direct naar inhoud van Regels
Plan: Den Haag Centraal e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0314EDenHaagCen-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Den Haag Centraal e.o. met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0314EDenHaagCen-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten door een bewoner in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang door een bewoner in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.9 ambulante handel:

het met een verkoopinrichting voor een dag of voor een bepaalde periode te koop aanbieden en/of verkopen van goederen en/of ter plekke bereide etenswaren, waarbij ten minste één van de bij die verkoop betrokken partijen zich op of aan de weg bevindt.

1.10 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.11 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed & breakfast

een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.15 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald waarmee rekening moet worden gehouden.

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.20 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.24 bouwmarkt:

detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen en aanverwante zaken, alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn, te koop worden aangeboden.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een functie:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van parkeervoorzieningen.

1.29 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, dan wel een bouwkundige constructie van enige omvang die, hetzij direct, hetzij indirect, steun vindt in of op de grond.

1.30 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.46

1.31 cultuurhistorische waarden (van het beschermd stadsgezicht):

de historisch-ruimtelijke structuur, dat wil zeggen het historisch patroon van straten, stegen, open ruimten, groen en waterlopen in samenhang met de schaal van de bebouwing ter plaatse, de aanleg, de historische bebouwing, alsmede de aanleg en de bebouwing die structuur- en karakterbepalend is met betrekking tot de openbare ruimte.

1.32 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een onzelfstandige uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie, en daarvan deel uitmaakt.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse; het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.46.

1.35 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, brand- en explosiegevaarlijke goederen en detailhandel die zich uit het oogpunt van ruimtelijke ordening niet onderscheidt van de hiervoor genoemde detailhandel.

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op onder meer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.46.

1.37 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.38 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.39 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.40 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidgevoelige functies en gebouwen:

functies en gebouwen waaraan op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer bescherming tegen bij die regelingen gereguleerde geluidbelasting toekomt.

1.43 gemeentelijk beschermd stadsgezicht:

een gebied, zoals op een kaart aangegeven, dat bij besluit van de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen als beschermd stadsgebied.

1.44 hogere grenswaarde:

een bij besluit op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder 2012 vast te stellen wettelijke grenswaarde voor zoneringsplichtig wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai of industrielawaai, groter dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet en het uitvoeringsbesluit.

1.45 hoofdgebouw:

een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca

horeca-inrichting:

  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Bijlage 1 Staat van horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 1" (h<1).
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 2" (h<2).

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

Voor zover deze horeca categorie door middel van een functie aanduiding op de verbeelding is opgenomen wordt deze weergegeven met de functie aanduiding "horeca tot en met categorie 3" (h<3).

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen dan wel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" dan wel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.47 hotel en/of pension:

elk gebouw dan wel een gedeelte van een gebouw, alsmede de daarbij behorende voorzieningen zoals horeca, terrassen, tuinen, zwembaden, tennisbanen, erven of terreinen of gedeelten daarvan, waar de bedrijfsvoering hoofdzakelijk is gericht op het bedrijfsmatig verlenen van tijdelijke huisvesting met gehele of gedeeltelijke verzorging.

1.48 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.49 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.50 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder vergaderaccommodatie.

1.51 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk ten minste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.52 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.53 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor lichte horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.54 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.55 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.56 luifel:

afdak of overkapping aan of bij een gebouw, al dan niet ondersteund en zonder tot de constructie behorende wanden.

1.57 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarbij ingevolge de regels bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn voorgeschreven.

1.58 medische en paramedische voorzieningen:

een instelling zoals een ziekenhuis c.a., kliniek, gezondheidscentrum, centrum voor dagbehandeling.

1.59 museum:

een permanente instelling ten dienste van de gemeenschap en van haar ontwikkeling, toegankelijk voor het publiek, die de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving verzamelt, bewaard, onderzoekt en tentoonstelt en hierover informatie verstrekt voor studie, educatie en recreatie. Binnen een museum is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.46.

1.60 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.61 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.62 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, antennes, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.63 ontheffingsbesluit:

het besluit van het bevoegd gezag tot het vaststellen van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder, behorende bij dit bestemmingsplan.

1.64 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.65 openbaar vervoerterminal

stationsgebouw waar al het openbaar vervoer bij elkaar komt.

1.66 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.67 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.68 pand:

(deel van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert.

