direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Het plangebied ligt in het Erasmusveld. In 2008 is het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone door de gemeenteraad vastgesteld. Voor de locatie waarop dit initiatief (Haags Buiten) betrekking heeft is daarin woningbouwontwikkeling voorzien in de vorm van een stedenbouwkundig en landschappelijk uitgewerkt duurzaam en ecologisch woonklimaat evenals de aanleg van een (deel van) de ecologische verbindingszone. Het te ontwikkelen woongebied dat zowel gestapelde als grondgebonden woningen en minimaal 250 en maximaal 300 woningen zal tellen wordt betrokken bij het Wateringse Veld.

Ruim 10 jaar geleden is het particulier volkstuinencomplex 'De Haagse Lente' opgeheven. Sindsdien ligt het terrein braak. In april 2016 echter was er nog geen duidelijkheid over de uitvoerbaarheid van deze ruimtelijke ontwikkeling. Begin 2017 is deze duidelijkheid alsnog verkregen. Voor dit plangebied is daartoe een anterieure overeenkomst (artikel 6.12.2.a Wro) met een projectontwikkelaar gesloten.

Haags Buiten maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk en past niet binnen het vigerende bestemmingsplan 'Wateringse Veld Noord'. Gelet daarop wordt er een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) is:

  • 1. de bestemming ter plaatse van het voormalige volkstuinencomplex en het gemengde terrein te wijzigen om de beoogde woonwijk en de aanleg van de ecologische verbindingszone mogelijk en uitvoerbaar te maken;
  • 2. daarbij relevante feiten en af te wegen belangen te verkennen, deze belangen af te wegen en er voor te zorgen dat eventuele de nadelige gevolgen niet onevenredig zijn en
  • 3. daarbij een goede verhouding aan te brengen met de aangrenzende bestaande ruimtelijke structuur en haar juridisch-planologisch regeling.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied beslaat het voormalige volkstuinencomplex 'De Haagse Lente' en het naastgelegen geruimde terrein voor gemengde functies is. Het beslaat de kadastrale percelen: Gemeente 's-Gravenhage AX, Sectie AX, nummers 3202, 3204, 3631, 3632, 3408, 9391, 9392, 9393 en 648 en kent een oppervlakte van ongeveer 5,25 hectares.

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Erasmusweg, aan de oostzijde door de Polanenhof, aan de zuidzijde door de Carry van Bruggenhof en aan de westzijde door de Leyweg. Zie afbeelding 1.1 voor de luchtfoto van het plangebied en afbeelding 1.2 voor de ligging van het plangebied in Den Haag. Het maakt deel uit van het stadsdeel Escamp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0001.png"

Afbeelding 1.1: luchtfoto van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0002.png"

Afbeelding 1.2: ligging van het plangebied in Den Haag

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt in bestemmingsplan 'Wateringse Veld - Noord' (vastgesteld op 14 april 2016). Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan deels de bestemming "Gemengd- 4" - beige gekleurd (met dubbelbestemming Waarde - archeologie), deels de bestemming "Recreatie-Volkstuin" - lichtgroen gekleurd - en deels de bestemming "Water" - lichtblauw gekleurd. De eerste twee bestemmingsvlakken kennen ook de dubbelbestemming "Waarde - archeologie" - aangegeven met een raster van kruisjes. Rond de bestemming "Water" ligt in de twee bestemmingsvlakken ook de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" - aangegeven met parallel lopende gekartelde lijnen.

De gronden met de bestemming "Gemengd- 4" zijn (onder andere) bestemd voor wonen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden en zijn niet hoger dan 10 meter. Binnen het noordelijke bouwvlak mag de hoogte maximaal 25 meter zijn (tot een oppervlakte van 500m2).

De gronden met de bestemming "Recreatie - volkstuinen" zijn bestemd voor volkstuinen. Er is één verenigingsgebouw toegestaan en per tuinperceel is één hobbykas en één tuinhuis toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0003.png"

Afbeelding 1.3: Uitsnede vigerend bestemmingsplan Wateringse Veld Noord ter plaatse van het plangebied

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 Inleiding is de aanleiding voor het opstellen van het bestemmingsplan voor het plangebied aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 Beleidskaders en 4 Wet en Regelgeving een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 Beleidskaders bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving ten aanzien van de milieukwaliteitseisen.

Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5 Planbeschrijving, is aan de hand van toetsing aangegeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de te ontwikkelen situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven.

Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid ingegaan.

In hoofdstuk 7 Overleg en inspraak wordt verslag gedaan van het overleg en de inspraak.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Den Haag in het zogenaamde Erasmusveld. Tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw was er sprake van agrarisch gebied. Boerderijen met erfbeplanting, sloten en weilanden waren de belangrijkste elementen in het landschapsbeeld.

Pas in de jaren vijftig veranderde de agrarische polder in een stedelijk gebied. Binnen een stedenbouwkundige hoofdopzet van architect en stedenbouwer Dudok werd Den Haag Zuidwest gerealiseerd, een grote naoorlogse stadsuitbreiding, waaronder de uitbreidingswijk Morgenstond en de Erasmusweg. Tot in de jaren negentig markeerde de Erasmusweg de rand van de stad en de gemeentegrens. Met uitzondering van Moerwijk-zuid bleef het gebied ten zuiden van de Erasmusweg onbebouwd. Wel zijn er in dit gebied typische stadsrandfuncties ontstaan, zoals volkstuinen en sportvelden.

In de jaren negentig is begonnen met de bouw van een nieuwe grote stadsuitbreiding aan de zuidwestkant van Den Haag, de VINEX-wijk Wateringse Veld. De voormalige stadsrandzone Erasmusveld, is onderdeel geworden van het stedelijk gebied en markeert de overgang tussen Den Haag Zuidwest en Wateringse Veld

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.


In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

De structuur van de stad Den Haag wordt bepaald door de natuurlijke ligging van strandwallen en veenkommen, ongeveer evenwijdig aan de kustlijn. Het plan Haags Buiten ligt aan de zuidzijde van de Erasmusweg, een van oorsprong doorgaande route, volgend aan deze structuur. Het gebied Erasmusveld-Leyweg is lange tijd agrarisch gebied gebleven. Na de tweede Wereldoorlog is het stadsdeel ontwikkeld. De verkavelingsrichting in het stadsdeel volgen de oorspronkelijke verkaveling van het agrarische landschap. Bovendien zijn er twee boerenhoeves met erfbeplanting aanwezig en fragmenten van een oude diagonale route door het gebied. Vanaf de Noordweg waren er lange oprijlanen naar de boerderijen. De oprijlanen en de diagonale route vormden samen een fijnmazig routenetwerk door het Erasmusveld. Na 1850 is de diagonale lijn verdwenen, en kon het gebied alleen nog worden ervaren vanaf de hoofdwegen die het gebied doorsnijden. In het plangebied zijn geen monumenten of belangrijke cultuurhistorische waarden aanwezig. Alleen de buitenlijnen van het gebied, zoals het water aan Erasmusweg, zijn sporen die volgen aan de oorspronkelijke structuur.

2.3.1.1 Beplanting

Het plangebied bestond uit een sterk verruigd terrein met veel dichte opslag van houtachtige beplanting. Het terrein is opgeschoond waarbij alleen de bomen met een omtrek van meer dan 30 cm zijn blijven staan.

Binnen het plangebied staan geen monumentale bomen.

2.3.1.2 Beschermd stadsgezicht

Het plangebied maakt geen onderdeel van een Rijksbeschermd of gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

2.3.1.3 Gebouwde monumenten

In het plangebied zijn geen gebouwde monumenten aanwezig.

2.3.1.4 Karakteristieke gebouwen

In het plangebied zijn geen karakteristieke gebouwen aanwezig.

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 Bekende geologische en archeologische gegevens

Het bestemmingsplangebied Haags Buiten ligt volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in een gebied met een grote variatie in bodemopbouw. Van oorsprong gaat het om een strandwallenlandschap, dat vanaf circa 5000 voor Christus vorm kreeg door het ontstaan van zandruggen parallel aan de kustlijn. Tussen de strandwallen was sprake van laaggelegen gebied waar het drassig bleef en zich in de loop der tijd veen kon ontwikkelen. Een doorbraak van de zee vanuit de Maasmond in het eerste millennium voor Christus zorgde voor een krekensysteem (het Gantelsysteem) dat het gebied ontwaterde, en ook geregeld klei afzette over uitgestrekte delen van het landschap.

Volgens de geologische kaart ligt aan de noordwestkant van het plangebied een diepe, met klei opgevulde geul van het Gantelsysteem. De zuidoostkant van het plangebied kent mogelijk een bodemopbouw, waarbij het veenpakket ontbreekt en Gantelklei direct op oudere afzettingen ligt. Direct ten zuiden van het plangebied ligt de strandwal van Rijswijk - Voorburg, met daarop (lage) duinen.

Zowel de strandwallen als de hogere delen van het Gantelsysteem hebben in zijn algemeenheid een hoge archeologische verwachting. Op die plekken zijn in Den Haag en ook in het Erasmusveld resten van menselijke activiteiten aangetroffen. Op de strandwal ten zuiden van het plangebied Haags Buiten beginnen deze activiteiten in het laat neolithicum. Langs de Noordweg en bij de Rhijenhof zijn sporen en vondsten opgegraven uit de periode laat neolithicum - ijzertijd. Direct ten zuiden van het plangebied zijn ter hoogte van de Carry van Bruggenhof resten aangetroffen uit de periode Romeinse tijd en late middeleeuwen tot en met nieuwe tijd. Op basis van eerder archeologisch onderzoek is duidelijk dat de Gantelafzettingen in de directe omgeving van het plangebied worden bewoond vanaf de ijzertijd.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Algemeen

De voormalige stadsrandzone Erasmusveld manifesteert zich als een tussenzone tussen de planmatig aangelegde stadsuitbreidingen Wateringse Veld en Den Haag Zuidwest. Heel anders dan deze stadsuitbreidingen heeft het Erasmusveld een informele sfeer en karakteristieke, zeer afwisselende vormen van grondgebruik. Het onderscheidende karakter van het Erasmusveld ligt voor de hand, gezien de verschillen in bodemopbouw. In het Erasmusveld bestaat de bodem uit een restant van een oude strandwal (met lage duinen). Dit is een relatief hoger gelegen deel van het landschap. Ten noorden van de Erasmusweg (Den Haag Zuidwest) ligt een zeekleipakket. De kreekrug bepaalde ook de grens tussen twee polders, de Eshofpolder en de Wippolder. De Erasmusweg ligt op de plek van de oude kreek en markeert nog steeds de sprong in landschapstype. Dit is goed ervaarbaar in de hoekverdraaiing tussen de overheersende verkavelingsrichtingen aan weerszijden van de Erasmusweg.

2.4.2 Stedenbouwkundige structuur

Het Erasmusveld is een voormalige stadsrandzone. Dit is af te lezen aan het gevarieerde grondgebruik met een mix van vooral extensieve functies, zoals sportvelden, volkstuinencomplexen, het reinwaterbekken van Dunea, de aanwezigheid van enkele uiteenlopende bedrijven en van oudsher aanwezige functies zoals de oude boerenhoeves en de lintbebouwing langs de Noordweg. Dat leidt tot een enigszins rommelige, maar ook charmante aanblik die kenmerkend is voor plekken aan de rand van de stad. Door het gebrek aan een fijnmazig netwerk van routes door het gebied kan het gebied, met uitzondering van de primaire gebruikers van het gebied, alleen vanaf de hoofdwegen worden ervaren.

2.4.2.1 Ruimtelijke opbouw plangebied

Het plangebied heeft in het verleden een tuinbouw- en recreatiebestemming gehad en ligt nu braak. De totale oppervlakte bedraagt volgens het Kadaster 5,25 hectares. Het terrein is aan alle zijden omgeven door watergangen. Vanaf de noordelijk aangrenzende watergang lopen twee dwarssloten in zuidelijke richting.

2.4.2.2 Ruimtelijk opbouw omgeving plangebied

Het plangebied is gelegen op de hoek Leyweg en de Erasmusweg in de wijk Wateringse Veld. Ten zuiden van het projectgebied zijn woningen (Carry van Bruggenhof) en sportvelden (met verlichting) aanwezig. In het noorden grenst het plangebied aan de Erasmusweg. Aan de overzijde van deze weg staan appartementengebouwen. Op de hoek Erasmusweg - Leyweg staat een motorbrandstoffenverkooppunt.

Ten oosten van het plangebied staan twee zorgcentra (WZH-Waterhof en WZH- De Strijp). Ten westen van het plangebied staat een voormalige gashouder (nu in gebruik als reservoir voor het drinkwaterleidingnet) en een braakliggend terrein ter plaatse van een voormalig woonwagenkamp.

2.4.3 Verkeer en infrastructuur

Vanaf de noordelijk aangrenzende watergang lopen twee dwarssloten in zuidelijke richting. Evenwijdig aan de dwarsloten lopen enkele betonpaden. Het terreindeel tussen de Leyweg en de westelijke dwarssloot is voor een groot deel verhard met asfalt en beton. Voorheen stonden hier twee woningen, enkele garageboxen en een feestzaal.

Ten westen en ten noorden van de locatie lopen openbare wegen, respectievelijk de Leyweg en de Erasmusweg. Het plangebied zelf wordt via één uitrit ontsloten op de Leyweg.

In de directe omgeving halteert lijn 37 van Connexxion op de Erasmusweg en op enige afstand lijn 16 op de Erasmusweg halte Hardenbroekstraat. Buslijn 23 halteert op de Loevesteinlaan, halte Cannenburglaan.'

2.4.4 Groene waarden

Het plangebied was in het verleden grotendeels in gebruik als particulier volkstuinencomplex en voor wat gemengde functies. Nadat het complex opgeheven werd is het niet of nauwelijks beheerd. De aanwezige opstallen zijn in verval geraakt en het terrein is verruigd. Na verkoop van het terrein zijn de opstallen verwijderd en onlangs is de verruigde vegetatie verwijderd. De afstand van het plangebied tot een gebied dat is aangewezen tot Natura2000-bedraagt 5 kilometer. In de algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Binnen het plangebied bevinden zich geen monumentale bomen.  

2.4.5 Waterhuishouding

In en om het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. Aan de zijde van de Erasmusweg betreft het een boezemwatergang met -0,40 NAP en verder enkele sloten met peilen van -1,15 NAP en -1,43 NAP (bron: Geoweb). De watergangen zijn in de Legger opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0004.png"

Afbeelding 2.1: De Legger Wateren in het plangebied

De boezemwatergang heeft 2 dwarssloten die het plangebied insteken.
De watergangen aan de noord- en westzijde zijn eigendom van het Hoogheemraadschap van Delfland (verder HHD). De watergang aan zuidzijde is eigendom van de gemeente 's-Gravenhage. De watergang aan de oostzijde hoort voor ongeveer de helft bij perceel 2651 en voor het overige deel bij de oostelijk aangrenzende buurpercelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0005.png"

Afbeelding 2.2: Boezem (oranje, oude situatie)- en polderkade (groen) met kern- en beschermingszones

Kruinhoogte NAP+0,1 m, kruinbreedte 2,0 m, binnenbeloop 1:3, talud buitenzijde 1:2 onder water, 1:1 boven water.

Veiligheid en waterkeringen

Om het water aan de noordzijde van het plangebied (boezemwater) en om de inhammen liggen regionale waterkeringen, boezemkaden. De keringen beschermen de Eshofpolder van het water in de boezem. Het betreft kadevaknummer 51 om de Eshofpolder. Op basis van de legger moet de kruinhoogte tenminste NAP+0,1 m zijn. De kades zijn geen veendijken zoals bedoeld in de 'Beleidsregel Veendijken'.

Gegeven het leggerprofiel 41 die geldig is voor dit kadevak is de breedte van het waterstaatswerk vanaf de (nieuwe) waterlijn van de boezem 9,86 meter. Deze zone moet worden vrijgehouden van bebouwing en beplanting. De kade heeft een beschermingszone van 15 meter breed aan weerszijden van de kernzone.

Ten zuiden van het plangebied ligt een polderkade, opgenomen op de “Legger binnenwaterkeringen, landscheidingen, boezemkaden, polderkaden en waterscheidingen”. De kade heeft een beschermingszone van 15 meter breed aan weerszijden van de kernzone. De ontwikkeling ligt buiten de invloedssfeer van de polderkade.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De huidige waterbodems in het plangebied zijn verontreinigd.

Onderhoud oppervlaktewateren

Het onderhoud van de watergangen in en rond het plangebied is in de huidige situatie als volgt.

  Gewoon onderhoud (maaien)   Buitengewoon onderhoud (baggeren herprofileren)  
Boezemwatergang Erasmusweg   HHD   HHD  
Inprikkers boezem in plangebied   Gemeente   HHD  
Watergang west, zuid en oostgrens   Gemeente   Gemeente  

Tabel 2.1 Onderhoud oppervlaktewateren

Uit de watersysteemanalyse blijkt dat watergangen moeilijk op diepte te houden zijn door bladval.

Waterkwantiteit

Het plangebied ligt in stedelijk gebied, in de Eshofpolder. Polders zijn lager gelegen gebieden die het water via gemalen afvoeren naar de boezem, die een hoger peil heeft. Bij droogte kan ook water vanuit de boezem of de Wippolder worden ingelaten. Het plangebied wordt geheel omgeven door water.

  • Aan de zijde van de Erasmusweg ligt een boezemwatergang, onderdeel van de oostboezem, met een jaarrond peil van NAP-0,43 m. Omdat de boezemkade strak om deze watergang heen ligt, bevindt zich in het plangebied nauwelijks boezemland;
  • De polderwatergang aan de westzijde heeft een peil van NAP-1,43 m;
  • De polderwatergangen aan de oost en zuidzijde hebben een peil van NAP-1,15 m. Grotendeels valt het plangebied in dit peilvak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0006.png"

Afbeelding 2.3: Huidige peilen in het plangebied


Deze peilniveaus zijn gebaseerd op informatie van Geoweb (HHD). De daadwerkelijke peilniveaus dienen op locatie te worden nagemeten. De afvoerrichting is vanaf de oostelijke, via de zuidelijke naar de westelijke watergang. Vanaf daar komt het in het hoofdpeilvak van de Eshofpolder (NAP-1,75 m) en wordt het uitgemalen naar de boezem bij gemaal Eshofpolder. Gemaal Eshofpolder ligt ten noorden van de Erasmusweg ter hoogte van de Loevesteinlaan. In de bijlage is een afbeelding van de Legger Wateren opgenomen met de status van het water, de onderhoudsplichten en de minimale leggerdiepten. In afbeelding 2.3 is een afbeelding met de peilvakken en peilen opgenomen.


Uit de 'waterbergingsvisie Eshofpolder' uit 2006 blijkt dat de polder een bergingsopgave heeft om aan de norm voor wateroverlast te voldoen (325 m³/ha). Toen is bepaald dat een peilstijging van 0,6 m in hoogwatersituaties mogelijk is zonder wateroverlast. Daarbij zou nog 1 hectare extra oppervlaktewater moeten worden gerealiseerd om aan de norm te voldoen en technische maatregelen om overlast bij laaggelegen woningen tegen te gaan. Aangezien het peil in het plangebied een stuk hoger ligt dan het peil in het hoofdpeilvak van de polder, is de toelaatbare peilstijging in het plangebied maar 0,3 meter volgens het Hoogheemraadschap Tot dit niveau blijven bestaande gronden en bebouwing in hetzelfde peilvak (zoals het naastgelegen Polanenhof en de Carry van Bruggenhof) droog. Uit de 'watersysteemanalyse Eshofpolder' (2015) blijkt dat veel krappe duikers de doorgang naar gemaal Eshofpolder belemmeren. Voor het plangebied geldt geen aanvullende bergingsopgave.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0007.png"

Afbeelding 2.4 Waterkaart uit Waterbergingsvisie Eshofpolder. Het plangebied is rood omcirkeld.

Uit het In het Waterbeheerplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap' van het Hoogheemraadschap van Delfland blijkt dat Delflands boezem op orde is wat betreft de kans op wateroverlast. De toelaatbare peilstijging bij hoogwater is 0,4 meter.

Het polderwatersysteem is nogal ingewikkeld.


Grondwater en ontwatering

Volgens de bodemkaart bestaat de bodem uit klei, getypeerd als warmoezerijgrond (door mens beïnvloed, volkstuinen/groentekweek). Op www.grondwaterindenhaag.nl is het grondwatermeetnet met de meetdata te vinden. Ten zuiden van het plangebied aan de Carry van Bruggenhof ligt een peilbuis die sinds begin 2012 wordt bemeten. De freatische grondwaterstand fluctueert op die locatie tussen NAP-1,1 en NAP-0,8 m. Echter, deze peilbuis wordt omringd door poldersloten, terwijl de grondwaterstand in het plangebied ook wordt beïnvloed door de hoger gelegen boezem. Ter vergelijking is ook naar peilbuis aan de Beverweerdstraat gekeken, die net als het plangebied meer wordt beïnvloed door de boezem. De freatische grondwaterstand fluctueert hier tussen NAP-1,2 m en NAP-0,6 m. De huidige maaiveldhoogte in het plangebied varieert tussen de NAP-0,4 en NAP+0,3 m en ligt gemiddeld iets onder NAP. De drooglegging is dus circa 0,8 meter. Het plangebied ligt gemiddeld lager dan de omliggende terreinen. Het huidige plangebied is niet goed geschikt voor infiltratie.


Afvalwater en riolering

In de huidige situatie is het plangebied niet gerioleerd. Volgens het GRP valt het plangebied binnen rioleringsgebied Wateringseveld hoog. Wateringseveld is voorzien van gescheiden riolering. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is een gescheiden rioolstelsel verplicht. Hierbij wordt alleen huishoudelijk afvalwater via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (hier Harnaschpolder). Schoon hemelwater wordt direct afgevoerd op oppervlaktewater. Om de waterkwaliteit te beschermen wordt een afkoppelbeslisboom gevolgd.

