijk. Deze ontwikkeling wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro). De woningen in het plangebied zijn opgenomen in het regionaal afgestemde woningbouwprogramma Woonvisie Den Haag 2009-2020 (RIS 167788c) . Verwezen wordt naar paragraaf 3.7.1. Dat vermeldt dat in het Erasmusveld 700 woningen gebouwd zullen worden. Daaruit blijkt de behoefte. De woningen worden volgens de kaart uit de Omgevingsverordening Zuid-Holland binnen het bestaande stad en dorpgebied ontwikkeld, zodat van een verdere motivering kan worden afgezien. |
3. | (3.2.2.1) Provinciaal beleid - Omgevingsverordening Zuid-Holland - Ladder voor duurzame verstedelijking. | Verwezen wordt naar hetgeen in de vorige rij als toetsing al vermeld werd. |
4. | (3.2.3.1 & 3.2.3.2) Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020 & Agenda ruimte voor de stad | De ontwikkeling van het Erasmusveld, waartoe het plangebied behoort, is voor wat betreft het noordelijk deel als kansenzone binnen de structuurvisie omschreven. Wel geeft de structuurvisie aan dat ontwikkelingen in de Centrumvleugel kansen kunnen bieden voor een sterke hechting van Wateringse Veld aan Den Haag Zuidwest. Ontwikkelingen worden verder uitgewerkt in een masterplan. Dat is ook voor het gehele Erasmusveld gebeurd. Het belang van veel lopende projecten – zoals het project dat in dit bestemmingsplan is opgenomen - wordt met genoemde Agenda benadrukt. De ruimtelijke ontwikkeling is daarmee voorzienbaar te noemen. |
5. | (3.2.3.3) Masterplan Erasmusveld - Leyweg | Voorliggend plan voorziet in woningbouw in combinatie met de handhaving van de bestaande groene en blauwe structuren én verdere versterking daarvan, bijvoorbeeld door de aanleg van scheggen in het plangebied en de nieuwe ecologische verbindingszone in het oosten van het plangebied. In die kaders werd niet alleen het gebied tussen de Erasmusweg, Laan van Wateringse Veld en de wetering de Strijp en de aansluitende strook aan de Erasmusweg tussen de Laan van Wateringse Veld en de Menno ter Braakstraat, maar het hele terrein tot aan het Wateringse Veld betrokken. |
6. | (3.2.3.4) Uitvoeringskader Erasmusveld | Eén van de randvoorwaarden uit het Uitvoeringskader is dat er een zogenoemd ecolint moet worden gerealiseerd in het plangebied. Dit ecolint wordt in het noordoosten van de woonwijk gerealiseerd. Ook het aansluitened deel tot aan de Kennmerlandsingel het plangebied gerealiseerd. |
7. | (3.2.3.5) Plan Uitwerkings Kader Erasmusveld deelplan Lof (5.2.2) | In het plangebied wordt een tuinstedelijke woonmilieu gerealiseerd. Alle woningen krijgen nadrukkelijk een connectie met het groene karakter van twee groene scheggen, een noordzuidlaan met een biodiverse bomenrij en de bestaande ecologische verbindingszone Erasmuszone. Aan de oostzijde wordt een nieuw ecologische verbindingszone aangelegd, het ecolint, die aansluit op de Erasmuszone. De woningen kennen een oriëntatie op het groen. In de ecologische verbindingszone wordt via een extra poldersloot verbonden met de waterpartij langs de Martinus Nijhofflaan. De sloot in de noordzijde van het plangebied wordt verbreed, die in het zuidwesten wordt gedempt. Uitsluitend via de Martinus Nijhofflaan wordt het plangebied ontsloten voor het autoverkeer met een groene laan in noord-zuidrichting die aftakt voorlangs het noordelijk bouwblok en in een keerlus eindigt. Tussen Erasmuslaan en Martinus Nijhofflaan wordt in noord-zuidrichting een doorgaand fiets- en voetpad aangelegd. Een deel is ook voor calamiteitenvervoer bedoeld, een ander voor de ontsluiting van de grondgebonden woningen. Haaks op de groene laan wordt het plangebied met een langzaam verkeersroute aangesloten op de westelijk gelegen Dichterswijk. Parkeren voor bewoners wordt voor de woningen ten oosten van de groene laan op eigen terrein gerealiseerd. Voor de overige woningen zijn openbare parkeerplaatsen geprojecteerd in de groene laan en haar zijtak en op de binnenterreinen van de twee woobblokken Het parkeren door bezoekers vindt in de laan zijn plek. |
8. | (3.2.3.6) Het Haags bezonningsbeleid | Er is geen sprake van op te richten gebouwen met een maximale bouwhoogte hoger dan 25 meter, zodat het bezonningsbeleid niet van toepassing is. |
9. | (3.2.3.7) Windhinderbeleid | Er worden geen gebouwen met een maximale bouwhoogte groter dan 15 meter opgericht, zodat het windhinderbeleid niet van toepassing is. |
Tabel 5.2 | Cultureel erfgoed | Toetsing |
1. | (3.3.1.1) Cultuurhistorische waarde - Rijk | Gelet op het gestelde in de paragrafen 2.3.1.2 en 2.3.1.3 is in het plangebied geen Rijksmonument aanwezig. Er is geen Rijksbeschermd stadsgezicht. |
2. | (3.3.1.2) Cultuurhistorische waarde - Omgevingsverordening Zuid-Holland | Het plangebied is niet gelegen op tot 'cultureel erfgoed' aangewezen gronden. |
3. | (3.3.1.3) Cultuurhistorische waarde - Gemeentelijk beleid | Gelet op het gestelde in de paragrafen 2.3.1.1 en 2.3.1.3 is in het plangebied een voormalige watertoren aanwezig, die aangewezen is tot gemeentelijk monument. Hij staat in een bouwblok en wordt verplaatst. In de bestemmingen is dat geregeld. De sloop annex verplaatsing is in artikel 16.n van voorwaarden voorzien. Het plangebied is geen gemeentelijk beschermd stadsgezicht. |
4. | (3.3.2) Cultuurhistorische waarde – archeologie | Voor het plangebied is een 'Bureauonderzoek archeologische waarden en Inventariserend veldonderzoek-boringen' , Den Haag, mei 2017 uitgevoerd (bijlage 2 Archeologische verwachting bij de toelichting) . Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek werd duidelijk dat in het plangebied archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. De eventueel aanwezige archeologische waarden kennen een sterke correlatie met de lokale geologie. Om die reden is een verkennend archeologisch booronderzoek uitgevoerd om archeologische verwachtingen in het plangebied te specificeren. In het plangebied zijn vier niveaus aangetoond die mogelijk archeologische resten kunnen bevatten. - De meest kansrijke is de bodem op de top van het duinzand. Hier kunnen resten vanaf het neolithicum verwacht worden. - In de kleiafzettingen die het noordwestelijke deel van het terrein domineren zijn twee niveaus aangetoond. De onderste (rond 1 meter -NAP) kan uit de ijzertijd dateren en die daarboven (rond 0,75 m -NAP) uit de Romeinse tijd. - Tenslotte is in het hele plangebied, op het niveau direct onder de bouwvoor, een kans op de aanwezigheid van Romeinse, laatmiddeleeuwse resten en resten uit de nieuwe tijd.Het onderzoek heeft de verwachting op archeologische resten bevestigd. Op basis van deze onderzoeksresultaten is een selectiebesluit genomen waaruit volgt dat proefsleuvenonderzoek bij bouwen of aanleggen moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek heeft als doel eventuele vindplaatsen te karteren en te waarderen. De ecologische verbindingszone heeft ook een archeologische verwachting en dus deels een dubbelbestemming waarde- 2. Voor de locaties waar in het verleden al archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, is geen dubbelbestemming waarde-archeologie opgenomen. Na bureau- en booronderzoek is proefsleuvenonderzoek gedaan waarbij op een deel van het terrein Noordweg 143 een behoudenswaardige vindplaats is vastgesteld met resten uit de Romeinse tijd en de late middeleeuwen. Voorafgaand aan de nieuwbouw zal het perceel opgehoogd worden waardoor de behoudenswaardige archeologische resten ongeroerd in de bodem (in situ) bewaard en behouden kunnen blijven. De betreffende strook wordt om deze reden naast de andere (mede)bestemmingen ook de medebestemming “Waarde archeologie – 1” aangewezen. Het plangebied is daarom ook voor het grootste gedeelte de bestemming "Waarde - Archeologie 2" aangewezen. Het waarborgt dat dit onderzoek bij bouwen of aanleggen dient plaats te vinden. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (artikelen 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. |
Afbeelding 5.8 Bepaling van de archeologische waarden van het plangebied en van de
aanwijzing van bestemmingen
Tabel 5.3 | Groene waarden | Toetsing |
1. | (3.4.1 en 5.2.3) Groene waarden – Nota Ecologische Verbindingszones | Het ecolint zal een ecologische verbindingszone vormen die vanaf de Erasmusweg via de Laan van Wateringse Veld, de Carry van Bruggenhof en de Noordweg onder de Noordweg door naar de Tomatenlaan zal gaan lopen. Ten noordoosten van het plangebied is een waterloop gelegen, die eerst in noord-zuid richting loopt en dan naar het oosten afbuigt. Deze waterloop wordt op haar west- respectievelijk zuidoever voorzien van een ecologische zone van 30 meter breed. In het midden daarvan wordt een parallel lopende waterloop aangelegd. De ecologische verbindingszone bestrijkt de bestemmingen "Groen", "Tuin", "Verkeer - Hoofdverkeersweg", "Verkeer - Straat", "Verkeer - Verblijfsgebied", "Verkeer - Verblijfsstraat" en "Water" en kent daarnaast in verband met de speciale gebruikseisen de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. De eisen betreffen de bevordering van ecologische waarden en dientengevolge een beperking van de padenstructuur en de uitsluiting van speelvoorzieningen en oerverbeschoeiingen. De gronden van het volkstuinencomplex Zonnegaarde, de voormalige boerderij aan de Martinus Nijhofflaan 3 -5 en in de diepere delen van achtertuinen van de woningen aan de Zevenwoudenlaan 17-29 zijn in beheer of eigendom bij anderen. De gronden zijn de bestemming "Tuin" aangewezen. De vier verkeerbestemmingen en de bestemming "Groen" bieden de mogelijkheid om ondergrondes faunapassages en/of bruggen met loopoevers voor kleine dieren ter realiseren. De nieuwe waterloop is de bestemming "Water" aangewezen. |
2. | (3.4.2) Groene waarden – Agenda Groen voor de stad | Op grond van deze nota is de Erasmuszone van betekenis. Deze is gelegen ten zuiden en parallel aan de Erasmusweg. Ze is niet in het plangebied opgenomen met uitzondering van de plaats waar het ecolint zich aftakt. Zowel de Erasmuszone als het ecolint geven invulling aan de ecologische verbindingszones in deze nota. |
3. | (3.4.3 en 2.4.4) Groene waarden – Bomen | In het plangebied bevinden zich geen waardevolle bomen. Met de aanleg van twee groene scheggen, een ecologische verbindingszone en een groene laan in het westelijk deel van het plangebied blijft het aantal bomen minimaal gelijk aan het huidige aantal. |
4. | (3.4.4) Groene waarden – Groen en tuinen | Het bestemmingsplan hanteert geen eigen regeling voor bijgebouwen, zodat bijgebouwen en aanbouwen uitsluitend als vergunningsvrije bouwwerken kunnen worden opgericht. Het oprichten van deze gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde met een dak, op grond van deze bovengemeentelijke regeling is vergunningsvrij tot een maximaal grondoppervlakte. De resterende gronden op zij- en achtererven moeten dan onbebouwd blijven en kunnen als tuin worden ingericht. |
5. | (4.8.1) Groene waarden – Wet natuurbescherming - vergunning | In de omliggende Natura2000-gebieden zijn habitattypen aanwezig die gevoelig zijn voor de verzurende en vermestende werking van stikstofdepositie. Onderzoek is verricht naar de stikstofdepositie als gevolg van aanleg en gebruik van de woonwijk. Het vormt bijlage 9 Wet
natuurbescherming 3 bij de toelichting. Geconcludeerd wordt dat zowel voor de aanlegfase als voor de gebruiksfase blijkt dat de nu gehanteerde grenswaarde van de stikstofdepositie van 0,00 mol/ha/j niet wordt overschreden. |
6. | (4.8.2) Groene waarden – Wet natuurbescherming - Natuur Netwerk Nederland | Uit de kaart in de Omgevingsverordening Zuid-Holland van de gebieden die in dit netwerk vallen blijkt dat het plangebied en zijn omgeving niet tot dit netwerk behoren.Zie ook paragraaf 2.4.4. Effecten op deze gebieden zijn dan ook uit te sluiten. |
7. | (4.8.3) Groene waarden – Wet natuurbescherming - areaalbescherming | In het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen Haagse grote groengebieden dan wel houtopstanden gelegen die onder de bebouwde kom, de meldingsplicht van de wet vallen. Zie ook paragraaf 2.4.4. |
8. | (4.8.4) Groene waarden – Wet natuurbescherming - soortenbescherming | De 'Ecologische quickscan Martinus Nijhoffweg', Mheer, 16 december 2016, vormt bijlage 3 Wet
