direct naar inhoud van Regels
Plan: De Uithof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0276BDeUithof-50VA

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan De Uithof met identificatienummer NL.IMRO.0518.BP0276BDeUithof-50VA van de gemeente 's-Gravenhage.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw:

een toevoeging van een (afzonderlijke) ruimte aan het hoofdgebouw, welke vanuit het hoofdgebouw toegankelijk is en functioneel deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid - daaronder niet begrepen prostitutie, een prostitutie-inrichting of seksclub - in tegenstelling tot beroepsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van handwerk, en waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het bedrijf wordt ingenomen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied - daaronder niet begrepen prostitutie - dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, mits niet meer dan 30% met een maximum van 40 m2 van het pand door het beroep/verlenen van diensten wordt ingenomen.

1.8 ambacht/ambachtelijk bedrijf:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht.

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten.

1.10 baliefunctie:

een (onderdeel van een) kantooractiviteit of dienstverlening, waarvoor kenmerkend is dat de (economische) activiteit is gericht op het structureel contact met publiek in een daarvoor bestemd en daartoe voor het publiek toegankelijk deel van een gebouw.

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een binnen een bij dit plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dan wel bouwvlak of bestemmingsvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.

1.13 Bed and breakfast

Een voorziening gericht op het voor een kortdurend verblijf, binnen een woning door de eigenaar-bewoner, bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt aan maximaal vier bezoekers.

1.14 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.15 bedrijfswoning/dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.16 belwinkel:

een gebouw, gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding elektronisch berichtenverkeer, zoals (internationaal) telefoonverkeer, dan wel aanverwante activiteiten te doen plaatsvinden, al dan niet gemengd of mede gebruikt ten behoeve van detailhandel of dienstverlening; onder belwinkel wordt mede begrepen een internetcafé/gelegenheid.

1.17 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.18 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.21 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw dat functioneel ondergeschikt is aan, en ten dienste staat van een hoofdgebouw, en daarvan bouwkundig valt te onderscheiden.

1.22 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.

1.25 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.28 bruto-vloeroppervlak (bvo) van een fuctie:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, bedrijf of andere gebouwde voorziening, met inbegrip van de eventueel daartoe behorende magazijnen, overige dienstruimten en technische ruimten, met uitzondering van de parkeergarages.

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 culturele voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van kunst en cultuur, zoals theaters, schouwburgen, concertzalen, ruimten voor het beoefenen van muziek of andere kunstuitingen, bioscopen, filmhuizen en musea met inbegrip van bijbehorende voorzieningen, alsmede tentoonstellingsruimten en werk- en presentatieruimten ten behoeve van kunstenaars. Binnen culturele voorzieningen is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel1.45.

1.31 dak:

iedere uitwendige bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakopbouw:

een vergroting van een gebouw welke een uitbreiding vormt van de onder het dak gelegen ruimte en daarvan deel uitmaakt.

1.33 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel wordt niet begrepen detailhandel in volumineuze goederen, perifere detailhandel, straathandel, sekswinkel, coffeeshops, paddoshops en het verkopen en/of leveren van goederen voor het gebruik ter plaatse, het verkopen van (consumenten)vuurwerk, inclusief de daarbij behorende opslag van vuurwerk, en het verkopen van munitie inclusief de daarbij behorende opslag van munitie en kruit, behoudens voor zover hiervan wordt afgeweken in de regels van dit plan. Binnen detailhandel is ondergeschikte horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel1.45.

1.34 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel in personenauto's, motoren, caravans, boten, productiegebonden grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

1.35 dienstverlening:

het bedrijfsmatig en publieksgericht verlenen van diensten, al dan niet met baliefunctie, op ondermeer medisch, juridisch, financieel, therapeutisch of cosmetisch gebied, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen; onder dienstverlening wordt niet begrepen: garagebedrijven, kantoren, belwinkels, internetcafé, seksinrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven. Binnen dienstverlening is ondergeschike horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel1.45.

1.36 eerste bouwlaag:

de bouwlaag die zich direct boven de onderbouw bevindt en bij gebreke daarvan de bouwlaag welke zich als eerste geheel of in overwegende mate boven het peil bevindt.

1.37 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.38 escortbedrijf:

een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aangeboden wordt die op een andere plaats dan in het gebouw wordt uitgeoefend.

1.39 extensief dagrecreatief gebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken of een naar aard daarmee gelijk te stellen gebruik.

1.40 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 grens verschillende hoogten:

een op de verbeelding aangegeven begrenzing, die de contouren van de verschillende binnen een bouwvlak aangegeven maximum hoogteaanduidingen markeert;

1.42 grondoppervlakte van bebouwing:

de oppervlakte van de grond, in beslag genomen door de horizontale projectie van een bouwwerk.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel valt aan te merken.

1.44 hoofdverkeerswegen:

rijbanen voor het gemotoriseerde verkeer op doorgaande hoofdroutes in hoofdzaak ten behoeve van de algemene ontsluiting van wijken en grote delen van de stad en de verbinding met rijks- en andere invalswegen.