Ten noorden van het plangebied ligt rioolgebied Leyweg, wat hoofdzakelijk gemengd gerioleerd is.

De Eshofpolder waarin het plangebied ligt, is met een ruime aanwezigheid van oppervlaktewater (6%) goed geschikt voor het afkoppelen van hemelwater van de riolering (bron: Toekomstbestendig Haags Water).

2.4.6 Milieukwaliteit van de bodem

Het plangebied Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) heeft een oppervlakte van ongeveer 5,25 hectare. De locatie is achtereenvolgens gebruikt als weiland, (glas)tuinbouwgrond en als recreatieterrein. Sinds 2012 ligt het terrein braak.

Op basis van het (voormalige) slotenpatroon is de locatie verdeeld in vier ongeveer even brede stroken, die van west naar oost genummerd zijn van 1 t/m 4 (zie afbeelding 2.3).

 afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0008.png"

Afbeelding 2.3: voormalig slotenpatroon plangebied Haags Buiten

Het terrein wordt geheel omringd door sloten. Ook op de locatie zelf liggen twee sloten, die in verbinding staan met de noordelijke sloot. De enige toegangsweg tot het terrein loopt aan de westzijde vanaf de Leyweg via een gronddam. Op de locatie liggen enkele verhardingen. Op het noordelijke deel van strook 1 ligt nog een asfaltverharding. Op de stroken 2 tot en met 4 liggen nog enkele betonplaten.

Omdat het terrein lang braak heeft gelegen is het sterk begroeid geraakt met onkruid, struiken en jonge boompjes. Strook 1 en het zuiden van stroken 2 t/m 4 zijn recentelijk ontdaan van begroeiing. Op de grens van stroken 1 en 2, aan de zuidkant, ligt een depot slooppuin. Vermoedelijk is dit puin afkomstig van de voormalige woningen en feestzaal op strook 1. Op de stroken 2 en 3 zijn op veel plaatsen de resten te zien van de voormalige tuinhuisjes. Door verwaaiing is een deel van het sloopafval verspreid over het terrein. Op strook 1 is incidenteel grof vuil gestort. Op het noordoostelijke terreindeel is incidenteel asbestverdacht materiaal op het maaiveld aangetroffen.

In de periode 1995 tot 2012 zijn op het terrein vier bodemonderzoeken uitgevoerd;

  • rapport 'Bodemonderzoek Leyweg 1580/1582/1586 Den Haag', Grontmij, kenmerk 95/0547/RK van maart 1995;
  • rapport 'Nader bodemonderzoek Leyweg 1580/1582/1586 Den Haag', Ingenieursbureau Wateringseveld, kenmerk WAT 998.001 van 3 mei 1999;
  • rapport 'Verkennend bodemonderzoek locatie aan de Carry van Bruggenhof'; Lankelma, kenmerk 63395 van 31 augustus 2010;
  • rapport '(nader) milieukundig asbest- en (water)bodemonderzoek op het terrein aan de Leyweg/ Erasmusweg te Den Haag; Van der Helm Milieubeheer, kenmerk KODE110245 van 20 januari 2012.

Daarnaast is in opdracht van Haags Buiten B.V. door Hofstede cs milieuadviseurs ten behoeve van de woningbouwontwikkeling het Bodemsaneringsplan opgesteld. Dit document vormt bijlage 19 bij deze toelichting.

In dit laatste document is het volgende over de bodem van het plangebied opgenomen:

  • De bodem in de watergangen op- en rondom de locatie is sterk verontreinigd met zware metalen en/of polycyclische aromatische koolwaterstoffen (verder PAK) en polychloorbifenylen (verder PCB);
  • Op het gehele terrein komt een zandige ophooglaag voor met een lichte- tot sterke bijmenging met kolengruis, stintsels en puin. Deze laag is matig- tot sterk belast met zware metalen, PAK en plaatselijk met chloorhoudende bestrijdingsmiddelen (verder OCB);
  • Plaatselijk ligt op het maaiveld asbesthoudende plaat. In de ophooglaag, is voor zover onderzocht, geen asbest aanwezig in gehalten boven de interventiewaarde. Ter plaatse van de asfalt- en betonverhardingen op het westelijk terreindeel is nog geen onderzoek gedaan naar asbest in de grond;
  • Ter plaatse van de voormalige feestzaal is in de bodem plaatselijk een olievervuiling met geringe omvang aanwezig, het is geen 'ernstig geval';
  • Het grondwater is niet- of hooguit licht verontreinigd.

Alle verontreinigingen zijn ontstaan voor 1987 en te beschouwen als 'historisch'.

In het verleden lag het oude maaiveldniveau op ongeveer NAP -1 meter. Per saldo is het terrein ongeveer 0,6 tot 1,2 meter opgehoogd. Het oude maaiveldniveau is in boorprofielen te herkennen als een klei/ veenlaag. De bovenkant daarvan ligt op 0,5 tot 1,7 meter beneden maaiveld. De ophooglaag is plaatselijk iets dikker als gevolg van twee zaken:

  • Na de ophoging met zand is de ondergrond, vooral waar deze veen bevatte, plaatselijk wat ingeklonken;
  • In het verleden liepen er meer dwarssloten over het terrein, die bij de ophoging ook met zandig materiaal zijn gedempt.


De dikte van de zandige ophooglaag is sterk gecorreleerd aan het huidige maaiveldniveau. Op het relatief lagere, westelijke terreindeel is de ophooglaag ongeveer 1 meter dik. Op het overige terreindeel varieert de laagdikte van 1,0 tot 1,5 meter.

Voor wat betreft de verontreinigingsgraad kan onderscheid gemaakt worden tussen twee terreindelen. Op het terrein rondom de voormalige woningen en feestzaal (circa 6.600 m2) is de ophooglaag in het algemeen licht tot matig belast. Op het overige terrein is de ophooglaag in het algemeen sterk belast. In het verleden is bij diepe grondbewerking de verontreinigde ophooglaag gemengd geraakt met het bovenste deel van het oorspronkelijke klei/ veen-pakket. In verticale richting ligt de ondergrens van de verontreiniging (achtergrondwaardecontour) daarom op 2 tot 2,5 meter diepte. De sterke verontreiniging is qua diepte echter beperkt tot de zandige ophooglaag: op het meest oostelijke terreindeel worden beneden 1 meter nog sterke gehalten gemeten, maar op het grootste deel van de locatie is beneden 1 meter diepte enkel nog sprak van lichte verontreiniging.

Vanwege de voorgenomen woningbouwontwikkeling van het terrein en de bodemverontreiniging die eerder op de locatie is aangetroffen is in opdracht van ABB Ontwikkeling B.V. aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd. In deze paragraaf worden de resultaten en conclusies van dit onderzoek weergegeven. Het volledige onderzoek is als bijlage bij deze toelichting opgenomen, zie 19 Milieukwaliteit van de bodem 1.

Op basis van dit onderzoek wordt uitgegaan van matige- tot sterke verontreiniging in gedempte sloten op de volgende locaties:

  • het noordelijke deel van strook 1;
  • het verlengde van de bestaande watergang tussen de stroken 1 en 2;
  • op strook twee in het tracé van boringen 106, 2004 en 2007 (zie afbeelding 4.4 voor de ligging van deze boringen);
  • het verlengde van de bestaande watergang tussen de stroken 3 en 4 (boring 2008).

Ter plaatse van de gedempte sloten ontbreekt de licht belaste kleilaag van Duinkerke I en komt matig- tot sterk verontreinigd dempingsmateriaal en/ of begraven slib voor tot op 2,0 a 2,5 meter diepte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0009.png"

Afbeelding 2.4: Boringen 106, 2004, 2007 en 2008

Er zijn twee gevallen van ernstige bodemvervuiling in het plangebied bekend. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m³ vaste bodem en/of 100 m³ grondwater (bodemvolume).

Het eerste geval betrof een verontreiniging met een olieproduct in grond en grondwater ter plaatse van het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Leyweg 1486 (locatiecode AA051804625). Dit geval is volledig gesaneerd. Het tweede geval beslaat het grootste deel van het plangebied en betreft het geval Leyweg 1580 - 1586 (locatiecode AA051804625). Hier is sprake van en diffuse verontreiniging met zware metalen , minerale olie en/of PAK van land- en waterbodem. In de beschikking van 11 september 2017 (met kenmerk ODH-2017-00095999) is ingestemd met het saneringsplan. De sanering is inmiddels in uitvoering.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat bovengrond (van 0,0 tot 0,5 m-maaiveld) van het plangebied grotendeels is gelegen in zone B9 en deels in zones B2 en B8.

In zone B2 (Bebouwd gebied op veen) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik en PCB. In zone B8 (Leidscheveen, Ypenburg en Wateringseveld) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik. In zone B9 (Westvlietzone en Erasmusveld) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK. De ondergrond (van 0,5 tot 2,0 m-maaiveld) is geheel gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.

In de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging of hun vestiging gehad, met name een volkstuinencomplex met tuinhuisjes en stacaravans en een motorbrandstoffenverkooppunt . Daarnaast is het gebied in het verleden opgehoogd, waarbij een deel van de in het gebied aanwezige sloten gedempt is. Ter plaatse van het tankstation zijn ondergrondse brandstoftanks aanwezig die in gebruik zijn. Er zijn geen andere ondergrondse tanks in het plangebied bekend.

2.4.7 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Wel zijn er mogelijk nog riolering, kabels en leidingen aanwezig ter plaatse van de gesaneerde bebouwing te weten de voormalige woningen, feestzaal, kassen en huisjes.

2.5 Functionele structuur

Het plangebied heeft in het verleden een tuinbouw- en recreatiebestemming gehad en ligt nu braak. Op het meest oostelijke terreindeel stonden caravans, op het terreindeel tussen de beide dwarssloten stonden tuinhuisjes en hobbykasjes en lagen tuintjes. De tuinhuisjes en kasjes zijn gesloopt, maar van enkele is de (beton)vloer achtergebleven. Op het voormalig volkstuin- en caravancomplex groeien nu veel struiken en jonge boompjes.

Het terreindeel tussen de Leyweg en de westelijke dwarssloot is voor een groot deel verhard met asfalt en beton. Voorheen stonden hier twee woningen, enkele garageboxen en een feestzaal. Deze zijn alle gesloopt, maar de vloeren en funderingen zijn deels nog aanwezig.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer.

De eerste paragraaf gaat in op allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. De toetsing vindt in paragraaf 5.2.1 plaats. Daarna wordt het specifieke beleid voor een aantal relevante thema's uiteen gezet. De toetsing vindt in paragraaf 5.2.2 en verder plaats.

De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de regels en op de verbeelding wordt beschreven in paragraaf 5.3 'Keuze en verantwoording van bestemmingen'.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, een aantal hogedruk aardgas transportleidingen en het Kustfundament van belang.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Haaglandse gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

3.2.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit (vastgesteld op 9 juli 2014) is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. De provincie wil met de visie een uitnodigend perspectief bieden. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen. Bij het werk aan deze ambities is het vinden van de balans tussen duidelijkheid en flexibiliteit voor maatschappelijke initiatieven een continue opgave.

De visie biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven. Dat geeft houvast voor andere ruimtelijke plannen en voor investeringen in ruimte en netwerk. Het geeft ook duidelijkheid over de randvoorwaarden die de provincie daaraan stelt.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is,
  • 2. vergroten van de agglomeratiekracht,
  • 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit,
  • 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Vanuit het besef dat stad en land één leefomgeving vormen met elkaar aanvullende kwaliteiten, kent deze Visie Ruimte en Mobiliteit een indeling in functionele in plaats van gebiedsgerichte hoofdstukken:

  • 1. mobiliteit en bebouwde ruimte;
  • 2. de kwaliteit van landschap, groen en erfgoed;
  • 3. water, bodem en energie.

Deze indeling maakt ook duidelijk waar de vier 'rode draden' het nadrukkelijkst doorwerken in het beleid: het beter benutten en het vergroten van de agglomeratiekracht hoofdzakelijk bij 'mobiliteit en bebouwde ruimte', het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit hoofdzakelijk bij 'kwaliteit van landschap, groen en erfgoed' en het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving hoofdzakelijk bij 'water, bodem en energie'.

De Visie Ruimte en Mobiliteit beschrijft het strategische beleid van de provincie Zuid-Holland. Het operationele beleid is opgenomen in programma's. Deze zijn preciezer en zullen daarom vaker worden geactualiseerd. Het Programma Ruimte bevat al het ruimtelijk relevante operationele beleid en het Programma Mobiliteit het operationele mobiliteitsbeleid met daaronder allerlei uitwerkingen. Mede door het verschil in uitvoering en detailniveau, zijn de programma's voor ruimte en mobiliteit apart gehouden.

Tot slot bevat het beleid een herziene ruimtelijke regelgeving, die is uitgewerkt in de Verordening ruimte 2014. De Verordening stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen.

De Visie Ruimte en Mobiliteit en het Programma Ruimte hebben beide de status van structuurvisie zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Visie Ruimte en Mobiliteit heeft ook de status van verkeer- en vervoersplan zoals bedoeld in de Planwet Verkeer en Vervoer, paragraaf 3 (“Het provinciale verkeers- en vervoerplan”), artikel 5 en 6. De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de provincie haar planologisch- juridische instrumentarium (waaronder de Verordening ruimte 2014, het inpassingsplan en de aanwijzing) kan inzetten als sprake is van een provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma. De Visie, de Programma's en de Verordening vullen elkaar aan, maar delen de belangrijkste drijfveer: het vertrouwen in de kracht van de samenleving.

De Verordening Ruimte bevat onder andere regels voor bebouwde ruimte en mobiliteit.

Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 2.1.1 uit de Verordening Ruimte 2014 stelt dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  • de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.

Regionale waterkeringen

Een deel van het plangebied is aangewezen als regionale waterkering, zie afbeelding 3.1. Artikel 2.4.2 van de Verordening Ruimte 2014 stelt dat een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt en waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 11 van de Verordening, bestemt die waterkering als zodanig. Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone als zodanig of duidt die als zodanig aan. Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering. Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen moet advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.


afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0010.png"

Afbeelding 3.1: uitsnede Verordening Ruimte 2014, kaart 11, provincie Zuid-Holland

3.2.3 Gemeentelijk beleid
3.2.3.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschreef in 2005 de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu circa 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekende dat er circa 40.000 woningen moesten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In alle ontwikkelingsgebieden is op daarvoor geschikte plekken hoogbouw toegestaan. Door het bouwen zal de behoefte aan grootschalige landschappen alleen maar toenemen. In die behoefte zal in lijn met het Groenbeleidsplan worden voorzien.

In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het plangebied lag in de kansenzone Centrumvleugel. In de omschrijving van deze kansenzone worden de ambities van het plangebied niet genoemd, wel de ambities van delen van de wijk Morgenstond. Echter, in de omschrijving van Schakelzone Lozerlaan werd opgemerkt dat door het doortrekken van de A4 Midden-Delfland en de nieuwe rol van de Lozerlaan de positie van Den Haag Zuidwest wijzigt: van een perifere buitenwijk in een strategisch gelegen stadswijk met een tweezijdige oriëntatie op de stad. Enkele ontwikkelingen uit de kansenzone Centrumvleugel in de wijk Morgenstond bieden kansen voor een sterkere hechting van Wateringse Veld aan Zuidwest.

Voor elke kansenzone zou een masterplan worden opgesteld.

De structuurvisie wenste verder invulling te geven aan bebouwing in minimaal vijf bouwlagen langs doorgaande wegen en groen en de mogelijkheid tot optoppen.

3.2.3.2 Masterplan Erasmusveld - Leyweg

Het Masterplan Erasmusveld – Leywegzone is opgesteld in het kader van de Structuurvisie Den Haag 2020, Wéreldstad aan Zee. Erasmusveld – Leywegzone is een van de negen ontwikkelzones die daarin beschreven worden. Op 27 november 2008 is het masterplan Erasmusveld-Leywegzone vastgesteld door de gemeenteraad (RIS156419). Het masterplan gaat voor Erasmusveld uit van ontwikkeling met circa 750 woningen in 50,4 hectares en voorzieningen. Daardoor kunnen belangrijke groenstructuren worden toegevoegd en blijft ruimte voor reeds aanwezige functies zoals volkstuinen en sport in belangrijke mate behouden. Belangrijkste ruimtelijke drager voor de ontwikkeling is het zogenaamde groen/blauwe raamwerk. Dit raamwerk bestaat uit een aantal ecologische verbindingszones door het gebied, die belangrijke groengebieden met elkaar verbinden. Ze zijn afgeleid uit de nota Ecologische Verbindingszones (paragraaf 3.4.1). Binnen dit raamwerk is een aantal ontwikkellocaties gelegen, voornamelijk voor woningbouw. Het wonen aan een ecologische zone gecombineerd met trendsettende ambities op het gebied van duurzaamheid, maken dit tot een uniek woonmilieu.

In het masterplan Erasmusveld-Leywegzone zijn de volgende ambities aangegeven:

  • inrichten van het Erasmusveld als de meest duurzame wijk van Nederland;
  • versterken van het winkelcentrum Leyweg en omgeving als centrum en ontmoetingsplek voor heel Escamp.

Met deze twee hoofdpunten voor het Erasmusveld en de Leywegzone wordt ook bijgedragen aan de overige ambities:

  • verbinden van Den Haag Zuidwest en Wateringse Veld;
  • creëren van een aantrekkelijk woon- en leefgebied in het Erasmusveld en Den Haag Zuidwest met een duidelijke eigen identiteit;
  • behoud en waar mogelijke versterken van de ecologische en landschappelijke waarde;
  • behoud en waar mogelijk verbeteren van de bereikbaarheid van het centrum;
  • versterken en vernieuwen van de woningvoorraad;
  • versterken van de wijkeconomie.

3.2.3.3 Uitvoeringskader Erasmusveld

De uitvoeringsstrategie van het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone ging uit van een actieve gemeentelijke aanpak gebaseerd op actief grondbeleid. Als gevolg van de economische crisis heeft de gemeente in 2010 besloten om meer te prioriteren in de projecten die actief worden opgepakt. Dit heeft er toe geleid dat de uitvoeringsstrategie van het Masterplan Erasmusveld-Leywegzone is gewijzigd. Deze gewijzigde uitvoeringsstrategie gaat uit van het faciliteren van particuliere en marktinitiatieven in plaats van een actieve rol voor de gemeente.

Om de nieuwe werkwijze vorm te geven, is in 2011 het Uitvoeringskader Erasmusveld vastgesteld (RIS 181471). In het Uitvoeringskader is de ambitie om Erasmusveld zo duurzaam mogelijk te maken verder uitgewerkt en de uitvoeringsstrategie aangegeven hoe deze ambitie zou kunnen worden bereikt.

Duurzaamheidsambitie

In het Uitvoeringskader is aangegeven dat gelet op de ambitie wat betreft duurzaamheid niet op één thema, maar zeer breed wordt ingezet. Of het nu ecologie, integrale ontwikkeling, organische architectuur, gezond en natuurinclusief bouwen, permacultuur, Cradle to Cradle, 'People Planet Profit' of klimaatneutraal heet.

De basisdefinitie die de gemeente hanteert voor duurzaamheid in Erasmusveld is:

  • het bevorderen van de vitaliteit van mensen, ecosystemen en organisaties;
  • het vergaand beperken van schade aan natuur, milieu en gezondheid.

Belangrijkste karakteristieken van Erasmusveld

Wat voor dit typische groenblauwe gebied altijd van toepassing is gebleven, zijn de zeer goede kansen voor:

  • Het versterken van de ecologische kwaliteit;
  • Het vergaand sluiten van kringlopen en het managen van stromen (energie/warmte, water, voedingsstoffen, afvalwater, groenafval, huishoudelijk afval, materialen, producten en apparaten);
  • Een actief, gezond en sociaal buitenleven.

In een gebied van meer dan 50 hectares, waar circa 750 woningen in combinatie met diverse voorzieningen zullen komen, is ruimte voor verscheidenheid en verrassende combinaties. De locatiekenmerken van de verschillende deelgebieden bieden vaak al aanleiding voor variatie.

Ondanks de gewijzigde uitvoeringsstrategie wordt aan veel uitgangspunten voor ecologie en andere duurzaamheidsaspecten vastgehouden. In dat kader geldt het "ja, mits principe", wat wil zeggen dat aan initiatieven wordt meegewerkt indien de voorgestelde ontwikkeling aansluit bij de ambities uit het Masterplan / Uitvoeringskader. Voor prestaties op gebouw-/woningniveau mag de gemeente geen hogere eisen stellen dan in het bouwbesluit. Alleen ten aanzien van de EPC-norm (energieprestatiecoëfficiënt) kan op basis van de status als excellent gebied een prestatie boven Bouwbesluit worden geëist. Omdat de gemeente vooralsnog ook niet participeert in de ontwikkeling van deellocaties (met uitzondering van de locatie Erasmushove, die al eigendom was van de gemeente), en ook niet zelf mee-investeert of voor-ontwikkelt, zijn de directe sturingsmogelijkheden ten aanzien van kwaliteit beperkt. Het initiatief ligt bij de ontwikkelende partij.

Ecologie

Het groen/blauwe raamwerk bestaat uit de twee hoofdassen van de bestaande ecologische verbindingszone:

  • aan de Erasmusweg en
  • het binnen Erasmusveld nieuw te realiseren eco-lint.
  • Tussen deze twee hoofdassen worden enkele dwarsverbindingen en een verbinding in de richting van de al bestaande groenstructuur in Wateringse Veld aangelegd.

Zodoende ontstaat een robuuste groenstructuur bestaande uit zowel droge als natte verbindingen. In het uitvoeringskader is ten aanzien van de beoogde groenstructuur een aantal principes met betrekking tot de maatvoering, inrichting en profielen opgenomen. Omdat de gemeente niet zelf actief ontwikkelt in Erasmusveld, is de aanleg van nieuwe verbindingszones en versterking van de bestaande ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg onderdeel van de opgave voor de verschillende initiatiefnemers. De stadsecoloog is betrokken bij de advisering over en toetsing van de verdere uitwerking door de initiatiefnemers.