natuurbescherming 1 bij deze toelichting - geeft aan dat mogelijk broedvogels, vleermuizen en steenmarters in het plangebied aanwezig zijn. Daarom is een aanvullend onderzoek verricht, het 'Soortgericht onderzoek Martinus Nijhoffweg Den Haag', Mheer, 20 december 2017. Het vormt bijlage 4 Wet
natuurbescherming 2 bij deze toelichting. Uit dit onderzoek volgt dat er binnen het plangebied geen vogelsoorten zijn aangetroffen met jaarrond beschermde nesten. Daarnaast zijn er in het plangebied en de directe omgeving geen steenmarters waargenomen en zijn er ook geen verse sporen aangetroffen die duiden op de aanwezigheid van de soort in het plangebied. De aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen en essentieel leefgebied van deze soorten binnen het plangebied kan redelijkerwijs worden uitgesloten. Voor vleermuizen geldt dat er geen paar- en winterverblijfplaatsen in het plangebied te verwachten zijn. Ook zijn er binnen het plangebied geen essentiële vliegroutes aanwezig. Wel wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied, maar aangezien er in de directe omgeving van het plangebied in ruimte mate alternatieve foerageermogelijkheden aanwezig zijn, is het plangebied geen essentieel foerageergebied. Gelet op deze conclusies doen er zich vanuit de soortenbescherming geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid voor. Wel geldt te allen tijde dat rekening moet worden gehouden met het broedseizoen en de zorgplicht. |
Tabel 5.4 | Waterhuishouding | Toetsing |
1. | (3.5.1) Waterhuishouding – Europese Kaderrichtlijn Water | In het plangebied bevinden zich geen waterlichamen zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Water. Zie ook paragraaf 2.4.5.5. |
2. | (3.5.2.3) Waterhuishouding – Besluit ruimtelijke ordening | Op grond van de bepaling in artikel 3.6.1.b Bro is een beeld gegeven van de waterhuishoudkundige situatie (paragraaf 2.4.5) en de van belang zijnde beleidsstukken (paragraaf 3.5). De gevolgen van het ruimtelijke project (pararagraaf 5.2.2) voor de waterhuishouding zijn vermeld in het rapport 'Waterparagraaf Lof te Den Haag'v an 28 april 2020. Het vormt bijlage 10 Waterhuishouding 1 bij de toelichting. Ze zijn samen met de waterbeheerder onderzocht. |
3. | (3.5.3.2 & 3.5.3.3) Waterhuishouding – Omgevingsverordening Zuid-Holland en Provinciale Milieu Verordening | - De verbrede watergang parallel en ten zuiden van de Erasmusweg, die ten oosten van het plangebied in noord-zuidrichting insteekt en dan naar het oosten afbuigt, kent op grond van de Legger Delfland een waterkering die overeenkomstig de Omgevingsverordening Zuid-Holland in het bestemmingsplan beschermd moet worden. Haar is de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering'" aangewezen. Aan weerszijden daarvan is een gebiedsaanduiding 'beschermingzone' aangeduid. Beide regelingen laten geen gebouwen toe en kennen een vergunningsverplichting voor het uitvoeren van werken die de waterkering nadelig kunnen beïnvloeden. De noordelijk gelegen bouwvlakken liggen in de beschermingszone. Het plangebied ligt niet in een in de Provinciale Milieu Verordening opgenomen grondwaterbeschermingsgebied of waterwingebied. |
4. | (3.5.4) Waterhuishouding - Watertoets- standstill-beginsel | De ruimtelijke ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt betekent een toename van de verhardingen als gevolg van bebouwing, wegontsluitingen en het dempen van secundaire waterlopen. Deze ingrepen dienen in de waterberging gecompenseerd te worden. Daartoe is aan de hand van Watersleutel van Delfland een berekening gemaakt. De Watersleutel vormt bijlage 12 bij de toelichting. Om tot een compensatie van de waterberging te komen moet een volume van 396 m³ aan alternatieve berging of vasthoudvoorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van en wadi's worden - zie paragraaf 5 van genoemd rapport. De uitbreiding van het oppervlaktewater wordt behandeld onder 5 van deze tabel. De wadi's en het overig openbaar groen liggen in de bestemming “Groen”. In de doeleindenomschrijving van deze bestemming is daarom het doeleind 'waterberging' mee opgenomen. In het verlengde daarvan zijn verhardingen in deze bestemming uitgesloten. De ecologische verbindingszone en de twee groene wadi-zones tussen de woningen is deze bestemming aangewezen. In de bestemming "Groen" worden verhardingen uitgesloten en is waterberging een doeleind van die bestemming. De bestemmingen die aanleiding geven tot verharding van het maaiveld worden beperkt tot 'Verkeer - Straat",“Verkeer- Verblijfsgebied”,"Verkeer Verblijfsstraat”, “Wonen-1” en “Wonen 2”. Het benodigde minimale volume is in de specfieke gebruiksregels opgenomen. |
5. | (3.5.4) Waterhuishouding - watergangen | De in de Legger van her Hoogheemraadschap Delfland opgenomen primaire watergang en de secundaire watergangen zijn betrokken in het ruimtelijk ontwerp voor de woonwijk en het Laantje van Kempen en waar nodig aangepast. Daarbij wordt de verbreding van bestaande watergangen en nieuw aan te leggen oppervlaktewateren de bestemming "Water" aangewezen. De gedempte watergang in het zuidwesten van het plangebied wordt aan deze bestemming onttrokken. De bestemming laat uitsluitend oppervlaktewater toe en als bestemmingsdoeleind onder meer het doeleind 'waterberging'. Het onderhoud van de westelijke en de noordelijke watergang noopt ertoe op de oever een strook de bestemming "Groen"aan te wijzen. In de bestemmingsomschrijving is daartoe 'onderhoud aan de belendende watergangen' opgenomen. In het ecolint biedt de bestemming "Groen" de mogelijkheid om de waterlopen te verbreden. |
6. | (3.5.5 & 3.4.1) Gemeentelijk – De nota Klimaatbestendig Den Haagn en de nota Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 | Met: - de inrichting van de ecologische verbindingszone met groene oevers, - de verruiming van de watergang, - de beperking van verharding op de gronden tussen en de bouwblokken middels de toepassing van waterdoorlatende verharding en van - wadi's wordt ingespeeld op het verminderen van de effecten van het klimaat op het plangebied. |
Tabel 5.5 | Verkeer | Toetsing |
1. | (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – hoofdstructuren openbaar vervoer en wegverkeer, streefbeeld fietsverkeer. | De nota Haagse mobiliteit kent aan het plangebied geen hoofdwegen, hoofdfietsroutes of openbaar vervoersverbindingen toe. De Laan van Wateringse Veld is een hoofdontsluitingsweg, de Noordweg en de Erasmusweg zijn hoofdwegen, de Erasmusweg tevens een hoofdfietsroute. Dientengevolge is de wegenstructuur in het plangebied gericht op bestemmingsverkeer en autoluw: er is slechts één ontsluiting in het westen van het plangebied met de Martinus Nijhoffweg. De weg wordt aangelegd als een verkeersluwe laan en zal vrijwel geheel door bestemmingsverkeer worden gebruikt. Het is de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen. Voor het langzaam verkeer zijn er nog drie ontsluitingen op de omliggende verkeerswegen: op de Erasmusweg, de Marinus Nijhoffweg aan de westelijke zijde van het plangebied en aan dezelfde weg, maar dan aan de zuidoostelijke zijde van het plangebied. Zij zijn de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen. De ontsluiting op de Erasmusweg voor langzaam verkeer maakt het mogelijk de halte van tramlijn 9 van de HTM aan de Melis Stokelaan te bereiken. |
2. | (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – Autoverkeer | De realisatie van voorliggend plan voorziet in extra verkeersbewegingen. De verwachte verkeerseffecten zijn in het rapport 'Verkeer en Lof-Erasmusveld. Onderzoek naar de verkeerseffecten', Den Haag, 2 november 2018 beschreven. Het vormt bijlage 13 Verkeerseffecten bij deze toelichting. Uit het onderzoek volgt dat het plan circa 455 autoritten per dag genereert. Andere locaties op Erasmusveld Zuid genereren 340 autoritten per dag. Deze verkeersbewegingen verdelen zich over het lokale wegennet. Aan de hand van verkeerstellingen is gekeken of dit verkeer toelaatbaar is op deze wegen. Daaruit volgt dat dit het geval is. Voor alle wegen geldt dat de maximaal toelaatbare intensiteiten bij lange niet gehaald worden. |
3. | (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – Nota Parkeernormen Den Haag en paragraaf 5.2.2 | Er bestaat aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij de ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Het parkeren op eigen terrein voor de bewoners heeft de voorkeur. In de bestemming voor grondgebonden woningen - "Wonen - 1" echter wordt het parkeren voor de noord-zuid gelegen bouwblokken in de naastgelegen openbare ruimte aan weerszijden van de groene laan en voor de twee noordelijke bouwblokken- "Verkeer - Verblijfsstraat" mogelijk gemaakt. Dit gebruik is aangeduid. De woningblokken in oost-westrichting kennen parkeren op eigen terrein op parkeerterreinen. Dat met uitzondering van de maximaal 5 woningen ten oosten van de noord-zuidverbinding tussen de Erasmuslaan en de Martinus Nijhoffweg, die parkeren op eigen kavel kennen voor de bewoners. Het gebruik voor parkeerterreinen en kavels is in de bestemming "Wonen - 1" geregeld. Het parkeren bij de bestemming voor de gestapelde woningbouw - "Wonen - 2" - maakt eveneens gebruik van de parkeerterreinen rondom de noordzuidlaan |
4. | Bereikbaarheid hulpdiensten | Om een goede bereikbaarheid van de hulpdiensten te kunnen garanderen, wordt de ontsluiting vanuit de Martinus Nijhoffweg met de bestemming' "Verkeer - Verblijfsstraat" benut evenals de erftoegangswegen met functieaanduiding 'ontsluiting' in de bestemming "Wonen - 1" en een deel van de langzaamverkeersverbinding tussen de Erasmusweg en de Martinus Nijhofflaan. . |
Tabel 5.6 | Wonen | Toetsing |
1. | (3.7.1) Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021 | In hun brief van 16 september 2017 aan Provinciale Staten (PZH-2017-612580817) aanvaarden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021 en het bijbehorende woningbouwprogramma. Ook het plangebied maakt van dit programma gebruik. |
2. | (3.7.2) Woonvisie Den Haag 2017 – 2023 – Een meer sociaal-inclusieve stad, 'Transitiekaart woonmilieu' & 'Strategiekaart sociale woningbouw' | Enerzijds worden in het plangebied gestapelde woningen gebouwd in de sociale sfeer, anderzijds worden koopwoningen gebouwd in grondgebonden geschakelde of halfvrijstaande woningtypen. De gestapelde woningen is de bestemming “Wonen – 2” aangewezen. Hierbij wordt middels maatwerk een toevoeging aan de voorraad mogelijk gemaakt. De grondgebonden woningtypen kennen de bestemming "Wonen - 1". De woningtypen passen bij het huidige ruimere gebied, waarbij de voorraad aan deze woningtypen in dat ruimere gebied wordt versterkt en afgemaakt. De bestemmingsregeling voor "Wonen - 1" laat een middels de vermelding van capaciteiten per bouwvlak een variatie aan woningtypen toe. |
3. | (3.7.2) Woonvisie Den Haag 2017 – 2030 – Het plangebied dient een suburbaan en grondgebonden woonmilieu te gaan vormen. | Het groen en ontspannen wonen ontvouwt zich voor de grondgebonden woningen in een groene of groenblauwe omgeving en voor de gestapelde woningen in een ligging aan een brede ecologische verbindingszone aan de ene zijde van het ensemble en een parklaan aan de andere zijde. Dit woonmilieu wordt aangevuld door een woonsfeer waarin wonen, verblijf en spel vloeiend in elkaar overgaan in een groene omgeving. |
4. | (3.7.3) Huisvestingsverordening 2019 en de Woonagenda 2019-2023 | Het splitsen van woningen is onder voorwaarden toegestaan. Het verbod staat al in artikel 16.m (de Algemene Bouwregels), de afwijking niet. In artikel 19.1.f (in afwijking van de in het plan opgenomen bouwregels) is deze opgenomen. |
Tabel 5.7 | Spelen | Toetsing |
1. | (3.8.1) Sportbeleid | Het hockeycomplex kan een extra veld inrichten dat buiten de ecologische verbindingszon gelegen zal zijn. |
2. | (3.8.2) Volkstuinenbeleid | De bestaande volkstuinencomplexen blijven behouden. |