1.69 parkeerdruk:

Het aantal in openbaar gebied geparkeerde auto's op het maatgevende moment, afgezet tegen de beschikbare parkeercapaciteit langs de openbare weg, waarbij rekening wordt gehouden met de voor de betreffende functies en voor het gebied geldende loopafstanden, zoals opgenomen in de Nota parkeernormen, uitgedrukt in procenten.

1.70 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.71 paviljoen:

gebouw of overdekte stellage in parken of op pleinen of stranden waar horeca is toegestaan.

1.72 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.73 perifere detailhandelsbedrijven:
  • a. bouwmarkten;
  • b. tuincentra;
  • c. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1.000 m2;
  • d. detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi's met daarbij passende nevenassortimenten;
  • e. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen;
  • f. detailhandel in volumineuze goederen.
1.74 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.75 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.76 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.77 prostitutie-inrichting:

een bouwwerk geheel of gedeeltelijk bestemd of in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.

1.78 restrictiegebied:

een gebied waar op grond van de openbare orde een bijzondere maatregel is genomen, zoals:

  • hot spots: op basis van het door de raad vastgestelde Veiligheidsplan (tijdelijk als ”hot spot” aangewezen plekken in de stad waar de meeste overlast en criminaliteit is geconstateerd);
  • verzamelverbod: op grond van de APV (in delen van de stad ingesteld tijdelijk verzamelverbod in verband met geconstateerde criminaliteit, heling en gebruik van drugs).
1.79 Rijksbeschermd stadsgezicht:

een gebied, dat bij besluit van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur en de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is aangewezen als beschermd stadsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet.

1.80 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.81 seksclub:

een prostitutie-inrichting, waarin tevens andere vormen van vermaak en amusement worden geboden en/of in een daarvoor bestemde ruimte of gebruikte ruimte anders dan om niet drank wordt verstrekt.

1.82 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutie-inrichting, een erotische massagesalon en een seksclub.

1.83 sekswinkel:

een inrichting, waarin of van waaruit uitsluitend of in hoofdzaak seksartikelen worden verkocht. Niet als seksartikelen in de zin van deze bepaling worden beschouwd gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, waarin erotische gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

1.84 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.46.

1.85 staat van horeca-categorieën:

de staat van horeca-categorieën, behorende bij dit bestemmingsplan Den Haag Centraal e.o..

1.86 stedelijke groene hoofdstructuur:

(groene) gebieden die vanuit stedelijk opzicht zulke grote waarden en betekenissen hebben voor de kwaliteit, de beleving en de gebruiksmogelijkheden van de stad, dat deze duurzaam in stand moeten worden gehouden.

1.87 supermarkt:

Een zelfbedieningswinkel met een winkelverkoopvloer-oppervlak van minimaal 500 m², waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen worden verkocht, met een additioneel assortiment non-food.

1.88 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.89 transferruimte:

voor het publiek toegankelijk gebied op maaiveldniveau, welk gebied is bedoeld voor het begeleiden van de loopstromen.

1.90 verbeelding

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan Den Haag Centraal e.o. (voorheen: plankaart).

1.91 verblijfsrecreatie:

bepaalde vorm van recreatief, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.92 voorgevelrooilijn:

de voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 meter uit de as van de weg.
1.93 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.94 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.95 weg:

alle voor de auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.96 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk; onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.

1.97 windturbine:

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

1.98 winkelvloeroppervlak (wvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.99 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een door bewoner(s) uitgeoefend aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep.

1.100 woonoppervlakte

het totaal van de oppervlakten van de vertrekken: woonkamer, keuken, badkamer/doucheruimte, slaapkamers(s), zolderkamer indien bereikbaar via vaste trap en met ruime mate van daglichtaanwezigheid. Overige ruimtes: kelder, bijkeuken, wasruimte, bergruimte/schuur, ingebouwde kasten groter dan 2 m², garage, zolder niet zijnde vertrek en verkeersruimten worden niet meegeteld.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de (achter)perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (achter)perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak, bestemmingsvlak of maatvoeringsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

2.3 bouwdiepte:

vanaf peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van de fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