Concrete maatregelen zijn: het uitgraven van waterlopen en het aanleggen van natuurvriendelijke oevers, zo mogelijk behoud en anders 'meer dan compensatie' van bijzondere flora en fauna, duurzaam bouwrijpmaken met bijbehorende funderingstechnieken, veel openbaar en collectief groen inclusief het openstellen van bestaande volkstuincomplexen, groen en veilig kindlint, waterspeelplaats, vogel en vleermuisvriendelijke bouwtechnieken, groene daken en gevels e.a. Een gevolg van de gekozen uitvoeringsstrategie is wel dat ook de groenstructuur meer gefaseerd en gefragmenteerd zal worden gerealiseerd, waarbij sommige delen mogelijk pas op langere termijn worden aangelegd.

3.2.3.4 Stedenbouwkundige verkaveling

In het licht van de stedenbouwkundige uitgangspunten uit het Masterplan en het Uitvoeringskader is door de projectontwikkelaar een stedenbouwkundige verkaveling gedateerd 3 mei 2017 vervaardigd.

Bij de bepaling van de opzet was de stedenbouwkundige en landschappelijke uitwerking van een duurzaam en ecologisch woonmilieu het uitgangspunt. Daarop werd de omvang van het woonprogramma, de daarmee samenhangende parkeerbehoefte en de ontsluitingsvorm afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0011.png"

Afbeelding 3.2: het vogelvluchtperspectief vanuit het zuidoosten gezien.

De stedenbouwkundige opzet gaat uit van drie elementen:

  • een bebouwingslint met afwisselend gestapelde woningen en geschakelde grondgebonden woningen ten zuiden en parallel aan de Erasmusweg en de ecologische verbindingszone, het ensemble, het kent één doorgang tussen de verbindingszone en de scheggen; verder kent de bebouwing een uitzicht over de brede ecologische verbindingszone, terwijl de grondgebonden woningen aan die zijde een tuin kennen, ze liggen op de achtergrond van afbeelding 3.2;
  • de dwars daarop gelegen drie woonblokken met geschakelde grondgebonden woningen elk bestaande uit twee parallel gelegen bouwblokken met de voorgevel georiënteerd op de buitenzijde van het woonblok en omzoomd aan de voor- en zijgevels met groen in twee scheggen (afbeelding 3.3); elke woonblok kent een binnengebied met achtertuinen en openbare ruimte met een weg, ze liggen in het midden van afbeelding 3.2;
  • de drie uitlopers van de scheg bestaande uit grondgebonden halfvrijstaande woningen aan weerszijden van een weg en met hun voorgevels daarop gericht en met hun achtertuinen worden omzoomd door oppervlaktewater, ze liggen vooraan op de afbeelding 3.2, de rietzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0012.png"

Afbeelding 3.3: De landschappelijke inrichting vanuit het westen bezien

De landschappelijke inrichting is afwisselend van opzet.

De opeenvolging van de drie elementen van de stedenbouwkundige verkaveling leidt eerst tot een verruiming van het landschap in de ecologische verbindingszone ten zuiden en parallel aan de Erasmusweg (afbeeldingen 3.2 en 3.3) dat eindigt bij het ensemble. Daarachter gaat de bebouwing van een verdichting - de woonblokken - over tot een verdunning - de uitlopers - wat ertoe leidt dat de groene tussenliggende terreinen - de scheggen - verruimen tot een breder landschap waarin het oppervlaktewater omvangrijker wordt, de rietzone. De achtertuinen liggen daar aan het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0013.png"

Afbeelding 3.4: Ontsluitingsstructuur

De wegenstructuur is gericht op bestemmingsverkeer en autoluw: er is slechts één ontsluiting, een beperkt wegennet en er geldt een lage toegelaten maximum snelheid (zie afbeelding 3.4). Het krijgt de vorm van een parklaan. De langzaam verkeersvoorzieningen kennen een groter netwerk dat vanaf de Leyweg tot aan Carry van Bruggenhof reikt. Om landschappelijke redenen is het autoparkeren zo min mogelijk zichtbaar: een groot gedeelte van de parkeerbehoefte wordt opgevangen in een parkeergarage onder het ensemble (afbeelding 3.4) en een kleiner deel op de met woningen ombouwde binnenterreinen bij de drie woonblokken. De bereikbaarheid voor hulpdiensten voor de woningen in het zuiden van het plangebied vereist een specifieke ontsluiting: de ontsluiting voor het langzaamverkeer vanaf de Carry van Bruggenhof wordt ook voor calamiteitenroute ingericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0014.png"

Afbeelding 3.5: Dwarsdoorsnede ensemble met parkeergarage en ecologische verbindingszone vanuit het noordoosten gezien.  

De zuidoever van huidige wetering ten zuiden en parallel aan de Erasmusweg wordt heringericht tot een zachte oever die opklimt naar het ensemble. De beide oevers krijgen een meer meanderend verloop en een breder profiel, als ware het geen boezemwatergang, maar een singel. Immers, de afstand van het hart van de beek tot het ensemble is 25 meter breed. Via twee openingen in het ensemble sluit deze zone op de scheggen en vervolgens op de groenblauwe structuur aan (afbeelding 3.3).

De toename van de bebouwing leidt tot meer verhardingen. Dat noopt tot compensatie van waterberging. Met de aanleg van groenvoorzieningen en oppervlaktewateren wordt dat bereikt. Ook de scheggen bieden een ruime gelegenheid tot de inzijging van hemelwater.

De geluidsbelasting van het wegennet in het plangebied wordt door snelheidsbegrenzing beperkt. De belasting vanuit de omliggende wegen wordt door het ensemble en enkele tuinmuren bij de woonblokken begrensd tot een aanvaardbare geluidsbelasting.

De sociale woningbouw wordt in de vorm van gestapelde woningen in een deel van het ensemble ondergebracht. Speelvoorzieningen kunnen in de scheggen of op de koppen van het ecolint worden ondergebracht.

De opzet voor de stedenbouwkundige en landschappelijke uitwerking van een duurzaam en ecologisch woonmilieu in het plangebied is in afbeelding 3.6 'stedenbouwkundige verkaveling' gestalte gegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0015.png"

Afbeelding 3.6: Stedenbouwkundige verkaveling

3.2.3.5 Agenda ruimte voor de stad

De Agenda Ruimte voor de stad (RIS295016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016) is het richtinggevend document voor de ruimtelijke ontwikkeling van de stad en als zodanig de ruimtelijke onderlegger voor de nog op te stellen Omgevingsvisie die, wanneer de nieuwe Omgevingswet van kracht wordt, ook voor gemeenten verplicht gesteld is.

Het belang van de lopende projecten wordt benadrukt.

3.2.3.6 Haags bezonningsbeleid

Het bezonningsbeleid (RIS 170509) hanteert het uitgangspunt dat er alleen bezonningsonderzoek uitgevoerd wordt wanneer de bouwhoogte meer dan 25 meter is, of wanneer nieuwbouw 1,5 keer de hoogte van de gemiddelde hoogte van de omgeving heeft. De bezonningsnorm is dat er in de periode 19 februari tot 21 oktober per dat ten minste 2 bezonningsuren zijn. Toepassing van de Haagse bezonningsnorm kan er echter in specifieke situaties toe leiden dat de mogelijkheid om deze bouwhoogte te realiseren tot gevolg heeft dat er sprake is van een aanzienlijke afname van de bezonning op de gevels van enkele woningen op 19 februari (en 21 oktober). Deze regeling heeft als doel om te voorkomen dat er een excessieve afname van de bezonning op woningen plaatsvindt als gevolg van de realisatie van dakopbouwen. Hiervan is in de ogen van het college sprake bij een afname van de bezonningsduur van meer dan 50% op de normdata (RIS180461).

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan het gemeentelijk bezonningsbeleid. In 5.2.1 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

3.2.3.7 Windhinderbeleid

Het windhinderbeleid (RIS 170509) stelt dat er van windhinder sprake is als gedurende een te groot aantal uren per jaar een bepaalde windsnelheid wordt overschreden. Dit treedt op rond hoge gebouwen wanneer er sprake is verhoogde windsnelheden, die het verblijf in de directe omgeving van deze gebouwen onaangenaam of zelfs gevaarlijk maken. In Nederland bestaat tot op heden geen wetgeving ter voorkoming van windhinder. Over het algemeen wordt gesteld dat voor gebouwen hoger dan 30 meter windonderzoek noodzakelijk is. De gemeente Den Haag sluit zich wat betreft beleid ten aanzien van windhinder aan op de NEN 8100. Hierin wordt aangegeven wanneer onderzoek naar wind bij bouwwerken nodig is, hoe het onderzoek moet worden uitgevoerd, aan welke eisen moet worden getoetst en hoe rapportage moet plaatsvinden. De gemeente Den Haag hanteert als ondergrens een 'matig' windklimaat. Een 'slecht' windklimaat wordt slechts bij hoge uitzondering en onder nadere voorwaarden toegestaan

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan het gemeentelijk windhinderbeleid. In 5.2.1 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

3.3 Cultureel erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)


De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

Het betreft:

  • bescherming van stads- en dorpsgezichten
  • vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten en
  • verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.
3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.

Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (verder CHS) atlas opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland opgesteld.

De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven. Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Voor bestemmingsplannen zijn de bepalingen in de Verordening Ruimte 2014 omtrent ruimtelijke kwaliteit (kaart 7) en cultureel erfgoed ( kaart 9) van toepassing.

3.3.1.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

3.3.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden . Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0016.png"

Afbeelding 3.6: Uitsnede AWVK ter plaatse van plangebied Haags Buiten (bron: gemeente Den Haag)


Het plangebied Haags Buiten heeft volgens de AWVK een archeologische verwachtingswaarde. In afbeelding 3.6 is een uitsnede van de AWVK weergegeven ter plaatse van het plangebied. De ontwikkeling die met bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt leidt tot bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 50 centimeter.

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de archeologische verwachtingswaarde. In paragraaf 5.2.2 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

 

3.4 Groene waarden

3.4.1 Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de 'Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018' (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden, elk rondom een waterloop. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

De nota wijst de verbindingszone ten zuiden van en parallel aan de Erasmusweg aan en evenals een nog te realiseren verbindingszone ten noorden van de Carry ten Bruggenhof, zie afbeelding 3.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0017.png"

Afbeelding 3.8: Uitsnede uit de Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018

Verbindingszone Erasmusweg

In de Nota is aangegeven dat een 50 meter brede zone nodig is voor de ontwikkeling van een goed functionerende ecologische verbindingszone. Voor de hoofdverbinding langs de Erasmusweg is deze maatvoering leidend. Het deel van de ecologische zone op gemeentegrond is 25 meter breed. Aangezien het profiel uit gaat van een gemiddelde maat van 50 meter betekent dit dat in het projectgebied eveneens een maat van 25 meter moet worden aangehouden. Op afbeelding 3.8 is deze donkergroen ingetekend.

Uitzondering vormt de zone langs het motorbrandstoffenverkooppunt. Hier wordt een minimale breedte van 30 meter gehanteerd

Verbindingszone Carry van Bruggenhof

Aanvullend op de bestaande ecologische verbindingszone langs de Erasmusweg is een nieuwe nog te realiseren ecologische verbindingszone voorzien, het zogenaamde 'eco-lint'. In afbeelding 3.8 is zij lichtbruin gestippeld ingetekend. Voor het eco-lint geldt een minimale breedte van 20 meter. Niet op iedere plaats kan hieraan worden voldaan. Dit betekent dat de zone een aanzienlijke maat nodig heeft om knelpunten te compenseren. Tussen de bestaande zone langs de Erasmusweg en het eco-lint worden diverse dwarsverbindingen gecreëerd, zodat een robuuste groenstructuur ontstaat. Voor de oost-west gelegen groenzone geldt een minimale maat van 10 en 15 meter.

Voor de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van het Stowa. Voor de breedste zones geldt een hellingshoek van minimaal 1:6 en voor de smallere zones een van 1:5.

3.4.2 Agenda Groen voor de Stad

In de 'Agenda Groen voor de Stad.2016' (vastgesteld 15 december 2016, RIS294705) wordt geconstateerd dat door de toenemende bevolking en het bijbehorende ruimtebeslag de leefkwaliteit in het algemeen en het groen in het bijzonder soms onder druk komt te staan. Daarnaast zijn er onzekerheden en ontwikkelingen die de stad in de toekomst sterk zullen kleuren zoals de klimaatopgave, veranderingen in mobiliteit en de toenemende impact van informatietechnologie.

Omdat Den Haag een aantrekkelijke stad wil blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven, moeten er strategische keuzes worden gemaakt op het gebied van verdichting, vergroening en verduurzaming. De ambitie is een verdere kwalitatieve ontwikkeling van het Haagse groen, waarbij ruimte bestaat voor verandering en initiatief en bij ontwikkelingen groen toekomstbestendig wordt vormgegeven. Kortom: Groen kapitaal als basis voor een goede leefkwaliteit.

In de reflectie op het vigerende beleid is geconstateerd dat vooral de nadruk is gelegd op het vastleggen van de zogenaamde Stedelijke Groene Hoofdstructuur (verder SGH), het groen in de stad dat op basis van de aanwezige waarden en de betekenis daarvan extra bescherming verdient. Om de kwaliteit van het Haagse groen verder te verankeren, is de SGH herijkt. Hiervoor zijn de beschrijvingen van de Haagse groengebieden getoetst, aangepast en aangevuld en verbanden gelegd met nieuwe thema's zoals duurzaamheid, gezondheid en recreatie. Het uitgangspunt was het goede te behouden en van waarde te laten zijn voor de toekomst.

Bij anticipatie is gekeken naar de wenselijke ontwikkeling van het Haagse groen in een realistische context. Het doel is het Haagse groen kwalitatief te ontwikkelen. Daarom zijn in de nota per thema de kernkwaliteiten die moeten behouden, de uitdagingen die de komende jaren zijn voorzien, de ambities en het ontwikkelpad geschetst.

De stedelijke leefkwaliteit - en daarmee de waarde van het groen - is niet voor onze hele stad gelijk. Het is afhankelijk van gebiedskenmerken als bebouwingsgraad, aanwezigheid van infrastructuur en het gebruik van de ruimte (wonen, werken, recreatie, natuur). Voor het Haagse Groen kunnen de drie zones worden onderscheiden: de dichte stad, de halfopen stad en om de stad. Het Haagse Groen moet gezien worden als een vorm van kapitaal met de ecologische, de maatschappelijke en de economische waarde.

Mede op basis van de stadsgesprekken en het online platform zijn deze waarden uitgewerkt in zes thema's: klimaat, biodiversiteit, gezondheid, ontspanning imago en ontwikkeling.

De nota is nader uitgewerkt in een actualisatie van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur, waarin ook de nieuwe groene gebieden zoals het Molenvlietpark zijn opgenomen. Ook het Haagse Bos en Sorghvliet maken nu deel uit van deze structuur. .afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0018.png"

Afbeelding 3.9: de Stedelijke Groene Hoofdstructuur uit de Agenda groen voor de stad

Het Haagse groen wordt gezien als een vorm van kapitaal met ecologische, maatschappelijke en economische waarde. Deze waarden zijn verder uitgewerkt in de volgende zes thema's:

  • 1. Gezondheid
  • 2. Ontspanning
  • 3. Klimaat
  • 4. Biodiversiteit
  • 5. Imago
  • 6. Ontwikkeling

De ambities, thema's en kaarten in de Agenda vormen een richtinggevend toetsingskader voor de toekomst van het groen van de gemeente Den Haag. Ze geven aan wat waar belangrijk is en niet wat het precies moet zijn of worden. In plaats van een blauwdruk gaat het om het benoemen van waarden en procesvoorwaarden, waarmee de kwaliteit van het groen in Den Haag voor de langere termijn is geborgd. In de Agenda zijn de hoofdzaken vastgelegd en geeft daarnaast ruimte voor nieuwe inzichten en ontwikkelingen.

Voor het plangebied is de Erasmuszone van betekenis. De zone is een langgerekte groene strook met watergang langs de Erasmusweg, tussen de Lozerlaan en station Moerwijk. De strook fungeert als verbinding tussen de groen groengebieden Uithof en de Rijswijkse Voorden.
De Erasmuszone sluit aan bij andere verbindingszones, de Laakzone in het Oosten en de zones in Wateringseveld (Erasmusveld, Tomatenlaan en Rijnerwetering). Obstakels vormen een caravanbedrijf en een benzinestation.
De zone bestaat uit bosstroken, struiken en open grasland. Op enkele plaatsen staan knotwilgen. Aan de zuidkant loopt een brede watergang. Op enkele plaatsen zijn poelen aangelegd. Door het gebied loopt een wandelpad.
Kwaliteitsverbetering is mogelijk door het verbeteren van de vegetatiestructuur en de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Als streefbeeld geldt een vochtig loofbos met struweel-, mantel- en zoombegroeiing en aangrenzend bloemrijk grasland.

3.4.3 Bomen

Behoudenswaardige bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 en verder, is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (Rv 97 - 2010; RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd.

De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enzovoort. Het voorstel (Rv 104 - 2011; RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

In de nota Haagse bomen “Kiezen voor kwaliteit en diversiteit” (RIS 158380) is het beleid met betrekking tot bomen in Den Haag verwoord. Het beleid rust op drie pijlers: duurzame groeiomstandigheden, meer verschillende boomsoorten en een evenredige verdeling van straatbomen over de stad.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel behoudens waardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel- en) bouwplannen.

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen op het achtererf.

3.5 Waterhuishouding

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de beleidsstukken aangaande de waterhuishouding. Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

3.5.1 Europees

Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG)

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is in december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren en te beschermen en grondwatervoorraden veilig te stellen. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven.

Naast maatregelen om emissies terug te dringen en de inrichting van wateren aan te passen voor de doelsoorten is ook het stand-still beginsel een belangrijk voortvloeisel uit de richtlijn; ontwikkelingen –en dus ook ruimtelijke ontwikkelingen- mogen niet leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit en ecologie.

De Europese kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassen voor bouwmaterialen en het ruimtelijk beleid te weten de inrichting van watergangen en oevers.

3.5.2 Nationaal

Nationaal Waterplan 2016-2021

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021. In het Nationaal Waterplan staan vijf ambities centraal:

  • Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door de veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen.
  • Een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics) zodat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoetwater is.
  • Nederland klimaatbestendig en waterrobuust inrichten. Bijvoorbeeld met verdiepte pleinen in een stad die bij veel regenval volstromen met water.
  • Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement en –innovaties, ten behoeve van de economie en het verdienvermogen.
  • Nederlanders leven waterbewust. Schoon, veilig en voldoende water zijn niet vanzelfsprekend.

Deltabeslissingen

In 2014 zijn de zogenaamde Deltabeslissingen genomen. Voor het plangebied zijn de Deltabeslissing Waterveiligheid en de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie van belang. De Waterveiligheid wordt voortaan gebaseerd op risicobenadering (kans op overlijden door een overstroming). Daarbij gaat het niet alleen meer om sterke dijken en kaden om overstroming te voorkomen, maar om het samenspel met het beperken van gevolgen van overstromingen via ruimtelijke inrichting en via rampenbestrijding. Nog onbekend is welke gevolgen dit concreet heeft voor bijvoorbeeld de hoogte van de boezemkaden in het plangebied. Ruimtelijke adaptatie gaat erom de ruimtelijke inrichting klimaatbestendig en waterrobuust te maken. In september 2017 heeft de Deltacommissaris het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie gepresenteerd en gemeenten worden verplicht klimaatstresstests uit te voeren.

Besluit ruimtelijke ordening

In artikel 3.1.6.b Bro is vermeld dat in de toelichting bij een bestemmingsplan een beschrijving gegeven moet worden van de wijze waarop rekening gehouden is met gevolgen van de waterhuishouding van de ruimtelijke ontwikkeling die dat bestemmingsplan beoogt. Verder bepaalt artikel 3.1.1.1 Bro dat het bestuursorgaan dat een bestemmingsplan voorbereidt daarbij overleg pleegt met de besturen van de betrokken waterschappen.

3.5.3 Provinciaal

Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015

In de Visie Ruimte en Mobiliteit heeft Provincie Zuid-Holland onder andere het waterbeleid vastgelegd. Voor een aantal onderwerpen is Waterplan 2010-2015 nog vigerend. Vanuit de ambitie om Zuid-Holland een duurzame, concurrerende en leefbare Europese topregio te laten zijn, bevordert de provincie de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Essentie daarvan is dat beschikbare bronnen beter worden benut. Water kan ook veel bijdragen aan de belevingswaarde.

Bij aanpassingen aan het watersysteem gelden twee uitgangspunten: ze zijn klimaatbestendig en de natuurlijke processen krijgen, waar dat kan, meer ruimte of worden beter benut. De provincie kiest voor een duurzaam waterveiligheidsbeleid door in te zetten op sterke keringen en aanpassingen in ruimtegebruik, en door te anticiperen op de potentiële gevolgen van overstromingen. De provincie stimuleert een 'waterrobuuste' ruimtelijke inrichting. Het doel daarvan is om de gevolgschade en hersteltijd bij een eventuele overstroming te beperken.

De provincie zet zich in voor een verbetering van de waterkwaliteit van alle wateren, omdat mooi en schoon water een belangrijke randvoorwaarde is voor een gezonde en aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Dat gaat om het bereiken van de KRW-doelstellingen, maar ook voor overige wateren, met voorkeur voor wateren in verbinding met KRW-waterlichamen en daar waar combinaties met opgaven in groen en ruimte te maken zijn.


Provinciale Milieuverordening

Naast het provinciaal Waterplan 2010-2015 is er de Provinciale Milieuverordening. Hierin zijn onder andere de grondwaterbeschermingsgebieden en waterwingebieden vastgelegd.

