direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Moerwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

In de 'Nota Bestemmingsplannen in relatie tot het actualiseringsprogramma en tot de Structuurvisie Den Haag 2020' is vastgelegd, dat de komende jaren een actualisering plaatsvindt van een groot aantal verouderde bestemmingsplannen. Deze nota is door de gemeenteraad vastgesteld op 14 december 2006. De actualiseringsslag vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro). In de Wro is vastgelegd dat de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één of meer bestemmingsplannen vaststelt en dat deze bestemmingsplannen eens in de tien jaar moeten worden geactualiseerd (art. 3.1 Wro).

Voor het grootste deel van het plangebied geldt nu nog het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan Moerwijk" uit 1953 en betreft een verordening met kaart. Vanwege het verouderde en ontoereikende juridisch-planologisch kader, is aan dit herzieningsplan een hoge prioriteit toegekend. Het geactualiseerde bestemmingsplan Moerwijk maakt op beperkte schaal ook nieuwe ontwikkelingen mogelijk.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Doel van dit bestemmingsplan is om een actueel juridisch-planologisch kader te bieden waarmee een goed beheer van het plangebied mogelijk wordt. De bestaande situatie vormt daarbij het vertrekpunt. De karakteristieke waarden van de wijk op het gebied van beeld, bebouwing en functies worden behouden. Het bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische basis voor handhaving van de ruimtelijke situatie zoals die nu is en voor het beheer ervan in de toekomst. Voor aanbouwen en verbouwingen aan woningen wordt een concreet toetsingskader voor omgevingsvergunningen en handhavingszaken gecreëerd. Met dit bestemmingsplan wordt tegemoet gekomen aan de verdichtingsopgave waarvoor de gemeente Den Haag zich gesteld ziet door het opnemen van een dakopbouwenregeling, het direct planologisch mogelijk maken van één beperkte woningbouwontwikkeling en indirect door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maken van een tweede beperkte woningbouwmogelijkheid.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt in Den Haag-Zuidwest en in het stadsdeel Escamp. Den Haag-Zuidwest is als grote stadsuitbreiding van Den Haag in de wederopbouwperiode in de tweede helft van de 20e eeuw gerealiseerd. Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de ligging van Den Haag-Zuidwest in de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0001.png"

kaart 1: Ligging Den Haag-Zuidwest

Onderstaande afbeelding bevat een weergave van de wijkindeling in Den Haag-zuidwest. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de wijk Moerwijk. De begrenzing van het plangebied wordt vanaf het noordwesten met de klok mee gevormd door de Melis Stokelaan, Moerweg, Troelstrakade, het spoorwegtraject, de gemeentegrens en de Loevesteinlaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0002.png"

kaart 2: Wijkindeling Den Haag-Zuidwest

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Moerwijk vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

bestemmingsplan   vastgesteld   goedgekeurd  
Verordening nr. 11A en B en toelichtende beschrijving van Uitbreidingsplan Moerwijk
1e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk
1e wijziging uitbreidingsplan Moerwijk
2e wijziging uitbreidingplan Moerwijk
2e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk
3e wijziging uitbreidingsplan Moerwijk
3e ged. herziening uitbreidingsplan Moerwijk  
27 april 1953

3 september 1956
26 maart 1957
10 maart 1959
9 april 1959
24 juni 1960
25 september 1961  
29 september 1953

25 februari 1957
3 juli 1957

10 augustus 1959
15 september 1960
 
Uitbreidingsplan Rustenburg-Oostbroek   24 januari 1927   17 september 1928  
Uitbreidingsplan Morgenstond   18 april 1950    
Uitbreidingsplan Morgenstond, afwijkingsbesluit   8 september 1955   1 december 1955  
Uitbreidingsplan Berlage   1911    
1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.
  • c. Parapluherziening Archeologie. De parapluherziening heeft betrekking op gebieden met een vastgestelde archeologische waarde of archeologische verwachting. In dit plan is ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming ‘Waarde (archeologie)’ toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan bouwvergunning.

De wijze waarop bestemmingsplan Moerwijk het beleid in de parapluherzieningen vervangt, is beschreven in hoofdstuk 5.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Moerwijk aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk worden buiten de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele opbouw van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Moerwijk ligt op de grens van drie polders: de Noordpolder ('t Noordblok), de voormalige Oost-Escamppolder en de Wippolder. De Moerweg (Westerbeek of Lange Laak) en de Erasmusweg (Molensloot of Korte Laak) vormen de grenzen tussen deze polders. Om kosten te besparen is het gebied niet ontpolderd. Kenmerkend voor Moerwijk is het royale groen. De waterpartijen en de brede singels dragen aan die uitstraling bij.