1.45 horeca-inrichting, ondergeschikte horeca en aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:
  • a. een inrichting geheel of gedeeltelijk gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van bereide gerechten, of dranken, al dan niet ter plaatse te nuttigen en/of het aanvullend aanbieden van vermaak;
  • b. een inrichting gericht op het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie, een (studenten)sociëteit, een automatenhal, een ontmoetingscentrum, een feestzaal/partycentrum en een hotel of bed & breakfast, maken geen onderdeel uit van de bij deze definitie behorende categorie-indeling en de 'Staat van Horeca-categorieën', tenzij in de bestemmingsomschrijving van het betreffende artikel anders is bepaald. Dit geldt ook voor locaties waar horeca in ondergeschikte zin dan wel gerelateerd aan de hoofdfunctie plaatsvindt.

Binnen deze definitie worden, gebaseerd op de staat van horeca-categorieën opgenomen als bijlage Bijlage 1 Staat van Horeca-categorieën bij deze regels, de volgende categorieën horeca-inrichtingen onderscheiden:

categorie licht:

horeca-inrichtingen, waaraan volgens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie licht wordt toebedeeld. Over het algemeen betreft het horeca-inrichtingen, waarvan de exploitatie aansluit bij winkelvoorzieningen en voornamelijk gericht is op het winkelend publiek en omliggende kantoren. De openingstijden liggen van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 23.00 uur. Het aanbieden van vermaak maakt geen onderdeel uit van de exploitatie.

Het gaat om horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide maaltijden en etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken;

Horecavormen die onder deze categorie vallen zijn onder andere: lunchroom/broodjeszaak, cafetaria/snackbar, koffieconcept/koffiehuis, ijssalons en take away / maaltijdbezorging.
categorie middelzwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie middelzwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het nuttigen van ter plaatse bereide etenswaren. Alcoholische dranken worden slechts ondersteunend aan de maaltijd geschonken, of;
  • het verstrekken van niet-alcoholische dranken, of;
  • het verstrekken van alcoholische dranken voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur, of;
  • het aanbieden van vermaak voor zover de openingstijden zijn beperkt tot 23.00 uur.

Een horecavorm die binnen deze categorie valt is onder andere een restaurant.

categorie zwaar:

horeca-inrichtingen, waaraan blijkens de bij deze regels behorende 'Staat van Horeca-categorieën' de categorie zwaar wordt toebedeeld. De openingstijden liggen van maandag tot en met woensdag en zondag tussen 07.00 en 02.00 uur en donderdag tot en met zaterdag tussen 07.00 en 02.30 uur.

Het betreft horeca-inrichtingen, waarbij de exploitatie onder andere gericht is op:

  • het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, of;
  • het aanbieden van vermaak.

Horecavormen die binnen deze categorie vallen, zijn onder andere: café en discotheek.

In aanvulling op deze horeca-categorieën conform de staat van horeca-categorieën kunnen nog twee vormen van horeca voorkomen: ondergeschikte horeca en een aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca.

Ondergeschikte horeca:

Ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen danwel de functies "detailhandel" en "dienstverlening", mits wordt voldaan aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. voor maximaal 25% van het bruto vloeroppervlak of tot een voor de vestiging vastgesteld aantal m² Bvo;
  • 2. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 3. het schenken van alcohol is niet toegestaan, tenzij uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit wel is toegestaan;
  • 4. de uitstraling van de hoofdfunctie dient behouden te blijven.

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca:

Aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca is toegestaan binnen het hoofdgebouw als onzelfstandige ruimte binnen de bestemmingen "cultuur en ontspanning" en "sport" danwel de functies "culturele voorzieningen", "museum" en "sportvoorzieningen" alsmede in bestemmingen en functies indien dit nader is omschreven in de bestemmingsregels, mits voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden:

  • 1. de openingstijden van de horeca zijn gebonden aan de openingstijden van de hoofdfunctie;
  • 2. in ruimtelijk opzicht de uitstraling van de hoofdfunctie dient te worden gehandhaafd.
1.46 installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie:

installaties ten behoeve van mobiele telefonie en/of datacommunicatie, bestaande uit een antennestaaf of antennespriet, al of niet met dwarssprieten en overige onderdelen, zoals schotels en kasten.

1.47 internetcafé / -gelegenheid:

een gelegenheid waar de hoofdactiviteit of één van de activiteiten wordt gevormd door het bedrijfsmatig gelegenheid bieden tot internetten (het raadplegen van websites, e-mailen en dergelijke).

1.48 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.49 kantoor:

een gebouw, dat in hoofdzaak dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.50 kap:

een bouwkundige constructie, uitwendig bestaande uit twee of meer hellende dakschilden onder een hellingshoek van elk tenminste 15o en ten hoogste 75o ten opzichte van het horizontale vlak, bedoeld om een gebouw aan de bovenzijde af te dekken.

1.51 kapverdieping:

een in de kap van een gebouw gelegen ruimte, waarvan de vloer niet meer dan 1,20 m. onder de goothoogte ligt, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.52 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten.

1.53 kiosk:

een solitair gebouw, geplaatst in de openbare ruimte, dat voor horeca en/of detailhandel mag worden gebruikt.

1.54 laag:

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.55 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet levende natuur.

1.56 manege:

instelling waar men kan (leren) paardrijden tevens bedoeld voor de uitoefening van de paardensport met de daarbij behorende gebouwen en terreinen, zoals een stapmolen.