Verordening Ruimte 2014

Artikel 2.4.2 van de Verordening Ruimte 2014 stelt eisen aan een bestemmingsplan waarin een regionale waterkering gelegen is en stelt tevens dat de ruimtelijke ontwikkeling die dat bestemmingsplan beoogt, geen belemmering vormt voor deze waterkering (zie paragraaf 3.2.2).

3.5.4 De waterbeheerder

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de oppervlaktewaterkwantiteit, -kwaliteit, grondwaterkwantiteit (passief beheerder), de primaire waterkeringen en het transport en zuivering van het afvalwater uit het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over de wijze waarop het plan rekening houdt met de gevolgen voor de waterhuishouding.

Waterbeheerplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap'

In het Waterbeheerplan 2016-2021 'Strategie richting een toekomstbestendig en samenwerkingsgericht waterschap' legt HHD de ambities voor de komende jaren vast. Voor de planperiode hanteert het waterschap de volgende vier speerpunten:

  • In stand houden. Investeringen in de infrastructuur worden adequaat in stand gehouden, steeds meer volgens de levenscyclusbenadering.
  • Investeren. Veranderende wetgeving en omgeving vragen om aanpassing en verbetering van watersysteem, afvalwaterketen en waterkeringen. Innovatieve mogelijkheden en de meest duurzame wijze van uitvoering wordt altijd meegenomen in de afwegingen.
  • Samenwerken. Waterbeheer is niet alleen een taak van het waterschap.
  • Flexibel en duidelijk. HHD werkt met duidelijke kaders, niet met dogma's. Er is voldoende ruimte voor maatwerk binnen de wettelijke mogelijkheden.


Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets.

Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. In de "Handreiking Watertoets voor gemeenten" licht HHD de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een ruimtelijk plan per thema toe. HHD hanteert bij de watertoets twee uitgangspunten:

1. het stand still-beginsel: ruimtelijke ontwikkelingen worden waterneutraal aangelegd zodat de waterhuishouding ten minste even goed blijft functioneren. Compensatie vindt zoveel mogelijk in hetzelfde gebied plaats, geen afwenteling. Stand still geldt voor de kans op wateroverlast, maar ook voor de structuur, waterkwaliteit en de beheersbaarheid van het watersysteem.

2. bij ruimtelijke ontwikkelingen worden kansen benut die zich voordoen om bestaande knelpunten te helpen oplossen of die het watersysteem verbeteren.

Algemeen Waterkeringenbeleid

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het kader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst'. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Ook worden criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie.

Om het water aan de noordzijde van het plangebied (boezemwater) en om de inhammen liggen regionale waterkeringen, boezemkaden. De keringen beschermen de Eshofpolder van het water in de boezem. Het betreft kadevaknummer 51 om de Eshofpolder. Op basis van de legger moet de kruinhoogte tenminste NAP+0,1 m zijn. Het plangebied ligt binnen de kernzone, beschermingszone en profiel van vrije ruimte van een waterkering. De kades zijn geen veendijken zoals bedoeld in de Beleidsregel Veendijken. Uit kaart 3 "Opgave hoogtetoets" van het Waterbeheerplan blijkt dat de betreffende boezemkaden niet op hoogte zijn en moeten worden verbeterd.

Gegeven het leggerprofiel variant 9 die geldig is voor dit kadevak is de breedte van het waterstaatswerk vanaf de waterlijn van de boezem 3,2 meter. Deze zone moet worden vrijgehouden van bebouwing en beplanting.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het HHD werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn.
In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangeven hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel.
De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad." Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad.
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

3.5.5 Gemeentelijk

Gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor het rioolbeheer en heeft een loketfunctie inzake grondwateroverlast.

Klimaatbestendig Den Haag

In "Klimaatbestendig Den Haag" geeft de gemeente Den Haag aan dat voor het voorkomen van wateroverlast meer ruimte voor water nog steeds voorop staat, evenals het gevallen hemelwater zo lang mogelijk vasthouden op de plek waar het valt. Het meer aanleggen van water en groen draagt bij aan het voorkomen van zowel wateroverlast als opwarming van de stad (hitte). Ook moeten inwoners bewust worden gemaakt van hun rol, door te wijzen op nadelige gevolgen van volledig verharden van tuinen en de voordelen van een groen dak.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.1) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Gemeentelijk Rioleringsplan

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is het 'Gemeentelijk Rioleringsplan 2016-2020 (RIS 289287)'. Opgave voor dit vijfde plan (2016-2020) is de behaalde winst vast te houden en gedegen voor bereid te zijn op uitdagingen in de toekomst. In de nieuwe planperiode wordt extra nadruk gelegd op verdere verbetering van de service, op de communicatie en de samenwerking met de partners in de openbare ruimte. Daarnaast krijgt duurzaamheid extra aandacht. Als gevolg van de klimaatverandering nemen de jaarlijkse hoeveelheid neerslag en het aantal hevige regenbuien toe. Die lijn zal zich in de toekomst verder voortzetten. Den Haag kan klimaatverandering niet voorkomen. We kunnen wel maatregelen nemen die de gevolgen ervan beperken. Het vasthouden van regenwater is belangrijk en dat lukt het best in gebieden waar groen en water aanwezig is. Door aandacht bij plannen voor ontwikkeling en herstructurering van de openbare ruimte kan de stad geleidelijk meer klimaatbestendig worden gemaakt zonder dat dit extra geld kost.

De klimaatverandering zal er onder meer toe leiden dat het vaker en harder zal regenen. Tegelijkertijd worden ook langere periodes van droogte verwacht. Dit zal effect hebben op de grondwaterstand. Vooral gebieden met relatief weinig oppervlaktewater zijn kwetsbaar. Met behulp van metingen en scenariostudies zijn aandachtsgebieden bepaald voor grondwater. In deze gebieden komt de gemiddelde ontwateringsdiepte in 2050 in een natte periode op een niveau waarbij hinder en overlast zou kunnen optreden. In deze aandachtsgebieden wordt intensiever gemeten en vindt bij meldingen van overlast onderzoek plaats.

Bij nieuwbouwprojecten wordt in samenwerking met het HHD de (verplichte) watertoets uitgevoerd waarbij nu ook het grondwatersysteem wordt beschouwd. Met de uitkomsten dient dan rekening te worden gehouden bij het bepalen van de bestemming van de gronden, bijvoorbeeld met het oog op het bebouwen en daarna beheren van de openbare ruimte.

Bewoners en ondernemers zijn belangrijke partners bij het realiseren van de doelstellingen die in het Gemeentelijk Rioleringsplan worden beschreven. Eigenaren kunnen maatregelen nemen om regenwater beter vast te houden en/of vertraagd af te voeren, zoals door het aanleggen van groene daken en door het verminderen van verharding in tuinen en op binnenterreinen. Eigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van bouwkundige maatregelen om problemen met water in kelders, tuinen en kruipruimtes tegen te gaan, maar ook – in geval van verkeerd gebruik - voor het aanpakken van verstoppingen in hun aansluiting op de riolering. Het is belangrijk dat eigenaren en ondernemers goed op de hoogte zijn van de verdeling van verantwoordelijkheden, zodat zij weten wat zij zelf moeten doen en waarvoor zij bij de gemeente terecht kunnen. De komende periode spant de gemeente zich in om die groeiende bewustwording verder te faciliteren.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie figuur 3.4 "Hoofdstructuur wegverkeer" uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op een inrichting als "stadslaan": wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0019.png"

Afbeelding 3.10: Kaart Hoofdstructuur wegverkeer


Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0020.png" afbeelding 3.11: Streefbeeld fietsnetwerk Den Haag

Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota Parkeerkader Den Haag 2010-2020 "(Rv 166-2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de Nota Parkeernormen Den Haag (Rv 139 - 2011; RIS 181571) en in de aanvulling op de nota parkeernormen Rv 21 -216; RIS 291425). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels uit de gemeentelijke bouwverordening zijn in verband met het bepaalde in de Reparatiewet BZK2014 (Stb. 2014, 458) op dit plan niet meer van toepassing. Het overzicht met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in beleidsregels vervat.

Fiets parkeren

De aantrekkelijkheid van een reis per fiets wordt mede bepaald door de beschikbaarheid en kwaliteit van de fietsparkeervoorziening bij herkomst en bestemming. Daarnaast wil de gemeente voorkomen dat de kwaliteit van de buitenruimte onder druk komt te staan doordat fietsen teveel geparkeerd worden op plaatsen met een intensief gebruik van de openbare ruimte. Om die reden gaat de gemeente uit van het faciliteren en sturen op het stallen van fietsen bij belangrijke bestemmingen of bestemmingsgebieden, zoals NS-stations en de binnenstad. Daarnaast hanteert de gemeente fietsparkeernormen bij nieuwbouw en verbouw van kantoren, bedrijven en voorzieningen. Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het stallen van fietsen is vastgelegd in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” (RIS 294386).

Fietsparkeernormen

De gemeente Den Haag heeft in de “Beleidsregels Fietsparkeernormen Den Haag 2016” normen vastgesteld voor de aanwezigheid van fietsparkeerplaatsen bij kantoren, bedrijven en voorzieningen. Deze fietsparkeernormen worden toegepast bij nieuwbouw en verbouw waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is. Het hanteren van fietsparkeernormen is nodig om het fietsen in Den Haag te stimuleren en het beslag van het fietsparkeren op de schaarse openbare ruimte te kunnen reguleren. Bij de bepaling van de fietsparkeernormen is het faciliteren van het groeiende fietsgebruik het uitgangspunt geweest.

Voor het fietsparkeren bij woningen is de eis uit het bouwbesluit van toepassing, waarin is aangegeven dat bij woningen een berging aanwezig is. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor een woongebouw kan in de aanvraag verzoeken om afwijking van de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt aan buitenbergingen, anders genoemd verzoeken om toepassing van gelijkwaardigheid. In de “Beleidsregels Bergingen nieuwe woongebouwen Den Haag 2017” (RIS297288) staat aangegeven onder welke voorwaarden collectieve fietsstallingen kunnen worden gebouwd in plaats van afzonderlijke fietsbergingen per woning.

De fietsparkeerbehoefte van een ontwikkeling met een niet-woonfunctie wordt berekend aan de hand van het bouwplan en de daarbij behorende parkeernorm. Voor het vaststellen van de fietsparkeereis wordt vervolgens de berekende parkeerbehoefte afgezet tegen de specifieke kenmerken en grootte van het bouwplan en tegen de omgeving van het bouwplan. Indien er concrete aanleiding bestaat om de berekende fietsparkeerbehoefte bij te stellen, is het aan de ontwikkelaar om aan te tonen op grond waarvan dat nodig is. Dubbelgebruik kan daar bijvoorbeeld een aanleiding voor zijn. Aan de parkeereis kan op eigen terrein worden voldaan of door middel van een storting in het fietsparkeerfonds (of een combinatie). Fietsparkeerplaatsen die op eigen terrein worden gerealiseerd dienen goed bereikbaar en comfortabel te zijn. Bij afkoop van de fietsparkeereis door middel van een storting in het parkeerfonds, dient de gemeente te voorzien in de behoefte van fietsparkeerplaatsen door realisatie en exploitatie van (openbaar toegankelijke) fietsparkeervoorzieningen. Tenslotte worden de afspraken tussen ontwikkelaar en gemeente vastgelegd voor de nieuw- en verbouwplannen waarmee het beoogde gebruik van de fietsparkeeroplossingen kan worden bewaakt.

3.7 Wonen

3.7.1 Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021

De negen gemeenten in de regio Haaglanden vormen al jaren een gezamenlijke woningmarktregio. Na het opheffen van het Stadsgewest Haaglanden in 2014 is de samenwerking voortgezet middels een bestuurlijke tafel Wonen. Om de woningmarktregio verder te versterken is in 2017 een nieuwe een regionale woonvisie opgesteld voor de periode 2017 – 2021 (RIS296460).

De regionale woonvisie kiest er voor om te streven naar een ongedeelde regionale woningmarkt. Dit wil zeggen een woningmarkt waar er voor alle inwoners voldoende betaalbare en gewenste woningen verspreid over de gemeenten in de regio beschikbaar zijn. De regionale woonvisie benoemt daarnaast meerdere gezamenlijke opgaven op het gebied van sociale woningbouw, woningbouwprogrammering, duurzaamheid, wonen en zorg en verbetering van het bestaande vastgoed. Dit is vertaald naar de volgende doelstellingen:

  • Een regionaal afgestemd woningbouwprogramma, waarmee tot 2020 jaarlijks 5.000 woningen worden toegevoegd aan de woningmarktregio.
  • Hierbij aandacht te hebben voor de opgave om meer stedelijke woonmilieus toe te voegen.
  • Gezamenlijk de opgave voor nieuwe sociale woningen in de regio (circa 12.000 tot 2025) op te pakken, en gelijk ook oog te hebben voor de kwaliteit en betaalbaarheid van de huidige voorraad.
  • Het aandeel middeldure huurwoningen verhogen binnen het totale nieuwbouwprogramma.
  • Om in 2050 tot een CO2- neutrale of energie-neutrale regio te kunnen zetten de gemeenten in op een volledige energietransitie van de gebouwde omgeving.
  • Regionaal de intentie om vanaf 2018 geen woningen meer te bouwen met een aardgasaansluiting.
  • Intensievere samenwerking op het gebied van wonen en zorg. Dit middels een uniform registratiesysteem voor aangepaste woningen, en het gezamenlijk afspreken van het uitgangspunt dat wanneer een bewoner uit de regio wil verhuizen naar een andere gemeente in de regio, hun zorg- en/of begeleidingstoekenning moet kunnen meeverhuizen.

3.7.2 Woonvisie Den Haag 2017-2030

Het woonbeleid is vastgelegd in de 'Woonvisie Den Haag 2017-2030' (RIS296833). Den Haag is een groeiende stad in een tijd waarin veranderingen steeds sneller gaan en die de maatschappelijke en economische verhoudingen blijvend veranderen. Het is een uitdaging om mensen, bedrijven en banen aan de stad te blijven binden. Om een fijne, leefbare en groene woonstad te blijven moeten we zorgen dat de sociaaleconomische verschillen niet te groot worden en moeten we overstappen op een nieuwe vorm van energievoorziening.

Den Haag heeft een gunstige uitgangspositie als aantrekkelijke woonstad. De unieke ligging aan zee, het levendige centrumgebied, prettige woonwijken en een sterk internationaal profiel. Om deze positie nog verder te versterken zet de woonvisie in op een 'stedelijke, attractieve en inclusieve stad in 2030'. Dit betekent dat Den Haag meer onderscheidende en aantrekkelijke stedelijke woonmilieus biedt, dat wonen in de stad betaalbaar is voor iedereen én wijken op de toekomst zijn voorbereid en meer gemengd zijn. Het (sloop-)nieuwbouw, transformatie- en verbeterprogramma geeft ruim baan aan deze ambitie en volgt de groei van de stad.

De gemeente Den Haag:

  • gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000 tot 2500 woningen.
  • De ruimte om te groeien is beperkt. Den Haag zal zich voor groei moeten richten op binnenstedelijke locaties (de zogenaamde inbreidingslocaties), transformatie van bestaande gebouwen en gemengde woon-werkgebieden.
  • Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
  • Het is van belang om hierbij zorgvuldig om te gaan met bestaand groen en bestaande wijken.
  • Een andere uitdaging is het verkleinen van de sociaaleconomische verschillen tussen wijken.

De woonvisie zet in op:

  • 1. Een meer sociaal-inclusieve stad.
  • 2. Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.
  • 3. Een meer toekomstbestendige woningvoorraad. Dit heeft zowel betrekking op de duurzaamheid van woningen als op de levensloopbestendigheid van woningen.

Ad 1) Een meer sociaal-inclusieve stad.

Een aantrekkelijke en gastvrije stad is sociaal inclusief: een stad zonder te grote sociaaleconomische verschillen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.

Voor de woningbouwproductie is dit vertaald in een gemiddelde woningbouwproductie van:

* 30% sociale huurwoningen voor de hele stad

* 20% middeldure huurwoningen (€710 tot 900 euro, prijspeil 2017)

* En een streven naar 25% middeldure koopwoningen.

Daarbij sturen we op een meer evenwichtige spreiding van de sociale woningbouw over de stad.

Ook wordt ingezet op het borgen van voldoende betaalbare woningen voor kwetsbare groepen en wordt gestuurd op de verbetering en vernieuwing van kwetsbare wijken, onder andere via de aanpak 'Nieuwe Generatie Stadswijken'. Streven is meer differentiatie in de woningvoorraad aan te brengen. Eventuele afname van de sociale voorraad in deze wijken dient elders in de stad, maar ook in de regio te worden gecompenseerd.

Ad 2) Het verder uitbouwen van Den Haag als aantrekkelijke en gastvrije woonstad.

Dit is een voorwaarde voor het vasthouden en aantrekken van stedelijk talent. Doel is om voor deze groepen die bijdragen aan het internationale, gastvrije, levendige en economische profiel van Den Haag nog meer onderscheidende stedelijke woon(werk)milieus te ontwikkelen. In het bouwprogramma wordt daarom nadrukkelijk rekening gehouden met de woonvoorkeuren van stedelijke doelgroepen young urban professionals, stedelijke gezinnen, studenten, empty-nesters en expats.

Ad 3) Een meer toekomstbestendige woningvoorraad.

Het streven is dat in 2030 de woningvoorraad voldoet aan de duurzame en woontechnische eisen. Dit betekent dat het onderhoud van woningen op orde is en dat in 2030 tenminste 50% van de woningen wordt verwarmd met een niet-fossiele warmtebron. Voor nieuwbouw betekent dit dat woningen niet langer zijn aangesloten op het gasnet. Verder wordt ingezet op een groter en gevarieerder aanbod aan geschikte woningen en woonzorgvormen voor (langer) zelfstandig thuis wonen.

Het plangebied dient volgens de Woonvisie een suburbaan en grondgebonden woonmilieu te gaan vormen. Voor de toekenning van sociale woningen volgt de visie een strategie van toevoeging. Het gebied wordt geschikt geacht voor stedelijke gezinnen en empty nesters.

3.8 Sport en recreatie

3.8.1 Spelen
3.8.1.1 Ruimte voor speelruimte

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient volgens het 'handboek gemeentelijk speelruimtebeleid Spelen met ruimte' van onder andere de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (verder VNG) in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft voor Den Haag invulling aan de richtlijn.

Leeftijdsgroepen*   1 speelplek / per hoeveel kinderen   Actieradius   Speeloppervlakte  
0-6 jaar   50 tot 75 kinderen   100 tot 150 meter   200 m2  
7-12 jaar   75 tot 100 kinderen   400 tot 600 meter   500 m2  
13-18 jaar   100 tot 125 kinderen   1000 meter   > 750 m2  

Tabel 3.2 : Actieradius, speelbelasting en speeloppervlakte (Bronvergelijking: Spelen met ruimte Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006).

Uitgaande van de onderstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is. Bijvoorbeeld bij een nieuwbouwvariant Stadsrand. De gemiddelde bezetting is hier 2,996 personen per nieuwbouwwoning. Uitgaande van een tweeoudergezin betekent dit dat er 0.996 kind per woning is.

Stel dat er 150 woningen worden gebouwd dan is de prognose 149 inwonende kinderen. Afhankelijk van de verwachte leeftijdsopbouw en het huidige omgevingsaanbod kan bepaald worden hoe groot de behoefte is aan buiten speelruimte voor de komende jaren.

Woonmilieu   Gemiddelde woning bezetting in deze nieuwbouw  
Centrum stedelijk   2,742  
Stedelijk vooroorlogs   2,260  
Groen stedelijk   1,779  
Stedelijk naoorlogs   2,160  
Stadsrand 20e eeuw   2,152  
Stadsrand modern   2,996  
Werkgebieden   2,245  
Totaal   2,702  

Tabel 3.3: Woonmilieu huidige situatie naar 7 milieus (inclusief Werkgebieden) (Bron: Bevolkingsprognose Den Haag 2006-2022 blz.96)

Het woonmilieu in het plangebied is als groenstedelijk te omschrijven. Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dient de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied, samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.

3.8.1.2 Plaatsing speelplek

In het standaardonderwerp van een speelplek is een aantal uitgangspunten genoemd waaraan een speelplek bij ontwerp dient te voldoen:

  • een centrale, sociaalveilige plek in de buurt, dus geen 'overhoek'
  • woningen moeten gericht zijn op het spelen, sociale controle (belangrijk voor meisjes)
  • speelruimte combineren met een ontmoetingsplek of groen
  • verkeersveiligheid rondom een speelplek
  • speelplekken dienen bruikbaar en toegankelijk zijn voor kinderen met en zonder handicap.

3.9 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.9.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) is in 2009 vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad, Duurzame gemeentelijke organisatie en Proces. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsenbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen.
  • Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.
  • Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).
3.9.1.1 Den Haag maakt het duurzaam (2013)

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (Cb 2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

3.9.1.2 Den Haag Duurzaam Agenda (2015 - 2020)

De Duurzame Agenda van Den Haag (Cb 2015, RIS283893) beschrijft de 4 prioriteiten waar intensivering van inzet nodig is. Den Haag wil toekomstbestendig zijn en niet meer bijdragen aan opwarming van de aarde (missie), vertrouwen op de gedrevenheid van Haagse inwoners (visie) en verduurzamen van de stad (strategie). Den Haag zet in op vier onderwerpen namelijk het verder verlagen van de CO2 uitstoot, het uitbreiden en verduurzamen van het warmtenet, het klimaatbestendig maken van de stad en het versterken van de duurzame Haagse Kracht.

