Plan: | De Uithof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0276BDeUithof-50VA |
De gemeente Den Haag stelt om een aantal redenen een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied De Uithof op.
Voor de gronden in het plangebied geldt de actualiseringsplicht van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro). Hierin wordt bepaald dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vaststelt (lid 1) en dat de bestemming van de gronden binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van de vaststelling van het bestemmingsplan, telkens opnieuw wordt vastgesteld (lid 2).
Het bestemmingsplan is conserverend van aard.
De nog niet gerealiseerde mogelijkheid uit het voorgaande bestemmingsplan Villapark Uithofslaan (De Uithof, 2e herziening) om woningen te bouwen en vervangen langs de 'oude' Uithofslaan is overgenomen.
Binnen de bestaande bebouwing van het (winter)sport en evenementencentrum De Uithof wordt een kleinschalige hotelfunctie mogelijk gemaakt.
Naar aanleiding van een leggerwijziging door het Hoogheemraadschap van Delfland is de waterkering ter hoogte van de Uithofslaan verlegd naar de Wennetjessloot.
Genoemde ontwikkelingen worden nader omschreven in Hoofdstuk 5.
Het doel van bestemmingsplan De Uithof is het vastleggen van de bestaande ruimtelijke structuur in een nieuw juridisch-planologisch kader. De karakteristieke waarden van het gebied voor wat betreft het beeld, de bebouwing en functies blijven behouden. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is, voor het beheer ervan in de toekomst en voor de op dit moment bekende nieuwe ontwikkelingen. Voor verbouwingen aan woningen wordt een concreet toetsingskader voor omgevingsvergunningen en handhavingszaken gecreëerd.
De Wet ruimtelijke ordening vraagt om bestemmingsplannen met een grotere mate van flexibiliteit. Het bestemmingsplan bevat deze flexibiliteit.
Het plangebied ligt in het stadsdeel Escamp van de gemeente Den Haag. De begrenzing van het plangebied is globaal als volgt: Nieuweweg, de Lozerlaan, Erasmusweg, Poeldijkseweg, achterzijde percelen Uithofslaan en de Wennetjessloot. Hieronder is de ligging van het plangebied in de stad weergegeven. De exacte begrenzing volgt uit de plankaart behorende bij dit bestemmingsplan.
Ligging in de stad
Het bestemmingsplan De Uithof vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd G.S. | onherroepelijk | ||
Bestemmingsplan De Uithof (1972) | 30 oktober 1972 | 4 april 1970 | 21 mei 1974 | ||
Bestemmingsplan De Uithof, 1e herziening | 17 oktober 2002, nr 220 | 31 januari 2003 (gedeeltelijk) | 27 maart 2003 | ||
Bestemmingsplan Villapark Uithofslaan (De Uithof, 2e herziening) | 17 oktober 2002, nr 221 | 27 mei 2003 met uitzondering van één locatie | 16 januari 2004 |
Het bestemmingsplan Villapark Uithofslaan is gewijzigd middels het Wijzigingsplan Uithofslaan, vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders van 24 april 2007 en onherroepelijk geworden op 28 mei 2008.
Een zeer klein deel van het oude bestemmingsplan De Uithof 1972 is nog vigerend. Het gaat om de locatie gelegen in het noordelijke deel van het bestemmingsplan Villapark Uithofslaan, zie onderstaande tekening.
Afbeelding 2 Vigerende stedenbouwkundige regelingen. het plangebied is binnen de rode belijning.
De woonwagenlocatie aan de Erasmusweg valt buiten het plangebied. Het actuele toetsingskader daarvoor blijft het bestemmingsplan Woonwagenlocaties 2009, vastgesteld op 18-2-2010 en onherroepelijk geworden op 23-3-2011.
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:
In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied De Uithof aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen is in hoofdstuk 5 aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de bestemmingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan. In hoofdstuk 7 zijn de vooroverleg reacties en de college beantwoording op die reacties opgenomen.
Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.
Rond het begin van de jaartelling verschenen de Romeinen in ons land. Er zijn voorwerpen met inscripties uit de Romeinse tijd gevonden, zie paragraaf 2.3.2. In de dorpen Monster en Rijswijk en in Wateringse Veld zijn Romeinse mijlpalen gevonden en in het dorp Poeldijk een militair diploma, de zogenaamde bronzen brief. De noordelijke grens van het Romeinse Rijk werd gevormd door de rivier de Rijn. Op regelmatige afstand bouwden de Romeinen langs de Rijn legerplaatsen en wachtposten. Door de aanwezigheid van deze grensversterkingen maakte het gebied een grote economische opleving door. De Romeinse troepen moesten namelijk voorzien worden van voedsel. De landbouw en veeteelt kwamen hierdoor tot ontwikkeling, dat weer tot een grotere welvaart voor de bevolking leidde. De grote hoeveelheid archeologische vondsten uit deze periode is een bewijs van de economische bloei.
Met het vertrek van de Romeinen verdween ook de belangrijkste bron van inkomen en mede door de vele overstromingen waren er weinig ontwikkelingen in het gebied. Pas in de twaalfde eeuw met de stichting van Villa Losdun (graaf Floris III) en de komst van het Cisterciënserklooster kwam het gebied weer tot ontwikkeling. In de eerste eeuwen was de landbouw het belangrijkste middel van bestaan in de streek
Afbeelding 3: Westland aan het begin van de jaartelling
De Uithofspolder maakte deel uit van de voormalige West-Looserdijckerpolder, een in de loop van de Middeleeuwen ontgonnen veen/kleipolder. In 1661 is de polder in twee stukken gedeeld door de aanleg van de Nieuweweg en Nieuwevaart. Het noordelijk gedeelte is heringericht als de Zwarte Polder en het zuidelijk gedeelte als de Uithofspolder. Tot begin twintigste eeuw maakte het gebied deel uit van de gemeente Loosduinen en daarmee ook van het Westland. Het gebied is gevormd na de aanleg van de Lozerlaan. Van oorsprong was De Uithof een weidegebied. Aan weerszijden van de vermoedelijk al uit de Middeleeuwen stammende Uithofslaan zijn hoveniersbedrijven gevestigd.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn veel van deze bedrijven ingericht tot glastuinbouwbedrijven. Met de aanleg van de nieuwe Lozerlaan is een smalle strook van de polder afgesneden. De oude Lozerlaan lag ongeveer op de plek van de Beresteinlaan en vormde de grens tussen de Uithofspolder en Escamppolder.
Al in 1963 waren er plannen voor een park en bosgebied met veel mogelijkheden voor recreatie, zoals een zonneweide, speelterreinen en bloementuinen.
Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.
In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied De Uithof aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.
De geschiedenis van de Uithofpolder gaat terug tot de 12e/ 13e eeuw, toen het drassige gebied ontgonnen werd en geschikt gemaakt voor landbouw. In de Middeleeuwen behoorde de polder tot het bezit van het klooster van Loosduinen en van het klooster Leeuwenhorst in Noordwijk. De naam van de polder is afkomstig van de twee in het gebied gevestigde uithoven. Een uithof is een boerderij buiten het kloosterterrein, dat produceerde ten behoeve van het klooster.
Cultuurlandschappelijke elementen uit deze periode zijn nog steeds in het huidige landschap aan te wijzen. Om het terrein te ontwateren was destijds een uitgebreid stelsel van perceelsloten gegraven. De Wennetjessloot en de Uithofs Molensloot dateren uit die tijd.
De bewoningsgeschiedenis van het gebied gaat verder terug, tot in de prehistorie. Dat heeft direct te maken met de geologische ondergrond. De bodem van de Uithofspolder bestaat voor een groot deel uit kleiafzettingen uit de 3e eeuw voor Chr., met daaronder de resten van het nog oudere strandwallen landschap. De strandwallen werden mogelijk al in de bronstijd (ca. 1000 jaar voor Chr.) bewoond. Sporen van die oude bebouwing kunnen nog steeds onder de kleilaag aanwezig zijn.
Aan het begin van de jaartelling werd het Westland regelmatig geteisterd door overstromingen, waardoor er vanaf de kust kreken ontstonden. Langzaam slibden deze dicht, waardoor er bewoning op mogelijk werd. Later vormden zich door overstromingen opnieuw kreken, zoals de Gantel die ten zuiden van Monster begint en langs Poeldijk en Wateringen stroomt. Door deze overstromingen werd er een kleidek afgezet van één tot anderhalve meter dik. Op andere plaatsen beschermde men zich door middel van dijken tegen het water. Deze dijken dienden als verbindingswegen tussen andere nederzettingen en er werd op gewoond. Later werd ook de Gantel bedijkt, omdat deze nog altijd in verbinding stond met de zee.
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een (rijks)beschermd stadsgezicht. Ook zijn er geen (gebouwde) rijksmonumenten aanwezig. In het plangebied is wel een beeldbepalend pand die staat opgenomen in het HMS (Haags Monumenten informatie Systeem) namelijk boerderij Poeldijkseweg 43. De boerderij heeft een dwarshuis, waarvan het noordelijke deel uit de 16de of 17de eeuw dateert. Hierin zijn o.a. de kelder en de opkamer. Het zuidelijke deel is vergroot en verbreed omstreeks 1830, en nogmaals verbouwd ca. 1900. De driebeukige stal staat tegen het zuidelijke deel van het woonhuis en dateert uit 1893. Naast het woonhuis staan twee stenen schuren (19e eeuw of ouder) en een houten schuur. De boerderij wordt aan drie zijden omgeven door een gracht. Aan de vierde zijde, de oostzijde, ligt een door sloten omgeven boomgaard.
Boerderij Poeldijkseweg 43. Het noordelijke deel dateert uit de 16e eeuw.
Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen op en naast een verlande geul van het Gantelsysteem. Het Gantelsysteem bestaat uit een reeks geulen en kreken die tussen ongeveer 1000 v. Chr. en het jaar 0 vanuit de Maasmond voor de toevoer van marine klei zorgde. Achter de oeverwallen werd komklei afgezet. Op de oeverwallen van de kreken en na verlanding ook op de inversieruggen van de kreken werd vooral in de ijzertijd en Romeinse tijd veel gewoond.
Op onderstaande afbeelding zijn die plaatsen aangeduid. In het plangebied zijn in ieder geval al 7 vindplaatsen bekend (Vindplaatsnrs. 17, 31, 47, 62, 77, 98, 129) en in een niet al te grote straal daarom heen nog eens 8. Het grootste deel hangt samen met de aanwezigheid van de zgn 'geul'. De meeste vindplaatsen dateren uit de midden ijzertijd en Romeinse tijd. Het is opmerkelijk dat er geen continuïteit lijkt te bestaan tussen de bewoning in de ijzertijd en de Romeinse tijd. Het zijn twee afzonderlijke bewoningsfasen met daartussen een (schijnbaar) hiaat van enkele eeuwen.
Uitsnede Nieuwe Geologische kaart den Haag en Rijswijk
Op 4 vindplaatsen in het plangebied zijn sporen en/of materiaal uit de midden ijzertijd gedocumenteerd (47, 77, 98 en 146). Bij vindplaatsen 47 en 146 was er sprake van greppels en vondsten. In een paar gevallen zijn er kuilen aangetroffen, waarvan er één mogelijk een waterput is (vindplaats 77). Op vindplaats 98 is sprake van een klein gebouwtje, een haard en enkele afvalkuilen.