1.57 natuurgebied

door het rijk aangewezen Natura 2000 gebieden, Natuurmonumenten en Habitatrichtlijngebieden waaraan ook het rijkscompensatiebeginsel is verbonden;

1.58 natuurwetenschappelijke waarde:

botanische, faunistische en morfologische waarden.

1.59 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de distributie van gas, water en elektriciteit en de telecommunicatie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.60 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.

1.61 ondergeschikte bouwdelen:

delen van bouwwerken zoals funderingen, pilasters, kozijnen, standleidingen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- of kroonlijsten, liftkokers en installatieruimten.

1.62 overbouwing/onderdoorgang:

een gebied binnen een bouwvlak, waar een doorgang mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.63 overkragende bebouwing:

bebouwing, die niet direct op het maaiveld is gepositioneerd en tot stand wordt gebracht buiten de bestemmingsgrenzen van de hoofdbebouwing.

1.64 paddoshop:

een gebouw, waarin of van waaruit onder meer natuurproducten met een geestverruimende werking, zoals hallucinogene paddenstoelen, dan wel aanverwante producten worden verkocht.

1.65 parkeervoorziening:

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox.

1.66 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in de overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. in de gevallen waarin de hoogte wordt uitgedrukt in meters NAP: 0 m NAP.
1.67 plangrens:

de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.68 plankaart:

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan De Uithof.

1.69 plint:

het onderste gedeelte van een gebouw dat gezien vanaf maaiveldniveau, als bepalend kan worden aangemerkt voor de beleving in stedenbouwkundige, architectonische en functionele zin.

1.70 recreatieve waarde:

de aan een groengebied toe te kennen waarde voor het gebruik van het groen en de voorzieningen in vrije tijd voor ontspanning.

1.71 rijstrook:

een strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook.

1.72 sportvoorziening:

een al of niet gebouwde voorziening, geheel of gedeeltelijk ingericht en in gebruik voor het beoefenen van sport al dan niet met de mogelijkheid tot het gebruiken van consumpties. Binnen een sportvoorziening is aan de hoofdfunctie gerelateerde horeca toegestaan, zoals omschreven in artikel 1.45.

1.73 staat van horeca-inrichtingen:

de staat van horeca-inrichtingen, behorende bij dit bestemmingsplan De Uithof.

1.74 terrein:

een zichtbaar begrensd stuk grond, al dan niet bebouwd.

1.75 verbeelding

de volledige verzameling van geometrisch bepaalde vlakken, omgeven door een plangrens, behorende bij het bestemmingsplan De Uithof (voorheen plankaart).

1.76 verblijfsrecreatie:

bepaalde vorm van recreatief, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen, dan wel in bouwwerken, die bestemd zijn voor het houden van recreatief nachtverblijf, niet zijnde een hotel, pension of woning, ten behoeve van personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.77 verblijfs-/woonstraten:

rijbanen voor alle verkeer ten behoeve van de ontsluiting van buurten en direct aangelegen bestemmingen.

1.78 volkstuinen:

gronden, niet direct naast de woning gelegen, waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld. Op een volkstuin kan - alleen bedoeld voor verblijf overdag - bebouwing passend bij de bestemming aanwezig zijn.

1.79 voorgevelrooilijn:

De voorgevelrooilijn is:

  • 1. voor bouwstroken, bouwvlakken en bouwblokken, welke reeds geheel of ten dele zijn bebouwd: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  • 2. voor andere terreinen dan onder 1 en tenzij in de bestemmingsregels anders aangegeven:
    • a. voor zover gelegen binnen de bebouwde kom: de grens van de weg;
    • b. voor zover gelegen buiten de bebouwde kom: de lijn gelegen op 20 m uit de as van de weg.
1.80 waterkering:

natuurlijke of kunstmatige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie.

1.81 waterstaatkundige werken:

werken, waaronder begrepen kunstwerken, welke verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen en remmingswerken met uitzondering van steigers.

1.82 weg:

alle voor het openbaar auto-, fiets-, voetgangers- of ander verkeer openstaande wegen of paden, geen spoorwegen zijnde, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen, taluds en zijkanten, waterstaatkundige en civieltechnische (kunst)werken, nutsvoorzieningen, alsmede de aan de wegen liggende parkeerplaatsen en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.83 welzijnsvoorzieningen:

voorzieningen op het gebied van maatschappelijk welzijn, kunst en sociaal cultureel werk, onder welzijnsvoorzieningen worden niet begrepen algemene en categorale psychiatrische ziekenhuizen, zwakzinnigeninrichtingen, inrichtingen voor zintuiglijk gehandicapten, medische kindertehuizen, medische kleuterdagverblijven, sanatoria, gebruikersruimten ten behoeve van drugsvoorziening.

1.84 windturbine

windmolen, voorzien van een turbine ten behoeve van het opwekken van elektriciteit.

1.85 winkelvloeroppervlak (wvo):

de verkoopruimte, met uitsluiting van alle andere voor de bedrijfsvoering benodigde overdekte ruimte, binnen een detailhandelsvestiging.

1.86 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één of meerdere personen, al dan niet in combinatie met een door bewoner(s) uitgeoefend aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep.