3. | (3.8.3) Spelen in de stad 2015 - 2018 - ruimte voor speelruimte | De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" biedt weinig plaats voor speelvoorzieningen. Echter, de bestemmingsvlakken "Groen" buiten de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' nemen zo'n 15% van de omvang van hde woonwijkd in beslag. Daarmee kan in het plangebied de vereiste 3% aan openbare speelruimte gerealiseerd worden. Het betreft vooral de groene scheggen. Het ecolint kent te weinig breedte wat haar functioneren beperkt. Speelvoorzieningen zijn daarom hier uitgesloten. |
4. | (3.8.3) Spelen in de stad 2015 - 2018 - – plaatsing speelplekken | Met de realisatie van speelvoorzieningen in de groene scheggen in het plangebied bevinden de speelplekken zich centraal in het plangebied, georiënteerd op en omringd door woningen en op een autovrij terrein en in een autoluwe omgeving. |
Tabel 5.8 | Duurzaamheid | Toetsing |
1. | (3.9.1) Duurzaamheids- en milieubeleid | In het 'Plan Uitwerkings Kader Lof ' - zie paragraaf 3.2.3.5 - wordt ingegaan op de wijze waarop duurzaamheid in de stedenbouwkundige opzet van het plangebied is verweven. De twee belangrijkste uitgangspunten betreffen: - de ecologische verbindingszone in het noordoosten en - de omstandigheid dat de woningen zo goed mogelijk op de zon georiënteerd moeten worden, dat wil zeggen in bouwblokken in oost-west richting. Alleen de bebouwing aan de westzijde van de laan wijkt daarvan af. Beide uitgangspunten bepalen de stedenbouwkundige opzet van het plangebied. In de aanwijzing van bestemmingen is dat vastgelegd middels: - de gebiedsaanduiding ' ecologische verbindingszone', - de vormgeving van de meeste bouwvlakken in de bestemmmingen "Wonen - 1" en het bouwvlak "Wonen - 2" en - de daaraan aansluitende onbebouwde bestemming die de ligging van de voordeur en voorgevel bepaalt, de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". |
2. | (3.9.2) Gebiedsgericht milieubeleid | In onderstaande tabel 5.9 wordt per thema dit plan getoetst aan de daarbij behorende milieuambities. De thema's voor het plangebied zijn in de loop der tijd meer gaan betekenen dan het gebiedstype Wonen toelaat. De inrichting van een tamelijk deel van het plangebied met natuur is daarvan de voornaamste oorzaak. De ambitie in het gebiedstype Wonen voor het thema 'natuur 'is niet meer dan 'extra'. Die ambitie is 'maximaal' geworden. De nadruk op het gebiedstype Wonen leidt ertoe dat de ambities voor de met wonen samenhangende thema's als 'externe veiligheid', 'geluid' en lucht'' als 'maximaal' zijn omschreven. Het een sluit het ander niet uit wat betreft de thema's externe veiligheid en lucht. Wat betreft geluidhinder is de Erasmusweg een gelijkblijvend probleem. Zo zijn door de ecologische verbindingszone de geluidgevoelige woningen op grotere afstand van de drukke Erasmusweg geprojecteerd, wat een verbetering is. De beperking van de grondoppervlakte leidde tot hoogbouw mét geluidbelasting. Het alternatief - laagbouw op deze afstand tot de Erasmusweg zou evenzeer een nagenoeg gelijk aantal geluidbelaste woningen tot gevolg hebben. |
Thema | Welk ambitietype? | Toetsing |
1. Bodem | Extra | Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er op een tweetal deellocaties binnen het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. Met het saneren van de bodem ter plaatse van de twee deellocaties doet zich geen belemmering voor ten aanzien van de uitvoerbaarheid van dit plan voor het aspect bodem. |
2. Externe veiligheid | Maximaal | Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van omliggende risicobronnen. Verwezen wordt naar tabel 5.10, rij 3. |
3. Geluid | Maximaal | De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden bij het wergverkeerslawaai vanwege de Erasmusweg. Er dienen hogere grenswaarden te worden vastgesteld. |
4. Lucht | Maximaal | De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. |
5. Mobilitieit | Extra | Voor dit plan zijn de parkeernormen uit de Nota parkeernormen gehanteerd. Het parkeren wordt binnen het plangebied opgelost. |
6.Schoon | Extra | In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. |
7. Water | Ambities per poldereenheid | Water dat leeft. Zoveel mogelijk afkoppelen. Onderzocht wordt in hoeverre afvalwater gezuiverd kan worden. Het omgaan met water en hemelwater in het plan is erop gericht om de kans op wateroverlast niet te vergroten. Versnelde afvoer van hemelwater worden daarom gecompenseerd met extra wateroppervlak. Dempingen worden 1 op 1 gecompenseerd. Bovendien zorgen wadi's voor extra berging binnen het plan, zodat ook zeer extreme buien in laagtes binnen het plangebied kunnen worden opgevangen. |
8. Natuur | Extra | Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermd natuurgebied (Natura2000 of NNN). Aangezien de woningen gasloos gerealiseerd zullen worden, zijn negatieve effecten op nabijgelegen Natura 2000-gebieden niet te verwachten. |
9.Klimaat | Maximaal | In het Uitvoeringskader Erasmusveld (3.2.3.4) en het gemeentel;ijk duuraamheidsbeleid (3.9.1) zijn duurzaamheidsambities vastgesteld, onder andere dat woningen een lage EPC-norm moeten krijgen. In voorliggend plan wordt in eerste instantie ingezet op een uitstekende isolatie binnen de woningen en het voorzien van energiezuinige installaties in de woningen. Daarnaast zijn aanvullende maatregelen, zoals pv-panelen, mogelijk om de woningen uiteindelijk nul-op-de-meter te laten worden. Daarnaast zal met de realisatie van het ecolint in het oosten van het plangebied een nieuwe ecologische verbindingszone worden aangelegd, die een bijdrage kan leveren aan de wateropvang en kan zorgen voor verkoeling tegen hittestress. Dit geldt eveneens voor de beoogde scheggen in het plangebied. |
Tabel 5.9: Toetsing ambitietype naar thema
Tabel 5.10 | Wet- en regelgeving | Toetsing |
1. | (4.2) Milieueffectrapportage | Op 12 juni 2020 heeft het bevoegd gezag per brief medegedeeld dat op grond van artikel 7.2.4.b Wet milieubeheer voor dit bestemmingsplan geen milieueffectrapport behoeft te worden opgesteld. De toegestuurde aanmeldingsnotitie had zij daartoe getoetst aan artikel 7.17 en 7.19 van de Wet milieubeheer en bijlage van richtlijn 85/377/EEG van 27 juni 1985. Zij vormt bijlage 14. |
2. | (4.3) Bedrijven en milieuzonering | De dichtstbijzijnde bedrijvigheid is in de navolgende tabel 5.11 opgenomen inclusief de bijbehorende omschrijving uit de VNG-publicatie en de daaruit volgende grootste richtafstanden. Uit deze tabel is af te leiden dat de afstand tussen het plangebied en omliggende hinderveroorzakende functies voldoende groot is om te kunnen voldoen aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Daarmee is het uitvoeren van nader onderzoek niet noodzakelijk, is aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied en worden de omliggende functies niet in hun bedrijfsvoering geschaad. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan. In het onderzoek is niet betrokken het voormalige tuincentrum aan de Noordweg 143. Dat is gesloten. Daarvoor in de plaats komt een woonstraat in noordzuid richting met aan de westelijke en oostelijke zijde elk een woonstrook. De aan de achtertuinen van de westelijke woonstrook grenzende groenstrook en waterloop zijn in dit bestemmingsplan opgenomen. De groenstrook is de bestemming "Groen" aangewezen, de waterloop de bestemming "Water". Bij beide geldt de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. |
3. | (4.4) Externe veiligheid | Er is een onderzoek gepleegd naar de externe veiligheid in het plangebied, de 'Quickscan Externe Veiligheid Nieuw Vlietrust te Den Haag', Enschede, 26 mei 2020. Het vormt bijlage 7 bij deze toelichting. Het constateert dat de volgende drie risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. 1) Ten noordoosten van het plangebied is een verkooppunt van consumentenvuurwerk aanwezig. Voor verkooppunten van consumentenvuurwerk geldt een maximaal aan te houden afstand van 48 meter. Het plangebied bevindt zich op circa 138 meter van deze risicobron. Deze risicobron vormt daarom geen belemmering voor voorliggend plan. 2) De Erasmusweg ten noorden van het plangebied is geen onderdeel van de route gevaarlijke stoffen van de gemeente Den Haag. 3) Ten noordoosten van het plangebied bevindt zich een CNG-installatie met buffervat en afleverzuil. Uitgegaan wordt dat er minder dan 300 personenauto's en 100 autobussen per etmaal worden gevuld. Dit betekent dat de afleverzuil zich op tenminste 10 meter van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moet bevinden (Activiteitenbesluit artikel 3.18.1). De afstand tussen het plangebied en de afleverzuil is 617 meter. De bufferopslag heeft een inhoud van minder dan 3.000 liter. Dat betekent dat de bufferopslag zich op grond van genoemd artikel minimaal 10 meter van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten moet bevinden. De afstand tussen plangebied en de afgesloten ruimte waarbinnen het buffervat zich bevindt is 615 meter. Deze risicobron vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan. 4) Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van de overige omliggende risicobronnen. |
4. | (4.5& 5.2.2) Geluid | De gewijzigde invulling van de stedenbouwkundige opzet van de woonwijk leidt tot de herziening van het akoestisch onderzoek. Het vormt bijlage 8 Wet geluidhinder bij deze toelichting. Het constateert dat het plangebied niet in de geluidszones van spoorweg en of gezoneerde industrieterreinen gelegen is. Bij de geluidbelasting van het wegverkeerslawaai is dat niet het geval. De verlening van een verzoek hogere grenswaarde is noodzakelijk. Op 11 augustus 2020 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden per besluit met kenmerk ODH-2020-00104219 aangegeven dat zij op grond van artikel 110a van de Wet geluidhinder hogere waarden voor de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai voor 25 woningen in het plangebied vaststelt. |
5. | (4.6) Luchtkwaliteit | Het plan op grond van artikel 3.1 Wro draagt volgens het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder heeft raadpleging van de gegevens uit de NSL-monitoringstool aangetoond dat er geen sprake is van dreigende of overschrijdingen van de bestaande grenswaarde. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's. Vanuit zowel de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt het plan op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmering. |
6. | (4.7) Milieukwaliteit van de bodem | Uit het 'Nader bodemonderzoek Martinus Nijhoffweg 3 Den Haag', Wateringen, 20 november 2015 volgt dat op twee deellocaties aldaar in het plangebied individuele gevallen van bodemverontreiniging aanwezig zijn (bijlage 6 Milieukwaliteit van de bodem 2 ). De bovengrond van deze deellocaties zijn plaatselijk sterk verontreinigd met koper en PAK. Per deellocatie is sprake van circa 10 m3 bodemvolume sterk verontreinigde grond. In totaal gaat het dus om circa 20 m3 in het plangebied. De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek in paragraaf 2.4.6 zijn aangevuld met een onderzoek ter plaatse van bebouwing en onder de verhardingen. In dat onderzoek - Oosterhout, 14 mei 2020 - is ook de aanwezigheid van asbest verkend. Het onderzoek in bijlage 5 Milieukwaliteit van de bodem 1 is door dit nieuwe onderzoek vervangen. |
7. | (4.8 ) Groene waarden | Verwezen wordt naar de toetsing in tabel 5.3 in deze paragraaf. |
Bedrijfssoort | Adres | Omschrijving VNG | Grootste richtafstand in meters | Gemeten afstand in meters |
Autodealer | Erasmusweg 872 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 (geluid) | ± 65 |
Sportcentrum met tennisvereniging | Noordweg 44A | Sporthallen/Tennisbanen (met verlichting) | 50 (geluid) | ± 95 |
Tuincentrum | Noordweg 46 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 30 (geluid) | ± 200 |
Voetbalvereniging | Noordweg 74 | Veldsportcomplex (met verlichting) | 50 (geluid) | ± 210 |
Tabel 5.11: Toetsafstanden en daadwerkelijke afstanden tussen plangebied en omliggende hinderveroorzakende functies volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'
Aan de hand van de toetsing werden bestemmingen en bestemmingsregelingen gekozen en verantwoord en in deze paragraaf wordt dat samengevat aan de hand van richtinggevende regelingen en beleidsstukken.