Het oudste deel van Moerwijk is grotendeels tot stand gekomen op basis van het 'Plan Moerweg' van de Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting uit 1930. De geplande arbeiderswijk ten westen van het Laakkanaal kreeg een Berlagiaanse opzet van hoge gesloten randbebouwing en lagere bebouwing rond binnenpleinen. Bij de uitvoering zijn wijzigingen in het plan aangebracht: de bebouwing werd verdicht ten koste van de binnenruimten, de geplande HTM-remise verviel en er kwamen meer hoekwinkels. Drie woningcorporaties -Beter Wonen, Patrimonium en Luctor et Emergo- bouwden hier. In 1933 waren de eerste huizen gebouwd. Door de economische crisis stagneerde de bouw vanaf 1935. Het deel ten noorden van de Melis Stokelaan kwam grotendeels nog voor 1940 gereed; ten zuiden van deze laan was veel minder gerealiseerd (Esmoreitplein).

Na de oorlog startte men met de voltooiing van het vooroorlogse deel van Moerwijk en de aanleg van straten in het naoologse deel van Moerwijk volgens het vooroorlogse plan. Deze bebouwing kwam echter tot stand volgens een plan van W.M. Dudok uit 1949, evenals de stedenbouwkundige opzet van de zuidwestelijke delen van Moerwijk. De bestaande buurten ( voor 1940) zouden daarbij aangesloten worden op de te ontwerpen hoofdwegenstructuur van de stad. Voor het midden van de jaren vijftig was de wijk vrijwel voltooid. Eind jaren zestig werden twee gebouwen van veertien verdiepingen aan het Erasmusplein gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0003.jpg"

Weldamstraat, Moerwijk Oost

Het naoorlogse deel van Moerwijk is onderdeel van het gebied Den Haag-Zuidwest. Dit hele gebied kwam tot stand in de zogenaamde 'wederopbouwperiode'. In deze periode na de tweede wereldoorlog werden 30.000 woningen voor zo'n 100.000 inwoners gebouwd. De oorspronkelijke structuurvisie voor Zuidwest is gemaakt door Dudok, die in 1943 Berlage opvolgde als stedenbouwkundig adviseur van de gemeente Den Haag. In 1949 presenteerde Dudok zijn Structuurplan voor Groot 's-Gravenhage. De basis voor dit structuurplan vormde de wegenstructuur, een stelsel van zeer brede verkeerswegen die aansloten op de belangrijkste doorgaande routes. De lineaire structuur van Den Haag met lange verkeerswegen parallel aan de kust zette Dudok in het Zuidwestelijke stadsdeel voort. Als scheiding tussen de woonwijken waren brede groene stroken gedacht, die samen met de bestaande groengebieden één groot groensysteem vormden. Een grote verdienste van Dudok was dat hij de uitbreidingsplannen voor Zuidwest grotendeels liet aansluiten bij de bestaande wegenstructuur en de verkaveling van de polders, hierdoor was het mogelijk iedere nieuwe buurt binnen korte tijd bouwrijp te maken.

Den Haag-Zuidwest, dat het grootste aaneengesloten, naoorlogse stadsdeel van Nederland zou gaan vormen, is gebouwd tussen 1950 en circa 1967. De nieuwe wijken moesten voldoen aan nieuwe inzichten op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting. De opzet van de woonwijken werd ruimer, opener en groener in vergelijking met vooroorlogse stadsuitbreidingen. Ook de kwaliteit van de woningen ging met grote sprongen vooruit. De woningen werden breder en minder diep, zodat in meer vertrekken daglicht kon toetreden. De typische Haagse portiekwoning, met open portiek vanaf de straat, maakte plaats voor etagebouw met afgesloten trappenhuizen en bergingen in de onderbouw . Bouwblokken werden geopend en kregen gemeenschappelijke tuinen waarin voor individuele tuinen, schuurtjes en schuttingen geen plaats meer was.

In de wijken van Zuidwest is een ontwikkeling in de verhoudingen tussen architectuur en stedenbouw te zien. In Moerwijk is de straat met gesloten wand niet meer het ordenend principe maar de wooneenheid. De woongebouwen worden niet meer ingezet om straatwanden te vormen maar oriëntatie op de zon en ruimtelijke geleding krijgen voorrang. Door gestapelde bouw en eengezinswoningen in reperteerbare eenheid in afwisselende stroken samen te voegen ontstaat een ruimtelijk onbegrensde stempel. Door herhaling van deze stempels ontstaan bebouwingsvelden, waarin de stedelijke ruimte onbepaald raakt. Bijna alle gebouwen zijn 3 of 4 lagen hoog. De gemeente wilde geen eengezinswoningen bouwen in verband met schaarse grond. Hoger bouwen was financieel niet rendabel, omdat er dan weer liften nodig waren.