De vindplaatsen waar sporen en vondsten uit de Romeinse tijd zijn gevonden in en rond het plangebied (17, 18, 22, 31, 43, 51, 58, 62, 129 en 146) geven zicht op een intensief gebruikt landschap, met nederzettingen, agrarische activiteiten, begravingen en ook aanwijzingen voor een cultusplaats. In het plangebied is bijvoorbeeld een cultuurlaag met kuilen en greppels aangetroffen (vindplaats 62), maar ook een crematiegraf (vindplaats 129). Deze vindplaats dateert uit de Romeinse tijd, en zou een aanwijzing voor een grafveld kunnen zijn.
Vindplaats 62 betreft een waarneming die is gedaan tijdens de verbreding van de Wennetjessloot aan het eind van de jaren zeventig van de 20ste eeuw. Hierbij is een 30 tot 40 cm dikke cultuurlaag aangetroffen die uit de Romeinse tijd dateert en samenhangt met een boerderij plaats. Vindplaats 146 ligt net buiten het plangebied en bevatte sporen van een intensief bewoonde inheems-Romeinse nederzetting. Hier zijn in enkele bewoningskernen meerdere huisplattegronden en bijgebouwen gedocumenteerd. De vindplaats was ook rijk aan vondstmateriaal. Bijzondere vondsten zijn een houten ladder, een bronzen vat, tinnen bord en fragmenten van een stenen wijaltaar met resten van een inscriptie.
Uit de middeleeuwen is (ook net buiten het plangebied) een boerderij, een uithof, bekend (vindplaats 58). Deze heeft het plangebied en de polder hun naam gegeven. Deze Uithofsboerderij was verbonden aan het cisterciënzerinnenklooster De Leeuwenhorst in Noordwijkerhout.
Een belangrijk deel van het plangebied is onderwerp geweest van grootschalig verkennend booronderzoek, waardoor voor sommige delen duidelijk is dat zich hier geen archeologische waarden bevinden. Deze delen hebben in dit bestemmingsplan dan ook geen archeologische dubbelbestemming gekregen.
De gedeelten van het plangebied waarvan wordt verwacht dat er zich nog archeologische waarden bevinden hebben in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde – Archeologie gekregen. Aan deze dubbelbestemming zijn bouwregels en een aanlegvergunningenstelsel gekoppeld.
Het gebied De Uithof is als landschappelijk gebied te karakteriseren als een groen en onbebouwd parkachtig gebied. Het kent daarbij een heel afwisselend landschap met bos, polderland en waterpartijen.
De aanleg van het gebied van de jaren 60 van de vorige eeuw heeft gefaseerd plaatsgevonden. In het gebied zijn de in de loop der jaren gewijzigde inzichten over 'gebiedsinrichting' zichtbaar.
De eerste plannen gingen uit van een grootschalige aanleg met veel recreatieve voorzieningen. Dit is de noordhoek van het gebied waar volkstuinen zijn en het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof.
Het gebied langs de Wennetjessloot werd vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw ingericht met een kleinschaliger en natuurlijk karakter. Het kent een hoge grondwaterstand met inheemse beplanting en heeft zich ontwikkeld tot een stedelijk natuurgebied. Als recreatieve voorzieningen kent het een kanobaan waar een kanovereniging aan verbonden is en een oude boomgaard waar zelf fruit geplukt kan worden.
In de jaren '80 van de vorige eeuw is het resterende deel van het park ingericht. Gekozen is voor een landschappelijke aanleg met een centrale open ruimte waarin een weiland met oorspronkelijke kavelstructuur wordt gehandhaafd. Hier grazen Schotse hooglanders en galloway runderen.
Een in het voorjaar van 2014 geboren Schotse hooglanderkalf met ouders en galloway runderen
Om de open ruimte is bos met inheemse boom- en struik soorten. In het gebied zijn sport- en overige voorzieningen ingepast, te weten: het resterende deel het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof met wielerparcours, twee maneges, waarvan er één met feestzaal (Condor City) een dieren opvangcentrum, en een tennis centrum waar een tijdelijke opvangcentrum voor Europese arbeidsmigranten is gehuisvest.
Opvallend in De Uithof is de lange compartimenteringsdijk die het gebied doorkruist. Al kronkelend loopt de dijk van het meest noordelijk puntje van het gebied naar het uiterste zuiden. De dijk is aangelegd om te voorkomen dat bij hevige regenval het achter de dijk liggende gebied onder water komt te staan. De dijk vormt een scheiding tussen het beboste deel van het gebied en het meer open deel langs de Wennetjessloot.
Langs de Lozerlaan staan in het plangebied, ter markering van de stadsrand een viertal woontorens.
Het reeds gerealiseerde deel van villapark Uithofslaan, deelgebied de Seizoenen en de lintbebouwing aan de Uithofslaan maken tevens onderdeel uit van het plangebied.
De overige woonbebouwing in het gebied is van ondergeschikt belang en bestaat uit enkele dienstwoningen bij de diverse voorzieningen.
In het zuidelijk gebied van De Uithof is, buiten het plangebied een woonwagenlocatie gesitueerd met 18 standplaatsen.
Villa's Uithofslaan, deelgebied de Seizoenen (2008) De 4 flatgebouwen aan de Lozerlaan (1970)
Tot begin deze eeuw was het gebied rond de Uithofslaan een glastuinbouw gebied. Het gebied is herverkavelt en ingericht als nieuwe woonwijk genaamd villapark Uithofslaan. Ten zuiden van de tot het recreatiegebied De uithof behorende deel genaamd 'de boomgaard' ligt de tot het villapark behorende deelgebied de Seizoenen, bestaande uit 48 villa's en twee onder één kap woningen.
Het gebied ten westen van de Uithofslaan tot aan de Wennetjessloot is (nog steeds) in uitvoering, en maakt geen deel uit van dit bestemmingsplan.
Aan weerszijden van de Uithofslaan is lintbebouwing aanwezig voornamelijk bestaand uit voormalige tuinderswoningen. De lintbebouwing is karakteristiek voor het gebied en maakt deel uit van het stedenbouwkundig plan uit 2002 behorend bij het villapark. In de loop der jaren is het stedenbouwkundigplan op een aantal onderdelen gewijzigd met als belangrijkste doel een uitgebreider programma. De plannen voor de Uithofslaan zijn niet gewijzigd en zijn nog steeds uitgangspunt. Dit houdt in een vrije verkaveling onder bepaalde voorwaarden, die in de regels van het bestemmingsplan zijn opgenomen.
Op de voorgrond links, buiten plangebied gelegen locatie van Villapark Uithofslaan met nog te realiseren woningen.
De woningen rechtsachter is het deelgebied De Seizoenen. Hier tussen is de lintbebouwing aan de Uithofslaan.
De regionale voorzieningen in het gebied zijn per auto goed bereikbaar via de Lozerlaan. Het recreatiegebied kent maar één auto entree ter hoogte van het kruispunt met de Meppelweg, Via de Jaap Edenweg zijn de voorzieningen bereikbaar. Deze weg eindigt in een groot parkeerterrein.
Het openbaar vervoer komt tot aan de rand van het gebied. Tramlijn 4 (Randstadrail) eindigt op het terrein in het verlengde van de Meppelweg (Op 500 meter afstand van het schaatscentrum).
Aan de noordzijde halteren de buslijnen 126,136 en 138 op de Nieuwe weg (ca. 350 meter van de entree naar De Uithof). Verder een aantal haltes langs de Lozerlaan (bus 21 en 25). Aan het einde van de Melis Stokelaan eindigt tramlijn 9 in een keerlus. Op de Poeldijkseweg aan de zuidkant van het gebied is geen openbaar vervoerhalte.
Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden. Het in het plangebied gelegen parkeerterrein ter hoogte van de Lozerlaan en Meppelweg is in november 2013 als Parkeer+Reis-terrein (De Uithof) in gebruik genomen.
Dwars door het recreatiegebied gaan verschillende recreatieve fietsroutes. De hoofdroutes voor de fiets zijn gesitueerd langs de verkeerswegen met gelijkvloerse kruisingen. De voetgangers routes lopen nagenoeg synchrone met de fietspaden. In het recreatiegebied zijn veel looppaden.
Binnen het plangebied is een aantal parkeergelegenheden aanwezig, Voornamelijk ten behoeve van het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof is aan het einde van de Jaap Edenweg een grootschalige pakeergelegenheid aanwezig. De parkeergelegenheid ter hoogte van de Lozerlaan met de Meppelweg is tevens in gebruik als parkeer + reisterrein (Park & Ride, P+R). Voor de flatgebouwen aan de Lozerlaan is het parkeren op eigen terrein opgelost. Dit geldt ook voor de woningen die onderdeel uitmaken van de wijk Uithofslaan. Er zijn geen plannen voor de aanleg van nieuwe parkeergelegenheid.
Het grootste deel van het plangebied maakt deel uit van park recreatiegebied De Uithof. Op regionale schaal behoort het gebied tot de Westlandse Zoom.
De Wennetjessloot, inclusief de oevers, is een ecologische verbinding tussen de kustduinen en het polderlandschap van Midden-Delfland en maakt als zodanig deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Op stedelijke schaal maakt recreatiegebied De Uithof onderdeel uit als Ecologische verbindingszone op basis van de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018. Tevens hoort het gebied tot de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH, Groen kleurt de stad, beleidsplan voor het Haagse groen 2005 - 2015), zie paragraaf:3.4.1. Op basis van dit beleidsplan hoort De Uithof tot de recreatiegebieden aan de randen van de stad. Naast een grote recreatieve waarde hebben deze gebieden ook een grote belevingswaarde voor het groen. Door het gebied loopt infrastructuur voor voetgangers, fietsers en ruiters.
Recreatiegebied De Uithof is opgedeeld in verschillende deelgebieden:
Het plangebied maakt op enkele boezemgebieden na deel uit van de Eshofpolder. Deze polder ligt in het zuid-westelijk deel van de gemeente Den Haag en geheel binnen de gemeentegrenzen. De totale oppervlakte van de Eshofpolder is circa 1.048 hectare. Hiervan is ruim 63 hectare oppervlaktewater.
De Eshofpolder
Het Zuiderpark en de wijken: Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust-Vrederust, Leyenburg, Houtwijk, Kraayenstein (stadsdeel Loosduinen) maken ook onderdeel uit van de Eshofpolder. Het water uit de polder wordt buiten het BP-gebied uitgemalen naar behoren tot boezemgebied (gemaal Loevesteinlaan – Erasmusweg en gemaal Escamplaan hoek Zichtenburglaan).
Deze polder als geheel is op orde: er is voldoende oppervlaktewater en het systeem functioneert goed. Enkele locaties liggen niet in de polder maar betreft boezemgebied. Het gaat daarbij met name om Condor city en het riet- en waterlandgebied naast de Wennetjessloot.
Het boezemwater heeft een vast peil van -0,43 m NAP. Voor zover het plangebied binnen de Eshofpolder ligt, heeft het een waterpeil tussen -1,75 men -0,40 m.
Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben gedeeltelijk bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging gehad. Het gaat hierbij ter plaatse van het plangebied om glastuinbouwbedrijven. Verder zijn bij meerdere gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks bekend. De meeste van deze tanks zijn reeds gesaneerd.
Binnen het plangebied en in directe nabijheid hiervan zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Hieruit is gebleken dat er in het plangebied sprake is geweest van enkele gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Deze gevallen zijn reeds gesaneerd. Voor de gesaneerde locaties geldt dat er geen sprake is van gebruiksbeperkingen.
Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en zal er eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek verouderd is (ouder dan vijf jaar).
Uitsluitend in het gebied nabij de historische Uithofslaan zijn percelen waar, op basis van het vorige bestemmingsplan, nieuwbouw van woningen mogelijk is. Indien voor deze locaties concrete bouwplannen/herinrichtingsplannen ingediend worden, zal om te kunnen bouwen, de bodem moeten worden onderzocht (en zo nodig worden gesaneerd). Indien de bodem wel onderzocht is, zal het onderzoek moeten worden geactualiseerd.
Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Den Haag blijkt dat de bovengrond (0-0,5 m-maaiveld) is gelegen in zone B5 en gemiddeld licht verontreinigd is met kwik en matig met PCB. De ondergrond (0,5-2,0 m-mv.) is gelegen in zone O2 en is gemiddeld licht verontreinigd met PCB.
Voornamelijk parallel lopend aan de Lozerlaan is een gastransportleiding aanwezig, zie ook paragraaf Onderzoek en conclusie 4.3.3 t.a.v buisleidingen. Ter hoogte van de Hengelolaan is er, richting Wennetjessloot/Westland een waterleiding gesitueerd. Voor het overige zijn binnen het plangebied geen planologisch relevante leidingen aanwezig.
Het gebied Uithofslaan ligt in de wijk Bouwlust, onderdeel van stadsdeel Escamp. Het gebied wordt door de brede Lozerlaan afgescheiden van de rest van de wijk en heeft daardoor, en door de ligging aan de stadsrand grenzend aan het kassengebied van het Westland, een ander karakter. Aan de rand van het gebied, langs de Lozerlaan, staan vier appartementencomplexen, in bezit van de woningcorporatie Haag Wonen. De ruim 500 woningen in deze complexen zijn gebouwd in de jaren 70 en worden voornamelijk bewoond door oudere een- en tweepersoonshuishoudens.
Recent zijn in de nieuw ontwikkelde woonwijk Uithofslaan, ter hoogte van het deelgebied 'de Seizoenen' ruim 50 vrijstaande koopwoningen en tweekappers gebouwd, op vrije kavels.
Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwagenlocatie Erasmusweg. Hierop is het bestemmingsplan Woonwagenlocaties 2009 van toepassing. In het plangebied De Uithof zijn geen woonwagens aanwezig en zijn geen woonwagens toegestaan.
Recreatiegebied De Uithof kent veel sportvoorzieningen. In de eerste plaats het (winter)sport- en recreatiecentrum De Uithof. Binnen het complex is een aantal voorzieningen ondergebracht ten behoeve van in- en outdoor sportactiviteiten en aan sport gelieerde kantoor-, conferentie-, detailhandel- hotel- en horecavoorzieningen. De sportvoorzieningen bestaan uit een overdekte 400 meter schaatsbaan, een ijshockeyhal, een sneeuwhal voor skiën en snowboarding, een kartbaan, een klimwand en fitness. De outdoor sportactiviteiten vinden plaats op het rond het complex aangelegde (mountainbike) wielerparcours. In het complex is de club en kleedaccommodatie van de wielervereniging. Het gebied van de wielerbaan kan ook worden gebruikt voor aanverwante sportactiviteiten, zoals skeeleren e.d.
Binnen het complex zijn tevens evenementen toegestaan.
De overige sportvoorzieningen in het plangebied zijn:
De accommodatie ten behoeve van de watersport (roeivereniging) aan de Wennetjessloot.
Het manege/partycentrum (Condor city) aan de Poeldijkseweg.
De manege Berestein nabij de Lozerlaan.
Het tenniscentrum aan de Lozerlaan, nabij de Meppelweg is momenteel ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers.
In het plangebied zijn drie bedrijven gevestigd. Aan de Poeldijkseweg ligt een agrarisch bedrijf. De boerderij met weidegronden dateert nog uit een ver verleden. Langs de Lozerlaan ligt een motorbrandstofverkooppunt, waar ook LPG wordt verkocht. Het derde bedrijf is het gemeentelijk (groen)onderhoudsbedrijf. Aan de Uithofslaan is verder een grondverzetbedrijf ingeschreven.
Detailhandel in het gebied is ondergeschikt aan de hoofdfunctie. Dat geldt voor de winkelshop bij het brandstofstation als ook voor de winkels als onderdeel van het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof. De detailhandel in dit centrum is gericht op sportartikelen (in de breedste zin).
Binnen de vestigingen van Manege Condor city aan de Poeldijkseweg en het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof is ondersteunende horeca, in de vorm van zware horeca is toegestaan.
In het plangebied zijn een tweetal maatschappelijke voorzieningen aanwezig in de vorm van welzijn. Aan de Jaap Edenweg ligt een kinderdagverblijf.
Centraal in het plangebied is een dieren(opvang)centrum (Lozerlaan 594), waar een dierenasiel en een dierenambulance is gevestigd. Voor het centrum gaat het om de totale verzorging; (dag)opvang en verblijf van dieren.
In het plangebied zijn twee volkstuincomplexen aanwezig; één ten noorden van het sport complex (winter)sport en recreatiecentrum De uithof en een kleiner complex ten zuiden van het villa wijkje de Seizoenen.
Op het voormalig tenniscomplex is een opvang voor buitenlandse werknemers gerealiseerd. Deze opvang heeft een tijdelijk karakter. Te zijner tijd wordt de locatie weer terug gegeven aan de sport.
Het bestemmingsplan De Uithof vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid.
De eerste paragraaf gaat in op het beleid ten aanzien van de cultuurhistorische waarden en archeologie. De paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het allesomvattende ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een aantal thema's die relevant zijn voor dit bestemmingsplan uiteen wordt gezet. Voor het voorliggende bestemmingsplan zijn de thema's die in de onderstaande paragrafen worden behandeld van toepassing.
De 'ruimtelijke vertaling' van het beleid in de Regels en op de Verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.4 Keuze en verantwoording van bestemmingen.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan De Uithof worden afgewogen.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en geïntroduceerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van de Provincie. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in Hagelands gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Zie verder onder 3.2.2.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.
Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan De Uithof geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.
Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.
De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planeet Verkeer en Vervoer.
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.
In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.
In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.
Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het provinciale beleid. Ten aanzien van de nieuwe hotelontwikkeling wordt verwezen naar paragraaf 5.3.5.
Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:
Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.
Voor Den Haag /dit bestemmingsplan hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:
Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonteerd en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt met name voor kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.
Het bestemmingsplan De Uithof is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.
De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201). De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.
De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).
Hoewel gelegen aan de Lozerlaan maakt het bestemmingsplan De Uithof geen onderdeel uit van Schakelzone Lozerlaan. De Structuurvisie Den Haag 2020 bepaalt verder dat langs doorgaande wegen en groen bij herstructurering in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen. Middels de aanwezige hoogbouw in vorm van een viertal, 16 verdiepingen tellende gebouwen wordt hier reeds aan voldaan.
De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken. Zoals uit paragraaf 5.3.4 blijkt, zijn langs de doorgaande weg, de Lozerlaan geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten.
De Tweede Kamer heeft in november 2009 ingestemd met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.
De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd, zijn verwoord in de toelichting op de aanwijzing.
Het plangebied maakt geen deel uit van het Rijksbeschermd stadsgezicht.
Nota Regels voor Ruimte
Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven. Het plangebied is in de CHS aangemerkt als landschap met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen.
In de Nota is verder bepaald dat voor beschermde stads- en dorpsgezichten in het bestemmingsplan de bescherming en zo nodig versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden geregeld. Ook monumentale en karakteristieke objecten, waaronder MIP-objecten gelegen in deze gebieden dienen te worden beschermd.
Als een uitwerking van de CHS heeft de provincie in april 2010 de Regioprofielen Cultuurhistorie vastgesteld. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. De zestien 'Topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland' zijn gebieden waar cultuurhistorische waarden in bijzondere mate én in onderlinge samenhang voorkomen. Het cultureel erfgoed is hier nog in grote mate bepalend voor het karakter en de ruimtelijke kwaliteit. In de topgebieden is de continuïteit van het karakter van het gebied het uitgangspunt.
Het plangebied behoort niet tot één van de zestien topgebieden.
De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemd vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.
In het plangebied is geen sprake van beeldbepalende bebouwing.
Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In het plangebied zijn geen Rijks- of gemeentelijke monumenten aanwezig.
Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.
Op de gemeente dekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:
In het bestemmingsplangebied De Uithof komen de eenheden 2 en 3 voor (zie paragraaf 2.3.2 ). Voor de zones met een archeologische verwachting gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. In dit bestemmingsplan zijn sindsdien verkregen archeologische gegevens verwerkt. Ook wanneer tijdens de looptijd van het bestemmingsplan uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten.
Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.
De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.
De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.
Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.
De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:
Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:
Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.
In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofdstructuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.
Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH).
De Uithof maakt deel uit van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur (SGH) (Groen kleurt de stad). Beleidsplan voor het Haagse groen 2005 – 2015). De Uithof behoort in die visie tot de recreatiegebieden in de stadsrand. Deze hebben als kenmerk de goede voorzieningen voor sport en recreatie. Door de ligging en grootte van de gebieden zijn ook de beleving van de aanwezige groenwaarde en de ruimtelijke structuur van grote recreatieve waarde. Door de gebieden lopen diverse voorzieningen voor voetgangers, fietsers en ruiters (zie verder paragraaf 2.4.4).
Blijkens de nota SGH hoort het plangebied tot de ambitie: Groen-recreatieve verbinding Kijkduin - Midden-Delfland. Het bestemmingsplan voldoet aan deze ambitie.
In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven. De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.
Recreatiegebied De Uithof is kerngebied in de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018.
Een deel van het gebied maakt als verbindingszone tussen het duingebied en Midden Delfland tevens onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur zie3.2.2.
Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (Rv 97 - 2010; RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen.
Op 1 oktober 2013 is de totaallijst van de vijfde tranche Monumentale Bomen in Den Haag 2013 (RIS 265314) vastgesteld (zie ook www.denhaag.nl/bomen). Binnen plangebied zijn geen monumentale bomen aanwezig.
Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen (RIS 166340). De uitwerking van het voorstel is genaamd: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.
Het onderhavige conserverende bestemmingsplan voorziet niet in (nieuwe) grootschalige gebiedsontwikkeling en is derhalve niet van toepassing op het initiatiefvoorstel.
Den Haag maakt het duurzaam
De nota 'Den Haag maakt het Duurzaam' (Cb dec. 2013; RIS 269129) bevat de integrale presentatie van het duurzaamheids- en milieubeleid.
Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners, wat op wereldwijd niveau past binnen de ontwikkeling van klimaatneutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.
De nota neemt drie gangbare stedelijke streefbeelden om gewenste ontwikkelingsrichtingen te typeren als uitgangspunt. De streefbeelden "Schoon, heel en veilig", "Sociaal & inclusief" en "Innovatief en concurrerend".