Tabel 5.13 | Richtinggevende regelingen en beleidsstukken | Verantwoording |
1. | (3.5.3.2) Omgevingsverordening Zuid-Holland – regionale waterkering: de bestaande waterkering en beschermingszone wordt als zodanig bestemd en of aangeduid op de verbeelding. | De toekomstige en bestaande ligging van watergangen is in de bestemming "Water" opgenomen. De waterkering ligt parallel en aangrenzend aan de noordoostelijke bestemmingsvlakken van "Water" in de bestemming "Groen". Deze kering is de medebestemming "Waterstaat - Waterkering" aangewezen. De beschermingszone bij de kering ligt parallel aan het bestemmingsvlak van "Waterstaat- Waterkering" in de bestemming "Groen", "Verkeer - Verblijfsgebied of "Wonen - 1" en is een gebiedsaanduiding op de verbeelding toegekend. |
2. | (3.2.3.5.2) Plan Uitwerkings Kader Erasmusveld deelplan Lof | Gelet op het feit dat de groene gebieden betreden kunnen worden is de groenstructuur de bestemming “Groen“ aangewezen. De scherpe afbakening tussen de groenstructuur en de bouwblokken noopt ertoe de verharde voetpaden voor voetgangers en/of fietsers evenals de trottoirs voor de woningen in de woonblokken specifiek te bestemmen in "Verkeer - Verblijfsgebied". Dat geldt ook voor het tracé tussen Erasmusweg en Martinus Nijhofflaan. Met dien verstande dat op dit tracé ook calamiteitenvervoer in de bestemming is toegestaan. De groene laan met haar zijtak, haar langsparkeerplaatsen met de parkeerstroken zijn de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat” aangewezen. Voor haar aansluiting op de Martinus Nijhoffweg wordt deze aldaar gereconstrueerd. Dat deel is eveneens de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" aangewezen. De twee oostelijk van de groene laan gelegen zijstraten behoren tot de woonblokken en krijgen in de bestemming "Wonen - 1" daartoe een aanduiding. De maximaal 5 woningen ten oosten van de noord-zuidverbinding tussen de Erasmuslaan en de Martinus Nijhoffweg, worden ook door zo'n zijstraat ontsloten. Daarvoor passeert de ontsluitingsfunctie deze noord-zuidverbinding. Met uitzondering van de twee meest noordelijke bouwvlakken en de noord-zuid gelegen bouwvlakken is er sprake van parkeren op eigen terrein. Dat wordt in de bestemming voor de deze bouwvlakken - de bestemming "Wonen - 1" geregeld. |
3. | (3.3.2) Cultuurhistorische waarde – archeologie | Het plangebied is de bestemming "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen. Het waarborgt dat dit onderzoek bij bouwen of aanleggen dient plaats te vinden in het belang van de archeologische waarden. Het getal '2' wijst erop dat de aanwezigheid van archeologische monumenten in hoge mate verwacht wordt. |
4. | (3.4.1) Groene waarden – Nota Ecologische Verbindingszones | De ecologische verbindingszone is in de bestemmingen "Groen'" , "Tuin", "Verkeer - Hoofdontsluitingsweg", "Verkeer - Straat "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Water" ondergebracht en kent in verband met de speciale gebruikseisen de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. De eisen betreffen de bevordering van ecologische waarden en dientengevolge een beperking van de padenstructuur en de uitsluiting van speelvoorzieningen en oeverbeschoeiingen. |
5.. | (3.4.5) Groene waarden – Groen en tuinen | Het bestemmingsplan hanteert geen eigen regeling voor bijgebouwen, zodat bijgebouwen en aanbouwen alleen als vergunningsvrije bouwwerken kunnen worden opgericht. Het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde met een dak, op grond van deze bovengemeentelijke regeling is vergunningsvrij tot een maximaal grondoppervlakte. De twee groene scheggen, een ecologische verbindingszone en aantal gazons zijn de bestemming "Groen" aangewezen. |
6. | (3.5.4) Waterhuishouding - Watertoets- standstill-beginsel | Om tot een compensatie van de waterberging te komen moet het totaal wateroppervlak toenemen en wadi's worden aangelegd. De wadi's liggen in de bestemming “Groen”. In de doeleindenomschrijving van deze bestemming is daarom het doeleind 'waterberging' mee opgenomen. In het verlengde daarvan zijn verhardingen in deze bestemming uitgesloten. In de bestemming "Groen" worden verhardingen uitgesloten het bestemmingsplan en is waterberging een doeleind van die bestemming. De bestemmingen die aanleiding geven tot uitbreiding van de verharding van het maaiveld worden beperkt tot “Verkeer- Verblijfsgebied”,"Verkeer Verblijfsstraat”, “Wonen-1” en “Wonen 2”. In het ecolint is er geen sprake van de uitbreiding van verhardingen. |
7. | (3.5.4) Waterhuishouding - watergangen | Het onderhoud van de westelijke en de noordelijke watergang noopt ertoe op de oever een strook de bestemming "Groen" aan te wijzen. In de bestemmingsomschrijving is daartoe 'onderhoud aan de belendende watergangen' opgenomen. |
8. | (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – Nota Parkeernormen Den Haag | In rij 2 is op dit onderwerp al ingegaan. |
9. | (3.7.2) Woonvisie Den Haag 2017 – 2023 – Een meer sociaal-inclusieve stad, 'Transitiekaart woonmilieu' & 'Strategiekaart sociale woningbouw' | De grondgebonden woningtypes kennen de bestemming "Wonen - 1". De woningtypen passen bij het huidige ruimere gebied, waarbij de voorraad aan deze woningtypen dat ruimere gebied wordt versterkt en afgemaakt. De bestemmingsregeling voor "Wonen - 1" laat een middels de vermelding van capaciteiten per bouwvlak een variatie aan woningtypen toe. De gestapelde woningen is de bestemming “Wonen – 2” aangewezen. |
10. | ((3.9.1 & 3.2.3.5) Duurzaamheids- en milieubeleid | In de aanwijzing van bestemmingen is vastgelegd - de gebiedsaanduiding ' ecologische verbindingszone', - de vormgeving van de meeste bouwvlakken in de bestemmmingen "Wonen - 1" en het bouwvlak "Wonen - 2" en - de daaraan aansluitende bestemming die de ligging van de voordeur en voorgevel bepaalt, de onbebouwde bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied". Daarmee past dit bestemmingsplan binnen het beleid voor een duurzame stedenbouwkundige opzet van deze wijk als bedoeld in het PUK. |
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1.000.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In 'Begrippen' worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
In 'Wijze van meten' is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
"Groen"
In het plangebied zullen grote en kleine groenvoorzieningen worden aangelegd, die op wijkniveau, van belang zijn. Ze zijn de bestemming "Groen" aangewezen. De bestemming geldt ook voor groenvoorzieningen op de oevers van de bestaande waterlopen in de westelijke, de noordelijke en oostelijke randen van de woonwijk en in het ecolint. Verder geldt de bestemming voor de oevers van de aan te leggen waterloop ten noordoosten van de woonwijk, vanaf de Noordweg naar het zuiden toe, van de vijver in de zuidelijkwestelijke rand van de woonwijk en van het talud van de dijk tussen Zonnegaarde en de Laan van Wateringse Veld.
Tussen de oost-west gerichte bouwblokken liggen grote groengebieden.Dit worden de groene scheggen genoemd, die parallel aan de woonbebouwing gelegen zijn. De groene scheggen kunnen ook voor tijdelijke waterberging worden gebruikt in het geval het hard geregend heeft. Het hemelwater kan dan ter plekke inzijgen.
De groenzone vanaf de Erasmusweg naar het zuiden toe is een ecologische verbindingszone. Ze geldt aldaar op de gronden die ook de bestemming "Groen", en "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Water" zijn aangewezen. Maar de bevordering van ecologische waarden en dientengevolge een beperking van de padenstructuur en de uitsluiting van speelvoorzieningen en oeverbeschoeiingen zijn niet in deze bestemmingen geregeld. Het noopt ertoe ter bescherming van de ecologische waarden de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' te hanteren. Ze is op de verbeelding aangeduid met blauw diagonaal gestippelde lijnen. Ze staat vermeld bij de aanduidingsregels in artikel 18.2 van deze regels. De terreinen die de bestemming "Groen"zijn aangewezen en in deze gebiedsaanduiding liggen kennen daarmee een bovenwijks belang.
De bestemming laat nagenoeg geen bouwwerken toe. Wel is het mogelijk om een te verplaatsen watertoren in deze bestemming op te richten. Echter niet in het gedeelte dat tot de ecologische verbindingszone behoort. Ten behoeve van de geprojecteerde woningen op het terrein van het voormalige aan de Noordweg 143 kunnen vlonders in deze bestemming worden opgericht.
De bestemming "Groen" is op de verbeelding donkergroen ingekleurd met het symbool 'G'.
"Tuin"
De gronden van het volkstuinencomplex Zonnegaarde, de oeverstrook achter voormalige boerderij aan de Martinus Nijhofflaan 3 -5 en in de achtertuinen van de woningen aan de Zevenwoudenlaan 17-29 liggen in de ecologische verbindingszone. Echter, ze zijn in beheer of eigendom bij anderen. Hen de bestemming "Tuin" aangewezen.