1.87 woonbebouwing

één of meer woningen.

1.88 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm niet als een eenheid kan worden beschouwd.

1.89 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats, in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de (voor, zij en achter) perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels of op de verbeelding, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

2.3 hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouw(onder)delen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouw(onder)delen;

2.4 hoogte van een bouwlaag

de hoogte van een bouwlaag is maximaal 3 m met dien verstande dat voor andere doeleinden dan wonen een maximale hoogte van 4 m per bouwlaag is toegestaan;

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een windturbine:

vanaf peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.8 inhoud van gebouwen:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.9 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.10 oppervlakte en (bruto-)vloeroppervlakte van een gebouw:

tussen de buitenste gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van:

  • grondgebonden agrarisch bedrijf;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, waaronder bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bouwwerken geen gebouwen zijnde, grasland, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; is een bedrijfswoning toegestaan;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder a zijn aan- en bijgebouwen toegestaan buiten het bouwvlak, indien deze aanwezig waren op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m indien gesitueerd voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan en 2 m indien gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  • a. lid 3.2.1, ten behoeve van bedrijfsgebouwen of aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak voor maximaal 60 m2 met een goothoogte van max. 4 en een bouwhoogte van 6 m;
  • b. lid 3.2.1 en 3.2.2 ten behoeve van hooibergen en overige bij de bestemming behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde met een maximumhoogte van 8 m.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor de verkoop van motorbrandstoffen met lpg;

een en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gerealiseerd;
  • b. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 3 m;
    • 2. Luifels ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding "sba-lui", 6 m;
    • 3. voor reclamezuil en overkappingen 6 m;
    • 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m;

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. (kunst)ijsbaan;
  • b. sneeuwbaan;
  • c. sportzaal/-hal/-centrum, waaronder ijshockeyhal;
  • d. kartbaan, klimhal en fitnessruimte;
  • e. overige sportvoorzieningen;
  • f. recreatiecentrum met evenementen- en congresfunctie;
  • g. detailhandel, dienstverlening en kantoren ten dienste van de sport- en recreatiebeoefening;
  • h. verenigingsleven;
  • i. horeca in de categorie zwaar;
  • j. hotel,

één en ander met de daarbij behorende bebouwing, overige gebouwen, overige bouwwerken geen gebouwen zijnde als: wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:

  • a. voor erf- en/of terreinafscheidingen 3 m;
  • b. voor speelvoorzieningen 5 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. de totale bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van 'detailhandel' is maximaal 1.500 m2;
  • b. de totale bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van 'dienstverlening' is maximaal 400 m2;
  • c. de totale bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van 'kantoren' is maximaal 250 m2;
  • d. de totale bruto-vloeroppervlakte aan horeca is maximaal 3.850 m2;
  • e. de totale bruto-vloeroppervlakte ten behoeve van de functie 'hotel' is maximaal 770 m2.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. park en plantsoen;
  • b. speel- en ligweide;
  • c. groengebied in de vorm van bos, gras, riet en waterland;
  • d. recreatieve voorzieningen, waaronder doolhof en boomgaard;
  • e. gebouwen ten behoeven van groenonderhoud;
  • f. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'' ;
  • g. trambaan ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer',

één en ander met de daarbij behorende gebouwen bouwwerken geen gebouw zijnde, voet, ruiter en fietspaden, ontsluitingswegen, speel en overige voorzieningen.

6.2 Bouwregels
6.2.1 gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'; is een bedrijfswoning toegestaan.
6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer 1 m bedragen indien gesitueerd voor de voorgevel van bedrijfswoningen en het verlengde daarvan en 2 m indien achter de voorgevel;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in:

  • a. het bepaalde in artikel 6.2.1 en 6.2.2 voor gebouwen buiten het bouwvlak en bouwwerken geen gebouwen zijnde voor maximaal 60 m2 bvo per gebouw met een maximale bouwhoogte van 5 m.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dierenasiel;
  • b. dierenpension;
  • c. jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang;
  • d. peuterspeelzalen;
  • e. onderwijs;
  • f. verenigingsleven;
  • g. zorg en welzijnsinstelling,

een en ander met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich voor de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 1 m;
    • 2. voor erf- en/of terreinafscheidingen voor zover deze zich achter de voorgevel en het verlengde daarvan bevinden 2 m;
    • 3. de hoogte van niet ander art. 7.2.2, sub a onder 1 en 2 omschreven bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 8 Recreatie - Volkstuin

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. school-, kinder- en hobbytuinen;
  • c. groenvoorzieningen,

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, (ontsluitings)wegen, parkeervoorzieningen, water, groen en overige voorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per (tuin)perceel mag de oppervlakte van gebouwen, waaronder een hobbykas niet meer bedragen dan 32 m2;
  • b. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • c. indien binnen het bestemmingsvlak een bouwvlak met hoogteaanduidingen is opgenomen, mag in uitzondering op het gestelde onder a. en b. het bouwvlak volledig worden bebouwd met de op de verbeelding aangegeven goot- en/of bouwhoogtes;
  • d. in uitzondering op het gestelde onder a zijn hogere goot- en/of bouwhoogten toegestaan met dien verstande dat deze aanwezig waren op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit plan en deze met vergunning zijn gebouwd.
8.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m;
  • b. het bouwen van overkappingen is niet toegestaan.
8.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het gebruik van gronden en opstallen voor het houden van nachtverblijf is niet toegestaan.