De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, maar integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie.
Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid
Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd.
Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:
Op basis van het Gebiedsgericht milieubeleid hoort het plangebied De Uithof voor het grootste deel tot het gebiedstype Groene hoofdstructuur. Ter plaatse van de bestaande woonwijk de Seizoenen is het gebiedstype wonen van toepassing. Ontwikkelingen zijn alleen voorzien op individuele kavels langs de "oude" Uithofslaan. Deze ontwikkelingen waren reeds in het 'oude' bestemmingsplan mogelijk. De uit het Gebiedsgericht milieubeleid voortvloeiende milieuambities bij 'nieuwe' ontwikkelingen zijn derhalve niet van belang om in het kader van dit bestemmingsplan nader te onderzoeken.
Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.
Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.
Europees
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).
Nationaal
Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.
Provinciaal
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
Hoogheemraadschap van Delfland
Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.
Watertoets
Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website (www.hhdelfland.nl/watertoets)
Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.
Wateragenda
De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.
De lange termijn doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.
Het doel van de Doorstroomstudie Den Haag van november 2012 is het identificeren van de knelpunten in het boezemwatersysteem van Den Haag, en het formuleren van mogelijke oplossingsrichtingen die kunnen bijdragen aan onder meer een toekomstbestendig boezemwatersysteem van Den Haag. Uit de studie blijkt dat bij langdurige hevige regen het water niet snel genoeg uit het centrumgebied van Den Haag naar het gemaal in Scheveningen kan stromen. Hierdoor treden hogere waterstanden in de grachten op. In het centrum leidt dat niet tot problemen dankzij de hoge ligging. Het leidt wel tot een grotere kans op wateroverlast in de omliggende lagergelegen delen van de stad. Ook treden hogere stroomsnelheden in de grachten op, waardoor meer erosie plaatsvindt en kademuren mogelijk eerder moeten worden vervangen. Gezien de klimaatverandering zal langdurige hevige regen vaker gaan optreden. Het is daarom raadzaam om kansen te benutten om regenwater langer vast te houden en vertraagd af te voeren en zo de kans op wateroverlast te verkleinen.
Toekomstbestendig Haags water! Visie op het voorkomen van wateroverlast 2015-2020.
In de visie "Toekomstbestendig Haags water!" (RIS 280009, vastgesteld 6-1-2015) is aangegeven, hoe het watersysteem in Den Haag anno 2014 functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust te houden is. Het Haagse watersysteem is op dit moment grotendeels op orde. Door kansen te benutten, die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, wordt het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland is daarvoor essentieel. De ambitie is: "Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem, dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad. ". Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:
Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018
Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones, zie ook paragraaf 3.4.2 worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Afvalwater en riolering
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (Rv 147 - 2010; RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.
Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitingsleidingen en de hoofdriolering.
Waterkwantiteit
Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld met de deelrapportage voor het onderhavige gebied; De Waterbergingsvisie Eshofpolder. Hierin is met name gekeken naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Het plangebied is grotendeels gelegen in de Eshofpolder. De Wennetjessloot en het gebied ter hoogte van Condor City zijn in boezemgebied gelegen, zie ook paragraaf 2.4.5.
Het water binnen het plangebied als geheel is op orde: er is voldoende oppervlaktewater en het systeem functioneert goed. Ontwikkelingen die van invloed zijn op de waterhuishouding dienen zo vorm te worden gegeven dat de waterhuishouding minimaal even goed blijft functioneren (stand-still-principe).
Het plangebied is conserverend van aard. Waar nog ontwikkelingen te verwachten zijn, waren deze al mogelijk op basis van de planologische regeling uit het vorige bestemmingsplan.
Watersysteemanalyse
Recent is er een (nog niet vastgestelde) watersysteemanalyse opgesteld voor de Eshofpolder. Hierin is beschreven hoe de waterhuishouding functioneert, hoe deze getoetst wordt en wat daarvan de uitkomsten zijn. Uit de analyse volgen voor het plangebied twee aandachtspunten.
Locatie van duike Locatie windmolen
Ecologie / Kaderrichtlijn Water (KRW)
Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. Ten aanzien van de ecologische verbindingszone wordt verwezen naar paragraaf 3.4.2 Het gebied ten oosten van de Wennetjessloot heeft natuurvriendelijke oevers, deze sloot is een Kaderrichtlijnwater-lichaam. Voor KRW-wateren wordt gestreefd naar het verbeteren van de waterkwaliteit. Dit kan door vergroten van de biodiversiteit: natuurvriendelijke oevers dragen daar aan bij.
Veiligheid en waterkering
Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.
In het plangebied liggen alleen maar regionale waterkeringen, geen zeewering en geen overige waterkeringen, Deze waterkeringen alsmede de beschermingszones zijn opgenomen op de plankaart van het bestemmingsplan, zie ook paragraaf 5.5.2.
secundaire waterkeringen in het plangebied
Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om de waterkering ter hoogte van de reeds gerealiseerde woningen in de wijk Uithofslaan (nabij deelgebied de Seizoenen) te wijzigen. Zie hiervoor paragraaf 5.3.3.
Afvalwater en Waterkwaliteit in het plangebied
Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernomen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.
De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.
De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.
Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.
Update Regionale Nota Mobiliteit (RNM) (vastgesteld op 10 juli 2013).
In deze actualisatie wordt aangegeven dat in de MIRT (Meerjarenprogramma Infrastructuur Ruimte en Transport) Verkenning, Haaglanden, Rijk, provincie en regio gezamenlijk in de eerste fase de ruimtelijk-economische ambities en de bereikbaarheidsvraagstukken in beeld gebracht hebben voor de periode 2020-2040. Voor de wegvraagstukken: Doorstroming A4 Passage met Poorten & Inprikkers is een samenhangend pakket aan maatregelen vastgesteld. De uitvoering duurt tot 2028.
Het maatregelpakket bestaat uit:
• de doorgaande hoofdstructuur op de A4 Passage inclusief de maatregelen rond de
aansluitingen N211, Prinses Beatrixlaan, Plaspoelpolder, N14 en knooppunt Ypenburg
(aanpassen weefvakken A13) en het toevoegen van extra capaciteit op de A4 tussen de
Prinses Beatrixlaan en de aansluiting Den Hoorn (financiering en realisatie door het
ministerie van Infrastructuur en Milieu).
• de maatregelen op het eerste deel van de N211 tot en met de aansluiting met de N222
Veilingroute (financiering door de provincie Zuid-Holland). De maatregel op het tweede
deel van de N211, een ongelijkvloerse kruising Lozerlaan / Erasmusweg (financiering door
provincie Zuid-Holland (ca. eenderde), de rest 50/50 verdeeld tussen (voorheen) Stadsgewest
Haaglanden en gemeente Den Haag).
In het MIRT wordt tevens aangegeven dat op termijn verhoging van de snelheid op de Lozerlaan tussen Erasmusweg en Escamplaan, aan de orde is.
In aansluiting op de maatregelen aan de N211 (onderdeel MIRT Verkenning Haaglanden) van de provincie Zuid-Holland wordt in de periode tot 2020 door de gemeente Den Haag de planstudie uitgevoerd naar de aanpak van ongelijkvloerse kruisingen Lozerlaan, waaronder de kruising Erasmusweg (onderdeel MIRT Verkenning Haaglanden), de gecombineerde kruising Escamplaan en Meppelweg en een aantal kleinere aanpassingen.
Uitkomsten Verkenning Internationale Ring- West en voorstel gewijzigde terminologie hoofdwegenstructuur van Den Haag – Raadsbesluit 19 september 2013
Op 19 september 2013 is door de raad het besluit genomen Uitkomsten Verkenning Internationale Ring- West en voorstel gewijzigde terminologie hoofdwegenstructuur van Den Haag - RIS 260892 (rv 117-2013).
Dit besluit luidt als volgt:
I. Het concept Internationale Ring als één naam voor een samenstel van verschillende soorten
wegen te schrappen op de kaarten en uit de tekst van de Haagse Nota Mobiliteit. Hiermee wordt afgeweken van de 'Haagse Nota Mobiliteit' als uitwerking van de Structuurvisie 'Den Haag 2020: Wereldstad aan Zee'
In de teksten gebaseerd op de Haagse Nota Mobiliteit wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt
van de namen van de onderdelen: A4 Passage, Noordelijke Randweg, Noordwestelijke
Hoofdroute en Zuidelijke Randweg.
II. Het alternatief 'ongelijkvloerse kruisingen' op de Lozerlaan als meest kansrijke alternatief voor de Zuidelijke randweg vast te stellen.
III. In te stemmen met het uitwerken van het alternatief 'ongelijkvloerse kruisingen' op de Lozerlaan tot aan het voorontwerp in de periode 2017-2019. De uitvoering hiervan vindt plaats na 2020,gekoppeld aan de uitwerking van de ongelijkvloerse kruising Lozerlaan - Erasmusweg uit het maatregelpakket A4 Passage en Poorten & Inprikkers van de MIRT Verkenning Haaglanden.
IV. Het alternatief 'knelpuntoplossingen' op de Noordwestelijke Hoofdroute als meest kansrijke alternatief vast te stellen.
V. In te stemmen met het integraal en in samenhang uitwerken van het alternatief
'knelpuntoplossingen' op de Noordwestelijke Hoofdroute in de periode 2013-2014.
Faciliteren ruimtelijke ontwikkelingen met Stedenbaan Plus/NRR
Een aantal ruimtelijk-economische ontwikkelingen maakt op korte en middellange termijn afwegingen voor betere OV-ontsluiting noodzakelijk. Als project is opgenomen een HOV bus Westland: Het opwaarderen van de kwaliteit van buslijnen naar de gemeente Westland zal in samenhang met herinrichting van wegprofielen plaatsvinden.
Voor het autoverkeer gaan de A4 Delft-Schiedam (MER loopt), de N470, het Trekvliettracé (MER loopt), het 3-in-1-project Westland en de Hubertustunnel in uitvoering. Op het regionaal wegennet zien we een groot aantal benuttingsmaatregelen. Dit alles voor een betere doorstroming, een betrouwbaarder wegennet en uiteindelijk een kortere en beter voorspelbare reistijd. Uiteraard volgen we voor alle projecten de voorgeschreven ruimtelijke procedures en milieuprocedures.
Uitgangspunt van beleid is het realiseren van het Groene netwerk Haaglanden, zoals benoemd in het Regionaal Structuurplan. Het stadsgewest draagt bij aan het aanpakken van bestaande en het voorkomen van nieuwe knelpunten in het Groene netwerk Haaglanden door dit netwerk als randvoorwaarde mee te wegen bij:
de toekenning van subsidie uit het Mobiliteitsfonds (voorheen) Haaglanden.
Verkeer algemeen
Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.
Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerswijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken.
Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaar vervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.
De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.
In de paragraaf 2.4.3 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.
Binnen het plangebied is in november 2013 het Parkeer+Reis-terrein De Uithof in gebruik genomen.
Autoverkeer
Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,
De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.
In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.
Hoofdstructuur wegverkeer
Binnen het plangebied zal in het verlengde van wat in het MIRT is opgenomen in de periode tot 2028 de kruising Erasmusweg – Lozerlaan ongelijkvloers gemaakt worden. Een ruimte reservering is nu nog niet mogelijk.