De bestemming laat nagenoeg bijna geen bouwwerken toe.
De bestemming "Tuin" is op de verbeelding lichtgroen ingekleurd met het symbool 'T'.
Het ecolint kruist de Laan van Wateringse Veld. Het is een hoofdverkeersweg en dit deel van deze laan is als zodanig bestemd. Het is ook een onderdeel van de ecologische verbindingszone en de laat om die reden ondergrondse fauanapassages en bruggen met loopoevers voor kleine dieren toe.
De bestemming "Verkeer - Hoofdverkeersweg" is op de verbeelding grijs ingekleurd met het symbool 'V-HO'.
Het ecolint kruist de Noordweg en Leyweg. Het zijn straten en als zodanig bestemd. Ze zijn onderdeel van de ecologische verbindingszone en de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' laat om die reden aldaar ondergrondse fauanapassages en bruggen met loopoevers voor kleine dieren toe.
De bestemming "Verkeer - Straat" is op de verbeelding grijs ingekleurd met het symbool 'V-VS'.
De tracés met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" zijn niet voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk. Ze liggen ten westen van de groene laan naar de Dichterswijk en aan de voorgevels van de woningen. Ook liggen ze ten oosten van de woonwijk tussen de Erasmusweg en de Martinus Nijhoffweg - een tracé dat ook door hulpdiensten bereden mag worden - het voetpad door het complex Zonnegaarde en het Joke Smitpad. Op één plaats mag het tracé tussen de Erasmusweg en de Martinus Nijhoffweg worden voor de ontsluiting van het autoverkeer van woningen aan de oostzijde van dat tracé. Omdat de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' op de laatste drie tracés van toepassing is daar de aanleg van ondergrondse fauanapassages en bruggen met loopoevers voor kleine dieren mogelijk. Wel is het mogelijk om een te verplaatsen watertoren in deze bestemming op te richten. Echter niet in het gedeelte dat tot de ecologische verbindingszone behoort.
De bestemming is op de verbeelding grijs ingekleurd met het symbool 'V-VB'.
De groene laan met haar zijtak ontsluit de wijk voor het autoverkeer vanuit de Martinus Nijhoffweg en takt in het noorden af en eindigt in een keerlus. Zij is de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat"aangewezen. De parkeerterreinen op de laan en zijtak zijn naar functie aangeduid maar kunnen al naar gelang de parkeernorm dat toelaat ook als groen worden ingericht. Ook het aansluitende deel van de Marinus Nijhoffweg is deze bestemming aangewezen. Ook is het mogelijk om een te verplaatsen watertoren in deze bestemming op te richten. Echter niet in het gedeelte dat tot de ecologische verbindingszone behoort.
De bestemming is grijs ingekleurd met het symbool 'V-VS', de parkeerterreinen het symbool 'p'.
"Water"
De in het bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater is de bestemming "Water" aangewezen. Ook de aan te leggen waterloop in het noordoosten en het oosten van het plangebied en de vijver in het zuidoosten zijn tot "Water" bestemd. De bestemming kent twee bruggen. Ze kennen een functieaanduiding. Water dient mede voor de waterbergingscompensatie in de polder en kent om die reden in de bestemmingsomschrijving de functieaanduiding 'waterberging'. Water dat onderdeel uitmaakt van de ecologische verbindingszone heeft ter bescherming van de ecologische waarden in het watermilieu de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' gekregen.
De bestemming laat alleen watergerelateerde bouwwerken waaronder bruggen toe. De bruggen zijn aangeduid.
De bestemming is op de verbeelding blauw ingekleurd met het symbool "WA", de bruggen het symbool 'br '.
De grondgebonden woningen (rijwoningen) zijn de bestemming "Wonen - 1" aangewezen. Gelet op de regeling met betrekking tot vergunningsvrij bouwen, zijn geen regels met betrekking tot aan- en bijgebouwen opgenomen. De gestapelde woningen in het meest westelijke bouwvlak zijn de bestemming "Wonen - 2" aangewezen. Bij drie bestemmingsvlakken is de ontsluitingsweg van de woningen op de groene laan op eigen terrein in de functieaanduiding 'ontsluiting' ondergebracht. Ook zijn de parkeerterreinen aangeduid.
Als in de bestemmingsregels woningen zijn toegelaten, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. Verwezen wordt naar de behandeling van de Algemene gebruiksregels daaromtrent in paragraaf 5.5.5.
De bestemmingen zijn op de verbeelding geel ingekleurd met respectievelijk de symbolen 'W -1' en 'W-2', de ontsluiting het symbool 'os' en de parkeerterreinen het symbool 'p'.
Van de in het plangebied gelegen gronden, die ook de bestemming “Waarde - Archeologie 1” zijn aangewezen, is bekend dat zij archeologische waarden bevatten. Ze beschermt de belangen van deze waarden tegenover de geldende bestemming. De bestemming is op de verbeelding met een spreiding van kruisjes aangegeven met het symbool 'WR – A1'''
Van de in het plangebied gelegen gronden, die ook de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 2" zijn aangewezen, wordt verwacht dat zij archeologische waarden bevatten. Zij beschermt de belangen van deze waarden tegenover de geldende bestemmingen.
De bestemming is op de verbeelding met een spreiding van kruisjes aangegeven met het symbool 'WR -A2'.
De in het plangebied gelegen waterkeringen in het noorden en het noordoosten zijn de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" aangewezen. Zij beschermt de belangen van deze kering ten opzichte van de regels van de bestemmingen. Ze laat geen bebouwing toe.
Deze bestemming is op de verbeelding ingetekend met een in zwart uitgevoerd gegolfd doorgaande lijnen met het symbool 'WS-WK'.
De ernaast gelegen gebiedsaanduiding 'Overige zone - waterstaat – beschermingszone' dient ter bescherming van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering". Ze staat vermeld bij de aanduidingsregels in artikel 18.1 van deze regels.
Ze is op de verbeelding aangeduid met blauw diagonaal gegolfd doorgaande lijnen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Algemene afwijkingsregels.
In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:
Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingsplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingsplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.
Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.
Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.
Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.
Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.
Artikel Algemene afwijkingsregels
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de Algemene afwijkingsregels. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Artikel Algemene aanduidingsregels
De beschermingszone bij de waterkering is in de gebiedsaanduiding 'Overige zone - waterstaat beschermingszone' geregeld. In het belang van deze zone is daarin een bouwverbod opgenomen. Daarvan is afwijking mogelijk als het belang van de waterkering maar gewaarborgd blijft.
De ecologische verbindingszone vanaf de Eramusweg in het noordoosten van het plangebied en overschrijdt in de vorm van een strook de Laan van Wateringse Veld, volgt het Sophie Redmondpad, de zuidelijke tak van de Carry van Bruggenhof, het Joke Smitpad en de noordzijde van de Noordweg. Ter hoogte van het voormalige aan de Noordweg 143 steekt het deze weg over en volgt parallel de Zevenwoudenlaan en eindigt bij de Kennemerlandsingel. Ze is geregeld in de 'Overige zone - ecologische verbindingszone'. Het bepaalt welke bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht en sluit speelvoorzieningen en oeverbeschoeiingen uit.
Voor de wijze waarop ze op de verbeelding zijn ingetekend wordt verwezen naar de beschrijving van de bestemmingsregels in paragraaf 5.5.4.
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteti bouwen is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof)'.
Het voorliggende bestemmingsplan ziet toe op de wijziging van de bestemmingen ter plaatse van het voormalige volkstuinencomplex en het westelijk deel van het achtererf van de voormalige hoeve om de woningbouw en de aanleg van een ecologische verbindingszone (het ecolint) ernaast mogelijk te maken, binnen het woningbouwdeel van het plangebied een gemeentelijk monument - een watertoren - te verplaatsen en de aanleg van het vervolg van die ecologische verbindingszone tot aan de Kennemerlandsingel mogelijk te maken;
Bij de herontwikkeling van het gebied ter plaatse van het voormalige volkstuinencomplex en het westelijk deel van het achtererf van de voormalige hoeve zijn onder andere de Gemeente Den Haag en Topvorm ontwikkeling betrokken.
Bouwplan
Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro), wordt aangewezen een bouwplan voor:
Het voorliggende plan maakt in de woonwijk de ontwikkeling mogelijk van 99 eengezinswoningen en 40 meergezinswoningen. De bouw van deze 134 woningen vindt plaats op private grond en is aan te merken als een bouwplan, zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening.
Indien sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:
Het kostenverhaal betreffende de woonwijk en de aanleg van een deel van de ecologische verbindingszone (het ecolint) dat er direct naast gelegen is, is verzekerd via een anterieure overeenkomst en een aanvullende allonge. Over de apparaatskosten, aanleg van openbare ingrepen, zijnde het ecolint, en aanpassingen aan de bestaande wegen voor ontsluitingsdoeleinden zijn afspraken gemaakt.
Ecolint
Het gemeentelijke investeringsproject ecolint, betreft een ecologische en recreatieve verbindingszone door het Erasmusveld die verschillende ontwikkelingen met elkaar verbindt. Het is een bestaande situatie die voor een groot deel wordt heringericht.
De economische uitvoerbaarheid daarvan is enerzijds geborgd door afspraken die zijn gemaakt met de aanliggende ontwikkelingen en anderzijds daar waar geen sprake is van aanliggende ontwikkelingen door middel van financiële bijdragen van dezelfde ontwikkelaars en waar nodig extra gemeentelijke bijdragen in een investeringsproject. In dat verband is 750.000 euro gereserveerd voor de realisatie van het ecolint. Dit komt uit de programmareserve 2020.
Formele besluitvorming over dit investeringsproject alsmede bijbehorende dekking zal volgens planning in het voorjaar 2021 plaats vinden.
Conclusie
Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Omdat het kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins verzekerd is en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt aan de gemeenteraad voorgesteld – op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro – geen exploitatieplan vast te stellen.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 12 juli 2019 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de instanties en organisaties onder 1, 2, 3, 5, 7, 8, 10, 11, 12 en 19 is een reactie ontvangen. Ze zijn in dit hoofdstuk opgenomen en afgewogen in vette letters.
1. Provincie Zuid-Holland ontvangen 26 juli 2019
Nadat de gemeente een e-formulier had ingediend bij de Provincie Zuid-Holland, gaf deze kort daarop aan dat: 'Uit de door u ingevulde antwoorden blijkt dat het ruimtelijke plan niet hoeft te worden toegezonden.'
2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland ontvangen 23 juli 2019
“Hartelijk dank voor het toesturen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan.Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid ziet geen aanleiding om te reageren op dit plan.Rijkswaterstaat blijft in de toekomst graag op de hoogte van relevante ruimtelijke plannen in uw gemeente.”
Van deze reactie wordt kennis genomen.
3. Hoogheemraadschap van Delfland ontvangen 4 september 2019
“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord 2e herziening (Lof) in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's Algemeen, Waterkwantiteit en Waterveiligheid.
Advies
Bijgevoegd de reactie van Delfland op het VOBP. De waterparagraaf is goed uitgewerkt en op hoofdlijnen akkoord.
3.1) De wadi's vormen een onderdeel van het bestemmingsplan. Ze zijn opgenomen in de bestemming "Groen". Slechts bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan. Ook het aanbrengen van verhardingen is beperkt. De capaciteit van de wadi's is in een specifieke gebruiksregel in de bestemming "Groen" opgenomen (artikel 3.4.c). De anterieure overeenkomst borgt dat ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied zowel het bebouwde als het onbebouwde gedeelte betreft.
3.2) Aan dit verzoek wordt voldaan.
Algemeen
3.3) Dat klopt. Abusievelijk is 'elfland' ingetypt, waar het delfland had moeten zijn. Het is aangepast.
3.4) Dat klopt, de woonwijk is klimaatneutraal. Het is vervangen. Verantwoordelijkheid voor het onderhoud van zowel oppervlaktewater als wadi's ligt bij Gemeente Den Haag.