Na de bouw van Den Haag-Zuidwest voltrekt zich een geleidelijke verandering in de wijken. De kinderen van de gezinnen verlaten het ouderlijke huis en daarmee komen de collectieve ruimten er verlaten bij te liggen. Door de komst van de auto en telefoon worden afstanden minder belangrijk en treedt schaalvergroting op. De buurt is niet langer de maat der dingen. In de laatste fase trekken ook de bewoners van het eerste uur langzaam weg. In de goedkope huizen komen Hagenaars met lage inkomens en opnieuw kinderen. De huizen zijn hiervoor eigenlijk te klein en dit conflicteert met de rust die de ouderen juist wensen. Sinds de jaren '80 wordt deze verandering onderkend en worden maatregelen genomen.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitnmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historsch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Moerwijk aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Moerwijk is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen:

2.3.1.1 Bebouwingsstructuur

De stedenbouwkundige hoofdopzet van de wijk is gebaseerd op een rechthoekig patroon van brede wegen met het Erasmusplein als hart. Hier overheen ligt een fijner grid van groenvoorzieningen met hier en daar singels. Deze groenstructuur verbindt de vier buurten ten zuiden van de Melis Stokelaan.

Het plan van Dudok voor dit deel van de uitbreiding in zuidwest Den Haag vertoont een opener karakter dan de oorspronkelijk geplande Berlagiaanse structuur. In plaats van gesloten bouwblokken kwam er een weidse aanleg met open blokken en vrij toegankelijke tuinen. Op enkele plekken koos Dudok voor strokenbouw.

De wijk heeft een aantal kleine lintvormige winkelcentra en een winkelcentrum aan het Heeswijkplein. Dit plein dankt zijn omvang mede aan het feit dat rekening moest worden gehouden met de bouw van een Station Moerwijk.

De bebouwing van Moerwijk verschilt per buurt. Het noordelijke gedeelte boven de Melis Stokelaan is uit de periode 1920-1940 en bestaat voornamelijk uit portiekflats in drie tot vier (aan de randen) bouwlagen. De aanwezige eengezinshuizen bestaan uit twee bouwlagen met kap en hebben voortuinen.

Het overige deel van Moerwijk is van na de oorlog. Kenmerkend zijn de portiekflats met half verdiepte kelders voor bergingen en drie tot soms vier bouwlagen met een flauwe kap. De binnenterreinen zijn voor gemeenschappelijk gebruik en zijn afsluitbaar met hekken.

De bebouwing in het vooroorlogse deel is geent op de bebouwinsstructuren met korte straten welke aansluiten op wat bredere en langere straten die op hun beurt weer aansluiten op de straten aan de randen van de betreffende buurt.

Het naoorlogse deel kent eenzelfde opzet, alleen zijn de straten langer en de binnenterreinen vaker niet afsluitbaar gemaakt alhoewel dit later in een aantal gevallen alsnog is gerealiseerd.

Kenmerkend voor het gebied zij de lange lijn van de Melis Stokelaan en de brede Erasmusweg als hoofdverkeersaders van Den Haag zuidwest. De Erasmusweg heeft een breed profiel met aan de zuidooszijde de waterloop van de Laak als kenmerkend ruimtelijk element. Over beide wegen zijn tramverbindingen aanwezig.

De lange lijnen worden in de dwarsrichting verbonden door de Moerweg met een nagenoeg even breed singelprofiel als de Erasmusweg. De Moerweg sluit aan op de Prinses Beatrixlaan in Rijswijk.

Er lopen evenwijdig aan de Erasmusweg nog twee groen-blauwe aders door de wijk:

  • Ten noorden van de Erasmusweg: Rhijnvis Feithlaan met aansluitend de Jan Luykenlaan en Van Maerlantlaan. In deze ader liggen ook de twee sportterreinen van Moerwijk.
  • Ten zuiden van de Erasmusweg: Van Cannenburglaan - Westhovenplein - Raaphorstlaan.
2.3.1.2 Beplanting

De Moerweg, Melis Stokelaan en Erasmusweg vormen de hoofdgroen verbindingen in de wijk. De groene as Rhijnvis Feithlaan, Jan Luykenlaan en Van Maerlantlaan fungeert met name op buurtniveau. Deze groene verbindingen worden gekenmerkt door hoge boombeplanting, groene taluds in gras en waterlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0004.jpg"