Fietsverkeer
Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.
Voor het plangebied wordt een studie verricht naar een doorgaande recreatieve fietsroute.
Parkeren
Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.
Parkeernormen
De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de “Nota Parkeernormen Den Haag” (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.
Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.
Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.
Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige functies, in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.
De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. Het inlegvel met de parkeernormen uit de nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in bijlage 3 van de regels opgenomen.
In de Algemene afwijkingsregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.
Binnen het plangebied is een aantal parkeergelegenheden aanwezig voor het centrum De Uithof. De parkeergelegenheid bij de Lozerlaan is tevens in gebruik als parkeer + reisterrein. Voor de woningen is het parkeren over het algemeen op eigen terrein opgelost. Er zijn geen plannen voor de aanleg van nieuwe parkeergelegenheid.
Fietsparkeren
De gemeente Den Haag wil het fietsgebruik in de stad stimuleren en zet daarbij in op een groter aandeel fiets. De aanwezigheid van goede parkeervoorzieningen is hiervoor een belangrijke randvoorwaarde. Daarnaast komt de kwaliteit van de openbare ruimte steeds vaker in het gedrang door de grote hoeveelheden geparkeerde fietsers. Om die reden stelt de gemeente bij de nieuwbouw van woningen de initiatiefnemer verantwoordelijk voor de realisatie van voldoende fietsparkeerplaatsen. Dit is vastgelegd in het bouwbesluit (art. 4.31).
Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.
Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 1.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.
Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijk dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.
Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast wordt een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.
Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.
Villapark Uithofslaan
Het deel van Villapark Uithofslaan dat voltooid is (wijk de Seizoenen) valt binnen het plangebied. De ontwikkelingsrichting voor het gebied zoals opgenomen in de Haagse Woonvisie is groenstedelijk wonen. De woonsfeer voor Uithofslaan ligt op de overgang van 'groen en ontspannen wonen in de stad' naar 'exclusief wonen aan de stadsrand'. De wijk bestaat uit vrijstaande villa's en een aantal 2-kappers in een ruimte groene omgeving. Dit past in de ambitie van de stad om het gebied, met het aansluitende plangebied, als ontwikkellocatie van glastuinbouwgebied naar een luxe woonwijk in een groene setting met veel water te ontwikkelen.
De nieuwe ontwikkelingen in het gebied zijn te scharen onder 'exclusief wonen aan de stadsrand' en zijn vooral gericht op en aantrekkelijk voor gezinnen en stellen met hogere inkomens. Door het aanbieden van vrije kavels en zelfbouw wordt aangesloten bij de behoefte aan meer zeggenschap over de eigen woning.
In de bestemmingen "Wonen" en "Woongebied" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast. Internetwinkelen vanuit huis is mogelijk. Het afhalen van de artikelen door de consument is niet toegestaan.
Toekomstvisie Horeca 2010-2015
De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16-2010; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.
Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.
Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.
In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.
De in het plangebied gevestigde horeca functies vallen binnen de bestemmingen Gemengd (winter)sport en Recreatiecentrum De Uithof en Sport (Condor City).
In een nadere uitwerking van het horeca beleid ten aanzien van ondergeschikte horeca (2-4-2013, DSO/2013.387) is betreffende horecavorm toelaatbaar geacht als een aan de hoofdfunctie gerelateerde nevenactiviteit waarbij;
Binnen de locatie Condor City is een feestzaal aanwezig. Op de verbeelding is daarvoor een aanduiding opgenomen waarbinnen het feestzalenbeleid van toepassing is (o.a. Toekomstvisie Horeca 2010-2015, RIS 168865_100126).
Hotelstrategie
De Hotelstrategie Den Haag '' (Rv 132 - 2013; RIS 260889) is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verdere diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormt een á twee ontwikkelingen aan de snelweg.
In het (winter)sport en recreatiecentrum de Uithof (bestemming gemengd) is een hotelfunctie opgenomen, De behoefte hieraan staat in verband met de sport- en recreatiefunctie van het centrum.
Kleinschalige, thematische concepten en/of concepten met een eigen doelgroep leveren een bijdrage aan de aantrekkelijkheid en de onderscheidendheid van het hotelaanbod in Den Haag. Dergelijke concepten zijn een aanvulling van het aanbod voor de stad. De hotelstrategie benoemt deze segmenten ook.
(Winter)sport en recreatiecentrum De Uithof wil haar doelgroep beter binden en bedienen met een hotelfunctie binnen de bestaande inrichting en bebouwing. Hiermee ontstaat een completer en volwaardiger product en kunnen sportevenementen en -trainingen beter gefaciliteerd worden. Zie ook paragraaf 5.3.2.
Den Haag streeft met de Leisurenota Den Haag 2005-2010 (Cb - 2005; RIS 127846) naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau.
Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen en van belang is voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. De belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.
Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op actief accountmanagement richting het bestaande aanbod en richting initiatiefnemers met een vestigingsvraag, het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.
In het bestemmingsplangebied is(winter)sport en recreatiecentrum De Uithof en Condor City gevestigd. Het gaat om bovenlocale voorzieningen die onderdeel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur voor het leisure-aanbod in Den Haag.
Het gemeentelijke sportbeleid (Rv 7 - 2011; RIS 177242) is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.
De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:
De gemeente wil de bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.
Binnen het plangebied zijn veel sportvoorzieningen. In de eerste plaats het (winter)sport- en recreatiecentrum De Uithof. Er is een overdekte 400 meter schaatsbaan, een ijshockeyhal, een sneeuwhal voor skiën en snowboarding, een kartbaan, een klimwand en tennisbanen. Buiten is rondom het complex een (mountainbike) wielerparcours. Het wielerparcours kan ook worden gebruikt voor aanverwante sportactiviteiten, zoals voor skeeleren e.d.
De overige sportvoorzieningen in het plangebied zijn:
De accommodatie ten behoeve van de watersport (roeivereniging) aan de Wennetjessloot.
Het manege/partycentrum (Condor city) aan de Poeldijkseweg.
De manege Berestein nabij de Lozerlaan.
Van het tenniscentrum aan de Lozerlaan, nabij de Meppelweg is momenteel ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van buitenlandse werknemers.
Buurthuis van de Toekomst
Uitgangspunt van het thema 'Buurthuis van de Toekomst' is dat ten behoeve van jongeren ontmoetingsplekken, kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, scoutingruimten, verenigingsleven en sociaal cultureel werk, evenals ruimten voor kunstbeoefening, in voorkomend geval ook in gebouwen bij de sportvoorzieningen gehuisvest moeten kunnen worden.
In de bestemming 'Sport' is daarvoor een regeling opgenomen.
De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (Rv 206 - 2008; RIS 156058) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Zo kan de Nota een handreiking bieden wanneer er sprake is van strijdige ruimteclaims. Naar verwachting zal de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van deze nota. Dit hoeft niet altijd handhaving van het aanbod op de huidige locaties te zijn. Volkstuincomplexen kunnen ook verplaatst worden, al dan niet met uitplaatsing van de bestaande verenigingen. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is. Dit kan bijvoorbeeld door het ruimtegebruik zo te optimaliseren dat er op een kleiner oppervlak nog net zo veel, dan niet meer, volkstuinen gerealiseerd kunnen worden. Indien individuele volkstuincomplex echt niet meer op de huidige locatie kunnen blijven en ook niet herplaatst kunnen worden, is er nog de mogelijkheid van opheffing. Dit kan vrijwillig of door onteigening.
Binnen het plangebied zijn gesitueerd de volkstuincomplexen van de Amateurtuindersverenigingen "De Uithof" aan de Jaap Edenweg en "Houtwijk de Noord" aan de Uithofslaan. Tevens is een deel van de Volkstuinvereniging 'De Mient" te Wateringen (voor het Haagse deel), gelegen in het plangebied.
De nota Spelen in de Stad (Cb 2008; RIS 155281) vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.
Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.
Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:
leeftijdscategorie | aantal kinderen per speelplek | actieradius | speeloppervlakte | ||
0 tot 6 jaar | 50 tot 75 kinderen | 100 - 150 meter | 200 m² | ||
7 tot 12 jaar | 75 tot 100 kinderen | 400 - 600 meter | 500 m² | ||
13 tot 18 jaar | 100 tot 125 kinderen | 1.000 meter | 750 m² |
Bron vergelijking: Handboek gemeentelijk speelruimtebeleid, 2006.
Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.
Daar waar in de richtlijn van 3% niet haalbaar is, maar wel nodig is gezien de bevolkingsopbouw, dienen de volgende mogelijkheden te worden geïnventariseerd: het autoluw/vrij maken van een primair woongebied en samenwerken met scholen en sportverenigingen, om het potentieel aan speelruimte te vergroten.
Uitgaande van de bovenstaande tabel kunnen bij nieuwe woningbouwlocaties prognoses gemaakt worden wat de openbare buiten speelruimtebehoefte is.
Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard, er zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. In dit bestemmingsplan worden in diverse bestemmingen, waaronder de bestemmingen Groen en Sport speelvoorzieningen toegestaan.
Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:
In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht en bodem.
Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.
Bij het bestemmingsplan De Uithof behoeft geen Mer te worden opgesteld.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Voor het PR geldt volgens het Bevi een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar. Binnen de 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de 10-6-contour gerealiseerd worden. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Op basis van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is voor nieuwe situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR geldt een verantwoordingsplicht. Op een afstand van 200 m vanaf het tracé gelden hierbij in principe geen beperkingen meer voor het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR in relatie tot zelfredzaamheid nog buiten deze 200 m strekken.
Op 1 april 2015 zal het Besluit externe veiligheid transport (Bevt) in werking treden. In dat Besluit worden veiligheidszones langs rijkswegen aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Daarnaast worden in de omgeving beperkingen opgelegd vanwege eventuele plasbranden.
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid. Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtsebaan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.
Buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.
De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.
Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan kan worden met een beperkte verantwoording:
De Nota externe veiligheid Den Haag is op 27 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld (raadsvoorstel, RIS259485 en besluitenlijst, RIS260481, onder E.1). De belangrijkste uitgangspunten zijn hieronder vermeld:
Bij externe veiligheidsknelpunten, besteedt de gemeente eerst aandacht aan bronmaatregelen om het risico te verkleinen. Pas daarna komen effectmaatregelen aan de orde.
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen worden in de nota 3 niveaus onderscheiden met elk hun eigen ambitieniveau:
- Structuurvisie niveau > Veiligheidsgeïntegreerd ontwikkelen
- Bestemmingsplan niveau > Veiligheidsgeïntegreerd ordenen
- Bouwplan niveau: > Veiligheidsgeïntegreerd ontwerpen.
Wanneer beoogde ruimtelijke ontwikkelingen een overschrijding van het groepsrisico tot gevolg kunnen hebben, wordt het gemeentebestuur in een vroeg stadium actief bij het proces betrokken. Er is een expliciet collegebesluit ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico waarbij de kosteneffectiviteit van maatregelen in beschouwing wordt genomen.
Risicovolle inrichtingen
LPG-tankstation
In het plangebied bevindt zich een LPG-tankstation aan de Lozerlaan 1555. Binnen de voor dit LPG-tankstation geldende veiligheidscontouren (zie onderstaand) zijn geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen aanwezig noch in de directe nabijheid voorzien.