Waterkwantiteit
• In het plan wordt nieuw water gegraven als compensatie voor dempingen en deels als compensatie voor de nieuwe inrichting. Er wordt niet voldoende water gegraven en daarom zal het resterende deel, 379 m3 waterberging, worden gerealiseerd middels de aanleg van wadi's. Gesteld wordt dat de nadere uitwerking hiervan in een latere fase bij de aanvraag watervergunning meegenomen wordt.
Hiermee kunnen wij alleen instemmen als deze stap juridisch wordt geborgd. Bijvoorbeeld door in de regels voor de bebouwing een voorwaarde op te nemen dat bouwen alleen mogelijk is als er een watervergunning is verleend voor de aanleg van de wadi's en deze zijn aangelegd conform die vergunning en ook zo functioneren. Door de wadi's straks in de legger op te nemen, worden instandhouding en beheer daarvan via de Keur geborgd.
3.5) Verwezen wordt naar de afweging onder 3.1.
• De sloot aan de noordzijde van het plan, zijde Erasmusweg, lijkt op de verbeelding smaller dan de weergave in onze legger. Hieronder een beeld van een deel van het watervlak conform de legger (roze omlijnd vlak geeft het water weer):
Wij verzoeken u de exacte ligging van het water met (de legger van) Delfland of af te stemmen. Dit is van belang voor de berekening van de waterbalans (dempen graven) in deze fase en, in een latere fase, bij de aanvraag van een watervergunning.
3.6) Het bestemmingsplan behelst de ruimtelijke ontwikkeling van een woonwijk en daaraan gelegen ecologische verbindingszone. Daarin is het toekomstig ruimtegebruik opgenomen, ook voor oppervlaktewateren. Aan de hand van de Basiskaart Grootschalige Topografie zijn de oppervlaktewateren ingetekend. Over de ruimtelijke ontwikkeling is met het Hoogheemraadschap overleg gepleegd. De begrenzing was afgeleid uit het inrichtingsplan van Waalpartners civil engineering van 7 november 2018. Het roze omlijnd vlak uit de Legger wijkt daarvan af.
Dee stedenbouwkundige opzet is op enkele punten gewijzigd ingevuld om het tuinstedelijk woonmilieu en de ecologische verbinding te versterken. Dit is in paragraaf 5.2.2 aangegeven. Om die reden is de waterparagraaf (bijlage 10 bij de toelichting) en de watersleutel (bijlage 11 bij de toelichting) aangepast. Middels de verlening van een Watervergunning worden de waterlopen aangepast aan de vorm van de gewijzigde invulling. Tot dan blijft het bepaalde in de Legger van toepassing.
De waterkeringen uit de Legger zijn wel in het ontwerp gehanteerd.
In paragraaf 5.3 van de toelichting is in tabel 5.4 rij 4 de tekst overeenkomstig aangepast. In de regels bij de bestemming "Groen" is de omvang van de minimale waterbergingscapaciteit aangepast.
• Op blz. 67 van de toelichting staat het volgende: “3. (3.5.3.2 & 3.5.3.3) Waterhuishouding - Verordening Ruimte 2014 en Provinciale Milieu Verordening - De verbrede watergang parallel en ten zuiden van de Erasmusweg, die ten oosten van het plangebied in noord-zuidrichting insteekt en dan naar het oosten afbuigt, kent op grond van de Legger Delfland een waterkering die overeenkomstig de Verordening Ruimte 2014 in het bestemmingsplan beschermd..” Wij verzoeken u die tekst aan te passen: De polderkade ligt er immers om het te voorkomen dat er water uit de Wippolder naar de ruim 80 cm lager gelegen Eshofpolder stroomt en om de schade en overlast, die daar het gevolg van zijn, te voorkomen.
3.7) De Verordening Ruimte 2014 en haar opvolger de Omgevingsverordening Zuid-Holland
dragen de gemeenteraad op om waterkeringen, waaronder deze, in bestemmingsplannen te
beschermen. Daarin wordt de omschrijving waterkering gebruikt. Het specifieke doel van
deze waterkering is in paragraaf 2.4.5.2 toegelicht.
Waterveiligheid
Op de plankaart staat de functie 'opslag' (mogelijk bergingen?) ingetekend in het waterstaatswerk. Zie onderstaande afbeelding.
Bouwwerken zijn daar echter in principe niet toegestaan tenzij aangetoond kan worden dat het belang van de waterveiligheid niet wordt geschaad. Dat is nu niet duidelijk. Graag ontvangen wij een toelichting op de noodzaak om het bouwvlak te laten overlappen met de zone waterstaatwerk en hoe voorkomen kan worden dat de bebouwing het functioneren van de kering niet schaadt.
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, is een watervergunning of melding nodig voor werken in en nabij het waterstaatswerk en de watergangen. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar www.hhdelfland.nl/watervergunning-aanvragen.
3.8) De overlap is aanwezig. Als gevolg van de gewijzigde invulling van de stedenbouwkundige opzet (paragraaf 5.2.2 van de toelichting) vervalt dit bouwvlak. De vervangende bouwvlakken blijven buiten de grens van de waterkering.
Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”
“Hierbij nog een aanvullend punt in het advies vanuit de watertoets. Naar mijn weten geldt ook voor deze deellocatie het uitgangspunt dat minimaal 70 % (uit mijn hoofd) van de oevers natuurvriendelijk wordt ingericht. Wordt daar aan voldaan?”
3.9) De nieuw aan te leggen oevers zijn in de bestemmingen “Groen” of “Water” gelegen en kennen de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. In de regels bij die aanduiding - artikel 18.2.1- worden oeverbeschoeiingen verboden. Dat betekent dat zij natuurvriendelijk worden ingericht.
5. Omgevingsdienst Haaglanden ontvangen 19 september 2019
“Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:
Geluid:
Het geluidsrapport 'Wateringse Veld Noord 2e herziening (Lof) te Den Haag' met kenmerk 180271 (ons kenmerk ODH-2019-00094380) en d.d. 16 april 2019 en het bijbehorende informatieformulier hogere waarden Wgh (ons kenmerk ODH-2019-00094378) is beoordeeld.
Het geluidsrapport is beoordeeld en niet geheel akkoord bevonden.
Tevens worden in het informatieformulier hogere waarden aangevraagd, hoger dan volgens het geluidsrapport nodig is en zelfs hoger dan de Wet geluidhinder toestaat. Het informatieformulier hogere waarden dient in overeenstemming te zijn met het tot het bestemmingsplan behorende geluidsrapport. Bij brief met kenmerk ODH-2019-00099051 bent u reeds uitgebreider op de hoogte gebracht.
5.1) De wijziging van invulling van de stedenbouwkundige opzet van het PUK leidt ertoe dat de gestapelde woningen in de bestemming "Wonen - 2" verplaatst worden en bouwvlakken verschuiven. Dat vereist een aangepast akoestisch onderzoek. Het vormt bijlage 8 . Het is de Omgevingsdienst aangeboden ten behoeve van de verlening van een hogere grenswaarde geluidhinder.
Hebt u vragen, dan kunt u contact opnemen met de contactpersoon uit het briefhoofd. Wij verzoeken u daarbij het zaaknummer te vermelden.
Externe Veiligheid:
De gemeenteraad heeft het routeringsbesluit in 2019 herzien. De tekst ten aanzien van het vervoer gevaarlijke stoffen dient te worden herzien.
Aangezien het een standaard module betreft, is door de ODH een nieuwe versie ter beschikking gesteld.
In tabel 5.10, onder punt 3, staat het volgende: Aangezien het vervoer van vuurwerk zich moet houden aan de routering voor gevaarlijke stoffen en deze weg niet onder deze routering valt, is voor deze transport-beweging een ontheffing nodig.
Dit is niet juist. De routeplicht voor vuurwerk is enkele jaren geleden komen te vervallen. Er is derhalve geen ontheffing nodig voor het bevoorraden van verkooppunten van consumentenvuurwerk. De tekst dient te worden aangepast.
De Quickscan Externe Veiligheid Nieuw Vlietrust te Den Haag, d.d. 7 december 2017 (bijlage 6) dient dienovereenkomstig te worden aangepast (paragraaf 4.2)
5.2) De routeplicht en daarmee de ontheffingsplicht is komen vervallen. In paragraaf 4.4
wordt 'het vervoer' tot en met 'venstertijden vervangen door: 'Dit routeringsbesluit is gewijzigd
(RIS 302166) en bij besluit van de gemeenteraad van 16 mei 2019 (RIS 30 2538) vastgesteld en
op 1 oktober daaropvolgend in werking getreden. Vanaf die datum zijn de venstertijden voor
routeplichtige stoffen zoals LPG en propaan op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg
komen te vervallen. Doorgaand vervoer van deze stoffen is niet meer mogelijk behoudens
voor het bevoorraden van de LPG-tankstations aan de Professor B.M. Teldersweg en de
Rijksstraat 447 te Wassenaar door middel van een ontheffing.' De zinnen in paragraaf 5.3 tabel
5.10 in rij 3 'Aangezien het vervoer van vuurwerk zich moet houden aan de routering voor
gevaarlijke stoffen en deze weg niet onder deze routering valt, is voor deze
transport-beweging een ontheffing nodig. Daarmee is voor het bevoegd gezag in te zien
wanneer de transporten plaatsvinden' vervallen. Dat geldt ook voor dezelfde tekst in
paragraaf 4.2 in het rapport in bijlage 7 bij de toelichting bij dit bestemmingsplan.
Bodem:
De huidige tekst is deels correct. Wij stellen voor om de bodempassage (4.7 Milieukwaliteit van de bodem) te vervangen door de navolgende tekst.
4.7 Milieukwaliteit van de bodem
4.7.1 Wettelijk kader
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (hierna: Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
4.7.2 Wet bodem bescherming
De Wbb regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering.
Vertrekpunt van de Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van het plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
- het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
- het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
- het wegnemen van actuele risico's.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
5.3) Deze tekst is overgenomen. Daarbij vervallen de volgende teksten uit het voorontwerp:
Voor 'saneren'wordt 'functiegericht' ingevoegd.
De rest van de tekst uit het voorontwerp blijft staan. Daarin wordt namelijk een toetsing aangekondigd in paragraaf 5.3. Daar staan ook alle andere toetsingen in.
4.7.3 Situatie in het plangebied
Binnen het plangebied is in 2015 bodemonderzoek (bijlagen 4 en 5) uitgevoerd. Beide bodemonderzoeken zijn in 2019 beoordeeld door de Omgevingsdienst Haaglanden.
Het verkennend bodem onderzoek (bijlage 4) is niet uitgevoerd conform NEN-5740 is als onvoldoende beoordeeld (onder kenmerk ODH-2019- 00092736). Er dient aanvullend verkennend onderzoek (conform NEN5740) te worden verricht, met name ter plaatse van de bebouwing, en onder de verhardingen (asfalt en betonpaden en funderingslaag). Daarnaast is de locatie asbest verdacht, er dient ook verkennend asbestonderzoek te worden verricht, conform NEN 5707.
Bijlage 5 betreft nader onderzoek naar een in het verkennend onderzoek aangetroffen verontreiniging in de bovengrond (0,0 - 0,5 m-maaiveld) met koper en/of PAK. Dit onderzoek is als voldoende beoordeeld, onder I kenmerk ODH-2019-00092777. Uit dat onderzoek is gebleken dat deze verontreinigingen geen geval van ernstige bodemverontreiniging betreffen. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume) of bij de overschrijding van de norm voor asbest van 100 mg/kg.ds.
In navolging van het voorgaande is er vooralsnog onvoldoende inzicht in de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied. Bij herinrichting en/of nieuwbouw binnen het plangebied zal aanvullend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.
Conclusie:
De behandelde thema's vormen wel een belemmering voor een verdere planvorming. Geadviseerd wordt de gemaakte opmerkingen over te nemen.”