2.8 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.11 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimtes, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies die deze ruimte of groep van ruimtes omhullen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. ateliers;
    • 2. (zelfstandige) vergader- en congresfaciliteiten;
    • 3. creativiteitscentrum;
    • 4. museum;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca tot en met categorie middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • e. hotel;
  • f. kantoor;
  • g. maatschappelijk, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. gezondheidszorg;
    • 2. onderwijs;
    • 3. zorg- en welzijnsinstelling;
  • h. sport, waaronder uitsluitend wordt begrepen sportschool/fitness;
  • i. wonen;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 3.3 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, fiets- en voetpaden, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gronden mogen volledig worden bebouwd.
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding - onderdoorgang” dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
  • d. bovengrondse in- en/of uitritten ten behoeve van gemotoriseerd verkeer zijn uitsluitend toegestaan aan de Prinses Irenestraat;
  • e. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan drie lagen bestaan.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoren mag niet meer bedragen dan 56.000 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 5.800 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening mag niet meer bedragen dan 1.650 m2;
  • e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 2.600 m2;
  • f. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van een hotel mag niet meer bedragen dan 12.500 m2;
  • g. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van cultuur en ontspanning mag niet meer bedragen dan 6.500 m2;
  • h. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2.200 m2;
  • i. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van wonen mag niet meer bedragen dan 54.500 m2;
  • j. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van sport mag niet meer bedragen dan 2.500 m2.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 3.1 onder d en 3.3 onder a ten behoeve van maximaal één vestiging van zware horeca als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels, met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van het woon- en leefmilieu;
  • b. artikel 3.3 onder f ten behoeve van een vergroting van het toegestane bruto-vloeroppervlak aan hotel met maximaal 4.400 m2.

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

uitsluitend op de begane grondlaag:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca tot en met categorie middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;

uitsluitend op de begane grondlaag tot en met de vierde verdieping:

  • d. maatschappelijk, waaronder uitsluitend wordt begrepen onderwijs;

uitsluitend vanaf de vijfde verdieping:

  • e. wonen;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • f. "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) tevens voor een viaduct ten behoeve van een openbaar vervoer verbinding;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 4.3 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, gebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gronden mogen volledig worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan drie lagen bestaan;
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 600 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 1400 m2 ;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.1 onder c en 4.3 onder a ten behoeve van maximaal één vestiging van zware horeca als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels, met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van het woon- en leefmilieu;

Artikel 5 Gemengd - 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • d. openbaar vervoerterminal met bijbehorende voorzieningen;
  • e. spoorwegvoorzieningen, waaronder al dan niet ondergronds gelegen trein- en tramsporen met bovenleidingen. perrons en bijbehorende voorzieningen;
  • f. verkeersdoeleinden;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • a. kantoor (k), tevens voor de functie kantoor, met dien verstande dat deze functie uitsluitend vanaf de tweede verdieping is toegestaan;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 5.3 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, gebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gronden mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat de spoor- en tramverbindingen hierdoor niet mogen worden belemmerd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan vier lagen bestaan;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding “onderdoorgang” dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel mag niet meer bedragen dan 2.200 m2 en afzonderlijke units mogen niet groter zijn dan 200 m2 bvo;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening mag niet meer bedragen dan 2.400 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 2.900 m2.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 5.3 onder b, ten behoeve van het samenvoegen van units indien aangetoond kan worden dat dit noodzakelijk is voor de economische haalbaarheid en met dien verstande dat de afzonderlijke samengevoegde units niet groter mogen zijn dan 500 m2 bvo;