2.3.1.3 Gebouwde monumenten

Binnen het plangebied is één complex van gebouwen als gemeentelijk monument aangewezen. Dat betreft de adressen:

  • Esmoreitplein 1 t/m 68,
  • Van Maerlantlaan 1 t/m 71,
  • Minstreelstraat 50 t/m 82,
  • Rederijkerstraat 202 t/m 244
  • Anna Bijnslaan 51 t/m 105

In reactie op de grootschalige negentiende-eeuwse speculatiebouw van arbeiderswoningen werd al vanaf 1854 op beperkte schaal sociale woningbouw bedreven met als doelstelling woningen van behoorlijke kwaliteit te bouwen voor de arbeider. Toen de Woningwet van 1901 van kracht was geworden werd de volkswoningbouw pas goed aangepakt, zowel door de gemeente als door woningbouwverenigingen. Een klein aantal van deze woningbouwprojecten werd in de vorm van een hof gerealiseerd. Dat in die periode soms werd gekozen voor hofbouw heeft te maken met de rust en beslotenheid die deze manier van wonen bood en waarvan men dacht dat het een gemeenschapszin bevorderende uitwerking zou hebben.


Een van de weinige bewaard gebleven Haagse voorbeelden van sociale woningbouw met een besloten opzet is het complex aan het Esmoreitplein en omgeving. Het ontwerp omvatte in totaal 171 woningen, die waren onderverdeeld in 36 eengezinshuizen, 43 benedenwoningen, 45 eerste etagewoningen, 45 tweede etagewoningen en twee bovenwoningen. Verder waren er twee bergplaatsen en 40 rijwielbergplaatsen.

Het in Moerwijk gelegen complex woningen is in een open hofvorm gebouwd. Rond het U-vormig Esmoreitplein staan portiekwoningen van drie bouwlagen met door pannen gedekte kappen, daarnaast en daarachter bevindt zich een uit zes stroken woningen bestaande buitenschil. De eengezinshuizen van één bouwlaag onder met pannen gedekte kappen staan aan de Minstreel- en Rederijkersstraat. Dwars door het complex loopt een verbindingsstraat die door twee poortgebouwen met elk drie rondboogpoorten voert. Bovenin het poortgebouw aan de pleinkant is een groot tegeltableau met de tekst 'anno Patrimonium 1935 aangebracht.
De architectuur van het in baksteen opgetrokken complex is uiterst verzorgd met tal van details in de vorm van siermetselwerk. Bijzondere aandacht is besteed aan de detaillering van de poortgebouwen. De eengezinswoningen met voortuintjes langs de Minstreelstraat worden van de openbare straat gescheiden door gemetselde tuinmuurtjes. De woningen zijn voorzien van houten kozijnen met veel glas-in-lood bovenlichten.

Het complex is van cultuurhistorische waarde als goed bewaard gebleven voorbeeld van sociale woningbouw in een open hof vorm uit het Interbellum. Tevens bezit het zeldzaamheidswaarde als een van de laatst overgebleven Haagse voorbeelden van sociale woningbouw in hofvorm.

2.3.1.4 Karakterisieke gebouwen

Binnen het plangebied is nog een ander typerend en goed bewaard gebleven voorbeeld van een centraal gebouwencomplex aanwezig. Dit is de zogenaamde klooster-locatie rondom de Raaphorstlaan, Nienoordstraat, Grovestinsstraat en Ekensteinstraat wat geen monumentale status heeft. Dit "bolwerk" van de Rooms-Katholieke zuil in deze wederopbouwwijk bestaat uit een kerk, en paters- en een fratershuis en twee schoolgebouwen. Het geheel is in 1952-1955 gerealiseerd naar ontwerp van de architecten-combinatie J.A. van der Laan, J. B. Hermans en Th. M. van der Eerden. Het kloostercomplex is vormgegeven in de kenmerkende architectuur van het traditionalisme. Deze architectuurstroming voerde in de jaren vijftig nog sterk de boventoon. Hoge bakstenen rondbogen op pilasters en kolommen bepalen het gevelbeeld van deze centraalbouw. Het patershuis dat aan de kerk is gebouwd, het fratershuis langs de Nenoordstraat almede de twee vrijwel identiek schoolgebouwen langs de Raaphorstlaan 1 en 3 zijn eveneens karakteristieke ontwerpen van dit architectenbureau. Tezamen vormen ze een onlosmakelijke eenheid waaraan het plein zijn identiteit en bijzondere karakter ontleend. De cultuurhistorische waarde ervan is evident. Het door een landelijk bekend architectenbureau ontworpen geheel is representatief voor de architectuurstroming van het traditionalisme van de jaren vijftig waar met name het Rooms-Katholieke deel van de bevolking graag aan refereerde. Het complex is kenmerkend voor de ideeën van de wijkgedachte die leidend waren bij de stedenbouwkundige ontwerpen van dergelijke woonwijken.