Grotendeels binnen plangebied: Plaatsgebonden risicocontouren (roodl) met de 'geen nieuwe kwetsbare object cirkel" (blauw) Lozerlaan 1555.
In de directe nabijheid van het plangebied liggen twee LPG-tankstations (Escamplaan 2000 en Lozerlaan 4). De veiligheidscontouren zijn hieronder afgebeeld. De maatgevende veiligheidscontouren voor zowel bestaande als nieuwe situaties voor het LPG-tankstation aan de Escamplaan liggen net buiten het plangebied. Voor het LPG-tankstation aan de Lozerlaan 4 liggen deze contouren wel net binnen het plangebied. Binnen deze contouren zijn echter geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen aanwezig noch voorzien.
De Plaatsgebonden risicocontouren (rood) met de 'geen nieuwe kwetsbare object cirkel" (blauw) Escamplaan, rechts, geheel buiten het plangebied en de Loozerlaan 4, links gedeeltelijk binnen het plagebied gesitueerd.
Het invloedsgebied van de zgn 'effectafstand 1% letaliteit' van alle drie genoemde LPG-tankstations is grotendeels in het plangebied gelegen. Omdat ook binnen deze invloedsgebieden geen ontwikkelingen voorzien zijn, is daarvoor geen verdere verantwoording nodig.
(winter)sport en evenementencentrum De Uithof
Het (winter)sport en evenementencentrum De Uithof beschikt over een ammoniakkoelinstallatie met een inhoud van 9.710 kg. Daarmee is in beginsel sprake van een categoriale inrichting op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en volstaat toetsing aan de veiligheidsafstanden volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In tabel 6 van de Revi staan de minimaal aan te houden afstanden tot (beperkt) kwetsbare objecten. De veiligheidscontouren zijn afhankelijk van de inhoud van de houder, de werktemperatuur en de diameter van de vloeistofleiding naar de verdamper. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen leidingen met een diameter van DN50 en DN80.
Een aantal leidingen naar de verdamper heeft een diameter van DN100. De buiten gelegen leidingen hebben diameters van 40 tot 125 mm (DN40 en DN125). Hierdoor is het niet mogelijk om op juiste wijze de veiligheidscontouren uit de eerder genoemde tabel af te leiden. Aan adviesbureau AVIV is daarom opdracht gegeven om een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uit te voeren.
Uit het rapport van 14 januari 2015, kenmerk 142781, blijkt dat de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour (zie rode contour in figuur 1) kleiner is dan zou blijken volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen. De grenswaarde volgens de regeling is daarmee maatgevend.
Plaatsgebonden risicocontour ammoniakkoelinstallatie
Invloedsgebied ammoniakkoelinstallatie
Vanwege de geringe populatiedichtheid in de omgeving van de inrichting is geen groepsrisico vastgesteld. Een verdere verantwoording van het groepsrisico kan daarmee achterwege blijven.
Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de Lozerlaan (N211), Wippolderlaan (N211) en Nieuweweg (N211) is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 van toepassing op dit bestemmingsplan. In het verdere advies worden deze drie wegen verder benoemd als de Loozerlaan.
De Loozerlaan ligt direct ten noordwesten en noordoosten binnen het plangebied. Hierover worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. Het invloedsgebied van deze weg bedraagt respectievelijk 45 meter (brandbare vloeistoffen), 325 meter (brandbare gassen) en 880 meter (giftige vloeistoffen). Het vervoer van brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen is relevant voor dit plangebied. Bijna het gehele plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het transport van giftige vloeistoffen.
Adviesbureau AVIV heeft in opdracht van het Stadsgewest Haaglanden een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd voor de hele Route gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar bevindt zich op de weg. Het voornoemd adviesbureau heeft ook het groepsrisico (GR) langs de Lozerlaan in beeld gebracht. De resultaten zijn grafisch gepresenteerd in Geoweb, een computerapplicatie in beheer bij het stadsgewest. Binnen 200 m van de Lozerlaan van het plangebied zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd. De Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen stelt daarbij dat bij het uitblijven van ontwikkelingen een nadere groepsverantwoording niet nodig is.
Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
Buisleidingen
In het plangebied liggen hogedruk aardgastransportleidingen en één nabij het plangebied: De belemmeringenstroken van deze buisleidingen zijn op de plankaart aangebracht en in de planregels opgenomen.
het gaat om de volgende leidingen:
Door onderzoeksbureau AVIV is in 2011 een risico-inventarisatie gedaan, waarin de voornoemde leidingen zijn inbegrepen.
Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour op de buisleidingen ligt.
Uit de inventarisatie van Aviv is naar voren gekomen dat het groepsrisico van de buisleidingen met kenmerk W-509-02 en W-509-04 kleiner is dan één tiende van de oriëntatiewaarde en het groepsrisico van de buisleiding met kenmerk A-617 bedraagt 0,18 maal de oriëntatiewaarde.
Binnen het invloedsgebied van de leidingen worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit houdt in dat het bestemmingsplan niet van invloed is op het groepsrisico. Het groepsrisico neemt dus met minder dan 10% (want niets) toe ten opzichte van de bestaande situatie. Daarmee is, gelet op het Besluit externe veiligheid buisleidingen, naar behoren gemotiveerd dat het plan op dit gebied voldoende waarborgen voor de externe veiligheid biedt en dat daarmee een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.
Het bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid om (beperkt) kwetsbare objecten te realiseren. Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het vaststellen van het bestemmingsplan.
De gemeente heeft de Veiligheidsregio Haaglanden om advies gevraagd in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg (ex art. 3.1.1 Bro).
Relevant is dat het onderhavige bestemmingsplan in het kader van externe veiligheid geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, zodat door het vaststellen van dit bestemmingsplan, de risico's op het gebied van externe veiligheid niet of nauwelijks wijzigen.
Om bestaande risico's te kunnen verminderen, adviseren zij de volgende maatregelen.
A. Geadviseerd wordt om in het ontwerpbestemmingsplan het groepsrisico te beschouwen en dit groepsrisico te verantwoorden.
B. Geadviseerd wordt om in de objecten een voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld om zo de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Dit geldt bij verbouwen (vervangende) nieuwbouw van alle objecten, bestemd voor het verblijf van personen binnen 880 meter van de Loozerlaan, zoals woon- en sportbestemmingen, de horecabestemming en de maatschappelijke bestemming. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten.
C. Bij eventuele verbouwen/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, wordt onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt voor de objecten welke zijn gelegen binnen 325 meter , van de N211 (brandbare vloeistoffen en brandbare gassen) en de LPG-tankstations en binnen de invloedsgebieden van de hoge druk aardgastransportleidingen.
D: Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van de groepen personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op de N211, bij één van de LPG-tankstations of met één van de hoge druk aardgastransportleidingen. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend.
E. Geadviseerd wordt om het personeel, de begeleiding en vaste bezoekers binnen het, plangebied te informeren over de risico's en gevaren van het transport van gevaarlijke stoffen over de N211, de LPG-tankstations en de hoge druk aardgastransportleidingen, de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft. Voor verdere uitwerking van deze risicocommunicatie kan contact worden opgenomen met de afdeling communicatie van de Veiligheidsregio Haaglanden.
Naar aanleiding van de geadviseerde maatregel onder A is het hoofdstuk aangepast met een nadere beschouwing van het groepsrisico. Daarbij wordt benadrukt dat het bestemmingsplan, in het kader van de externe veiligheid, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
De geadviseerde maatregelen onder B tot en met E kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan.
Woningen en andere gebouwen
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) onder artikel 1 worden bij woningen geluidsgevoelige ruimten genoemd.
Het Besluit geluidshinder stelt onder artikel 1.2. aanvullende eisen en beperkingen aan ruimten met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
Op basis van de Wgh worden verder drie verschillende geluidsbronnen onderscheiden, te weten: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Geluidsbronnen
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer:
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen.
Het bestemmingsplan De Uithof maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Uitsluitend niet gerealiseerde bestemmingen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Villapark Uithofslaan blijven mogelijk (maximaal 25 woningen) waarbij gebruik gemaakt kan worden van Hogere waarden wegverkeerslawaai tbv Bestemmingsplan Villapark Uithofslaan (2013). Derhalve is geen nieuw geluidsonderzoek nodig.
In het plangebied of in de directe omgeving zijn geen spoorwegen aanwezig. Derhalve hoeft met lawaai van industrie en railverkeer geen rekening te worden gehouden.
Reconstructie van wegen
Binnen het plangebied zullen de komende jaren naar verwachting geen straten ingrijpend gereconstrueerd worden.
Vlak buiten het plangebied wordt een nieuwe ontsluiting van de woninglocatie Uithofslaan op de Poeldijkseweg gerealiseerd. Gezien de impact van de nieuwe ontsluiting is er een reconstuctieonderzoek voor het Bestemmingsplan Uithofslaan uitgevoerd; akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 'Villapark Uithofslaan', projectnummer 95017056, d.d. 28 februari 2013, waarbij de bestaande woningen in dit plangebied zijn meegenomen. Vastgesteld is dat er geen reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder optreedt en er derhalve geen procedure ontheffing hogere waarden gevolgd hoeft te worden.
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
De luchtkwaliteit in een gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.
Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project de luchtkwaliteit 'in betekenende mate' verslechtert: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht. Ook kunnen plannen doorgang vinden als na realisatie de grenswaarden niet worden overschreden.
De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur. Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het bestemmingsplan De Uithof maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Uitsluitend niet gerealiseerde bestemmingen uit het vigerende (hiervoor geldende) bestemmingsplan aan de Uithofslaan blijven mogelijk (maximaal 25 woningen). Deze herontwikkeling is dermate klein dat sprake is van een 'niet in betekende bijdrage'. De luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer (zie ook bijlage 2 van de Wet Milieubeheer) vormen dan ook geen beletsel voor het onderhavige bestemmingsplan.
De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen.
Het Natura2000-gebied Solleveld en Kapittelduinen is op ca 2,5 km afstand ten westen van het plangebied gelegen. Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingplan, heeft dit plan geen negatieve gevolgen op de natuurwaarden in dat beschermde natuurgebied. Volledigheidshalve wordt verwezen naar het stikstof depositie onderzoek op basis van het naastgelegen en recent in werking getreden bestemmingsplan Uithofslaan, waar de (her)ontwikkeling van de woningbouwlocatie geen significante gevolgen had op de natuurwaarden voor het betreffende beschermde natuurgebied.
De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde in Nederland voorkomende soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd. Bij de uitvoering van plannen in het bestemmingsplangebied dient door een erkend adviesbureau een nader Flora- en Faunaonderzoek te worden uitgevoerd.
Flora- en Faunaparagraaf
De Uithof (107 ha) heeft zich in betrekkelijk korte tijd ontwikkeld tot een recreatiegebied in de stadsrand met belangrijke groenwaarden. Het gaat om water en moerasvegetaties, riet en weide, en de zoom- en mantelvegetaties van vochtige bossen. Het gebied is van belang voor amfibieën, vogels en vleermuizen.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk die van invloed zijn op de flora en fauna. De uitbreiding van de bestaande inrichting en bebouwing van (winter)sport en evenementencentrum De Uithof met een kleinsschalig hotel is niet van invloed op de flora en fauna.
Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.
De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst.
Voor de bodemgesteldheid in het plangebied, zie paragraaf 2.4.6.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.4.2 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kunnen de opzet van het bestemmingsplan en de bestemmingen in paragraaf 5.5 globaal beschreven worden.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Voorzover er sprake zou kunnen zijn van een ontwikkeling wordt dit in hoofdstuk 5.3 beschreven.
Het bestemmingsplan legt huidige bestemmingen met bouwvolumes, gebruik en functies vast. Het betreft onder andere:
De ontwikkelingsmogelijkheid voor nieuwbouw langs de Uithofslaan is overgenomen uit het hiervoor geldende bestemmingsplan Villapark Uithofslaan (De Uithof 2e herziening). De hiervoor geldende bestemming 'Lint' voor het betreffende gebied is vertaald naar de bestemming woongebied. Doel is het huidige karakter te handhaven. Dit komt tot zijn recht door uit te gaan van een ruime verkaveling van vrijstaande en twee onder één kap woningen. De bestemming geldt ook voor de bestaande bebouwing, zodat eventuele vervangende nieuwbouw binnen de regels kan worden gerealiseerd.
(Winter)sport en recreatiecentrum De Uithof wil haar doelgroep beter bedienen door hotelovernachtingen aan te bieden. Zodoende kunnen (sport)evenementen en -trainingen beter gefaciliteerd worden. De voorziening wordt inpandig opgelost op een verdieping en is primair gericht op de huidige (sportieve) doelgroep. Het betreft een kleinschalige functie, binnen de bestaande (milieu)inrichting. Deze faciliteit betreft een aanvulling op het aanbod in Den Haag en heeft dus een eigen doelgroep, zie ook paragraaf 5.3.5.
Naar aanleiding van de publicatie op 9 september 2014 van het (ontwerp) besluit tot partiële wijziging van de legger 'Regionale waterkeringen Eshofpolder' door het Hoogheemraadschap van Delfland, is de waterkering naar de zuidzijde van de watergang verschoven. Hierdoor wordt de waterkering nabij de 'oude' Uithofslaan, verplaatst naar de Wennetjessloot. De beperking vanwege deze waterkering wordt hierdoor teruggebracht. Zie onderstaande afbeelding.
(Ontwerp) leggerwijziging ter hoogte van de 'oude' Uithofslaan
Binnen de ambitie “Den Haag als wereldstad aan zee” past het streven naar het creëren van een stedelijker beeld langs doorgaande wegen. De vaak ruim bemeten brede verkeersprofielen met flankerende bebouwing bieden een kans om de doorgaande hoofdverkeersaders te profileren als de dragers van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Den Haag. Bovendien biedt schaalvergroting en het toestaan van een grotere bouwhoogte langs doorgaande wegen en groen een essentiële bijdrage aan de verdichtingsopgave waarvoor de stad zich gesteld ziet.
In het plangebied ligt de Lozerlaan, die als drager van de stedenbouwkundige hoofdstructuur van Den Haag geldt. Bij nieuwe ontwikkelingen is op basis van de ambitie hier een bouwmassa van minimaal vijf bouwlagen mogelijk. De huidige bebouwing bestaande uit een viertal, 16 verdiepingen tellende flatgebouwen voldoet hier aan (bestemming Wonen - 2) . Aangezien op korte termijn 'geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten zijn en het bestemmingsplan conserverend van aard is, is meer en/of hogere bouwmassa hier niet aan de orde.
Een dakopbouw regeling is ter vergroting van de huidige woning. Gelet op het karakter van het gebied, maakt het bestemmingsplan, binnen de bestemmingen Wonen - 1 en Woongebied bebouwing in twee bouwlagen met (kap)verdieping mogelijk. Dit geldt ook voor bestaande woningen met minder bouwlagen.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Ook in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2014) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen.
In deze paragraaf wordt aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking ingegaan op de behoefte die er bestaat aan de nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan De Uithof.
Als mogelijke nieuwe ontwikkeling maakt het bestemmingsplan een hotelfunctie voor (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof mogelijk.
Voor dit bestemmingsplan is Artikel 3.1.6 uit het Bro van toepassing:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins.”
Trede 1
Bepalen regionale vraag naar ruimte
(Winter)sport en recreatiecentrum De Uithof wil haar doelgroep beter binden en bedienen middels het opnemen van een hotelfunctie binnen de inrichting. Zodoende kunnen de te houden (sport) evenementen en -trainingen beter gefaciliteerd worden. De hotelfunctie die binnen het gebouw van de (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof mogelijk gemaakt wordt is kleinschalig van aard en heeft een specifieke doelgroep (de huidige sportieve en recreatieve bezoekers van de inrichting). Dit kleinschalige concept past binnen de hotelstrategie van de gemeente. Er is geen apart hotelbeleid op regionale of provinciale schaal. In het leisurebeleid van het stadsgewest is het gebied Kijkduin-Uithof aangemerkt als concentratiegebied, op grond waarvan de vraag gefaciliteerd kan worden.
Trede 2
Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
Het gebouw ligt op basis van de Verordening Ruimte in bestaand stedelijk gebied (stads- en dorpsgebied). Om de functie te realiseren zal het bestaande gebouw intern worden verbouwd. Er vindt dus geen extra bebouwing plaats.
Nieuwbouw zal derhalve niet plaatsvinden zodat Trede 3 (alleen nieuwbouw binnen bestaand stedelijk gebied) niet van toepassing is.
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.
Een belangrijk onderdeel van Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding of plankaart' en 'digitale verbeelding'.
Onder analoge plankaart wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.
De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.
Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.
Op de digitale en analoge verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP, bijlage 2, opgenomen. De waarde op de verbeelding geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.
Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.
Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabel (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.
Beleidskader | Vertaling in het bestemmingsplan | |
Cultureel erfgoed | ||
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden. | De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2 Archeologie). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld. | |
Ruimtelijk beleid | ||
In de provinciale "Verordening Ruimte" wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. | Ladder is doorlopen voor de hotelfunctie, zie paragraaf 5.3.5. | |
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. | Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk, voornamelijk binnen de bestemmingen Groen en Water. Het binnen het plangebied gelegen deel van de verbindingszone van de Ecologische Hoofdstructuur is met een aanduiding ecologische verbindingszone'' geborgd. | |
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet. | Het bestemmingsplan maakt uitsluitend reeds aanwezige detailhandel mogelijk, welke ondergeschikt is aan hoofdfunctie sport- en recreatie. | |
In de Structuurvisie Den Haag 2020 zijn de ambities van de stad vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones, waaronder de Schakelzone Lozerlaan. Onderdeel hiervan is het gebied Uithofslaan. Het stedenbouwkundig plan is een afgeleide van de structuurvisie voor de Westlandse Zoom. |
Het genoemde ruimtelijke beleid en de uitgangspunten uit het stedenbouwkundig plan zijn, voor zover het van toepassing (Uithofslaanlocatie) is vertaald in de regels van het bestemmingsplan. | |
Groen | ||
Inzet is de Stedelijke Groen Hoofdstructuur (paragraaf Regelgeving groen) duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. | Het stedelijk groen van de hoofdstructuur wordt geborgd binnen de bestemming 'Groen'. | |
Verkeer en parkeren | ||
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie | In de regels van het bestemmingsplan wordt dit uitgangspunt toegepast. Binnen de bestemming Groen zijn fiets- en wandelpaden door De Uithof mogelijk gemaakt. Ten behoeve van de woningen en de berekende parkeerbehoefte is in de regels binnen de bestemming Woongebied parkeren op eigen terrein voorgeschreven. Voor de bezoekers is parkeerruimte mogelijk gemaakt binnen de bestemming Verkeer-verblijfsstraat. |
|
Wonen | ||
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen | Het bestemmingsplan maakt binnen het gebied van de woninglocatie Uithofslaan woningen binnen een groenstedelijk woonmilieu mogelijk. Het betreft duurzame woningbouw. Langs de Lozerlaan zijn een viertal aanwezige flats opgenomen. | |
Economie | ||
Bedrijven |
Het brandstof station aan de Lozerlaan is binnen de bestemming Bedrijf opgenomen. Binnen de bestemming Woongebied zijn bedrijven binnen de categorie A mogelijk. Beroep en bedrijf aan huis is mogelijk binnen de bestemming Wonen en Woongebied. | |
Detailhandel |
Ondergeschikt aan hoofdfunctie is de detailhandelsfunctie mogelijk binnen de bestemmingen 'Sport' en 'Bedrijf'. | |
Horeca | Horeca als zelfstandige functie is mogelijk binnen de bestemmingen Gemengd en Sport binnen de aanduiding tbv feestzaal. |
|
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg | ||
Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg | Mogelijk binnen de bestemming Maatschappelijk. |
De regels zijn als volgt ingedeeld:
In 'Artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
In Artikel 2 Wijze van meten is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.
De bestemming Agrarisch is toegekend aan een agrarisch bedrijf gelegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten ten behoeve van het (grondgebonden) agrarisch bedrijf, een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen en overige voorzieningen.
De bestemming Bedrijf is toegekend aan het benzinestations met LPG aan de Loozerlaan. De gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen. Ondergeschikte detailhandel is toegestaan.
De bestemming Gemengd is toegekend aan het (winter) sport- en recreatiecentrum De Uithof. De gronden zijn bestemd voor de hoofdfuncties Sport en recreatie met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen. Overige functies zijn Horeca en Hotel.
De bestemming Groen is toegekend aan de openbare groenvoorzieningen van recreatiegebied De Uithof. De gronden zijn bestemd voor groen(voorziening), park, plantsoen en speeltuin en speelvoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, voet- en fietspaden, water en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding openbaar vervoer (OV) op de verbeelding zijn trambanen toegestaan.
De bestemming Maatschappelijk is toegekend aan het binnen het plangebied gelegen dierenasiel en kinderdagverblijf. De gronden zijn bestemd voor dierenpension/asiel, jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen, onderwijs, verenigingsleven en zorg- en welzijnsinstellingen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.
Artikel 8 Recreatie - Volkstuin
De bestemming Recreatie - Volkstuin is toegekend aan een tweetal volkstuincomplexen gelegen binnen het plangebied en een volkstuincomplex welke grotendeels buiten het plangebied en gemeentegrenzen in de Gemeente Westland gevestigd is. De gronden zijn bestemd voor volkstuinen, school-, kinder- en hobbytuinen en groenvoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen. Nachtverblijf is niet toegestaan.
De bestemming Sport is toegekend aan de maneges, sportvelden en watersportvoorziening binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor maneges en sportvoorzieningen met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' is een party- en recreatiecentrum toegestaan.
Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg
De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is toegekend aan de hoofdontsluitingswegen binnen het plangebied; de Monsterseweg, Erasmusweg en Lozerlaan. De gronden zijn o.a. bestemd voor wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, openbaar vervoerstroken, parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.