  • Den Haag heeft de ambitie om CO2 neutraal te worden. Door hierin te investeren wordt Den Haag minder afhankelijk van fossiele brandstoffen. Hiermee wordt de Haagse woningvoorraad circa 2,5 miljard euro meer waard, wordt er meer werkgelegenheid gecreëerd en wordt de energierekening lager. De acties die hieraan hangen zijn het werken aan een duurzaam woningonderhoud, het verder verduurzamen van bedrijven en het verduurzamen van gemeentelijke panden.
  • Op kansrijke locaties in de stad wil Den Haag, samen met bewoners en bedrijven, het warmtenet uitbreiden om extra woningen en bedrijven te voorzien van duurzame warmte.
  • Met ontwikkelingen als de Zandmotor en Scheveningen Boulevard speelt Den Haag voldoende in op stijging van de zeespiegel. Tegelijkertijd zal de stad zich verder moeten aanpassen aan het veranderende klimaat en werk met werk maken. Den Haag zal verstening tegen gaan en bijdragen aan de groene uitstraling van de openbare ruimte. Tevens zal worden ingespeeld op kansen die zich bij andere ontwikkelingen in de stad voordoen: meekoppelen.
  • Door te vertrouwen op de Haagse Kracht van bewoners zal Den Haag verder inzetten op mobilisatie van kennis, middelen en energie in de stad.
3.9.1.3 Programma Klimaatbestendige Stad (2-15-2016)

Het Programma Klimaatbestendige Stad (Cb 2015, RIS283893) maakt onderdeel uit het Den Haag Duurzaam Agenda (Cb 2015, RIS283893) en is opgezet aan de hand van drie stappen die in lijn zijn met het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie:


1. Weten: wat betekent klimaatverandering voor Den Haag.

Het Haagse watersysteem is, ten opzichte van andere steden en omliggende gebieden, al redelijk robuust. Volgens de visie Toekomstbestendig Haags Water! (RIS280008), opgesteld in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland, is er qua waterberging geen sprake van tekort, maar bij extreme buien kan wellicht toch wel overlast en schade ontstaan. Het watersysteem moet daarom robuuster worden gemaakt door bijvoorbeeld water vast te houden. Daarnaast worden onderzoeken gedaan naar het hitte-eiland effect in Den Haag, de effecten van extremen in neerslag, bewustwording in de stad en wordt met andere partijen gewerkt aan het vergroten van kennis en ervaring over klimaatadaptatie in het stedelijk gebied.


2. Willen: kennis vertalen naar ambities/ beleid voor een klimaatbestendige stad.

Den Haag heeft de ambitie om uiterlijk in 2020 klimaatbestendigheid te hebben verankerd in het denken en doen binnen de eigen organisatie. De acties die in gang worden gezet zijn het verankeren van klimaatbestendigheid in ontwerpprocessen, klimaatbestendigheid in 'Agenda Ruimte voor de Stad' (RIS282215), toekomstbestendige riolering (Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2020, RIS289287) en het nieuwe Groenbeleidsplan.


3. Werken: Acties in de praktijk.

Samen met het Hoogheemraadschap van Delfland heeft Den Haag de ambitie om kansen om het watersysteem robuuster te maken, te benutten. Den Haag heeft de groene daken subsidieregeling voortgezet, is gestart met het landelijke Operatie Steenbreek en zal verkennen op welke wijze een proeftuin gerealiseerd kan worden voor klimaatbestendigheid en waterrobuust bouwen.

3.9.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype Wonen  
Bodem   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Maximaal  
Lucht   Maximaal  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Extra  
Water   Ambities per poldereenheid  
Natuur   Extra  
Klimaat   Maximaal  

Tabel 3.4:Ambities gebiedsgericht milieubeleid bij het gebiedstype wonen

 

Hoofdstuk 4 Wet en Regelgeving

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage en vormvrije m.e.r., bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit en bodem. Verder worden groen en bezonning behandeld.

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

4.2 Milieueffectrapportage

Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage (verder Besluit mer) is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Op 16 mei 2017 is deze wet en op 7 juli 2017 genoemd besluit gewijzigd.

De met dit ruimtelijke plan beoogde activiteit, zoals omschreven in de paragrafen 1.1 en 1.3 van deze toelichting, is een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in de bijlage onder D categorie 11.2 van het Besluit mer. Het is echter geen 'geval' als bedoeld in dat besluit, omdat het beoogde aantal woningen de 2.000 niet overstijgt en de beoogde oppervlakte niet groter dan 100 hectare zal zijn. Het aanmerkelijk kleiner aantal woningen en de aanmerkelijk kleinere oppervlakte doen in principe niets aan een vromvrije mer-toesting af.

De eerdere genoemde wetswijziging maakt een beoordeling door het bevoegd gezag of dit bestemmingsplan merplichtig is noodzakelijk. Ook biedt de wijziging de mogelijkheid om eventuele mitigerende maatregelen in die beoordeling mee te nemen.

Het is noodzakelijk om een vormvrije mer op te stellen en te laten beoordelen - of dit stedelijke ontwikkelingsproject merplichtig is. In paragraaf 5.2.10 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.


Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorieindeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten met een milieuzonering in de omgeving te toetsen. In paragraaf 5.2.10 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.4 Externe veiligheid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.


Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNGpublicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorieindeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt aan de bedrijven en bedrijfsactiviteiten met een milieuzonering in de omgeving te toetsen. In paragraaf 5.2.10 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.5 Geluid

De Wet geluidhinder (verder Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen met uitzondering van gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:

Wegverkeers- en spoorweglawaai

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.

De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.

De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de geluidsbelasting van nabij gelegen geluidsbronnen. In paragraaf 5.2.13 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.6 Luchtkwaliteit

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit in acht te nemen. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maken mogen niet leiden tot een "in betekenende mate" verslechtering van de luchtkwaliteit.

Het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) maakt de ontwikkeling van minimaal 250 en maximaal 300 woningen mogelijk. Op grond van de in de Wet milieubeheer opgenomen luchtkwaliteitseisen dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling voldoet aan de grenswaarden voor concentratie luchtverontreinigende stoffen, dan wel in niet in betekende mate bijdraagt aan deze concentratie. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook te worden nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is en de grenswaarden niet overschrijdt. De gegevens uit de Monitoringstool van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (verder NSL) geven hierover uitsluitsel.

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de grenswaarden voor concentratie luchtverontreinigende stoffen, dan wel in niet in betekende mate bijdraagt aan deze concentratie, dan wel aanvaardbaar is en de grenswaarden niet overschrijdt. In paragraaf 5.2.14 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.7 Milieukwaliteit van de bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.

Voor wat betreft de bodemverontreiniging zijn drie zaken te onderscheiden:

  • 1. zeer lokale grond- en/of grondwaterverontreinigingen met olieproducten (mobiel)
  • 2. ophooglaag met lichte tot sterke verontreiniging met zware metalen, PAK en OCB (immobiel)
  • 3. verontreinigde waterbodems met over het algemeen sterke belasting met zware metalen, PAK en PCB (immobiel)

Het is noodzakelijk om de ruimtelijke ontwikkeling die het bestemmingsplan beoogt te toetsen aan de milieukwaliteit van de bodem, zoals die beschreven is in paragraaf 2.4.6. Ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling is onderzoek verricht en een aanpak gekozen. In paragraaf 5.2.15 wordt deze toetsing vermeld en haar betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan bepaald.

4.8 Groene waarden

4.8.1 Wet natuurbescherming - vergunning

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden (Natura 2000-gebieden) was geregeld in de Natuurbeschermingswet en de Natuurbeschermingswet 1998, maar is sinds kort geregeld in de vergunningverlening in de Wet natuurbescherming. In januari 2006 is de formele aanwijzingsprocedure van Natura 2000-gebieden gestart. Na deze aanwijzing is daarmee de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet. Daarmee vervalt de rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn in Nederland.

In Den Haag hebben we te maken met de Natura 2000-gebieden: Meijendel en Berkheide (inclusief Harstenhoek, Oostduinen en Vlakte van Waalsdorp), Westduinpark (inclusief Bosjes van Poot) en Wapendal alsmede Solleveld (inclusief landgoed Ockenburgh, Hyacintenbos, van Leydenhof en Westduinen). Dit betreft Habitatrichtlijngebieden. Er zijn geen Vogelrichtlijngebieden in de gemeente Den Haag.

Indien ontwikkelingen en activiteiten in het plangebied een significant negatief effect kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, dient een habitattoets uitgevoerd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan belemmerd wordt door de verplichtingen vanuit de Natuurbeschermingswet 1998.

Een en ander maakt nader onderzoek noodzakelijk, dat in paragraaf 5.2.4 wordt behandeld en waarbij de betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt onderzocht.

4.8.2 Wet natuurbescherming - melding

In 1998 zijn de Haagse grote groengebieden buiten de zogenaamde “bebouwde kom Boswet” geplaatst. Daardoor vallen de grote groengebieden nu onder de werking van de Wet natuurbescherming - melding. Dit betekent dat duurzame instandhouding van het bos is verzekerd en wat bos is ook bos moet blijven. Financiële tegemoetkomingen (subsidies) van Rijk en Provincie zijn mogelijk.

Bescherming vindt plaats door middel van een meldings- en herplantplicht. Voorafgaand aan een velling geldt de meldingsplicht. Het areaal bos per locatie mag niet afnemen. Gevelde opstanden moeten daarom binnen drie jaar worden herplant of natuurlijk verjongd, waardoor de duurzaamheid gehandhaafd blijft. Voor dunningen is de meldings- en herplantplicht niet van toepassing.

Buiten de bebouwde kom Boswet zijn zowel de Boswet als de gemeentelijke APV van toepassing. De grens bebouwde kom Boswet kent geen relatie met de bebouwde kom Wegenverkeerswet noch met de gemeentegrens.

4.8.3 Wet natuurbescherming - ontheffing

De wet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. Eerder was dit geregeld in de Flora- en Faunawet. De Wet natuurbescherming legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland. Dit betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in Nederland voorkomende soorten. Die zorg bestaat bijvoorbeeld uit het niet onnodig verontrusten van dieren, onder meer door de wijze en het tijdstip van het uitvoeren van werken. Zo moet men rekening houden met het voortplantingsseizoen en met de winterverblijfplaatsen van dieren. Daarnaast legt deze wet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling. Er blijven echter nog veel soorten over die strenger beschermd zijn en waarmee men bij een groot deel van de ruimtelijke ingrepen te maken krijgt (zoals vleermuizen, vogels, eekhoorn, rugstreeppad). Voor deze soorten dient onder bepaalde voorwaarden een ontheffing aangevraagd te worden. In het bestemmingsplan dient aangegeven te worden in hoeverre de uitvoering van het plan door deze bescherming belemmerd wordt.

Een en ander maakt nader onderzoek noodzakelijk, dat in paragraaf 5.2.4 wordt behandeld en waarbij de betekenis voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt onderzocht.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de wet en regelgeving, waaronder de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan.

In paragraaf 5.2 wordt de in het plan opgenomen ruimtelijke ontwikkeling getoetst aan de van betekenis zijnde beleidsuitspraken, regelingen en/of milieunormen. Mede aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.3.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in paragraaf 5.4 globaal beschreven worden.

5.2 Toetsing

5.2.1 Ruimtelijk beleid
  Ruimtelijk beleid   Toetsing  
  (3.2.1) Rijksbeleid - Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro): voor Den Haag zijn projecten van Rijksbelang de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, een aantal hogedruk aardgas transportleidingen en het Kustfundament van belang.   Deze projecten zijn in het plangebied niet aanwezig.  
  (3.2.1) Rijksbeleid -Besluit ruimtelijke ordening - Ladder voor duurzame verstedelijking: de toelichting bevat een beschrijving van de behoefte aan die stedelijke ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.   Dit bestemmingsplan maakt de bouw van 250 tot 300 woningen mogelijk. Deze ontwikkeling wordt aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 lid 1 onder i van het Besluit ruimtelijke ordening (verder Bro). De woningen die met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden zijn opgenomen in het regionaal afgestemde woningbouwprogramma. In hun brief van 16 september 2017 aan Provinciale Staten (PZH-2017-612580817) aanvaarden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021 en het bijbehorende woningbouwprogramma. Daaruit blijkt de behoefte.
De woningen worden niet buiten maar binnen het bestaande stadsgebied ontwikkeld op een te transformeren locatie, zodat van een verdere motivering kan worden afgezien.  
  (3.2.2) Provinciaal beleid - Verordening Ruimte - Ladder voor duurzame verstedelijking:   Verwezen wordt naar hetgeen in de vorige rij als toetsing al vermeld werd.  
  (3.2.2) Verordening Ruimte – regionale waterkering: de bestaande waterkering en beschermingszone wordt als zodanig bestemd en of aangeduid op de verbeelding. De ruimtelijke ontwikkeling mag de waterkering niet belemmeren.   De ruimtelijke ontwikkeling betreft onder andere de reconstructie van de bestaande waterkering en haar beschermingszone. Een groot deel van de gronden die aangewezen zijn als regionale waterkering, de twee instekende zijtakken, worden gedempt. Ook wordt de parallel aan de Erasmusweg gelegen waterkering in haar vorm aangepast. Daartoe is op 15 maart 2017 door het Hoogheemraadschap van Delfland – de water beheerder – aan de projectontwikkelaar een Watervergunning verleend. Nu de zijtakken hun functie verliezen worden zij niet meer als zodanig bestemd of aangeduid. Met de verlening van deze Watervergunning is de beheerder akkoord met deze ruimtelijke ontwikkeling.  
  (3.2.3.2) Masterplan Erasmusveld - Leyweg   De ecologische verbindingszone parallel en ten zuiden van de Erasmusweg zal op grond van dit bestemmingsplan verbreed worden tot 50 meter en is een gelijknamige functieaanduiding gegeven. De in de Nota ecologische verbindingszones geprojecteerde tweede ecologische verbindingszone ten noorden de Carry van Bruggenhof wordt geprojecteerd ten zuiden van deze hof en valt daarmee buiten het bestemmingsplan. Naast wonen laat het Masterplan ook dienstverlening en bedrijven toe.  
  (3.2.3.3) Uitvoeringskader Erasmusveld   Naast wonen zijn de andere op grond van het Masterplan mogelijke gebruiksmogelijkheden met een gebouwd karakter niet meer in het Uitvoeringskader opgenomen. Omtrent de aanwezigheid van de niet-wonen-functies merkt de Structuurvisie Wereldstad aan Zee op dat enkele ontwikkelingen uit de kansenzone Centrumvleugel in de wijk Morgenstond kansen bieden voor een sterkere hechting van Wateringse Veld aan Zuidwest en aan de voorzieningen in de wijk Morgenstond.
Verder zal bij de uitvoering een uitgesproken duurzaamheidsambitie gelden. Dat betekent onder andere de realisatie van een groenblauw raamwerk met een duidelijke functiescheiding met de bouwblokken. Met dit kader worden in dit plangebied de functies wonen, groen, verblijfsverkeer en water toegelaten.  
  (3.2.3.4) Stedenbouwkundige verkaveling   De torenflats in het ensemble is de bestemming “Wonen – 2” aangewezen, de dijkwoningen in het ensemble, de drie woonblokken en de uitlopers de bestemming “Wonen – 1“.  
  (3.2.3.6) Het bezonningsbeleid   De bouwhoogte van het ensemble zal een bouwhoogte voor een klein deel hoger dan 25 meter kennen, namelijk 29 en 56 meter. Binnen een straal van 177 meter is er sprake van bestaande woningen aan de Erasmuslaan in Morgenstond. Door Kampman Architecten is in november 2017 een bezonningstudie uitgevoerd. De toetsing aan de bezonningsnorm staat in bijlage 1
Met het onderzoek wordt de bezonning op 21 maart, 21 juni, 21 september en 21 december inzichtelijk gemaakt, op vier tijdstippen, te weten 9.00 uur, 12.00 uur, 15.00 uur en 17.00 uur.
Uit het onderzoek blijkt dat in de zomerperiode geen schaduwhinder van de appartementengebouwen te verwachten is voor de omliggende woningen, dat in het voor- en najaar in de namiddag enige schaduw kan ontstaan en dat in de winterperiode in de ochtend er eveneens een korte periode schaduwwerking kan zijn.
Hoewel er in bepaalde periodes dus enige schaduwwerking kan zijn, wordt dit niet zodanig nadelig geacht dat daardoor het plan onaanvaardbaar zou zijn in het licht van het Haagse bezonningsbeleid.  
  (3.2.3.7) Het windhinderbeleid   Een klein deel van het ensemble zal een bouwhoogte hoger dan 30 meter kennen, namelijk 56 meter. Door DGMR is in april 2018 een windhinderonderzoek uitgevoerd. De toetsing aan het windhinderbeleid staat in bijlage 2. Het concludeert dat er geen windgevaar is en dat alleen aan de zuidkant van de woontoren van 56 meter in het ensemble aan de hand van de activiteit 'slenteren' er sprake is van een matige tot slechte windklimaat. Aan deze kant bevindt zich de hoofdingang van de twee woontorens in het ensemble. Het advies is om boven de hoofdingang een luifel te plaatsen met een breedte van ten minste 2 meter zodat aldaar een matige windklimaat wordt bereikt. In de bouwregels van de bestemming "Wonen - 2" is dit opgenomen.  
  (3.2.3.5) Agenda ruimte voor de stad   Het belang van veel lopende projecten – zoals het project dat in dit bestemmingsplan is opgenomen - wordt met deze agenda benadrukt.  
  (3.2.3.1) Verder wenst de Structuurvisie invulling te geven aan bebouwing in minimaal vijf bouwlagen langs doorgaande wegen en groen en de mogelijkheid tot optoppen.   Langs de Erasmusweg wordt een appartementen- gebouw gebouwd in een hoogte van maximaal 56 meter en van maximaal 29 meter. Daarmee is aan deze wens voldaan. Wat betreft de optopping: er is hier sprake van een ruim opgezette woonwijk met dito ruime woningen, zodat optoppen niet aan de orde is.  

5.2.2 Cultureel erfgoed
  Cultureel erfgoed   toetsing  
  (3.3.1) Cultuurhistorische waarde - wetgeving   In het plangebied zijn geen monumenten aanwezig, het is niet tot rijksbeschermd stadsgezicht aangewezen  
  (3.3.1) Cultuurhistorische waarde – Verordening Ruimte 2014   Het plangebied is niet gelegen op tot 'beschermingscategorie ruimtelijke kwaliteit' of 'cultureel erfgoed' aangewezen gronden.  
  (3.3.2) Cultuurhistorische waarde – archeologie   In de periode maart - mei 2016 is door de afdeling Archeologie een inventariserend veldonderzoek - boringen uitgevoerd in het plangebied Haags Buiten (Rieffe, E.C., 2016, Leyweg - Haags Buiten gemeente Den Haag. Inventariserend veldonderzoek - boringen. Haagse Archeologische Rapportage 1615, Inventariserend veldonderzoek-boringen) Ze staat in bijlage 3 .Bij dit onderzoek is geconcludeerd dat de kans klein is dat in het plangebied archeologische resten bewaard zijn gebleven. Hoewel op basis van het uitgevoerde booronderzoek archeologische waarden niet kunnen worden uitgesloten is de kans op samenhangende archeologische resten en de daarmee mogelijke (geringe) kenniswinst zodanig klein dat geadviseerd wordt geen vervolgonderzoek uit te voeren en het plangebied vrij te geven voor de geplande ontwikkeling. De vrijgave staat in de brief van Afdeling Archeologie gemeente Den Haag van 2 juni 2016, die als bijlage 3 bij deze toelichting is opgenomen. In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag.  

5.2.3 Groene waarden
  Groene waarden   Toetsing  
  (3.4.1) Groen – Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones   Deze nota acht de versterking van de ecologische verbindingszone Erasmusweg en de aanleg van ecologische verbindingszone vanaf de Leyweg ten noorden van de Carry van Bruggenhof noodzakelijk. De laatste zone is nu ten zuiden van de Carry van Bruggenhof geprojecteerd, buiten het plangebied. Wel wordt daarvoor in de plaats een rietzone ten noorden van de Carry van Bruggenhof ingericht, die grotendeels uit oppervlaktewater bestaat. Een klein deel van deze zone bestrijkt een breedte van 25 meter, een groot deel van 45 tot 50 meter,  
  (3.4.2) Groen – Agenda Groen voor de stad   De nota bevestigt de versterking van de ecologische verbindingszone Erasmusweg en de aanleg van ecologische verbindingszone vanaf de Leyweg ten zuiden van de Carry van Bruggenhof. Zij acht het motorbrandstoffenverkooppunt een blokkade voor de eerstgenoemde ecologische verbindingszone Erasmusweg. Die blijft buiten het plangebied.  
  (3.4.3.) Groen – Bomen
 
In het plangebied bevinden zich geen waardevolle bomen.
Uit het uitgevoerde bodemonderzoek - zie paragraaf 5.2.15 - is gebleken dat de locatie vervuild is en dat de bestaande bodemkwaliteit niet voldoet voor de functie wonen of publiekstoegankelijk openbaar gebied. Daarom
zal het terrein volledig gesaneerd worden door middel van het aanbrengen van leeflaagconstructie van minimaal 1 meter grond. Door de noodzaak van deze integrale sanering (aanbrengen van de ophoog leeflaag) is het niet mogelijk bomen binnen het plangebied te sparen, immers het ophogen van het maaiveld met meer dan 10 centimeter nabij een boom is zeer schadelijk voor een boom. Een ophoging van 1 meter is fataal voor bomen. De 1.086 bomen worden om deze reden gekapt. Om de gekapte bomen te compenseren worden er meer nieuwe bomen in het plan geplant, 1.129 bomen en boomvormers en 1.063 struiken. De kapvergunning is verleend.  
  (3.4.4) Groen – Groen en tuinen   Door hoogbouw is het mogelijk het bebouwd oppervlakte aan gebouwen te matigen. Een groot deel van het plangebied zal een bestemming met een onverhard karakter kennen, waarmee de belasting van het rioolstelstel met hemelwater beperkt wordt. Ongeacht dit bestemmingsplan is in de achtertuinen de regeling van toepassing waarbij vergunningsvrij bijbehorende bouwwerken kunnen worden opgericht.  