Artikel 6 Gemengd - 4

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. plein;
  • c. cultuur en ontspanning, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. ateliers;
    • 2. congrescentrum;
    • 3. creativiteitscentrum;
    • 4. museum;
  • d. detailhandel;
  • e. dienstverlening;
  • f. horeca in de categorie licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • g. kantoor;
  • h. maatschappelijk, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. gezondheidszorg;
    • 2. jeugd-/kinder-/naschoolseopvang;
    • 3. onderwijs';
    • 4. zorg- en welzijnsinstelling;
  • i. openbaar vervoerterminal met bijbehorende voorzieningen;
  • j. spoorwegvoorzieningen, waaronder al dan niet ondergronds gelegen trein- en tramsporen met bovenleidingen. perrons en bijbehorende voorzieningen;
  • k. wonen;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • l. "specifieke vorm van horeca - paviljoens" tevens voor een paviljoen;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 6.5 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, gebouwde fietsparkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden bebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding “onderdoorgang” dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van de constructie van het plafond danwel de kolommenstructuur van de bovenliggende bebouwing, geen bebouwing worden opgericht tot een hoogte van minimaal 4,5 meter ;
  • d. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan vier lagen bestaan;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van horeca - paviljoens" is buiten het bouwvlak één gebouw ten behoeve van een paviljoen toegestaan met een maximale oppervlakte van 560 m2 en bestaande uit maximaal één bouwlaag.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad; en alsmede in verband met de loop van fiets- en voetgangersstromen binnen het bestemmingsvlak en naar de omgeving
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de fietsenstallingen om fietsverkeer op het maaiveld te voorkomen en de situering van de expeditie met het oog op het beperken van rijbewegingen;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • d. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • e. in verband met de verkeersveiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.2.2 onder a voor het plaatsen van een transparante kap en/of voor het plaatsen van windschermen met dien verstande dat de loopstromen niet mogen worden gehinderd;
  • b. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder c ten behoeve van een onderdoorgang die deels buiten het aanduidingsvlak van de bouwaanduiding “onderdoorgang” is gelegen, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van de onderdoorgang minimaal gelijk moet zijn aan de oppervlakte van het aanduidingsvlak van de bouwaanduiding “onderdoorgang” op de verbeelding;
    • 2. de vrije hoogte van de onderdoorgang minimaal 4,5 meter bedraagt;
    • 3. de onderdoorgang aan moet sluiten op de bestaande entree onder Stichthage door naar de stationshal
6.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • b. het totale gezamenlijk bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de in lid 6.1 onder c t/m h, k en l genoemde functies mag niet meer bedragen dan 42.165 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van detailhandel, mag niet meer bedragen dan 2.365 m2 en afzonderlijke units mogen niet groter zijn dan 200 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening mag niet meer bedragen dan 700 m2;
  • e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 965 m2;
  • f. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van cultuur en ontspanning mag niet meer bedragen dan 2.300 m2;
  • g. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van wonen mag niet meer bedragen dan 37.500 m2;
  • h. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoor mag niet meer bedragen dan 4.000 m2;

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 6.1 onder d en 6.5 onder a ten behoeve van zware horeca als bedoeld in de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca categorieën als opgenomen in bijlage Staat van horeca-categorieën van de regels, met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting plaats mag vinden van het woon- en leefmilieu;
  • b. artikel 6.5 onder c ten behoeve van het samenvoegen van units;

Artikel 7 Gemengd - 5

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. horeca in de categorie licht en middelzwaar van de Staat van horeca-categorieën;
  • e. kantoor;
  • f. openbaar vervoerstation met bijbehorende voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. spoorwegvoorzieningen, waaronder al dan niet ondergronds gelegen trein- en tramsporen met bovenleidingen, perrons en bijbehorende voorzieningen;
  • i. verkeersdoeleinden;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de maximale bouwhoogtes die op de verbeelding staan aangeduid;
  • b. ter plaatse van het maatvoeringsvlak voorzien van een maatvoeringsaanduiding met een maximum bebouwingspercentage én een maximum bouwhoogte op de verbeelding, mag, in uitzondering op het gestelde onder a, bebouwing worden opgericht tot de maximale bouwhoogte opgenomen in de maatvoeringsaanduiding, mits het bijbehorende maximale bebouwingspercentage niet wordt overschreden;
  • c. tot een hoogte van 15 meter mogen er binnen een strook van 6,50 meter gerekend uit het hart van het naast bij gelegen spoor, geen gebouwen worden opgericht' ;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder c en e mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - openbaar vervoerstation' gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van Randstadrail worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 25 meter;
  • e. beneden peil gelegen bebouwing mag uit niet meer dan vier lagen bestaan.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en/of vormgeving van gebouwen, met name ten aanzien van hierdoor optredende gevolgen voor wat betreft de bezonning en windhinder, alsmede in verband met de uitwerking ervan op de historische binnenstad;
  • b. de situering van in- en/of uitritten van de parkeergarage(s) en de situering van de expeditie met het oog op het beperken van verkeersstromen;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen;
  • d. voor een verantwoorde stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
  • e. in verband met de verkeersveiligheid.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. het tweede lid onder c waarbij ten aanzien van de in die regel opgenomen hoogte een geringere afstand tot de sporen kan worden aangehouden, mits de belangen van de spoorwegen zich daar niet tegen verzetten.
7.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. horeca is toegestaan in de categorieën licht en middelzwaar van de bij dit bestemmingsplan behorende staat van horeca-categorieën als opgenomen in Bijlage 1 Staat van horeca-categorieën van de regels;
  • b. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van horeca mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van kantoren mag niet meer bedragen dan 45.000 m2;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van dienstverlening mag niet meer bedragen dan 200 m2;