5.4) In het belang van de planvorming zal het onderzoek in bijlage 6 vervangen worden door
In paragraaf 5.3 tabel 5.10 in rij 6 wordt de tekst 'De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek in paragraaf 2.4.6 geven geen aanleiding tot het verrichten van nader onderzoek met uitzondering van het zuidoostelijk deel van het plangebied.' vervangen door: 'De onderzoeksresultaten van het bodemonderzoek in paragraaf 2.4.6 zijn aangevuld met een onderzoek ter plaatse van bebouwing en onder de verhardingen. In dat onderzoek - Oosterhout, 14 mei 2020 - is ook de aanwezigheid van asbest verkend. Het onderzoek in bijlage 5 is door dit nieuwe onderzoek vervangen.'
7. Veiligheidsregio Haaglanden ontvangen 15 augustus 2019
“U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 12 juli 2019 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept van het ontwerpbestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) Den Haag. In deze mail treft u het advies aan.
Het concept ontwerp bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof), Den Haag maakt de ontwikkeling van maximaal 150 woningen mogelijk. De woningen zullen bestaan uit diversie woningtypen.
Risicobronnen
Het plangebied Wateringse Veld Noord, 2e herziening (Lof) ligt in het stadsdeel Escamp en beslaat het voormalige volkstuinencomplex 'Vlietrust' aan de Martinus Nijhoffweg en het achtererf van de voormalige hoeve 'Vlietlust'.
In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen.
Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.
De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's. De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.
7.1) Van deze reactie wordt kennis genomen.
Incidentbestrijding door hulpdiensten
In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat de woningen bereikbaar zijn voor de hulpdiensten en dat er bluswatervoorzieningen aanwezig zijn.
Geadviseerd wordt bij de nadere uitwerking van het plangebied contact op te nemen met de Risicobeheerder in de wijk van Escamp, de heer [naam] [telefoonnummer].
Tot slot
Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.”
7.2) In paragraaf 5.3, tabel 5.5 rij 4 wordt aan de bereikbaarheid voor de hulpdiensten aandacht besteed. Hier wordt de langzaam verkeersroute tussen Erasmusweg en Martinus Nijhofflaan als calamitreitenroute omschreven. Dat wordt veranderd. In het PUK vindt (paragraaf 3.2.3.5.2) de ontsluiting op de Martinus Nijhofflaan van de oost-west gerichte bebouwing middels een ontsluitingsweg voor auto's in noord-zuidrichting plaats. Deze laan wordt ingericht als erftoegangsweg (30 km/h), bestaande uit twee eenrichtingswegen. Bij de wijziging van de stedenbouwkundige invulling van het PUK wordt hij op het eind in oostelijke richting verlengd. Daarmee worden de noordelijke bouwvlakken voor de hulpdiensten bereikbaar. De ontsluiting van de ten zuiden daarvan gelegen bouwvlakken is mogelijk via de twee ontsluitingswegen die in de functieaanduiding 'ontsluiting' in de bestemming "Wonen - 1" al zijn opgenomen. Per abuis is dat gebruik voor de hulpdiensten niet vermeld.
In artikel 7.1.c wordt daarom 'voor hulpdiensten' toegevoegd. Deze vermelding in artikel 6.1.e vervalt. In de toelichting in paragraaf 5.3, tabel 5.5 rij 4 wordt de tekst tussen 'wordt' en 'opgenomen' vervangen door: 'wordt de ontsluiting vanuit de Martinus Nijhoffweg met de bestemming' "Verkeer - Verblijfsstraat" benut evenals de erftoegangswegen met functieaanduiding 'ontsluiting' in de bestemming "Wonen - 1".
8. HTM ontvangen 8 augustus 2019
"In het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Bro betreffende het bestemmingsplan Wateringseveld Noord 2e herziening (Lof) , kan ik melden dat er geen inhoudelijke opmerkingen zijn op het plan.
Wel heb ik een paar opmerkingen op de tekst in de Toelichting:
Bus 25 rijdt niet over de Erasmusweg en de halte van bus 21 ligt op ca. 600 m (§2.4.3). De dichtstbijzijnde halten van tram 9, 16 en bus 37 liggen op 800 m en verder van het plangebied. Dit komt overeen met de opmerking in het rapport van Goudappel (zie bijlage 11) dat "Lof" feitelijk buiten het invloedsgebied van het OV ligt. Het Haagse uitgangspunt dat woningen binnen 500 m een OV-halte dienen te hebben wordt hiermee dus niet gehaald. De aanleg van een extra tramhalte op lijn 16 (Laan van Wateringseveld) is vooralsnog niet rendabel en de bouw van "Lof" verandert hier niets aan.
Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen."
8.1) Gezien de opmerkingen vervalt in paragraaf 2.4.3 de zinsnede 'buslijndiensten 21 en 25
van de HTM' en wordt vervangen door 'buslijndienst 21 met een halte op 600 meter afstand' en
na '9 van de HTM' wordt ingevoegd met een halte op '800 meter afstand'. In paragraaf 5.3,
tabel 5.5. in rij 1 wordt aan de tekst toegevoegd: 'De ontsluiting op de Erasmusweg voor
langzaam verkeer maakt het mogelijk de halte van tramlijn 9 van de HTM aan de Melis
Stokelaan te bereiken'.
10. Stedin ontvangen 15 juli 2019
“Bedankt voor het opsturen van de gewijzigde bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, graag vernemen wij van u om hoeveel woningen het gaat en of het grondgebonden of appartementen zijn.
10.1) In de samenvatting, in paragraaf 1.1. van de toelichting en in de bestemmingen "Wonen
- 1" en "Wonen - 2" staan het minimum aantal van 125 en het maximum aantal van 150
woningen vermeld. In de samenvatting wordt verder vermeld dat er gestapelde woningen
aan de noordzijde komen en de rest van het plangebied grondgebonden woningen zal
kennen. De bestemmingen "Wonen - 1" en "Wonen - 2" geven aan dat zij voor
grondgebonden, respectievelijk gestapelde woningen zullen worden aangewend. Paragraaf
5.5.4 van de toelichting beschrijft de beide bestemmingen.
Tevens zouden wij willen weten wanneer men verwacht met de bouw te starten en of er al een gedachte is t.b.v. het verwarmen van de woningen.
10.2) Het plangebied zal geen aansluitingen voor de levering van aardgas meer kennen.
I.v.m. de energietransitie is ons beleid op het laagspanningsnet aangepast, dit betekent dat er meer stations nodig zijn (zie bijlage) daarom zouden wij graag met u de mogelijkheden bespreken voor de locaties van deze stations en dat er in de bvb “Nota van uitganspunten” een alinea wordt opgenomen alvorens het project de markt op gaat.
Ik verneem graag van u wat de mogelijkheden zijn.”
10.3) De informatie in de bijlage was te lang voor opname in dit hoofdstuk. Ze is samengevat
in onderstaande tekst met afbeelding.
Bijlage Brochure Ruimte voor de energietransitie
Er wordt voor steeds meer doeleinden elektrische energie gebruikt in woonwijken. Het elektriciteitsgebruik neemt daarmee toe. Het is daarom belangrijk rekening te houden met ruimte voor het elektriciteitsnet in wijken. Vanuit een distributiestation vertrekken de elektriciteitskabels naar de woningen. Voor de planvorming is de inschatting van het aantal distributiestations, hun benodigde grondoppervlakte en de bepaling van voor hen geschikte locaties van betekenis. Elk distributiestation kan maximaal 200 woningen bedienen als deze binnen een straal van 200 meter in een cirkel rond dit station geprojecteerd worden. Wordt de straal groter, dan zijn 2 stations nodig. En dat ook bij een lager aantal woningen dan 200. Worden binnen een straal van 200 meter meer dan 200 woningen geprojecteerd, ook dan zijn 2 stations nodig. Voorop staat dat de stations centraal gelegen zijn ten opzichte van de woningen die zij bedienen. Het station kent een hoogte, breedte en diepte van elk 2 meter en dient vrij geplaatst te worden op een terrein met een oppervlakte van 5 bij 7,25 meter.
10.4) Er zal rekening gehouden worden met ruimte voor het elektriciteitsnet in de te ontwikkelen wijk. Het bebouwde gedeelte van het plangebied kent een oppervlakte van naar schatting 240 bij 240 meter en zal niet meer dan 150 woningen kennen. In de redenering van overlegpartner betekent dat een overschrijding van de ontwerpcirkel met als gevolg dat twee distributiestations moeten worden opgericht in het bebouwde gedeelte. Voor de bouw van transformatorhuisjes voor nutsvoorzieningen kan gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid in artikel 19.1.d van dit bestemmingsplan. Ze laat transformatorhuisjes met een maximale grondoppervlakte van 30 m² aan. Omtrent de stedenbouwkundige inpasssing zal nog overleg gevoerd worden.
11. TenneT TSO B.V. ontvangen 22 juli 2019
“Hartelijk dank voor de toezending van bovengenoemd plan.
Binnen de grenzen van dit plan heeft TenneT (na een eerste beoordeling) noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer.
Wij hebben dan ook geen opmerkingen op genoemd plan en wensen u veel succes bij de verdere uitwerking hiervan.”
Van deze reactie wordt kennis genomen.
12. N.V. Nederlandse Gasunie ontvangen 15 juli 2019
“Bij e-mailbericht van 12 juli 2019 heeft Gasunie, namens u, het bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, ontvangen. Het voornoemde plan is door ons getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Op grond van deze toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.”
19. Het bestuur van Amateurtuindersvereniging "Zonnegaarde" ontvangen 15 augustus 2019
“Hartelijk dank voor de uitnodiging voor deelname aan het vooroverleg over het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord 2e herziening (Lof).
In deze brief staat geen datum vermeld van dit vooroverleg. Vanuit ATV Zonnegaarde nemen we graag deel aan het overleg om mee te denken over de ontwikkelingen in de omgeving in dit gebied.
19.1) Het vooroverleg betreft het schriftelijk reageren op de toegezonden stukken. Op 17 september jongstleden is door overlegpartner langs telefonische weg aangegeven dat de site 'ruimtelijke plannen' uitleg behoefde. Dat heeft geleid tot een bespreking op 24 september waarbij doel en opzet van het bestemmingsplan aan de overlegpartner werden verduidelijkt. Ook met de werking van de site kon zij vertrouwd worden gemaakt.
Met name de ontwikkeling van het Ecolint heeft onze interesse. Dit gebied valt weliswaar buiten het plangebied dat het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord beslaat, maar we worden graag betrokken bij de planvorming van het geheel. Ook hechten we waarde aan de instandhouding van de ecologische en de landschappelijke waarde en planologische kwaliteit in dit gebied. In onze ogen is het in ieders belang dat het Erasmusveld een groene verbinding richting het Westland blijft, zowel ecologisch als cultuurhistorisch gecombineerd met groen wonen en leven in Zuidwest.
19.2) Het ecolint in het oostelijk deel van het plangebied wordt bestreken door de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. Het ligt in de bedoeling om het ecolint naar de oostzijde op terreinen van de overlegpartner door te trekken. De besprekingen betroffen de locatie van de aansluiting van het complex op de langzaam verkeersroute en het tracé van deze route en de inrichting van de zone zelf op het complex.
Het bleek dat een nieuwe route zowel de betrokken terreinen op het complex als de geprojecteerde zone zouden versnipperen. Beide zouden daarmee niet tot hun recht komen. Er werd overeengekomen dat een bestaande binnenweg op het complex als route zou gaan dienen. Het loopt in oostwest richting en kan vanuit het plangebied in een rechte lijn uitmonden op de Laan van Wateringse Veld. Dit onder de voorwaarden dat alleen voetgangers en alleen overdag van dit pad gebruik mogen maken. Vanuit het plangebied zullen aansluitingen op dit pad worden gemaakt.