De bestemming Verkeer - Straat is toegekend aan de Jaap Edenweg, als ontsluiting van sport en recreatiecentrum De Uithof. De gronden zijn o.a. bestemd voor wegen en openbaar vervoerstroken met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde voet- en fietspaden, parkeerplaatsen en groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsstraat
De bestemming Verkeer - Verblijfsstraat is toegekend aan de ontsluitingsstraten en parkeerterreinen binnen het plangebied. De gronden zijn voornamelijk bestemd voor voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen.
De bestemming Water is toegekend aan al het oppervlaktewater binnen het plangebied. Op of in deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken, alsmede bruggen voor fietsers en voetgangers. Ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' is een windmolen (gemaal) toegestaan.
De bestemming Wonen - 1 is toegekend aan alle grondgebonden woningen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.
De bestemming Wonen - 2 is toegekend aan de vier appartementencomplexen binnen het plangebied, langs de Lozerlaan. De gronden zijn bestemd voor wonen met de daarbij behorende hoofdgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
De bestemming Woongebied is toegekend aan de gronden waar in het hiervoor geldende bestemmingsplan, Villapark Uithofslaan de bestemmingen 'Lint' aan is toegekend. De gronden zijn bestemd voor o.a. wonen, bedrijven cat A van de Staat van functiemenging, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, voet, fiets en wandelpaden, verblijfsgebieden en groenvoorzieningen. Ten aanzien van de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels, is de stedenbouwkundige visie van landschapsarchitect Baljon van belang, wat opgesteld is ten behoeve van het bestemmingsplan Villapark Uithofslaan. De oorspronkelijke slotenstructuur wordt hierin gevolgd met behoud van het groene karakter waarbij een lage woningdichtheid wordt voorgestaan.
Artikel 17 Voorlopige bestemming - Horeca
Artikel 17 betreft een voorlopige bestemming tot 31-1-2019 ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten. De definitieve bestemming is de bestemming Sport.
Aan de rand van het plangebied, langs de Loozerlaan loopt een aardgastransportleiding. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Gas gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor een gasleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.
Opgenomen ten behoeve van drinkwaterleidingen met een regionale functie groter dan 300mm.
Artikel 20 Waarde - Archeologie
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
Artikel 21 Waterstaat - Waterkering
De gronden met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor een waterkering met de bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel: Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 23 Algemene bouwregels: De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in Artikel 26.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels: In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.
Artikel 25 Algemene aanduidingsregels: In dit artikel staan regels in de vorm van opgenomen die voor alle bestemmingen gelden binnen de op de plankaart opgenomen gebiedsaanduidingen: ecologische verbindingszone', 'milieuzone - geurzone', 'veiligheidszone-lpg', en 'waterstaat - beschermingszone'.
25.1 Ecologische verbindingszone
Deze gebiedsaanduiding is opgenomen ter bescherming van de provinciale ecologische verbindingszone.
De milieuzone-geurzone is opgenomen tbv een windmolen nabij Manege Berenstein.
Vanwege externe veiligheid zijn de plaatsgebonden risicocontouren (vulpunt en inrichting) opgenomen ter plaatse van het benzinestation met LPG aan de Loozerlaan.
25.4 Waterstaat - beschermingszone
In deze gebiedsaanduiding wordt de beschermingszone van de waterkering opgenomen. Verwezen wordt dat nadere regels hierover staan opgenomen in het Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland
Artikel 26 Algemene afwijkingsregels
Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 26.
Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen. Ten slotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.
Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.
Overgangs- en slotregels
De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.
Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan De Uithof'
Dit bestemmingsplan, De Uithof vormt in hoofdzaak een nieuw juridisch-planologisch kader voor een bestaande situatie. Het bestemmingsplan is dan ook conserverend van aard.
Voor zover er sprake is van ontwikkeling, gaat het om ontwikkelingsmogelijkheden welke uit het voorgaande bestemmingsplan: Villapark Uithofslaan (De Uithof, 2e herziening) zijn overgenomen. Als zodanig gaat het om regels uit een voorgaand bestemmingsplan. Daarbij is het kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente de betreffende gronden grotendeels in eigendom heeft en met de resterende eigenaar een anterieure overeenkomst is afgesloten. De regeling gaat in hoofdzaak uit van consolidatie van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.
Naar aanleiding van vooroverleg is naar voren gekomen dat het (winter)sport en recreatiecentrum De Uithof behoefte heeft aan een kleinschalige hotelvoorziening, hetgeen in het bestemmingplan mogelijk wordt gemaakt. Op basis van art. 6.2.1 hoeft voor een dergelijke kleinschalige voorzieningen geen exploitaitieplan te worden vastgesteld.
Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan De Uithof is op 14 augustus 2014 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:
Van de onder 2, 5, 15 en 25 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De reactie van 10 Veiligheidsregio Haaglanden is verwerkt in paragraaf 4.3.4.
Van de overige instanties is geen reactie ontvangen.
2. Provincie Zuid-Holland
“Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.
Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de Visie ruimte en mobiliteit 2014 en de Verordening ruimte 2014. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met dit beleid.
Ik adviseer hoofdstuk 3.2.2. van de plantoelichting nog te actualiseren aan de hand van voornoemde nieuwe visie en verordening.
Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.”
Reactie
Dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het beleid op basis van de Visie Ruimte en mobiliteit wordt voor kennisgeving aangenomen. De plantoelichting, met name paragraaf 3.2.2 is hiertoe aangepast.
5. Hoogheemraadschap van Delfland
“In het kader van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan De Uithof in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.
Advies
Wij geven u graag advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over de thema's "Algemeen", "Waterkwantiteit" en "Veiligheid en waterkering".
Algemeen
Delfland hanteert voor de beoordeling van ruimtelijke plannen de Handreiking watertoets voor gemeenten. Deze geeft aan, wat voor een watertoets noodzakelijk en wenselijk is. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website (www.hhdelfland.nl/watertoets). Wij verzoeken u dit document (zonder jaartal) op te nemen bij de beleidsstukken onder het kopje "Hoogheemraadschap van Delfland" in paragraaf 3.4.1.
In diezelfde paragraaf staat een alinea over de Waterbergingsvisie. Deze tekst kan vervallen, omdat deze later nog twee keer wordt genoemd. De laatste keer is het meest volledig.
Waterkwantiteit
In paragraaf 2.4.5 staat er een foutje in de tekst. Wij verzoeken u om de tekst als volgt aan te passen:
“Het boezemwater heeft een vast peil van -0,43 m NAP. Voor zover het plangebied binnen de Eshofpolder ligt, heeft het een waterpeil tussen -1,75 m NAP en -0.40 m NAP.”
Veiligheid en waterkering
Op 9 september jl. is het ontwerpbesluit tot (partiële) wijziging van de legger regionale waterkeringen Eshofpolder nabij Uithofslaan te Den haag gepubliceerd, zie ook de link http://www.hhdelfland.nl/actueel/bekendmakingen-O/bekendmaking/@64711/bekendmaking-15/.
Wij adviseren u het vlak met de wijzigingsbevoegdheid (rode arcering in bovenstaande linker afbeelding met uitsnede van de verbeelding) aan te passen, zodat het gehele gebied van de leggerwijziging er ook in wordt opgenomen, zie hiervoor bovenstaande linker afbeelding uit het ontwerpbesluit voor de locatie van de wijziging.
De waterkering zal naar de zuidzijde van de watergang verschuiven, waardoor de beperking ingevolge de waterkering ook voor de woningen in dit gebied kunnen worden teruggebracht.
Naast advisering in het kader van de watertoets over dit bestemmingsplan, kan het zo zijn, dat een watervergunning of melding nodig is. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-loket/vergunning-melding/.
Reactie
De toelichting is op de reactie van het hoogheemraadschap aangepast. Naar aanleiding van het gepubliceerde ontwerpbesluit, begin september, is na overleg, de leggerwijziging direct (zonder wijzigingsbevoegdheid) doorgevoerd.
15.
N.V. Nederlandse Gasunie
"Naar aanleiding van onderstaand e-mailbericht waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, heeft toegezonden, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
De door u weergegeven belemmeringenstrook (dubbelbestemming Leiding - Gas) houdt geen rekening met de ontwerpdruk van de leidingen. Wettelijk is het voldoende om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de leiding wanneer het gaat om een ontwerpdruk van 40 bar. Bij een leiding met een ontwerpdruk vanaf 40 bar geldt een belemmeringenstrook van 5 meter ter weerszijden van de leiding. Wij verzoeken u dan ook de differentiatie van de belemmeringenstrook aan te brengen."
Reactie
De gevraagde differentiatie van de belemmeringsstrook tbv (dubbelbestemming Leiding - Gas) is op de verbeelding verwerkt.
25. Sporttainment Center De Uithof B.V.
“Het Sporttainment Center de Uithof B.V. heeft kennis genomen van de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan voor het plangebied De Uithof. Wij constateren dat het uw voornemen is geen nieuwe ontwikkelingen toe te staan en uit te gaan van de huidige bestemming. Dit zou betekenen dat ook eventuele nieuwe sportieve/recreatieve activiteiten van de Uithof binnen de bestaande kaders ontwikkeld moeten worden. Dat is op zich geen probleem. Voor een florerend financieel gezond centrum blijft het echter noodzakelijk nieuwe activiteiten te kunnen initiëren.
Het beleid van de Uithof is er uiteraard op gericht om dat binnen de mogelijkheden van het bestaande bestemmingsplan te doen. Op dit moment zijn mede door de beperkte financiële mogelijkheden geen plannen om grootschalig te herontwikkelen. Wel zouden wij de mogelijkheid willen hebben om, met behoud van het sportieve recreatieve karakter van de Uithof, plannen te ontwikkelen die een versterking van de Uithof kunnen betekenen.
Op dit moment zijn die plannen er niet. Wel is de Uithof voornemens een plan te ontwikkelen voor een sport gerelateerd budgethotel. Dit hotel schept meer mogelijkheden om meerdaagse sportevenementen in de Uithof te organiseren. Bovendien past zo'n hotel uitstekend in de plannen van de gemeente meer budgethotels te bouwen. Vooral in Zuidwest Den Haag ontbreken deze. Het idee is om deze hotelfunctie binnen mogelijkheden van de bestaande bebouwing, op de vierde etage, te situeren. Wij gaan ervan uit dat dit zowel past in het huidige bestemmingsplan, als in het nu voorliggende ontwerp.
Gezien het feit dat wij thans groepen kinderen en volwassenen dienen onder te brengen op ons terrein met een verblijf in de nacht, is er een mogelijkheid gecreëerd om in een speciale twee personen shelter te overnachten. Dit gebeurt op de 400 meterbaan. Sporttainment Center De Uithof B.V. voldoet uiteraard aan de horeca-en brandveiligheidsvereisten. Zo ook is er op het aangrenzende terrein van het voormalige tennispark het verblijf gerealiseerd van “Jobcenter”, waar permanent overnacht mag worden. Het lijkt ons dat dit voor ons ook binnen de huidige bestemming past, als in het nu voorliggende ontwerp. Echter indien noodzakelijk gaarne specifiek opnemen in het nieuwe bestemmingsplan.
Wij zouden het op prijs stellen om deze inspraakreactie, voordat de definitieve versie in de gemeenteraad besproken wordt, met de gebiedsmanager van de gemeente voor de Uithof te bespreken. In afwachting van uw reactie.”
Reactie
Gezien de reactie wordt de bestemming hierop aangepast, voor het gevraagde metrage.