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, zoals parken, grasvelden, plantsoenen, gazons, plantvakken, bermen en bermsloten;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. fiets-, wandel- en ruiterpaden;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • d. "tunnel" (tu) tevens voor een tunnel ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer met in- en uitritten en bijbehorende voorzieningen;
  • e. "openbaar vervoer" (ov) tevens voor een openbaar vervoer verbinding/tramverbinding;
  • f. "nutsvoorziening" (nv) tevens voor nutsvoorzieningen, waaronder een ondergronds tractieonderstation;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, water en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van bebouwing ter plaatse van de functieaanduidingen "nutsvoorziening", een tunnel ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel" en het bepaalde in artikel 18, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de tunnel als bedoeld onder a bestaat uit maximaal 1 bouwlaag. Deze dient met uitzondering van in/en of uitritten, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en soortgelijke bouwwerken, beneden peil te liggen;
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. het gestelde onder a is niet van toepassing op de gronden met de specifieke bouwaanduiding "gedenkteken en of standbeeld"
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.1 onder b voor het realiseren van een tweede bouwlaag beneden peil ten behoeve van een tunnelbuis voor het openbaar vervoer met dien verstande dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke inpassing in de openbare ruimte.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijk, waaronder uitsluitend wordt begrepen:
    • 1. bibliotheek;
    • 2. gezondheidszorg;
    • 3. onderwijs;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • b. "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) tevens voor een viaduct ten behoeve van openbaar vervoer met dien verstande dat op dit viaduct uitsluitend gebruik voor railgebonden openbaar vervoer is toegestaan;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 9.3 en met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen alsmede horeca zoals nader omschreven in lid 9.3 onder b.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding “onderdoorgang” (ond) dient een onderdoorgang ter breedte van de aanduiding in stand te worden gehouden en mag geen bebouwing worden opgericht tot de onderkant van de vloer van de eerste verdieping;
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van de functie jeugd-/kinder-/naschoolseopvang mag niet meer bedragen dan 200 m²;
  • b. horeca is uitsluitend toegestaan als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit waarbij:
    • 1. de openingstijden van horeca gebonden zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
    • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.

Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad;
  • b. tramsporen en bijbehorende voorzieningen;
  • c. ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. openbaar vervoerstroken en bijbehorende voorzieningen;
  • e. parkeergarages;
  • f. spoorwegvoorzieningen, waaronder al dan niet ondergronds gelegen trein- en tramsporen met bovenleidingen, perrons en bijbehorende voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • i. voet- en fietspaden;
  • j. tunnels ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer met in- en uitritten en bijbehorende voorzieningen;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • a. "brug" (br) tevens voor een brug ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer;
  • b. "fietsenstalling", tevens voor een fietsenstalling;
  • c. "gemengd" tevens voor detailhandel, dienstverlening, horeca in de categoerie licht van de Staat van horeca-categorieën en gebouwde parkeervoorzieningen;
  • d. "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) tevens voor een viaduct ten behoeve van (gemotoriseerd) verkeer en openbaar vervoer;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van ondergronds gelegen trein- en tramsporen en tunnels, bebouwing ter plaatse van de functieaanduiding "fietsenstalling", bebouwing ter plaatse van de functieaanduiding "gemengd" en het bepaalde in artikel 18, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. daar waar dit op de verbeelding is aangegeven mag een viaduct met op- en afritten worden gebouwd. ter plaatse van de aanduiding voor een viaduct zijn op maaiveld in- en uitritten ten behoeve van al dan niet buiten het plangebied gelegen parkeergarages toegestaan. Tevens mogen gebouwen ten behoeve van de technische voorzieningen ten behoeve van een verkeerstunnel en ten behoeve van het openbaar vervoer worden gebouwd, waarbij de hoogte en oppervlakte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk de hoogte van de onderzijde van het viaduct en 400 m2 ;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - openbaar vervoer' gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van Randstadrail worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 25 meter;
  • d. ter plaatse van de functieaanduiding "gemengd" op de verbeelding mag de bouwhoogte niet hoger zijn dan de onderzijde van het viaduct;
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 11 Verkeer - Straat