Artikel 9 Sport

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportveld;
  • b. manege;
  • c. watersportvoorzieningen;
  • d. tennisbaan;
  • e. wieler-/skeelerbaan;
  • f. moutainbike terrein;
  • g. verenigingsleven;
  • h. welzijnsvoorzieningen;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' een party- en evenementencentrum;
  • j. ter plaatsen van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, als overdekte manege en tribune, club/kleedgebouw, boothuis, kantine/recreatievoorziening, overige gebouwen; bouwwerken geen gebouwen zijnde, tribunes, terrassen, aanlegsteiger, ontsluitingswegen, parkeren, groen, water en overige voorzieningen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt voor:
    • 1. voor erf- en/of terreinafscheidingen 3 m;
    • 2. voor speelvoorzieningen 5 m;
    • 3. voor ballenvangers en overige bouwwerken 8 m;
    • 4. voor licht en/of vlaggenmasten 15 m;
    • 5. voor tribunes 5 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Op de gronden die zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal' is horeca in de categorie zwaar toegestaan;
  • b. binnen de functie welzijnsvoorzieningen zijn geluidsgevoelige functies alleen toegestaan als uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden.

Artikel 10 Verkeer - Hoofdverkeersweg

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Hoofdverkeersweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een ontsluitingsfunctie voor de stad en de wijk;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. voet- en fietspaden,

een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, water, parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Straat

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Straat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten met doorgaande rijbanen;
  • b. openbaar vervoerstroken;
  • c. trambaan ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer',

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, voet en fietspaden, groen, parkeervoorzieningen, water en overige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Op de gronden zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders, ten behoeve van de bestemming toegestaan.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsstraat

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsstraat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen ten behoeve van de ontsluiting van de buurt;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. trambaan ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer',

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, parkeervoorzieningen, water en overige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Op de gronden zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeersgeleiders toegestaan.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterberging;
  • c. oevers;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. bruggen voor fietsers, voetgangers en ontsluitingen;

en ter plaatse van de aanduiding:

  • f. 'brug' (br) ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
  • g. 'gemaal' (gm) ten behoeve van een (windmolen) gemaal;
  • h. 'steiger' (ste) ten behoeve van een steiger,

één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde, groen, voet en fietspaden en overige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, oeverbeschoeiingen en duikers.

Artikel 14 Wonen - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen en overige voorzieningen.

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder b is, indien de woning alleen uit de begane grondlaag bestaat met al dan niet een kap(verdieping), een extra bouwlaag van maximaal 3 m toegestaan.
14.2.2 Aan- en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50% van het perceel, met een maximum oppervlakte van 30 m2 per woning;
  • b. aanbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen dienen tenminste 3 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • c. in uitzondering op het gestelde onder art. 14.2.2 a zijn aan- en bijgebouwen met een groter oppervlak en/of op het overige deel van het erf toegestaan, indien deze zijn vergund op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
14.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m indien gesitueerd voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan en 2 m indien gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

Artikel 15 Wonen - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

één en ander met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, groen, water en overige voorzieningen.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen moeten zich bevinden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven
15.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 2 m.

Artikel 16 Woongebied

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van bedrijven in de categorie A van de bij dit bestemmingsplan behorende 'Staat van inrichtingen bedrijven functiemenging' als opgenomen in Bijlage 2 van de regels;
  • c. verblijfsgebieden;