5.2.4 Wet natuurbescherming

De Omgevingsdienst Haaglanden heeft de ontwikkeling getoetst aan de Wet natuurbescherming vergunningsplicht (zie bijlage 7). Het plangebied ligt op ruime afstand (circa 5 km) van het dichtsbijzijnde Natura-2000 gebied Solleveld & Kapittelduinen. Gelet op deze afstand en de tussenliggende bebouwing zal het project niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van verslechtering van kwaliteit van habitats van soorten en/of van significante verstoring van soorten.

In het plangebied van bestemmingsplan zijn geen Haagse grote groengebieden gelegen die onder de bebouwde kom, de meldingsplicht van de wet vallen.

Door bureau Waardenburg zijn de effecten van de ontwikkeling van Haags Buiten in het kader van de bescherming van planten- en diersoorten onderzocht. De volledige onderzoeken zijn als bijlage Wet Natuurbescherming 1 en Wet Natuurbescherming 2 bij deze toelichting opgenomen. Geconcludeerd wordt dat:

  • In het plangebied en de omgeving zijn geen nesten of territoria van buizerd, sperwer of ransuil aangetroffen. De werkzaamheden hebben geen effect op deze soorten. Wel dient rekening gehouden te worden met het broedseizoen. In het plangebied komen diverse soorten broedvogels voor.
  • In het plangebied geen beschermde plantensoorten zijn aangetroffen. Het voorkomen van beschermde plantensoorten kan worden uitgesloten.
  • In de watergangen zijn geen beschermde soorten vissen aangetroffen. Het voorkomen van beschermde vissen kan worden uitgesloten.
  • Het plangebied heeft een functie als leefgebied voor algemeen voorkomende soorten amfibieën. Het voorkomen van strikt beschermde soorten amfibieën kan worden uitgesloten.
  • In het plangebied komen algemeen voorkomende soorten grondgebonden zoogdieren voor. Het voorkomen van strikt beschermde soorten kan worden uitgesloten.
  • De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen kan op grond van een veldbezoek worden uitgesloten. Het plangebied heeft waarschijnlijk een functie als onderdeel van het foerageergebied voor vleermuizen, maar heeft geen wezenlijke betekenis.

5.2.5 Waterhuishouding
  Waterhuishouding   Toetsing  
  (3.5.1) Waterhuishouding –Europese kaderrichtlijn water (KRW)   De boezemwatergang en haar twee dwarssloten in het plangebied vormen een waterlichaam waarop de kaderrichtlijn van toepassing is. Met de uitvoering van het bestemmingsplan zullen de twee zijtakken verdwijnen en omwille van de vervangende waterbergingscapaciteit de resterende boezemwatergang worden verbreed. Daartoe is op 15 maart 2017 door het Hoogheemraadschap van Delfland – de waterbeheerder – aan de projectontwikkelaar een Watervergunning verleend. De verbrede boezemwatergang zal als KRW-waterlichaam in gebruik blijven.  
  (3.5.2) Waterhuishouding - Besluit ruimtelijke ordening   Op grond van de bepaling in artikel 3.6.1.b Bro is een beeld gegeven van de waterhuishoudkundige situatie (paragraaf 2.4.5) en de van belang zijnde beleidsstukken (paragraaf 3.5). De gevolgen voor de waterhuishouding zijn in bijlage 8 onderzocht en betreffen met name:
- de afstemming van het peil in het plangebied op het peil van de Eshofpolder;
- de reconstructie van de boezemwatergang parallel en ten zuiden van de Erasmusweg en het behoud van de waterveiligheid door de verlegging van de waterkering en zijn beschermingszone (zie deze tabel punt 3.5.1 en bijlage 10);
- de waterbergingscompensatie als gevolg van de toename van verharding in het voor het polderdeel van het plangebied door de inrichting van een rietzone ten zuiden van de woonwijk (zie deze tabel punt 3.5.4 - het stand still beginsel en bijlage 11).
- De afstemming van het peil in het plangebied op het peil van de Eshofpolder zou volgens bijlage 8, punt 4 gaan plaatsvinden 'door de vervanging van een bestaande watergang door een ander uit te werken waterverbinding'. Nader overleg met het Hoogheemraadschap leidt ertoe dat de watergang gehandhaafd blijft, omdat de verlenging van de duiker de waterkwaliteit zou verminderen. De nieuwe watergang kent een stuwbreedte van 0,5 meter en wordt de bestemming “Water” aangewezen. Dit betekent ook dat het bouwblok parallel aan de Leyweg wat naar het oosten opschuift.
- Voor het onderhoud van de rietzone zijn voor twee van de drie waterpartijen plaatsen voor de tewaterlating van onderhoudsboten noodzakelijk. In de oeverbestemming “Groen” zijn deze met functieaanduiding 'laad- en losplaats' aangeduid.  
  (3.5.3) Waterhuishouding -Verordening Ruimte 2014   Verwezen wordt naar de toetsing van de (5.2.1 onder 3.2.2) Verordening Ruimte – regionale waterkering.  
  (3.5.3) De Provinciale Milieuverordening reguleert onder meer grondwater- beschermingsgebied of waterwin- gebied   Het plangebied ligt niet in een grondwater- beschermingsgebied of waterwingebied .  
  (3.5.4) De waterbeheerder – de watertoets   In het kader van de verplichting tot het voeren van overleg met het waterschap op grond van artikel 3.1.1.1 Bro wordt de watertoets gepleegd.  
  (3.5.4) De waterbeheerder - het stand still-beginsel   Zowel bij de reconstructie van de boezemwatergang parallel en ten zuiden van de Erasmusweg,
de waterbergingscompensatie en het behoud van de waterveiligheid wordt het stand-still beginsel gehanteerd en in het plangebied gestalte gegeven. aan de hand van de Watersleutel (bijlage 9) is de benodigde compenserende berging op 1.235 m³ gesteld als uitbreiding van de waterbergingscapaciteit van de waterlopen zoals die bij de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de bestemmingsvlakken al aanwezig waren. Ze wordt in het bestemmingsvlak "Water" met de functieaanduiding 'waterberging' gerealiseerd met vermelding van de noodzakelijke bergingscapaciteit. Op deze gronden kan buiten deze capaciteit deze bestemmingsvlakken ook als groengebied worden ingericht. Een Watervergunning is daarvoor aangevraagd. Verder kent de bestemming "Groen" ook waterberging als functie.  
  (3.5.5) Gemeentelijk – De nota Klimaatbestendig Den Haag wenst voor het voorkomen van wateroverlast meer ruimte voor water evenals het zo lang mogelijk vasthouden van gevallen hemelwater op de plek waar het valt.   Met de inrichting van de ecologische verbindingszone met groene oevers en de verruiming van de wetering, de beperking van verharding op de gronden tussen en om de bouwblokken middels de toepassing van waterdoorlatende verharding, van wadi's en de inrichting van de rietzone wordt ingespeeld op het verminderen van de effecten van het klimaat op het plangebied.  
  (3.5.5) Gemeentelijk- Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018   De ecologische verbindingszone is gelegen rondom de boezemwatergang. De kwaliteit van de ecologische verbindingszone is derhalve sterk afhankelijk van het waterbeheer. Verbreding van de watergang en aanleg van natuurvriendelijke en verbrede oevers versterken daarmee niet alleen de kwaliteit van het waterbeheer, maar ook de ecologische kwaliteit.  
5.2.6 Verkeer
  Verkeer   Toetsing  
  (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – Haagse Nota Mobiliteit wat betreft de ordening van de wegenstructuur   De wegenstructuur in het plangebied is gericht op bestemmingsverkeer en autoluw: er is slechts één ontsluiting, een beperkt wegennet en er geldt een lage toegelaten maximum snelheid. Het krijgt de vorm van een parklaan. De parklaan is de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat” aangewezen, de langzaam verkeersvoorzieningen de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied”.  
  (3.6.2 Verkeer en infrastructuur – Ontsluiting plangebied op de Leyweg   De Leyweg is door de gemeente Den Haag aangewezen als een wijkontsluitingsweg. Dat is een weg van 50 km/h met vrijliggende fietspaden, die bedoeld is het verkeer uit de omliggende wijken te verzamelen. Dit betekent dat deze weg geen woonstraat is en ook hogere intensiteiten moet kunnen verwerken. De effecten van Haags Buiten en de andere ruimtelijke ontwikkelingen kunnen de Leyweg prima verwerken. Op basis van de functie en het gebruik van de Leyweg en de stedenbouwkundige verkaveling van het plan, is een ontwerp gemaakt van de gewenste vormgeving van de aansluiting van Haags Buiten op de Leyweg, zie bijlage 12.
Bij de aansluiting is het fietspad uitgebogen en kunnen automobilisten van en naar de wijk zich opstellen tussen het fietspad en de rijbaan. Naast het fietspad is een voetpad/trottoir aangegeven ten behoeve van de aanliggende woningen, en vanwege de looproute naar de bushalte. Voor fietsers en voetgangers vormt de middengeleider een veilig middensteunpunt, waardoor de oversteek van de Leyweg in twee keer kan worden gemaakt. Dit vormt een veilige oplossing bij de verwachte verkeersintensiteiten van rond de 8.000 mvt/etm en de mogelijke wachtrijvorming voor de verkeerslichten met de Erasmusweg.
De aansluiting van het plangebied op de Leyweg betreft een nieuwe aansluiting, die een reconstructie van de Leyweg aldaar noodzakelijk maakt ook buiten het bestaande tracé in het plangebied.  
  (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – fietsverkeer   Vanwege de beperkte intensiteiten en het beoogde 30 km/u regime kunnen fietsers in het plangebied, gebruik maken van de rijbaan. Er wordt naast de verblijfsstructuur een secundaire ontsluitingsstructuur voor langzaamverkeer gerealiseerd die aansluit op het aangrenzende gebied die de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” is aangewezen.  
  (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – nota Parkeerkader Den   Er bestaat aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij de ruimtelijke ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.  
  (3.6.2) Verkeer en infrastructuur – Nota Parkeernormen Den Haag en nota Fietsparkeernormen   Het parkeren op eigen terrein heeft de voorkeur. Aan de hand van de parkeernomen kan de parkeerbehoefte bepaald worden. Verwezen wordt naar paragraaf 5.2.7.  
  Bereikbaarheid hulpdiensten   De bereikbaarheid voor hulpdiensten voor de woningen in het zuiden van het plangebied vereist een specifieke ontsluiting: de ontsluiting voor het langzaamverkeer vanaf de Carry van Bruggenhof wordt daarvoor ook als calamiteitenroute ingericht.  

5.2.7 Parkeerbehoefte

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling mogelijk van maximaal 300 woningen. Omdat de locatie niet bovengemiddeld goed met het openbaar vervoer is ontsloten, is er geen reden om af te wijken van de parkeernormen. In bijlage 13 is een parkeerbalans opgesteld op basis van de gemeentelijke parkeernormen en toepassing van reductie in de vorm van dubbelgebruik overeenkomstig CROW-systematiek. Met voorliggend plan worden maximaal 358 parkeerplaatsen gerealiseerd hetgeen gelijk is aan het aantal benodigde parkeerplaatsen.

In tegenstelling tot wat het gemeentelijk beleid voorschrijft, wordt het merendeel van de parkeerplaatsen niet op eigen terrein gerealiseerd (de parkeerplaatsen ten behoeve van de 2 onder 1 kap woningen komen wel op eigen terrein). Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het namelijk wenselijk het parkeren zoveel mogelijk te clusteren in een parkeergarage en parkeerhoven. Afbeelding 5.1 schetst daarvan een beeld. Het is van belang deze parkeerplaatsen in te regelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0021.png"

Afbeelding 5.1: Situatietekening met demarcatie parkeerplaatsen

5.2.8 Wonen
  Wonen   Toetsing  
  (3.7.1) Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021   In hun brief van 16 september 2017 aan Provinciale Staten (PZH-2017-612580817) aanvaarden Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021 en het bijbehorende woningbouwprogramma.  
  (3.7.2) Woonvisie Den Haag 2017 – 2030 – gaat voor de langere termijn uit van een jaarlijks netto bouwprogramma van 2000 tot 2500 woningen. De aanwezigheid en spreiding van voldoende betaalbare woningen in de stad voor minder financieel draagkrachtige huishoudens is hierin een belangrijke opgave.   Enerzijds worden in het plangebied gestapelde woningen gebouwd in de sociale sfeer, anderzijds worden koopwoningen gebouwd in grondgebonden geschakelde, halfvrijstaande of vrijstaande woningtypen. De gestapelde woningen is de bestemming “Wonen – 2” aangewezen. De grondgebonden woningtypes kennen de bestemming "Wonen -1".  
  (3.7.2) Woonvisie Den Haag 2017 – 2031 – Het plangebied dient volgens de Woonvisie een suburbaan en grondgebonden woonmilieu te gaan vormen.   Het groen en ontspannen wonen ontvouwt zich voor de grondgebonden woningen in een groene of groenblauwe omgeving en voor de gestapelde woningen in een ligging aan een brede ecologische verbindingszone aan de ene zijde van het ensemble en een parklaan aan de andere zijde. Dit woonmilieu wordt aangevuld door een woonsfeer waarin wonen, verblijf en spel vloeiend in elkaar overgaan in een groene omgeving.  

5.2.9 Spelen
  Spelen   Toetsing  
  (3.8.1.1) Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid Spelen met ruimte – ruimte voor speelruimte   Gezien de grote hoeveelheid aan groen in te richten terreinen kan in het plangebied de 3%-richtlijn aan openbare speelruimte gehanteerd worden in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. De bestemming “Groen” laat het gebruik voor speelvoorzieningen toe, met uitzondering van de ecologische verbindingszone.  
  (3.8.1.2) Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid Spelen met ruimte – plaatsing speelplekken   In het middendeel van het plangebied in de bestemmingsvlakken voor de bestemming “Groen” zijn de speelplekken centraal gelegen, zijn de woningen in de woonblokken gericht op het spelen en bieden sociale controle, is er geen sprake van verkeersbewegingen en zijn de
speelplekken bruikbaar en toegankelijk voor kinderen met en zonder handicap.  
5.2.10 Duurzaamheid
  Duurzaamheid   Toetsing  
  (3.9.1) Duurzaamheids- en milieubeleid   De nota's geven geen grondslag voor regels die in het bestemmingsplan kunnen worden opgenomen.  
  (4.2) Milieueffectrapportage   De wijziging van de Wet milieubeheer maakt een beoordeling door het bevoegd gezag of dit bestemmingsplan merplichtig is noodzakelijk. Aan de hand van de opsomming van criteria in bijlage 3 bij de EU-richtlijn milieubeoordeling is een document opgesteld, die in bijlage 14 is opgenomen. Aerius rapporteert daarin op welke wijze de criteria in de opzet van het plan zijn behandeld. Zo constateert zij dat na berekening er geen natuurgebieden met rekenresultaten zijn, die hoger zijn dan de drempelwaarde. De hoogste additionele stikstofdepositie is kleiner dan de drempelwaarde van 0,05 mol/ha/jr op de stikstofgevoelige habitats in de Natura2000 gebieden binnen 5 kilometer van de planlocatie. Het document concludeert dat er geen sprake is van een mer-plicht. Het bevoegd gezag zal een besluit omtrent de beoordeling nemen.  
  (4.3 Bedrijven en milieuzonering   Vanwege de functies in de directe omgeving (zie paragraaf 2.4.2.2) van het plangebied wordt het plangebied getypeerd als 'rustige woonwijk'.
Op basis van de VNG brochure geldt voor veldsportcomplexen (met verlichting) een richtafstand van 50 m voor het maatgevende aspect geluid. Voor een benzinestation zonder lpg geldt een richtafstand van 30 m voor het maatgevende aspect gevaar. Voor een waterdistributiebedrijf met een pompvermogen kleiner dan 1 Megawatt geldt een richtafstand van 30 meter voor het maatgevende aspect geluid.

Het appartementengebouw op de hoek Leyweg - Erasmusweg dat binnen Haags Buiten gerealiseerd wordt, wordt op 30 meter afstand van het benzinestation gerealiseerd. De afstand tussen de nieuw te bouwen woningen en het veldsportcomplex ten zuiden van het plangebied bedraagt ongeveer 70 meter. De afstand tot het waterdistributiebedrijf bedraagt ongeveer 40 meter.
Op basis hiervan zal ter plaatse van het plangebied sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling van niet in de weg.  

5.2.11 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). zie ook 3.9.2 Gebiedsgericht milieubeleid.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Het plangebied behoort tot het gebiedstype Wonen. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Welk ambitietype?   Kwalitatieve uitwerking  
Bodem   Extra   Uit historische gegevens en de recentelijk uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging. Uitgangspunt is functiegerichte sanering en om te werken met een gesloten grondbalans.  
Externe veiligheid   Maximaal   Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van het LPG-tankstation, de hoofdtransportleiding gas, de route voor vervoer van gevaarlijke stoffen op de Schaapweg en de opslag en verkoop van CNG.  
Geluid   Maximaal   De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanwege de Erasmusweg en de Leyweg. Ter plaatse van onder andere de woontorens is de geluidbelasting dusdanig hoog dat bij een aantal appartementen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn (extra geluidafscherming bij de balkons) om te voldoen aan het criteria dat elke woning een geluidsluwe gevel heeft.
Ten behoeve van de woningen dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld.  
Lucht   Maximaal   De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Mobiliteit   Extra   De parkeernormen zijn volgens de Nota parkeernormen bepaald. In afwijking van het parkeerbeleid vindt het parkeren voor de appartementen en dijkwoningen en bouwblokwoningen plaats in peen parkeergarage en parkeerhoven plaats van op eigen terrein. De vrijstaande en halvrijstaande woningen in de uitlopers dienen parkeerkeerplaatsen op eigen erf te kennen.  
Schoon   Extra   In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden.  
Water   Ambities per poldereenheid   Water dat leeft. Zoveel mogelijk afkoppelen. Onderzocht wordt in hoeverre afvalwater gezuiverd kan worden in de rietzone. Het omgaan met water en hemelwater in het plan is erop gericht om de kans op wateroverlast niet te vergroten. Versnelde afvoer van hemelwater worden daarom gecompenseerd met extra wateroppervlak. Dempingen worden 1 op 1 gecompenseerd. Bovendien zorgen Wadi's voor extra berging binnen het plan, zodat ook zeer extreme buien in laagtes binnen het plangebied kunnen worden opgevangen.  
Natuur   Extra   Het plangebied ligt op ruime afstand (circa 5 km) van het dichtsbijzijnde Natura-2000 gebied Solleveld & Kapittelduinen. Gelet op deze afstand en de tussenliggende bebouwing zal het project niet leiden tot aantasting van de natuurlijke kenmerken van dit Natura 2000-gebied. Er is geen sprake van verslechtering van kwaliteit van habitats van soorten en/of van significante verstoring van soorten  
Klimaat   Maximaal   De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015.
Door de initiatiefnemer is aangegeven dat aan de in
het Uitvoeringskader Erasmusveld gestelde duurzaamheidsambities, zoals de strengere EPC-norm conform excellente gebieden regeling, zal worden
voldaan.
Gezien het peilbeheerde watersysteem en de mogelijkheid van inlaat vanuit andere peilgebieden of de boezem is droogte geen probleem in deze wijk. Bovendien wordt water vastgehouden door – waar mogelijk toepassing van waterdoorlatende verharding en wadi's. Ondanks dat het gebied minder groen wordt dan in de huidige situatie kunnen de groene binnenterreinen, het vele water en de ecologische verbindingszone en de rietzone voor verkoeling zorgen tegen hittestress.  

De thema's voor het plangebied zijn in de loop der tijd meer gaan betekenen dan het gebiedstype Wonen toelaat. De inrichting van een tamelijk deel van het plangebied met natuur is daarvan de voornaamste oorzaak. De ambitie in het gebiedstype Wonen voor het thema natuur is niet meer dan 'extra'. Die ambitie is 'maximaal' geworden. De nadruk op het gebiedstype Wonen leidt ertoe dat de ambities voor de met wonen samenhangende thema's als externe veiligheid, geluid en lucht als 'maximaal' zijn omschreven. Het een sluit het ander niet uit wat betreft de thema's exterrne veiligheid en lucht. Wat betreft geluidhinder is de Erasmusweg een gelijkblijvend probleem. Zo zijn door de ecologische verbindingszone de geluidgevoelige woningen op grotere afstand van de drukke Erasmusweg geprojecteerd, wat een verbetering is. De beperking van de oppervlakte leidde tot hoogbouw met geluidbelasting. Laagbouw op kortere afstand zou evenzeer een nagenoeg gelijk aantal geluidbelaste woningen tot gevolg hebben.

5.2.12 Externe veiligheid

Overzicht bronnen

In opdracht van Cleton & Com heeft AVIV een inventarisatie van risicobronnen in de omgeving van het project Haags Buiten gemaakt. Deze risicoscan is als bijlage 15 bij deze toelichting opgenomen.

Het gaat om:

  • 1. de hogedruk aardgasleiding W-509-06,
  • 2. de Schaapweg als aangewezen route voor gevaarlijke stoffen,
  • 3. het LPG-tankstation aan de Schaapweg en
  • 4. het CNG-tankstation op de hoek van de Leyweg en de Erasmuswg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0022.png"

Afbeelding 5.2 risicobronnen in de omgeving van plangebied Haags Buiten (bron: AVIV)

Aardgasleiding W-509-06

Ten oosten van het plangebied Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) ligt een 12 inch hogedruk aardgasleiding met een werkdruk van 40 bar. De afstand tussen het plangebied en de leiding is ruim 225 meter. Het plangebied ligt daarmee ruimschoots buiten het invloedsgebied (140 meter rond de leiding, zie afbeelding 4.2). Deze risicobron wordt verder buiten beschouwing gelaten.