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. openbaar vervoerstroken met de bijbehorende voorzieningen;
  • c. tramsporen met de bijbehorende voorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. tunnels ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer met in- en uitritten en bijbehorende voorzieningen;
  • g. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • h. "brug" (br) tevens voor een brug ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer;
  • i. "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) tevens voor een viaduct ten behoeve van openbaar vervoer met dien verstande dat op dit viaduct uitsluitend gebruik voor railgebonden openbaar vervoer is toegestaan;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van bebouwing ten behoeve van tunnels, en het bepaalde in artikel 18, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a is ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) bebouwing ten behoeve van een viaduct toegestaan;
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • b. in afwijking op het gestelde onder a zijn tevens luifels toegestaan ten behoeve van de bebouwing aan de Rijnstraat 50 met een minimale hoogte van 4.50 meter en een maximale diepte van 3.00 meter
11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 11.2.1 onder a ten behoeve van overkragende bebouwing ten behoeve van de functies parkeervoorzieningen en verkeersdoeleinden binnen de bestemming Gemengd-5, mits er wordt gebouwd binnen een afstand van 4 meter van de voor die bestemmingen geldende bebouwingsgrenzen, de maximale hoogte niet meer bedraagt dan 12 meter en er geen bebouwing wordt opgericht tot een hoogte van 6 meter boven maaiveld.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen beneden peil met inbegrip van expeditie en al dan niet boven peil gelegen in en/of uitritten;
  • c. toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken;
  • d. terrassen ten behoeve van de aangrenzende horeca binnen de bestemmingen Gemengd-1 en/of Gemengd-2;
  • e. tunnels ten behoeve van gemotoriseerd verkeer met in- en/of uitritten, een en ander met bijbehorende voorzieningen;

en ter plaatse van de functieaanduiding:

  • f. "specifieke vorm van verkeer - viaduct" (sv-vi) tevens voor een viaduct ten behoeve van openbaar vervoer met dien verstande dat op dit viaduct uitsluitend gebruik voor railgebonden openbaar vervoer is toegestaan;
  • g. "nutsvoorziening" (nv) tevens voor een nutsvoorziening;
  • h. "brug" (br) tevens voor een brug;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van bebouwing ter plaatse van de functieaanduiding "nutsvoorziening" en het bepaalde in artikel 18, geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de hoogte van de onder a bedoelde nutsvoorziening mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in uitzondering op het bepaalde onder a mag een gebouwde parkeervoorziening worden gebouwd met dien verstande dat deze uitsluitend beneden peil mag worden gebouwd en uit niet meer dan 4 lagen mag bestaan;
  • d. in uitzondering op het bepaalde onder a en b mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - openbaar vervoerstation' gebouwen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van Randstadrail worden gerealiseerd met een maximale hoogte van 25 meter;
12.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:
    • 1. voor terrasschermen 2 meter;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 meter;
  • b. ten behoeve van de bebouwing binnen de bestemming Gemengd-1 zijn luifels toegestaan met een minimale hoogte van 4.50 meter en een maximale diepte van 3 meter
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering van in- en uitritten, alsmede in- en uitgangen ten behoeve van de ondergrondse parkeervoorzieningen in verband met de inpassing in de stedelijke structuur en de inrichting van het openbaar gebied;
12.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 12.2.1 onder a voor het oprichten van luifels en voor de bouw van maximaal 1 kiosk met een maximum bouwhoogte van 5,5 meter en een maximum oppervlak van 35 m2 op het Anna van Buerenplein; bij de situering van de bebouwing dient er in elk geval voor te worden zorggedragen dat onbelemmerde loopstromen door en in het gebied niet worden aangetast;
  • b. artikel 12.2.1 onder b ten behoeve van het vergroten van beneden peil gelegen ondergrondse bebouwing met maximaal 1 laag;

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet- en fietspaden, groen, kademuren, kunstwerken en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • a. op de gronden mogen, met uitzondering van het bepaalde in artikel 18, geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een drinkwaterleiding;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 14.4 en met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Water' als bedoeld in artikel 14.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. artikel 14.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
14.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Indien de regels van de bestemming Leiding - Water strijdig zijn met de regels van de samenvallende enkelbestemmingen gelden in de eerste plaats de regels van onderhavige bestemming.
14.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor Leiding - Water bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
  • e. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • f. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
  • g. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
  • h. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • i. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • j. het aanleggen van drainage.
14.5.2 Uitzonderingen

De in artikel 14.5.1 genoemde verboden gelden niet:

  • a. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het normale beheer of onderhoud van de gronden;
  • b. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
  • c. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • d. voor graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
14.5.3 Beperkingen

De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:

  • a. geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
  • c. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Artikel 15 Waarde - Archeologie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting;

één en ander zoals nader bepaald in artikel 15.4.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in artikel 15.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 meter waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
15.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Indien de regels van de bestemming Waarde - Archeologie strijdig zijn met de regels van de samenvallende enkelbestemming(en) gelden in de eerste plaats de regels van onderhavige bestemming.
15.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Archeologie' bestemde gronden zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag afgegeven omgevingsvergunning de hieronder te noemen werkzaamheden of werken geen bouwwerken zijnde met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • b. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
15.5.2 Uitzonderingen

Het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
15.5.3 Nadere eisen
  • a. De aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 15.5.1 dient bij het indienen van de aanvraag vooraf schriftelijk advies in te winnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarden van het terrein, welke blijkens de aanvraag wordt verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het Rijksbeschermd stadsgezicht Malieveld, zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit van 27 november 1972 met de bijbehorende toelichting, als opgenomen in de bijlagen Aanwijzingsbesluit Rijksbeschermd Stadsgezicht Malieveld en Toelichting rijksbeschermd stadsgezicht Malieveld van de regels.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' als bedoeld in artikel 16.1 gelden de volgende regels:

  • a. het bouwen moet plaatsvinden met inachtneming van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 16.1;
  • b. indien het bouwen betrekking heeft op de uiterlijke verschijningsvorm van een bouwwerk dient voorafgaande aan het bouwen over de cultuurhistorische waarden als bedoeld in voornoemd aanwijzingsbesluit en de toelichting daarop, advies te worden ingewonnen bij de commissie als bedoeld in artikel 1, lid 9 van de Monumentenverordening Den Haag of een deskundig lid van die commissie;
  • c. het gestelde in voorafgaande subleden heeft, bij strijdigheid daarmee, voorrang op de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 18 en de algemene afwijkingsregels zoals opgenomen in artikel 20;
  • d. het bepaalde onder a geldt niet indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 17 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 18 Algemene bouwregels

  • a. De in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter , respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 meter boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 meter boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. de plaatsing van installaties voor mobiele telecommunicatie is toegestaan op gebouwen die als gemeentelijk-, provinciaal- of rijksmonument zijn aangewezen en/of zijn gelegen in een rijksbeschermd stadsgezicht, voor zover daarvoor een afwijking is verleend;
  • f. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • g. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen - zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een maximaal bruto-vloeroppervlak tot 15 m2, zijn toegestaan met dien verstande dat deze geen hinder mogen veroorzaken voor de verkeers- en vervoersstromen;
  • h. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 meter en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • i. bouwwerken geen gebouwen zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het betreft:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
    • 2. bovenleidingen met bijbehorende draagconstructies of seinpalen;
  • j. een speeltoestel, waarvan de hoogte, gemeten vanaf de voet, niet meer dan 4 meter bedraagt is toegestaan;
  • k. straatmeubilair is toegestaan;
  • l. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
  • m. het is verboden een bestaande woning bouwkundig te splitsen tot twee of meer zelfstandige woningen.

Artikel 19 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ingeval geen sprake is van een uitbreiding van een bestaande woning zoals omschreven in de d.d. 3 maart 2016 vastgestelde wijzigingen/aanvullingen op de nota parkeernormen Den Haag volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in bijlage Nota Parkeernormen Den Haag en Bijlage 5 Inlegvel met parkeernormen van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. het gestelde onder b is niet van toepassing op de gronden met de bestemming F, aangezien deze gronden zijn aangewezen als 'uitzonderlijk gebied' als bedoeld in paragraaf 4.3.1 van de Nota Parkeernormen;
  • d. tenzij in de regels anders is bepaald, is een webshop alleen toegestaan mits geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • e. ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Verordening straathandel Den Haag 2017 toegestaan ;
  • f. speeltoestellen zijn toegestaan.