een en ander met de daarbij behorende hoofdgebouwen, aan- en bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen, (al dan niet gebouwde) parkeervoorzieningen, voet en fietspaden, speelvoorzieningen, alsmede groen en water.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen op percelen die grenzen aan de Uithofslaan gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdbebouwing mag uitsluitend bestaan uit vrijstaande en/of halfvrijstaande dan wel via bijgebouwen geschakelde bebouwing;
  • b. de hoofdbebouwing mag bestaan uit niet meer dan 2 bouwlagen en een (kap)verdieping met een maximum goothoogte van 6 m en een maximum bouwhoogte van 11 m;
  • c. de voorgevels van de op te richten hoofdbebouwing op bouwpercelen onmiddellijk gelegen aan de Uithofslaan dienen te worden gesitueerd aan de zijde van de Uithofslaan op minimaal 8 m afstand hiervan;
  • d. Indien de bouwpercelen niet onmiddellijk aan de Uithofslaan zijn gelegen, dienen de voorgevels te worden gesitueerd aan de zijde van de openbare straat op minimaal 5 m afstand van de straat;
  • e. de breedte van een bouwperceel mag niet minder bedragen dan 15 m;
  • f. de grondoppervlakte van de hoofdbebouwing mag niet meer bedragen dan 25 % van het grondoppervlak van het desbetreffende bouwperceel, onverminderd het bepaalde onder lid j;
  • g. de breedte van de hoofdbebouwing mag tot 5 m achter de voorgevel niet meer bedragen dan 60% van de breedte van het bouwperceel;
  • h. de afstand van de vrijstaande zijgevel van de hoofdbebouwing tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan:
      • 3 m bij de bouw van een vrijstaande woning,
      • 6 m bij de bouw van een halfvrijstaande dan wel via bijgebouwen geschakelde woningen;
  • i. bij elk hoofdgebouw zijn minimaal 1 m achter de voorgevellijn bijgebouwen toegestaan;
  • j. overschrijding van het onder lid f toegestane bebouwingspercentage is uitsluitend toegestaan voor bijgebouwen tot maximaal 35%;
  • k. de goothoogte van een bijgebouw is maximaal 3 m met een bouwhoogte van 5 m;
  • l. In uitzondering op het vorige sub lid is de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw maximaal 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • m. per woning dienen minimaal twee parkeerplaatsen aanwezig te zijn op eigen terrein, al dan niet in een gebouwde voorziening;
  • n. het hierboven bepaalde is niet van toepassing voor gebouwen, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezig waren dan wel daarna zijn, worden of mogen worden opgericht krachtens een vergunning die is of moet worden afgegeven.
16.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 4m;
  • b. in uitzondering op het gestelde onder a mag de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen niet meer bedragen dan 1 m indien gesitueerd voor de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan en 2 m indien gesitueerd achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
  • c. het gestelde onder a is niet van toepassing op het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken.
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
    • 1. van het bepaalde in 16.2.1 sub b tot een goothoogte van 7 m en een bouwhoogte van 12 m;
    • 2. van het bepaalde in 16.2.1 sub d voor een afstand van 4m;
    • 3. van het bepaalde in 16.2.1 sub e tot een breedte van minimaal 12 m;
    • 4. van het bepaalde in 16.2.1 sub h voor een afstand van 2.50 m respectievelijk 4 m;
    • 5. van het bepaalde in 16.2.1 sub k tot een goothoogte van 4,5 m ten behoeve van bedrijfsruimte.
  • b. afwijken zoals onder a genoemd is slechts mogelijk indien dit stedenbouwkundig verantwoord is.
16.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • art.16.1 sub b ten behoeve van bedrijven behorende tot categorie B uit de Staat van bedrijven bij functiemenging voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit de toegelaten milieucategorie en indien deze bouwkundig afgescheiden zijn van de geluidsgevoelige functies binnen de bebouwing.

Artikel 17 Voorlopige bestemming - Horeca

17.1 Voorlopige bestemming
17.1.1 Bestemmingsomschrijving

De op grond van artikel 3.2 van de Wet voor 'Voorlopige bestemming - Horeca' aangewezen gronden zijn tijdelijk bestemd voor:

a. pension

een en ander met de daarbij behorende en ondergeschikte voorzieningen als: recreatiezaal, detailhandel, sportvoorzieningen, gerelateerde horeca, bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen en overige voorzieningen.

17.1.2 Bouwregels
a Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding.
b Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
17.2 Geldigheidstermijn van de voorlopige bestemming

De voorlopige bestemming als bedoeld in het eerste lid geldt tot en met 31 januari 2019.

17.3 Definitieve bestemming
17.3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Voorlopige bestemming - Horeca' aangewezen gronden zijn na het verstrijken van de geldigheidstermijn als bedoeld in artikel 17.2, bestemd voor de bestemming Sport, zoals opgenomen in Artikel 9.

17.3.2 Bouwregels

In plaats van de in deze bestemming onder artikel 9.2.1 opgenomen bouwregels, gelden daarbij de volgende bouwregels:

    • 1. de grondoppervlakte van de bebouwing mag niet meer bedragen dan 5% van het bestemmingsvlak;
    • 2. de hoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 7 m.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding;
  • b. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, krijgt de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' voorrang.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Gas' als bedoeld in lid 18.1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de bedoelde leiding mogen op - of in - de in het eerste lid bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn uit oogpunt van externe veiligheid en energieleverings zekerheid, in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan;
18.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van het bepaalde in lid 2, onder b, voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.
  • b. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 5. het permanent opslaan van goederen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud ten aan zien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 2. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan;
    • 4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4, onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 19 Leiding - Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een drinkwaterleiding van 300 mm of meer, een en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Leiding - Water' als bedoeld in lid 1, gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals meet- en regelkasten, toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken toestaan van:

  • a. het bepaalde in lid 2 onder b. onder de voorwaarde dat:
    • 1. het bouwen van gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde geen afbreuk doet aan het doelmatig en veilig functioneren van de in lid 1 omschreven leidingen;
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. de bij de onderliggende bestemming(en) gegeven regels in acht worden genomen.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Water' bestemde gronden zonder of in afwijzing van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, de hieronder te noemen werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het roeren, ontginnen, verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren of diepploegen van de grond, of het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid, of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 4. het aanleggen van drainage;
    • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van wateren;
    • 6. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 7. het aanleggen van dijken of andere taluds, dan wel het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 8. het aanleggen van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behalve indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
    • 9. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 10. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 11. het permanent opslaan van goederen.
  • b. De onder a. genoemde verboden gelden niet voor werken en werkzaamheden indien:
    • 1. deze noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de leiding en de belemmeringenstrook;
    • 2. deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het bestemmingsplan is bestemd;
    • 3. deze op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De onder a. genoemde bouwwerken of werken zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. deze geen afbreuk doen aan het doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
    • 2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding;
    • 3. deze geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van gebieden met een hoge archeologische verwachting.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' als bedoeld in lid 20.1, geldt dat, indien er sprake is van het bouwen van bouwwerken met grondroering met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m waarvoor een vergunning is vereist, hieromtrent vooraf schriftelijk advies dient te worden ingewonnen bij de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. De afdeling Archeologie kan een onderzoeksrapport verlangen, waarin de archeologische waarde van het terrein, welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