Schaapweg, route gevaarlijke stoffen

De Schaapweg (ten oosten van het plangebied) is onderdeel van de route gevaarlijke stoffen van de gemeente Den Haag. Over deze route vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats ter bevoorrading van LPG-tankstation Schaapweg. De afstand tussen het plangebied Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) en de Schaapweg is ruim 375 meter, zie afbeelding 4.2. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van 355 meter rond de Schaapweg. Deze risicobron wordt verder buiten beschouwing gelaten.

LPG-tankstation Schaapweg

Ten oosten van het plangebied Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) bevindt zich LPG-tankstation Schaapweg. Dit tankstation heeft een vergunde doorzet van maximaal 1.000m3 per jaar. De afstand tussen het plangebied en het LPG-vulpunt en de LPG-tank is ruim 375 meter. Het plangebied ligt daarmee ruimschoots buiten de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied (150 meter rond het LPG-vulpunt en de -tank. Zie afbeelding 5.1). Deze risicobron wordt verder buiten beschouwing gelaten.

CNG-tankstation Erasmuslaan

Bij de opslag en verkoop van CNG in het motorbrandstoffenverkooppunt aan de Erasmusweg hoek Leyweg is er sprake van een persoonsgebonden risico op een afstand van 10 meter. De in dit bestemmingsplan aangewezen woonbestemming ligt op 30 meter afstand daarvan. Daarmee is er geen sprake van een risico. Verwezen wordt naar bijlage 16 Externe veiligheid 2

Ontsluiting

De Veiligheidsregio Holland heeft op 1 december 2017 aangedrongen op een tweede ontsluiting van het plangebied door de hulpdiensten. Deze wordt bereikt door een van de straten aan het open water naar de Carry van Bruggenhof door te trekken. Deze doorgaande route zal naast langzaam verkeer ook calamiteitenvervoer toelaten. Daarnaast wordt geadviseerd het open water aan het eind van de straten bereikbaar te maken voor de brandweer.

De Omgevingsdienst Haaglanden heeft het onderzoek getoetst en zag geen aanleiding tot opmerkingen, zie bijlage 17 Externe veiligheid 3 bij deze toelichting.

5.2.13 Geluid

Spoorweglawaai

In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Met lawaai van railverkeer hoeft geen rekening te worden gehouden.

Industrielawaai

In en rond het plangebied zijn geen industrieterreinen aanwezig waarop aangewezen inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd.

Wegverkeerslawaai

Voor het plan Haags Buiten in Den Haag is een akoestisch onderzoek gedaan aan de hand van berekeningen. Het vormt bijlage 18 bij de toelichting. Hierbij is getoetst aan de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid.

Bij de berekeningen is rekening gehouden met twee geprojecteerde tuinschermen. De tuinschermen worden akoestisch geheel gesloten uitgevoerd en hebben een hoogte van 1,50 meter. In de berekening zijn de tuinschermen aan beide zijden als akoestisch reflecterend beschouwd. De tuinschermen zijn gesitueerd bij de hoekwoningen naast de hoofdweg binnen het plangebied en staan op de perceelgrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0023.png"

Afbeelding 5.1: Ligging geluidsschermen

Uit het onderzoek blijkt het volgende:

Loevesteinlaan: de geluidbelasting (inclusief tram) is ten hoogste 43 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Vanwege deze geluidsbron is geen

bezwaar tegen de ontwikkeling van het plan.

Leyweg: de geluidbelasting is maximaal 57 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde van

48 dB met maximaal 9 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet

overschreden.

Erasmusweg: de geluidbelasting is maximaal 56 dB. Hiermee wordt de voorkeursgrenswaarde

van 48 dB met maximaal 9 dB overschreden. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt

niet overschreden.

Voor de geluidbelasting vanwege de Leyweg en de Erasmusweg moet een hogere waarde worden vastgesteld door het bevoegd gezag. Het betreft 115 woningen vanwege de Erasmusweg en 96 woningen vanwege de Leyweg. Aan de verlening van deze hogere waarde zijn voorwaarden aan verbonden.

Met de aangegeven maatregelen wordt voldaan aan de (doelstelling van de) gemeentelijke

indelingseisen. Alle woningen beschikken over een geluidluwe gevel.

Wat betreft de geluidbelasting van de 30 km/uur-wegen: de geluidbelasting is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor gezoneerde woningen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening adviseren wij de geluidwering van de gevel af te stemmen op de gecumuleerde geluidbelasting inclusief de 30 km/u wegen. Op deze manier worden de bewoners optimaal beschermd tegen de geluidbelasting in de omgeving en wordt een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

De fasering is dusdanig dat de grondgebonden woningen bij oplevering altijd zijn afgeschermd van de Erasmusweg door het voorliggende appartementengebouw en de naastgelegen twee blokken dijkwoningen, daardoor is fasering van het geluidsrapport niet nodig. Een verzoek hogere grenswaarden is bij het bevoegd gezag ingediend. Zij heeft de procedure gestart tot verlening van hogere grenswaarden.

5.2.14 Luchtkwaliteit

Uit de gegevens in de Monitoringstool voor het NSL blijkt dat met deze ruimtelijke ontwikkeling geen grenswaarden overschreden worden.

5.2.15 Milieukwaliteit van de bodem

Voor wat betreft de bodemverontreiniging zijn drie zaken te onderscheiden:

  • 1. zeer lokale grond- en/of grondwaterverontreinigingen met olieproducten (mobiel)
  • 2. ophooglaag met lichte tot sterke verontreiniging met zware metalen, PAK en OCB (immobiel)
  • 3. verontreinigde waterbodems met over het algemeen sterke belasting met zware metalen, PAK en PCB (immobiel)

Ten aanzien van de om bovenstaande redenen gewenste bodemsanering zijn de volgende documenten opgesteld:

- rapport 'Herontwikkelingslocatie 'Haags Buiten' aan de Leyweg en de Erasmusweg te 's-Gravenhage – Bodemsaneringsplan', kenmerk abb.gvh.14167.r01 d.d. 12 juli 2017 (bijlage 19 bij de toelichting);

- brief 'Herontwikkelingslocatie 'Haags Buiten' aan de Erasmusweg/Leyweg te 's-Gravenhage – Melding bodemsanering', kenmerk abb.gvh.14167.b05 d.d. 30 augustus 2017 (bijlage 20 bij de toelichting).

Beide rapporten werden opgesteld door Hofstede cs Milieuadviseurs.

Het bodemsaneringsplan is gebaseerd op alternatief A uit de Saneringsvisie. Deze houdt in dat voor de ophooglaag op de locatie er een functiegerichte sanering wordt uitgevoerd. De gehele locatie wordt voorafgaand aan de herontwikkeling opgehoogd met 1 tot 1,5 meter geschikte grond (kwaliteit 'wonen');

Bij beschikking d.d. 16 oktober 2017 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden ingestemd met de uitgevoerde bodemonderzoeken en beschikt, dat de locatie een 'geval van ernstige bodemverontreiniging, waarvan sanering niet spoedeisend is' is (bijlage 21 bij de toelichting). Ook heeft zij op 3 november 2017 met het saneringsplan ingestemd (bijlage 22 bij de toelichting).

Bij de herinrichting van de locatie zijn de volgende saneringsdoelstellingen van toepassing:

  • 'volledige verwijdering' (tot gehalten beneden interventiewaarden): te handhaven en nieuw te graven polderwater;
  • isoleren met een betonvloer of bestrating: alle toekomstige bebouwing;
  • isoleren met een leeflaag: overige deel van de saneringslocatie, inclusief te dempen watergangen.

Bij de sanering van de te handhaven watergangen wordt de uitkomende bagger afgevoerd naar een erkende verwerker.

Voorafgaand aan het isoleren van het overige deel van de locatie wordt een deel van de sterk verontreinigde grond (circa 17.000 m³) herschikt op lager gelegen terreindelen en in te dempen watergangen. De op te brengen leeflaag voldoet met betrekking tot zijn kwaliteit minimaal aan de 'Maximale Waarde Wonen'. Qua samenstelling wordt onderscheid gemaakt tussen 'teelaarde' (toplaag tuinen en groenstroken), 'zand in zandbed' (funderingslaag wegen en parkeervakken) en 'zand in ophoging' (overige toepassingen). In totaal wordt ongeveer 40.500 m³ aanvulgrond opgebracht. De toekomstige maaiveldhoogte is NAP+ 1,05 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0307BHaagsBuite-50VA_0024.jpg"

Afbeelding 4.5: Saneringsdoelstellingen deellocaties (bron: Hofstede cs milieuadviseurs)

De sanering wordt uitgevoerd in combinatie met het bouwrijpmaken van het terrein. De saneringswerkzaamheden worden uitgevoerd door een aannemer met Kwalibo-erkenning (BRL SIKB 7000) en milieukundig begeleid door een milieubureau met Kwalibo-erkenning (BRL SIKB 6000).

Bij beschikking met kenmerk ODH-2017-00116735 van 3 november 2017 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden ingestemd met dit saneringsplan (bijlage 22).

Een klein deel van het plangebied is nog niet onderzocht. Indien er in dat deel van het plangebied herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.

5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

5.3.1 Het digitale bestemmingsplan

Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1.000.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de SVBP2012: Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 'van de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. . Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de digitale verbeelding wordt de informatie in een aparte deel van het scherm zichtbaar, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Op deze wijze is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding aangegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de plankaart. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding van de plankaart zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012, opgenomen. De waarde op de plankaart geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en plankaart.

5.3.2 Keuze en verantwoording van de bestemmingen
  Ruimtelijk beleid   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.1) Verordening Ruimte – regionale waterkering: de bestaande waterkering en beschermingszone wordt als zodanig bestemd en of aangeduid op de verbeelding.   De toekomstige ligging van de watergang is in de bestemming "Water" opgenomen. De waterkering ligt parallel, ten zuiden en aangrenzend aan het bestemmingsvlak van "Water" in de bestemming "Groen". Deze kering is de medebestemming "Waterstaat - Waterkering" aangewezen. De beschermingszone bij de kering ligt parallel, ten zuiden en aangrenzend aan het bestemmingsvlak van "Waterstaat- Waterkering" in de bestemming "Groen" en is een gebiedsaanduiding op de verbeelding toegekend.  
  (5.2.1) Uitvoeringskader Erasmusveld   Gelet op het feit dat de groenblauwe raamwerk betreden kan worden is de groenstructuur de bestemming “Groen “aangewezen. De scherpe afbakening tussen het groenblauwe raamwerk en de bouwblokken noopt ertoe de verharde voetpaden voor voetgangers en/of fietsers specifiek te bestemmen. Als uitzondering geldt het voetpad op de zuidelijke oever van boezemwatergang. De zuidelijke langzaam verkeersroute, de aansluiting op de Carry van Bruggenhof evenals de trottoirs voor de woningen in de woonblokken zijn daarom de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied” aangewezen. De parklaan, haar langsparkeerplaatsen en haar drie zijstraten met de parkeerstroken en groene bermen zijn de bestemming “Verkeer – Verblijfsstraat” aangewezen.  
  (5.2.1) Stedenbouwkundige verkaveling   De concentratie van bebouwing in bouwblokken wordt in de bestemming "Wonen - 1" vertaald in de aanduiding in bouwvlakken. Alleen daarin mogen gebouwen worden opgericht.  

  Cultureel erfgoed   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.2) Cultuurhistorische waarde - archeologie   Het bestemmingsplan bevat geen regeling tot bescherming van de archeologische monumenten.  

  Groene waarden   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.3) Groen – Nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones   De oevers van de boezemwatergang zijn in de bestemming “Groen” ondergebracht, het oppervlaktewater in de bestemming “water”. De verbindingszone is op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - ecologische verbindingszone' aangegeven  

  Waterhuishouding   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.5) Besluit ruimtelijke ordening - waterhuishouding   Voor de vertaling in het bestemmingsplan van de reconstructie van de boezemwatergang parallel en ten zuiden van de Erasmusweg en het behoud van de waterveiligheid door de verlegging van de waterkering en zijn beschermingszone wordt verwezen naar de eerste tabel in deze paragraaf, de eerste rij.
De waterbergingscompensatie als gevolg van de toename van verharding in het voor het polderdeel van het plangebied door de inrichting van een rietzone ten zuiden van de woonwijk is in het bestemmingsvlak "Water" met de functieaanduiding 'waterberging' geregeld. In de specifieke gebruiksregels wordt deze op 1.235 m³ bepaald. In de bestemmingsomschrijving van deze bestemming is dit opgenomen.
Het is mogelijk de rest als groen in te richten. De waterberging is ook een functie van de groenvoorziening in de bestemming "Groen". Voor het onderhoud van de rietzone zijn laatplaatsen noodzakelijk. De bestemming "Groen" laat dat toe.  

  Verkeer   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.6) Ontsluiting plangebied op de
Leyweg  
Het deel van het plangebied dat voor de ontsluiting van het plangebied op de Leyweg zal worden benut en daarop aansluit, is de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" aangewezen.  
  (5.2.7) Parkeerbehoefte   De parkeerbehoefte is gelijk aan 358 parkeerplaatsen. De parkeergarage is in de bestemming "Wonen - 1" de functieaanduiding 'parkeergarage' aangewezen. Zij is bedoeld voor de parkeerbehoefte van dit bestemmingsvlak en van de bestemming "Wonen - 2". Het parkeren op eigen terrein geldt daarom niet voor de bestemming "Wonen - 2" en ook niet voor de bouwvlakken in de bestemming "Wonen 1" met de bouwaanduiding maximaal aantal woningen van 20, 18 en 15 meter.
Deze laatste kunnen gebruik maken van de parkeerplaatsen in de functieaanduiding 'parkeerterrein' in de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat". Er geldt een parkeernorm voor bouw en verbouw in de algemene gebruiksregels. De omvang van de norm staat vermeld in de beleidregels.  
  (5.2.6) Bereikbaarheid hulpdiensten   Voor het bestemmingsvlak "Verkeer - Verblijfsgebied" voor fietsers en voetgangers dat het plangebied met de Carry van Bruggenhof verbindt is een specifieke gebruiksregel van kracht die ook het gebruik voor hulpdiensten toelaat  

  Wonen   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.8) Woonvisie Den Haag 2009 – 2020 – het bouwen van genoeg geschikte woningen bouwen voor verschillende groepen inkomens   De gestapelde woningen zijn de bestemming "Wonen - 2" aangewezen. In de specifieke gebruiksregels bij beide bestemmingen is bepaald dat in beide bestemmingen gezamenlijk niet minder dan 250 en niet meer dan 300 woningen gebouwd mogen worden. In de twaalf bouwvlakken in de bestemming "Wonen - 1" is bepaald dat een minimum en een maximum aan woningen gebouwd mag worden. Middels een afwijkingsbvoegdheid kan daarvan worden afgeweken onder de voorwaarde dat de afwijking gecompenseerd wordt zodat het aantal van 250 tot 300 toch gerealiseerd wordt.  

  Spelen   Vertaling in het bestemmingsplan  
  ( 5.2.9) Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid Spelen met ruimte – ruimte voor speelruimte   De bestemming "Groen" laat middels haar doeleindenomschrijving speelvoorzieningen toe. De toelating geldt volgens de specifieke gebruiksregels niet voor de gronden in deze bestemming die de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' zijn aangewezen.  

  Geluidhinder   Vertaling in het bestemmingsplan  
  (5.2.13)Wegverkeerslawaai   Bij de berekeningen van de geluidsbelasting vanwege het wegverkeerslawaai is rekening gehouden met twee geprojecteerde geluidsschermen bij grondgebonden woningen. Deze zijn in de verbeelding in de bestemming "Wonen - 1" met de functieaanduiding 'geluidsscherm' aangegeven en in de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouw zijnde voorzien van de bepaling dat de erfafscheidingen akoestisch geheel gesloten worden uitgevoerd en hun bouwhoogte niet minder 1,5 meter mag bedragen.  

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels Begrippen en Wijze van meten richten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte enzovoorts) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 9) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 10 tot en met 14) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 15 de slotregel in artikel 16.
5.4.1 Inleidende regels


In Artikel 1 Begrippen worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:

  • geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
  • naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, van belang zijn. Kleine groenvoorzieningen die deel uitmaken van het straatprofiel zijn onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen. De overige aanwezige groenvoorzieningen hebben de bestemming "Groen". Het betreft de oevers parallel aan en ten zuiden van de Erasmusweg en de scheggen parallel aan de lage woonbebouwing.

De groenzone langs de Erasmusweg en de watergang kent, ter bescherming van de ecologische waarden de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone'. Slechts aan haar zuidoever mag een wandelpad worden aangelegd.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied 

De weg met de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is niet voor gemotoriseerd verkeer toegankelijk. Ze doorsnijdt in het zuidelijk deel van het plangebied in oost-westrichting en ze vormt de dijkweg naar de Carry van Bruggenhof. De dijkweg mag ook door hulpdiensten bereden worden.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsstraat

De wegen met de bestemming "Verkeer - Verblijfsstraat" ontsluiten de wijk voor het autoverkeer, maar worden uitdrukkelijk voor het gebruik door voetgangers en fietsers ingericht. De straat waarop deze bestemming betrekking heeft begint bij de Leyweg en eindigt vóór de dijkweg naar de Carry van Bruggenhof. Verder takt ze op twee plaatsen naar de grondgebonden woningen af.

Artikel 6 Water

De in het bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater is de bestemming "Water" aangewezen. Water dat onderdeel uitmaakt van de ecologische verbindingszone heeft ter bescherming van de ecologische waarden de gebiedsaanduiding 'ecologische verbindingszone' gekregen. Water dat dient voor de waterbergingscompensatie in de polder heeft de functieaanduiding 'waterberging' verkregen. Dat water vormt de rietzone.

Artikel 7 Wonen - 1 en Artikel 8 Wonen - 2

De grondgebonden woningen (rijwoningen en twee-onder-een kapwoningen) zijn de bestemming "Wonen - 1" aangewezen. Gelet op de regeling met betrekking tot vergunningvrij bouwen, zijn geen regels met betrekking tot aan- en bijgebouwen opgenomen. De appartementgebouwen zijn de bestemming "Wonen - 2" aangewezen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

De in het plangebied aan te leggen waterkering is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering" aangewezen.

5.4.3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels 

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in 14.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels 

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingsplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingsplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Artikel 14.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 14. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval..Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

De beschermingszone bij de aan te leggen waterkering is in de gebiedsaanduiding 'Overige zone - waterstaat beschermingszone' de beschermingszone van de waterkering geregeld. In het belang van deze zone is daarin een bouwverbod opgenomen.

De ecologische verbindingszone ten zuiden van en parallel aan de Eramusweg wordt aangelegd in de bestemming "Groen" en "Water" en is geregeld in de 'Overige zone - ecologische verbindingszone'. Het bepaalt welke bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht en sluit speelvoorzieningen uit.

Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten)'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende plan maakt onder meer de ontwikkeling van minimaal 250 en maximaal 300 woningen mogelijk. De gronden in het plangebied zijn in eigendom van Haags Buiten B.V., statutair gevestigd in Sliedrecht. De bouw van deze woningen is aan te merken als een bouwplan, zoals aangewezen in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Daarom is de gemeente teneinde het kostenverhaal te verzekeren op basis van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) verplicht om een exploitatieplan op te stellen, tenzij dat kostenverhaal verzekerd is middels:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst als bedoeld in artikel 6:24 Wro met de eigenaar over de ontwikkeling.


Het kostenverhaal is hier anderszins verzekerd omdat sprake is van anterieure overeenkomst welke op 27 juli 2017 (kenmerk DSO SO 2017.1419) werd ondertekend. Deze overeenkomst werd op 14 mei 2018 aangevuld met een allonge. Op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro wordt dan ook besloten om geen exploitatieplan vast te stellen.



Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) is op 15 februari 2018 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Provincie Zuid-Holland
  • 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 3. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 4. Dunea
  • 5. Omgevingsdienst Haaglanden
  • 6. GGD Haaglanden
  • 7. Burgemeester en wethouders van Rijswijk
  • 8. Burgemeester en wethouders van Westland
  • 9. Politie Eenheid Den Haag
  • 10. Veiligheidsregio Haaglanden
  • 11. HTM Personenvervoer NV
  • 12. Veolia Transport Haaglanden
  • 13. Stedin B.V.
  • 14. TenneT Regio West
  • 15. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 16. Bewonersplatform Wateringse Veld

Van de instanties onder nummer 1, 3, 5, 10, 11 en 13 zijn reacties ontvangen.

Van de overige genoemde instanties zijn geen reacties ontvangen.

1 Provincie Zuid-Holland

ad 1.1) Nadat de gemeente op 15 februari 2018 een e-formulier had ingediend bij de provincie Zuid-Holland, gaf deze in antwoord daarop aan dat 'op grond van de informatie die u heeft gegeven blijkt dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen, het plan hoeft niet te worden opgestuurd naar de provincie Zuid-Holland'.

3. Hoogheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, le herziening (Haags Buiten) in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's "Waterkwantiteit", "Klimaatadaptatie en waterhuishouding" en "Beheer en onderhoud".

3.1) De waterparagraaf is nu opgenomen in de bijlagen. Het heeft onze voorkeur om deze rechtstreeks in de toelichting op te nemen, zodat de informatie toegankelijker is.

ad 3.1) De in de bijlagen opgenomen waterparagraaf was op dat punt al aangepast. De gegevens over de bestaande waterstaatkundige situatie respectievelijk de beleidskaders ten aanzien van de waterhuishouding waren al naar de hoofdstukken 2 respectievelijk 3 van de toelichting verplaatst. Aanvullingen op grond van de vooroverlegreactie worden rechtstreeks in de toelichting opgenomen.

Waterkwantiteit

3.2) In bijlage 7 "Waterhuishouding 1" is de "Waterparagraaf Haags Buiten 13 mei 2017 ABB" opgenomen. De initiatiefnemer en Delfland hebben in november 2017 overleg gevoerd over de waterparagraaf. Wij verzoeken u de meeste recente versie op te nemen.

ad 3.2) Het betreft bijlage 7. Ze is gedateerd op 16 januari 2018.