Artikel 20 Algemene afwijkingsregels

20.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentages met maximaal 10% mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken, bouw- en functieaanduidingen en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 meter;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximum oppervlakte van 30 m2 met dien verstande dat deze geen hinder mogen veroorzaken voor de verkeers- en vervoersstromen.
  • e. speeltoestellen met een hogere hoogte dan bepaald in artikel 18 onder j.
  • f. het bepaalde in artikel 18 onder m onder de voorwaarde dat:

a. er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu plaatsvindt;

b. het woonoppervlak van elke uit de bouwkundige splitsing ontstane woning ten minste 40 m2 bedraagt;

c. elke zelfstandige woning die als gevolg van de bouwkundige splitsing ontstaat, dient één volledige bouwlaag danwel meerdere volledige bouwlagen te omvatten.

20.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • g. de vestiging van een bed & breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • h. de vestiging of uitbreiding van een seksinrichting indien:
    • 1. bij concentratie of verplaatsing er geen uitbreiding van de brutovloeroppervlakte plaatsvindt;
    • 2. het verlenen van de afwijking geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen tot gevolg mag hebben;
    • 3. vooraf over het voornemen tot het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid advies wordt ingewonnen bij de ambtelijke toetsingscommissie horeca;
  • i. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de bijlage van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw.

Met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • j. het bepaalde in artikel 19 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
20.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. een antenne-installatie met bijbehorend opstelpunt ten behoeve van de mobiele communicatie door hulpverleningsdiensten;
  • c. sirenes ten behoeve van het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten of dreiging daarvan, alsmede de daarbij behorende bevestigingsconstructies;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclameobjecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • e. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het wegverkeer zoals snellaadstations.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

21.1 Wijzigen Waarde - Archeologie

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de van dit plan deel uitmakende geometrisch bepaalde vlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie te wijzigen door middel van het laten vervallen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie één en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. voordat burgemeester en wethouders overgaan tot wijziging, dient de procedure zoals opgenomen in artikel 22.1 te worden gevolgd.

21.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in de bestemming Verblijfsgebied, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet resulteren in een onevenredige aantasting van de zich daar bevindende flora en fauna;
  • c. bij het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in dit artikel dienen de procedureregels zoals omschreven in artikel 22.1 te worden gevolgd.
21.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat de functies wonen, hotel en onderwijs mogen worden toegevoegd, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en gebouwen;
  • b. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient, ingeval sprake is van het toevoegen van gevoelige functies, een procedure hogere grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder te worden doorlopen;
  • c. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van wonen mag niet meer bedragen dan 21.500 m2 bvo;
  • d. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van hotel mag niet meer bedragen dan 6000 m2 bvo;
  • e. het totale bruto-vloeroppervlak ten behoeve van onderwijs mag niet meer bedragen dan 10.500 m2 bvo;
  • f. bij het gebruikmaken van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in dit artikel dienen de procedureregels zoals omschreven in artikel 22.1 te worden gevolgd.
21.4 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden, ter plaatse van de aanduiding Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3', met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen in die zin dat er een paviljoen mag worden gerealiseerd met de functies horeca in de categorie licht van de Staat van horeca-categorieën en dienstverlening, een en ander met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van het paviljoen mag niet meer dan 120 m2 bedragen;
  • b. de hoogte van het paviljoen mag niet meer dan één bouwlaag bedragen;
  • c. maximaal 70% van de oppervlakte van het paviljoen mag gebruikt worden ten behoeve van de functie horeca in de categore licht;
  • d. bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient rekening te worden gehouden met de reeds aanwezige nutsvoorzieningen.

Artikel 22 Algemene procedureregels

22.1 Algemene wijzigings- en uitwerkingsregels
  • a. Het ontwerp van het plan tot wijziging en/of uitwerking ligt gedurende zes weken ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in het "Gemeenteblad" dat door de gemeente wordt uitgegeven (zie: www.denhaag.nl) en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de onder a. genoemde termijn mondeling of schriftelijk bij burgemeester en wethouders zienswijzen kenbaar te maken tegen het ontwerp;
  • d. burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na afloop van de termijn van de terinzagelegging omtrent de vaststelling van het wijzigings- en/of uitwerkingsplan.

Artikel 23 Overige regels

  • a. Indien in de regels van dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen betreft het wetten, wetsbepalingen, algemene maatregelen van bestuur of verordeningen zoals deze luiden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.
  • b. Indien ingevolge dit plan hogere grenswaarden (Wgh) zijn vastgesteld, dient te worden voldaan aan het Haags ontheffingenbeleid en de daarin opgenomen voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid onder 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
24.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het tweede lid onder 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het tweede lid onder 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het tweede lid onder 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Den Haag Centraal e.o..