20.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten behoeve van:

  • a. het archeologisch onderzoek;
  • b. het behoud en de bescherming van archeologische waarden.
20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. voor het uitvoeren van werken geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden met een totaal oppervlak van meer dan 50 m2 en een diepte van meer dan 0,5 m, dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Het betreft de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door middel van het verlagen, afgraven of egaliseren van grond waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 2. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere wateren, waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies.
  • b. het vereiste van het verkrijgen van een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale beheer of onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingnetten;
    • 3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de terinzagelegging van dit plan.
  • c. de aanvrager van een omgevingsvergunning, als bedoeld onder a, kan bij het indienen van de aanvraag een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein welke blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • d. aan de omgevingsvergunning kunnen in het belang van archeologische monumentenzorg voorwaarden worden verbonden. Deze kunnen onder meer betrekking hebben op:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding door middel van dijken, kades en dijksloten, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' als bedoeld in lid 1 gelden de volgende regels:

  • a. ten dienste van de in het eerste lid bedoelde bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming met een maximale hoogte van 3 m toegestaan;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder b onder de voorwaarden dat:

    • 1. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in lid 1;
    • 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. de bij de onderliggende bestemmingen gegeven regels in acht worden genomen.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de op de voor 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 4. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 5. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 6. de aanleg van dijken of andere taluds of het graven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 7. de aanleg van waterlopen of het graven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen;
    • 8. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de in het eerste lid genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen;
    • 2. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 22 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 23 Algemene bouwregels

  • a. de in dit plan opgenomen regels zijn van toepassing op elk bouwwerk bedoeld om ter plaatse te functioneren;
  • b. overschrijding van de in het plan aangegeven bebouwings- of bestemmingsgrenzen, respectievelijk bebouwingspercentages is - tenzij in de regels anders is bepaald - slechts toegestaan voor ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m, respectievelijk 10% bedraagt. Voorwaarde daarbij is dat, indien sprake is van overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 2,40 m boven het maaiveld bevinden, of, voor zover deze bouwdelen boven een rijstrook zijn gelegen, deze bouwdelen zich op een minimale hoogte van 4,20 m boven maaiveld bevinden;
  • c. een overschrijding van de in het plan opgenomen bouwhoogten is toegestaan voor zover het ondergeschikte bouwdelen betreft;
  • d. Installaties voor mobiele telecommunicatie zijn toegestaan op gebouwen met een kantoor- of bedrijfsbestemming, en daarnaast op overige gebouwen die niet als rijks-, provinciaal-, of gemeentelijk monument zijn aangewezen en niet in een rijksbeschermd stadsgezicht zijn gelegen;
  • e. tenzij in de regels anders is bepaald, mag binnen een bouwvlak in één laag beneden peil worden gebouwd;
  • f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximum bruto-vloeroppervlak tot 15 m2 zijn toegestaan, tenzij sprake is van een inrichting met een veiligheidscontour en realisatie tot gevolg zou hebben dat (geprojecteerde) kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten binnen de contour komen te liggen (o.a. gasreduceerstation);
  • g. bouwwerken - ondergronds en bovengronds - voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, zijn toegestaan, mits niet hoger dan 2 m en - indien bovengronds geplaatst - het oppervlak niet meer dan 4 m2 bedraagt;
  • h. bouwwerken geen gebouw zijnde welke op, over, onder of bij een weg of railweg, dan wel in, onder of bij een water worden gebouwd zijn toegestaan, voor zover het bouwwerken betreft ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersgeleiding, wegaanduiding en/of verlichting;
  • i. een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van een voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 m bij 5,00 m bedraagt;
    • 2. indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 m bij 5,50 m en ten hoogste 3,25 m bij 6,00 m bedraagt, en in geval van haaks parkeren, ten minste 2,50 m bij 5,00 m bedraagt.

Artikel 24 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de zich daarop bevindende opstallen binnen dit bestemmingsplan, te gebruiken, te doen of laten gebruiken, op een wijze of tot een doel, strijdig met de voorgeschreven bestemming of met de regels van het plan; tot verboden gebruik wordt - tenzij in de regels anders is bepaald - in ieder geval gerekend:
    • 1. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en voor de exploitatie van een seksinrichting, een sekswinkel, een escortbedrijf, een paddoshop, een garagebedrijf of een belwinkel;
  • b. Indien de ligging, de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet volgens de parkeernormen en kaart zoals opgenomen in Bijlage 3 van de regels ten behoeve van het parkeren of stallen van personenauto's, fietsen en bromfietsen alsook voor het laden of lossen van goederen, ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. Tenzij in de regels anders is bepaald, is een webwinkel alleen toegestaan als geen afhaalpunt wordt gerealiseerd en geen uitstalling van goederen plaatsvindt;
  • d. ambulante handel is met inachtneming van het gestelde in de Straathandelsverordening toegestaan.