3.3) De watergang aan de oostzijde op de verbeelding is nu niet als water herkenbaar. Het heeft onze voorkeur het water rechtstreeks als "Water" te bestemmen en met een blauwe kleur op de verbeelding weer te geven.

• Inmiddels is afgesproken, dat er aan de westzijde een extra watergang komt. Hierdoor wordt de lengte van de duiker, die de verbinding vormt naar de waterpartij langs de Erasmusweg, verkort. Wij verzoeken u de watergang op de verbeelding weer te geven en in de toelichting te beschrijven.

ad 3.3) Zowel de watergang aan de oostzijde van het plangebied als de nog aan te leggen watergang aan de noordwestzijde die de verbinding vormt naar de Elshofpolder zijn op de verbeelding de bestemming “Water” aangewezen. De functie van de eerste watergang wordt tevens als 'waterberging' aangeduid. De reden voor de aanleg van deze watergang is toegelicht in paragraaf 5.2.5 in de derde rij, tweede kolom, vierde gedachtestreepje van de toelichting. De tekst luidt als volgt: 'De afstemming van het peil in het plangebied op het peil van de Elshofpolder zou volgens bijlage 7 punt 4 gaan plaatsvinden 'door de vervanging van een bestaande watergang door een ander uit te werken waterverbinding'. Nader overleg met het Hoogheemraadschap leidt ertoe dat de watergang gehandhaafd blijft, omdat de verlenging van de duiker de waterkwaliteit zou verminderen. De nieuwe watergang kent een stuwbreedte van 0,5 meter en wordt de bestemming “Water” aangewezen. Dit betekent ook dat het bouwblok parallel aan de Leyweg wat naar het oosten opschuift.'

3.4) In de regels wordt voor de bestemming "Water" in artikel 6.3 het volgende benoemd:

6.3 Specifieke gebruiksregels

a. Het gebruik van water als bedoeld in artikel 6.1.f ter plaatse van de functieaanduiding 'waterberging' betreft het gebruik als waterberging met een minimum afmeting van 1. 235 m3;

a. Het gebruik van water als bedoeld in artikel 6.1.f ter plaatse van de functieaanduiding 'waterberging'

Artikel a is per abuis dubbel opgenomen. Wij waarderen het, dat de hoeveelheid waterberging in de bestemmingsregels wordt opgenomen.

• De stuwbreedte is inmiddels bekend en bepaald op 0,5 m breed.

ad 3.4) De regeling onder a. is bedoeld om de compensatie van de waterbergingscapaciteit in beide bestemmingsvlakken met deze functieaanduiding mogelijk te maken. De regeling onder b. echter stelt dat buiten de gronden in die bestemmingsvlakken die nodig zijn om die capaciteit te realiseren, deze als groen kunnen worden ingericht.

Geconstateerd is dat deze compensatie een uitbreiding betreft van de capaciteit van de waterlopen die bij de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan in de bestemmingsvlakken al aanwezig waren. Deze voorwaarde is in artikel 6.3 aan beide regels toegevoegd.

De in ad 3.3. vermelde nieuwe watergang vormt ook een onderdeel van de waterbergingscompensatie en is als zodanig ook van de functieaanduiding 'waterberging' voorzien. Overeenkomstig 6.3.a zou zij in voorkomend geval als groenvoorziening kunnen worden ingericht. Daar is bij deze watergang geen sprake van. In het toegevoegde artikel 6.3.c is zij om die reden van het gestelde in artikel 6.3.b uitgezonderd.

Klimaatadaptatie en waterhuishouding

3.5) In paragraaf 3.5.5 wordt het Haagse beleid "Klimaatbestendig Den Haag" beschreven. Wij stellen voor de klimaatadaptieve maatregelen, die in dit plangebied worden genomen, hier te beschrijven: groene inrichting met ecologische zone en bomen, beperken verharding en toepassing van waterdoorlatende verharding, wadi's en natuurvriendelijke oevers met rietkragen.
ad 3.5) Paragraaf 3.5.5 beschrijft de het beleidskader, in hoofdstuk 5 wordt de toepassing daarvan besproken. In paragraaf 5.2.5 in de derde rij, achtste kolom luidt de tekst als volgt: ' Met de inrichting van de ecologische verbindingszone met groene oevers en de verruiming van de wetering, de beperking van verharding op de gronden tussen en om de bouwblokken middels de toepassing van waterdoorlatende verharding, van wadi's en de inrichting van de rietzone wordt ingespeeld op het verminderen van de effecten van het klimaat op het plangebied.'

Beheer en onderhoud

3.6) In de regels van de bestemming "Groen" wordt beschreven, dat er een locatie is aangeduid om onderhoudsboten te water te laten. Ook in de toelichting wordt deze genoemd. Echter ontbreekt deze locatie nog op de verbeelding. Wij verzoeken u aan te geven, waar deze komt te liggen.

ad 3.6) In paragraaf 5.2.5 in de derde rij, tweede kolom, derde gedachtestreepje van de toelichting luidt de tekst als volgt: 'Voor het onderhoud van de rietzone zijn voor elk van de twee waterpartijen plaatsen voor de tewaterlating van onderhoudsboten noodzakelijk. In de oeverbestemming “Groen” zijn deze met functieaanduiding 'laad- en losplaats' aangeduid''.

Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, is voor de realisatie van het plan (verleggen keringen, graven van extra water, aanpassen duikers, etc.) een watervergunning of melding nodig. Hierover is reeds contact tussen initiatiefnemer en Delfland.

Voor meer informatie of vragen kunt u zich wenden tot de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”

5. Omgevingsdienst Haaglanden

“Het plan is beoordeeld op de volgende thema's:


Geluid:
5.1) De geluidsparagraaf (4.5) is algemeen. Deze kan aangevuld worden met de conclusies van het onderzoek.

ad 5.1) De conclusies van het akoestisch onderzoek zijn opgenomen in de subparagraaf 5.2.13  'toetsing' in het hoofdstuk 'Planbeschrijving'. Die verwijzing echter wordt in de tekst omtrent geluidhinder niet vermeld. Elke tekst omtrent een milieucomponent wordt daarom voorzien van een verwijzing naar de toetsing.

5.2) In de planregels en plankaart zitten enige inconsistenties. Zo is in paragraaf 7.2.1. een tabel opgenomen met minimale en maximale woningaantallen. De maximale (en de bijbehorende minimale) woningaantallen van 6, 20 en 36 woningen zijn niet terug te vinden op de plankaart. Wel zijn in het zuidoosten 2 bouwblokken met 5 woningen ieder opgenomen op de plankaart. Wellicht hadden dat 6 woningen per bouwblok moeten zijn. De 20 en 36 woningen hebben betrekking op welke bouwvlakken? Het aantal van 18 grondgebonden woningen eerstelijnsbebouwing aan de Erasmusweg is niet in overeenstemming met de omvang van het bouwvlak.

ad 5.2) Het maximum aantal woningen (verder m.a.w.) zijn in een vijftal aangeduide bouwvlakken verkeerd weergegeven: m.a.w. 18 moet 36 zijn, m.a.w. 15 moet 20 zijn en m.a.w. 5 moet 6 zijn. In de verbeelding zijn deze aangepast.

5.3) Ten aanzien van het geluidsrapport van LBPSight 'Plan Haags Buiten in Den Haag' met kenmerk R07327aa.17B8JW3.bvb en d.d. 13 december 2017 merken wij het volgende op:
1. In tegenstelling tot de informatie in hoofdstuk 1 maakt het bestemmingsplan 88 t/m 130 grondgebonden woningen mogelijk en 120 t/m 212 gestapelde woningen.

2.Voor met name de gestapelde woningen zijn de tekeningen van de architect gedetailleerder dan de bestemmingsplankaart. Het geluidsrapport dient ook de ruimere opzet van het bestemmingsplan akoestisch te waarborgen. Een gewijzigd bouwplan zou anders kunnen leiden tot een nieuw akoestisch onderzoek en evt. aanvullende besluit hogere waarden Wgh (afhankelijk van de RO-procedure).

3. Is de kruispuntcorrectie Leyweg/Erasmusweg toegepast?
ad 5.3) Verwezen wordt naar ad 5.2).

5.4) Graag ontvangt de ODH nog een ingevuld informatieformulier hogere waarden Wet geluidhinder en de bijbehorende kadastrale kaart. En een overzicht van de planning van het ruimtelijk plan.

ad 5.4) Op 27 februari jongstleden is het verzoek via info@odh.nl ingediend. Op 1 maart daaropvolgende werd de ontvangst van het verzoek bevestigd door de behandelende ambtenaar van deze dienst.

Externe Veiligheid:

5.5) De als bijlage 13 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegde quick scan externe veiligheid uitgevoerd door adviesbureau AVIV, d.d. 1 december 2015, kenmerk MI2015009/153010, is door de ODH getoetst in 2015 (kenmerk ODH-2015-007 45228, zaaknummer 00440427). Geconcludeerd is dat de quick scan geen aanleiding gaf tot opmerkingen. Er zijn geen ontwikkelingen die tot een andere conclusie leiden.

De toelichting van het concept bestemmingsplan geeft geen aanleiding tot opmerkingen.
ad 5.5.) Hiervan is kennis genomen. De toetsing is in paragraaf 5.2.15 opgenomen.

Lucht:

5.6) In de paragraaf 4.6 luchtkwaliteit wordt gesteld dat voor een goede ruimtelijke ordening ook dient te worden nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is. Waarschijnlijk wordt hier bedoeld dat aan de grenswaarde wordt voldaan. In hoofdstuk 5 wordt hier verder niet op ingegaan. Aangeraden wordt om aan te geven dat op basis van gegevens uit de Monitoringstool voor het NSL blijkt dat geen grenswaarden worden overschreden in de omgeving van het plan.

ad 5.6) In paragraaf 4.6 is de betekenis van de overschrijding van grenswaarden en de gegevens uit de Monitoringstool voor het NSL toegevoegd. In paragraaf 5.2.14 is geconcludeerd dat na raadpleging van deze gegevens er van overschrijding geen sprake is.

Bodem:

5.7) Op 22 februari 2018 ontvingen wij een verzoek om advies over de bodemparagraaf van het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord (Haags Buiten), 1e herziening te Den Haag. De bodemparagraaf is opgenomen in de toelichting onder paragraaf 4.7 Milieukwaliteit van de bodem.

De huidige tekst is correct, maar ook onvolledig. Wij stellen voor de navolgende tekst aansluitend onder in de bodemparagraaf op te nemen.

In de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad), met name een volkstuinencomplex (met tuinhuisjes en stacaravans) en een tankstation (Texaco). Daarnaast is gebied in het verleden opgehoogd, waarbij een deel van de in het gebied aanwezige sloten gedempt is. Ter plaatse van het tankstation zijn ondergrondse brandstoftanks aanwezig die in gebruik zijn. Er zijn geen andere ondergrondse tanks in het plangebied bekend.

Binnen het plangebied zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd. Er zijn twee gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het plangebied bekend. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume).

Het eerste geval betreft een verontreiniging met een olieproduct in grond en grondwater ter plaatse van het Texaco station aan de Leyweg 1486 (locatiecode AA051801200). Dit geval is volledig gesaneerd. Het tweede geval beslaat het grootste deel van het plangebied en betreft het geval Leyweg 1580-1586 (locatiecode AA051804625), een diffuse verontreiniging met zware metalen, minerale olie en/of PAK van land- en waterbodem (watergangen). In de beschikking van 11 september 2017 (met kenmerk ODH-2017-00095999) is ingestemd met het saneringsplan. De sanering is inmiddels in uitvoering.

Een klein deel van het plangebied is nog niet onderzocht. Indien er in dat deel van het plangebied herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.

Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat bovengrond (van 0,0 tot 0,5 m-maaiveld) van het plangebied grotendeels is gelegen in zone 89 en deels in zones 82 en 88.

In zone 82 (Bebouwd gebied op veen) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik en PCB. In zone 88 (Leidscheveen, Ypenburg en Wateringseveld) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik. In zone 89 (Westvlietzone en Erasmusveld) is de bovengrond gemiddeld licht verontreinigd met kwik, lood en PAK. De ondergrond (van 0,5 tot 2,0 m-maaiveld) is geheel gelegen in zone 02 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB. Het plangebied is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater.

ad 5.7) De aangeleverde teksten zijn opgenomen achterin paragraaf 2.4.6 Milieukwaliteit van de bodem, met uitzondering van de tekst : 'Een klein deel van het plangebied is nog niet onderzocht. Indien er in dat deel van het plangebied herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.' Deze tekst is aan paragraaf 5.2.15 toegevoegd. Om het overzicht te behouden is het tekstgedeelte omtrent de directe omgeving van het plangebied als laatste tekstdeel in paragraaf 2.4.6 opgenomen.

Wet natuurbescherming:
Dit plan is reeds behandeld onder zaak nummer 440459.

Conclusie:

De behandelde thema's bodem, lucht en geluid behoeve nog enige aandacht teneinde de planvorming te vervolgen.


10. Veiligheidsregio Haaglanden

“U heeft de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) op 15 februari 2018 verzocht om advies uit te brengen over de externe veiligheid omtrent het concept van het ontwerpbestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) te Den Haag.

In deze mail treft u het advies aan.


Het bestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten) maakt de ontwikkeling van maximaal 300 woningen mogelijk.

In het te ontwikkelen woongebied zullen zowel gestapelde als grondgebonden woningen worden gebouwd.

Risicobronnen

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Erasmusweg, aan de oostzijde door de Polanenhof, aan de zuidzijde door de Carry van Bruggenhof en aan de westzijde door de Leyweg.

In het kader van fysieke en externe veiligheid zijn het plangebied en de directe omgeving beschouwd op de aanwezigheid van risicobronnen met de opslag, het transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen.

Geconstateerd is dat het plangebied niet in het invloedsgebied ligt van transportroutes gevaarlijke stoffen, buisleidingen of objecten waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is.

De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt daarom niet tot een noemenswaardige toename of afname van bestaande risico's.

De Veiligheidsregio Haaglanden heeft op basis hiervan besloten om in het kader van externe veiligheid geen specifieke adviezen uit te brengen met betrekking tot dit bestemmingsplan.

Incidentbestrijding door hulpdiensten

In verband met de ruimtelijke inrichting van het plangebied is het voor de hulpdiensten van belang dat voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van incidenten, de toegankelijkheid, opstelplaatsen en bluswatervoorzieningen voor dit plangebied voldoende zijn.

Met betrekking tot bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bestrijdbaarheid is de gemeente in contact met de heer [naam] van de Veiligheidsregio Haaglanden.

In dit contact is besproken dat er een tweede ontsluiting dient te zijn, in de aangeleverde documenten is de tweede ontsluiting opgenomen.

10.1) Daarnaast wordt geadviseerd het open water aan het eind van de straten bereikbaar te maken voor de brandweer.

ad 10.1) In de bestemming “Water” in de twee bestemmingsvlakken met functieaanduiding 'waterberging' in het zuidelijk deel van het plangebied kunnen aan het eind van de twee van de drie straten groenvoorziening op land worden aangebracht. Het betreft natuurvriendelijke flauwe oevers. Dat garandeert hun bereikbaarheid. Het gebruik van de derde straat, die aansluiting op de Carry van Bruggenhof heeft, is ook voor hulpdiensten ingericht.

Mochten er vragen zijn kunt u contact opnemen met de heer [naam].

Tot slot

Het is belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, ook specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Hiervoor kunnen extra maatregelen benodigd zijn.”

11. HTM Personenvervoer N.V.

In het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Bro over het ontwerpbestemmingsplan Wateringse Veld Noord, 1e herziening (Haags Buiten), kan ik u melden dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

11.1) Voor de volledigheid alleen één tekstuele aanpassing: in de Toelichting §3.6.2 (openbaar vervoer) staat dat de dienstregeling en lijnvoering van tram en bus jaarlijks worden vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden; dit is tegenwoordig de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

ad 11.1) De term is vervangen. Verder wordt in paragraaf 2.4.3 de volgende tekst toegevoegd: 'In de directe omgeving van het plangebied halteert lijn 427 op de Erasmusweg en lijn 37 op de Leyweg. Op enige afstand halteert tramlijn 16 en buslijn 23 op de Hardenbroekstraat.'

Met vriendelijke groet,

13. Stedin B.V.
In reactie op genoemd concept ontwerpbestemmingsplan melden wij het volgende:

·        Kan er al aangegeven worden hoeveel woningen het per type woning grofweg betreft?

·        13.1) Wij gaan er van uit dat de woningen niet op het gasnetwerk worden aangesloten.

·        Kan er al iets gezegd worden over het voornemen op welke manier de woningen te gaan verwarmen? Om op tijd en gezamenlijk tegen laagst maatschappelijke kosten voldoende elektrisch vermogen beschikbaar te hebben is de manier van verwarmen van groot belang. De manier van verwarmen bepaalt namelijk in grote mate de hoeveelheid stations en het netontwerp, in deze maar ook in omliggende wijken.

ad 13.1) Daaromtrent kan nog niets gemeld worden.

·        Wij blijven graag op de hoogte aangaande ontwikkelingen in dit plan. En gaan teven graag in een vroegtijdig stadium hierover met jullie in overleg.

Met vriendelijke groet,

7.2 Ambtshalve aanpassingen

Beleidskaders

De nota 'Groen kleurt de stad' heeft zijn betekenis verloren sinds de vaststelling van de 'Agenda Groen voor de Stad'. De paragrafen 3.4 en 5.2.3 in de toelichting zijn daarop aangepast.

De 'Woonvisie Den Haag 2009 - 2020' is vervangen door de ' 'Woonvisie Den Haag 2017 - 2030' en de 'Regionale Woonvisie Haaglanden 2017 - 2021'. De paragrafen 3.7 en 5.2.8 getuigen daarvan.

Ook het beleidskader omtrent windhinder is voor het plangebied van belang: in paragraaf 3.2.3.7 wordt het toegelicht en in paragraaf 5.2.1 getoetst. Het rapport vormt bijlage 2 bij de toelichting. In verband met tegengaan van een slecht windhinderklimaat is in de bestemming voor de gestapelde woningen, "Wonen - 2", een luifel verplicht gesteld boven de hoofdingang (artikel 8.2.1.f).

De regels in de bestemming "Wonen - 1" die de minimale en maximale capaciteit aan woningen per bouwvlak vastleggen, zijn opnieuw geredigeerd.

Verder heeft de gemeenteraad op 23 maart 2017 de beleidsregel Fietsparkeernormen Den Haag 2016 vastgesteld (RIS294386). Daartoe is in de toelichting paragraaf 3.6.2 aangevuld en de toetsing voor het bestemmingsplan in paragraaf 5.2.7 aangepast. Beleidsregels - en ook op een later tijdstip aangepaste beleidsregels - mogen in bestemmingsplannen worden gehanteerd. De vaststelling van beleidsregels worden niet in het kader van die plannen vastgesteld. De noodzaak tot het voldoen aan de parkeernormen voor fietsen en motorvervoeruigen leidt in de algemene bouwregels (artikel 11) en de algemene afwijkingsregels (artikel 14) tot aanpassingen. De omvang van de norm staat in de beleidsregels vermeld. De noodzaak om de normen in het plan op te nemen vervalt. Om die reden is de bijlage bij de regels vervallen. De parkeernormen zelf staan vermeld op Den Haag.nl.

De waterbergingscompensatie wordt geregeld in de bestemming “Water”. Bij de noordelijke watergang is deze daartoe verbreed, bij de zuidelijke watergang is binnen twee bestemmingsvlakken de aanleg van voldoende waterberging mogelijk. Wat daarna aan bestemmingsvlakken resteert, kan ook als groen worden ingericht. De specifieke gebruiksregels in artikel 6.3 die dat laatste mogelijk maken zijn opnieuw geredigeerd. enkele groengebieden zijn op de verbeelding in de bestemming "Water" ondergebracht.

Bijlagen bij de toelichting

Het windhinderrapport is ingevoegd als bijlage 2 bij de toelichting. Daarmee worden de bijlagen vernummerd. In de bijlage 3 (archeologie 1) is het concept van het 'inventariserend veldonderzoek boringen' uit 2014 vervangen door het definitieve onderzoek uit 2016. In bijlage 5 is het onderzoek 'Actualisatie Quick Scan Nieuwbouw het Groene Veld uit 2015 vervangen door de versie uit 2016. Dat geldt ook voor het aanvullende onderzoek naar de sperwer, buizerd en ransuil in bijlage 6 (Wet natuurbescherming 2). In bijlage 8 (Waterhuishouding 1) is de waterparagraaf uit 2017 vervangen door een paragraaf gedateerd 16 januari 2018. In bijlage 22 (Milieukwaliteit van de bodem 4) is de conceptbeschikking omtrent het saneringsplan vervangen door de beschikking.

Stedenbouwkundige omstandigheden

De in de bestemming "Wonen - 1"gelegen parkeergarage onder een deel van het ensemble zal niet half ondergronds maar op maaiveld worden gebouwd. In dezelfde bestemming worden de daken van de niet gestapelde woningen om extra dakisolatie aan te kunnen brengen met 1 meter tot 13 meter verhoogd. De regels voor woningsplitsing zijn veranderd.

Verder is de plaatsing van balkons in de bestemming "Wonen - 2" aan de west- en noordzijde van het bestemmingsvlak mogelijk gemaakt, door uitbreiding van dat vlak op de plaatsen waar de balkons geplaatst zullen worden. Het akoestisch onderzoek is daarop aangepast (bijlage 18).

7.3 Inspraak- en participatieverordening

Bij besluit van burgemeester en wethouders, d.d. 25 september 2018, RIS300573, heeft het college besloten inspraak te laten plaatsvinden in het kader van de zienswijzenprocedure als bedoeld in art. 3.8 Wro.