Aan de westzijde betreft de aansluiting een route die haaks aansluit op de oostelijke randweg en opeenvolgend een tweetal bruggen over de aan te leggen en de bestaande waterloop kent. Aan de oostzijde betreft het een dijk met duiker om aan te sluiten op de Laan van Wateringse Veld. Deze route is op de verbeelding de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen. In de regels is het gebruik tot de openingsuren en als voetpad vastgelegd.
De terreinen in de geprojecteerde zone, die als volkstuinen benut worden, blijven buiten de zone. De bijenweide en het vogelrustgebied van het complex levert een grote bijdrage aan de biodiversiteit en wordt in de zone opgenomen. Ze worden op de verbeelding de bestemming "Tuin" aangewezen. Het beheer daarvan blijft in handen van de vereniging.
Graag horen we spoedig meer van u om bij het vooroverleg aanwezig te kunnen zijn.”
Naast het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is overleg gepleegd met taakafdelingen binnen de gemeente. Dat heeft tot volgende grote aanpassingen geleid.
Ook is er sprake van enkele kleine aanpassingen.
Toelichting
ad III) De Samenvatting die aan de toelichting voorafgaat is hierop aangepast.
Verder is in de Samenvatting verslag gedaan van opmerkingen van omwonenden op het plan. Deze werden naar voren gebracht tijdens een omwonendenbijeenkomst door die door de initiatiefnemer werd georganiseerd.
ad III) In de paragrafen 1.1, 1.2 en 1.3 omtrent de aanleiding en doel voor de herziening van het bestemmingsplan en haar begrenzing en 1.4.1 omtrent het vigerend bestemmingsplan is aan deze uitbreiding aandacht besteed. Een afbeelding is in paragraaf 1.1 toegevoegd, een tweede afbeelding in paragraaf 1.4.1.
ad I) In paragraaf 2.2 is de ontstaansgeschiedenis aangevuld met een tekst over de bodemopbouw.
ad IV) In paragraaf 2.2.1 omtrent de ontstaansgeschiedenis is de 'Afbeelding 2.2. Ligging watertoren' opgenomen.
ad I) In paragraaf 2.3.2 omtrent de archeologische verwachting is de bestaande tekst vervangen.
ad III) In paragraaf 2.4.2.1 omtrent de ruimtelijke opbouw van het plangebied is aan deze uitbreiding aandacht besteed.
De term 'Verordening Ruimte 2014' is vervangen door 'Omgevingsverordening Zuid-Holland' in de paragrafen 3.3.1, 3.5.3.2 en 5.3, te weten in tabel 5.4 rij 3 (twee keer) en tabel 5.5 rij 4. Het onderwerp 'Woonagenda 2019-2023' is in de toelichting in paragraaf 3.7.3 opgenomen.
In de paragrafen 3.2.3.3 omtrent het ruimtelijk beleid van de gemeente en 3.4.1.1 omtrent Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de naam van deze nota opgenomen.
In paragraaf 3.2.3.5.omtrent de opzet van de ecologische zone naast de woonwijk vervalt de tekst 'Ook' tot en met 'toegestaan'.
ad III) In paragraaf 3.4.3 is een subparagraaf over ontwerppincipes van het ecolint ingevoegd.
Het onderwerp 'bouwkundig splitsen' is in de toelichting in paragraaf 3.7.4 ondergebracht.
ad III) In paragraaf 3.8 omtrent sport en recreatie is het beleid omtrent sportbeoefening - 3.8.1 - en volkstuinen - 3.8.2 - ingevoegd.
ad II) In paragraaf 5.2 omtrent de beschrijving van het plan is in subparagraaf 5.2.2 op de de wijziging van de invulling van de stedenbouwkundige opzet ingegaan.
ad III) In paragraaf 5.2 omtrent de beschrijving van het plan is in subparagraaf 5.2.3 op de uitbreiding van het plangebied met het ecolint ingegaan.
ad II) In paragraaf 5.3 omtrent de toetsing is in tabel 5.1 in rij 7 in de 3e kolom de tekst aangepast.
ad IV) In paragraaf 5.3 omtrent de toetsing is in tabel 5.2 in rij 3 in de 3e kolom ingevoegd: 'In de bestemmingen is dat geregeld. De sloop na verplaatsing is in artikel 16.n van voorwaarden voorzien.'
ad I) In paragraaf 5.3 omtrent de toetsing is in tabel 5.2 in rij 4 in de 3e kolom een tekst ingevoegd. Na de tabel zijn twee afbeeldingen ingevoegd met het onderschrift 'De delen van het plangebied met archeologische verwachting (in rood)'.
In paragraaf 5.3 omtrent de toetsing is in tabel 5.3 in rij 8 in de eerste zin aan 'paar- en winterverblijfplaatsen' 'geen' toegevoegd.
In paragraaf 5.3 omtrent de toetsing is in tabel 5.6 in rij 4 in de tweede kolom toegevoegd 'en de Woonagenda 2019-2023'. In de derde kolom is 'uitgesloten' vervangen door 'onder voorwaarden toegestaan'.
ad III) In paragraaf 5.3 is in tabel 5.7 de toetsing van het volkstuinen- en sportbeleid opgenomen.
ad II) Het akoestisch onderzoek in bijlage 8 is aangepast.
Het onderzoek naar de stikstofdepostie als gevolg van de aanleg en het gebruik van de woonwijk die dit bestemmingsplan mogelijk maakt op Natura2000-gebied is herzien en in bijlage 9 opgenomen.
Regels
Het aantal bestemmingen neemt met vier toe.
De opname van de gehele ecologische zone leidt tot de introductie van de bestemmingen "Tuin"(artikel 4) , Verkeer - Hoofdverkeersweg"(artikel 5) en "Verkeer - Straat"(artikel 6). De nummers van de daaropvolgende artikelen schuiven met drie op. De opname van de bestemming "Waarde Archeologie 2" (artikel 13) leidt tot een verschuiving van de daaropvolgende atikelen met vier.
In de artikelen geven de aanpassingen het volgende beeld.
In de begrippen voor de aan huis gebonden bedrijf in artikel 1.6 en aan huis gebonden beroep in artikel 1.7. zijn de gebruikelijke uitzonderingen gelijkluidend geformuleerd.
De begrippen baliefunctie, kampeermiddel, kiosk, natuurlijke waarde, natuurwetenschappelijke waarde, pleziervaartuig, Rijksbeschermd stadsgezicht, verblijfsrecreatie, welzijnsvoorzieningen en winkelvloeroppervlak zijn vervallen. Het begrip ''stedelijk ecologische verbindingszone' is in artikel 1.27 toegevoegd.
In de bestemming "Groen" wordt artikel 3.1. f ingevoegd en die luidt: 'en ter plaatse van de gebiedsaanduiding:"overige zone - ecologische verbindingszone" tevens voor ondergrondse faunapassages en bruggen met loopoevers voor kleine dieren'.
In de laatste zin van artikel 3.1 wordt ingevoegd: 'toeritten van bruggen'.
Artikel 3.4.b wordt vervangen door de tekst: 'Op de gronden buiten de specifieke gebiedsaanduiding 'Ecologische verbindingszone' betreft het gebruik voor voetpaden als bedoeld in artikel 3.1.b een gezamenlijke grondoppervlakte van niet meer dan 5% van de omvang van de bestemmingsvlakken die buiten die aanduiding vallen. '
Artikel 3.4.c wordt ingevoegd luidende: 'Het gebruik voor waterberging mag in de bestemmingsvlakken die gelegen zijn ten westen van de bestemming “Tuin” tezamen geen geringere inhoud dan 379 m3 kennen.'
De bestemming "Tuin" staat in artikel 4. Zij betreft gronden in eigendom of in beheer van anderen en die behoren bij een volkstuinencomplex, een vakantiewoningenpark of bij grondgebonden woningen.
De bestemming "Verkeer - hoofdverkeersweg" staat in artikel 5. Zij betreft een deel van de Laan van Wateringse Veld die tot de ecologische verbindingszone behoort en door de aanleg van ondergrondse faunapassages en bruggen met oevers voor kleine dieren daaraan haar bijdrage kan leveren. In artikel 5.1.f is dat vermeld.
De bestemming "Verkeer - straat" staat in artikel 6. Zij betreft een deel van de Leyweg en de Noordweg die tot de ecologische verbindingszone behoort en door de aanleg van ondergrondse faunapassages en bruggen met oevers voor kleine dieren daaraan haar bijdrage kan leveren. In artikel 6.1.e is dat vermeld.
In artikel 7.1.c (eerder 4.1.c) vervangt 'uitsluitend' 'bestemd voor'.
In de delen van de bestemming "Verkeer- Verblijfsgebied" (eerder artikel 4, nu 7) die tot de ecologische verbindingszone behoren is de aanleg van ondergrondse faunapassages en bruggen met oevers voor kleine dieren in artikel 7.1.d vermeld.
Artikel 7.3.b wordt ingevoegd en dat luidt: 'Het gebruik, als bedoeld in artikel 7.1.a, van het bestemmingsvlak, dat gelegen ten westen van de Laan van Wateringse Veld tot aan de bestemming "Water" ter plaatse van de functieaanduiding 'brug', betreft alleen als voetpad en als ontsluitingsweg voor de gebruikers van de volkstuinen met dien verstande dat het voetpad uitsluitend tijdens de openingsuren van het volkstuinencomplex daartoe in gebruik is.'
In de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat' vervalt in artikel 8.1.c (eerder 5.1.c) 'bestemd voor'.
In de bestemming "Water" vervalt in artikel 9.1.e (eerder 6.1.e) ' 'tevens bestemd voor' en komt 'tevens' voor 'verkeer' te staan.
In de bestemming "Wonen - 1" vervalt in artikel 10.1.c (eerder 7.1.c) vervalt 'tevens bestemd voor'.
In artikel 10.1.d (eerder 7.1.d) vervalt 'bestemd voor'.
De invulling van stedenbouwkundige opzet is gewijzigd. De tabel in artikel 10.2.1.c (eerder 7.2.1.c) wordt om deze reden vervangen door onderstaande tabel.
Maximum aantal woningen | Minimum aantal woningen |
5 | 3 |
7 | 5 |
13 | 10 |
17 | 15 |
22 | 18 |
Artikel 10.3 (eerder 7.3) komt te luiden: 'Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2.1.c met dien verstande dat in een bouwvlak het aantal woningen minder dan het minimaal toegelaten aantal woningen mag bedragen, als in een ander bestemmingsvlak van deze bestemming het maximum aantal woningen met hetzelfde aantal moet worden verhoogd.'
Artikel 7.4.a uit het voorontwerp komt te vervallen.
De invulling van stedenbouwkundige opzet is gewijzigd. In de bestemming "Wonen - 2" (artikel 11) vervalt om die reden het eerdere artikel 8.1.c waarin het gebouw voor de bergingen geregeld werd.
Artikel 8.3.a komt te vervallen.
De bestemming “Waarde – Archeologie” is in het bestemmingsplan opgenomen als artikel 13.
In de algemene bouwregels (artikel 16, eerder 11) is artikel 16.n opgenomen luidende: 'Het is verboden om het gemeentelijk monument te slopen als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening indien geen omgevingsvergunning voor de verplaatsing van dat monument verleend en van kracht is en waarbij de voormalige watertoren op een andere plaats in stand blijft'.
In de algemene aanduidingsregels (artikel 18, eerder 13) is in artikel 18.2.b een bouwverbod opgenomen en een afwijkingsmogelijkheid daarvan. Vlonders zijn onder voorwaarden in de bestemming "Groen"toegestaan bij bij woningen woningen en oeversbeschoeiingen en verhardingen zijn uitgesloten.
Voor het afwijken (artikel 19 eerder 14) op het verbod op bouwkundig splitsen is artikel 19.1.f opgenomen.
Verbeelding
De bestemmingen "Tuin", "Verkeer - Hoofdverkeersweg", "Verkeer - straat" en "Waarde - Archeologie" zijn op de verbeelding ingetekend.
In de legenda van de verbeelding is de maatvoeringsaanduiding in 'maximum aantal woningen' omgezet.