Artikel 25 Algemene aanduidingsregels

25.1 Ecologische verbindingszone
25.1.1 Omschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'zone overig - ecologische verbindingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone voor de ontwikkeling en instandhouding van natuurlijke en ecologische functies en voorzieningen, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen ontstaan tussen andere natuur- en/of natuurontwikkelingsgebieden buiten het plangebied.

25.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Werken en werkzaamheden

  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduidingen 'ecologische verbindingszone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren, alsmede het scheuren van grasland;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 5. de aanleg van dijken of andere taluds of de vergraving of ontgraving van reeds bestaande dijken of taluds;
    • 6. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 7. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering.

Uitzonderingen

  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet indien deze:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. verband houden met de verwezenlijking, het behoud en het beheer van de ecologische verbindingszone.

Toelaatbaarheid

  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de waarde(n);
    • 2. hieromtrent vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een deskundige op het terrein van de ecologie;
    • 3. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatigheid van de bestemming van de gronden, of van de gronden elders in het plangebied, ingrijpend verstoren.
25.2 Milieuzone - geurzone
  • 1. In uitzondering op het bepaalde in de bestemmingsregels gelden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' de volgende regels:
    • a. binnen de aanduiding ´milieuzone-geurzone´, en buiten de perceelsgrenzen van de geurhinderlijke inrichting die de geurhinder veroorzaakt, mogen geen nieuwe geurgevoelige functies worden gerealiseerd;
    • b. in uitzondering op het gestelde in het voorgaande lid kunnen geurgevoelige functies worden gerealiseerd:
      • indien de aanwezige geurhinderlijke inrichting gesaneerd is,
      • uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige geurhinderlijke inrichting buiten werking is gesteld, dan wel;
      • indien uit nader onderzoek is gebleken dat de geurzone als gevolg van een wijziging in een geurhinderlijke inrichting kleiner is geworden, voor zover de geurgevoelige functies buiten deze zone zijn gelegen.
25.3 Veiligheidszone - lpg
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare objecten en objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die hoofdzakelijk gericht zijn op het langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen, vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting;
  • 2. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone – lpg' mogen uitsluitend beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd indien daarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor het groepsrisico.
  • 3. Burgemeester en wethouders zijn in dat verband bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van vluchtwegen.
25.4 Waterstaat - beschermingszone
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de waterstaatkundige werken, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, wegen, groen, water en overige voorzieningen.
  • 2. Voor het bouwen binnen de aanduiding 'waterstaat - beschermingszone' gelden de volgende regels:
    • a. ten dienste van het behoud van de waterkering zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
    • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn in uitzondering op het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.
  • 3. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 2, onder b, onder de voorwaarde dat:
    • a. het bouwen van bouwwerken geen afbreuk doet aan het behoud en de bescherming van de waterstaatkundige belangen zoals omschreven in het eerste lid;
    • b. hieromtrent een watervergunning is verleend, dan wel hiertoe vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 26 Algemene afwijkingsregels

26.1 Afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijking toestaan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van voorgeschreven maten ten aanzien van bouwlagen, goot- en/of bouwhoogten en perceelsgrensafstanden en bebouwingspercentage met maximaal 10%;
  • b. geringe afwijkingen van bestemmingsgrenzen, bouwvlakken en maatvoeringsvlakken tot een maximum van 3 m;
  • c. beneden peil gelegen ruimten ruimtes in één laag, voor zover gelegen buiten een bouwvlak;
  • d. het plaatsen van masten en soortgelijke bouwwerken;
  • e. bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, elektriciteitsvoorzieningen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer met een maximale bouwhoogte van 5 m en een maximum oppervlakte van 30 m2.
26.2 Afwijken van de in het plan opgenomen gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. de vestiging van een horeca-inrichting in een andere categorie ter plaatse van de bestemming waarbinnen dit gebruik is toegestaan. Daarbij kan advies worden ingewonnen van de toetsingscommissie horeca;
  • b. de vestiging van een Bed & Breakfast binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt;
  • c. parkeernormen die gehanteerd worden voor het parkeren of stallen van auto's, fietsen, bromfietsen en voor het laden en lossen van goederen, indien:
    • 1. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien;
    • 2. nadere besluitvorming ten aanzien van het parkeerbeleid en/of parkeernormen aanleiding geeft om af te wijken van de in de Bijlage 3 van de regels opgenomen parkeernormen;
    • 3. het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
  • d. het bepaalde in artikel 24 onder a, wanneer strikte toepassing daarvan leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
26.3 Afwijken overige regels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. bouwwerken voor de stalling van fietsen, motorfietsen, scooters, scootmobielen en soortgelijke vervoermiddelen. De afwijking kan voor een bepaalde termijn worden toegestaan. Ook kan een persoonsgebonden afwijking worden toegestaan;
  • b. bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals gedenktekens, kunst- en reclame objecten, keermuren, geluidwerende voorzieningen, steigers, duikers en andere waterstaatkundige werken;
  • c. bouwwerken ten behoeve van veiligheidsvoorzieningen of verkeersregulering, zoals anti-ramkraakpaaltjes, verhoogde trottoirs en/of pollers.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Uithof.