2.3.1.5 Waterlopen

De Laak is een van de oude historische waterlopen in de stad en is in een singelprofiel opgenomen in het groen langs de Erasmusweg.

2.3.2 Archeologie
2.3.2.1 De geologische ondergrond

Het plangebied is volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk gelegen in een gebied dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een smalle strandwal en een groot aantal zandkopjes in de ondergrond. Strandwallen zijn zandruggen die grofweg evenwijdig aan de kustlijn liggen en die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De zandkopjes zijn restanten van strandwallen die in de prehistorie onder invloed van overstromingen voor een deel zijn weggespoeld.

Ook is er een kans op de aanwezigheid van geulen, behorend tot het Gantelsysteem. Precies langs de westelijke grens van het bestemmingsplangebied is een dergelijke geul vastgesteld; zijgeulen daarvan zijn zeker niet uitgesloten, maar nog niet gekarteerd.

Strandwal, zandkopjes en geul nemen een belangrijk deel van het bestemmingsplangebied in beslag. De rest van het plangebied wordt gekenmerkt door een opeenvolging van lagen veen en klei, afzettingen die natte omstandigheden verraden.

2.3.2.2 Archeologische potenties en waarden

Tot nu toe zijn uit het plangebied geen vindplaatsen bekend. Niettemin is er in een groot deel van het bestemmingsplangebied kans op het aantreffen van archeologische waarden. Dit heeft te maken met de ondergrond. Het landschap van strandwallen, zandkopjes en geulen was in het verleden een aantrekkelijke verstgingsplaats voor de mens en heeft daarom archeologische potentie. De eerste bewoners van de strandwallen leefden in de Nieuwe Steentijd, zo'n 5000 jaar geleden. Van de zandkopjes is bekend dat deze vanaf de Midden IJzertijd (rond 300 v. Chr.) bewoond kunnen zijn. De oeverwallen langs de geulen tenslotte hebben op veel plekken in Den Haag bewoningssporen uit de Romeinse tijd opgeleverd.

De latere historische perioden lijken hier minder van belang te zijn geweest. Voor zover nu bekend is het gebied, nadat het in de middeleeuwen deel was gaan uitmaken van de Noortpolder, niet meer bebouwd geweest. Pas in de 20ste eeuw gebeurt dat met de aanleg van de wijk.

Concluderend kan worden gesteld dat een groot deel van het bestemmingsplangebied een hoge archeologische verwachting heeft. De delen van het plangebied waarvoor een archeologische verwachting geldt, zijn op de verbeelding aangegeven met een dubbelbestemming “Waarde – Archeologie”. Voor deze gebieden is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen met bouw- en afwijkingsregels voor oppervlakte en diepte ingrepen.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Moerwijk neemt in het palet van wijken van Den Haag Zuidwest een bijzondere plaats in. De verdeling in 4 buurten is relatief klassiek van opzet. De invullingen hebben echter een typisch naoorlogs idioom: (half-)open strokenverkavelingen domineren de opzet. Dit was het resultaat van het debat, dat op dat moment door architecten en stedenbouwkundigen werd gevoerd met als hoofdthema de 'wijkgedachte', die als onmisbaar gegeven voor de uitbreiding van de stad werd gezien: een structurele opbouw van gezin tot buurt, van buurt tot wijk, van wijk tot stadsdeel en van stadsdeel tot stad. De wijk speelde in deze filosofie een cruciale rol. Deze moest dusdanig zijn opgebouwd dat een levendige volksgemeenschap mogelijk werd gemaakt. Dudok kende de discussie, maar was toch enigszins sceptisch. Desondanks groeide Moerwijk uit tot één van de schoolvoorbeelden van het vroeg-naoorlogse gemeenschapsleven. De open structuur en de gemeenschappelijke tuinen zijn hier een typisch uitvloeisel van. De bebouwing wordt gedomineerd door flats in 3 of 4 lagen – 88% van de voorraad – aangevuld met wat portiekwoningen en beneden-/bovenwoningen. Bijzonder zijn de open ruimtes in de centra van de wijken West, Noord en Oost, waaraan het voorzieningenprogramma is gekoppeld. In Oost is dat het Heeswijkplein. In Zuid zijn er twee van dat soort plekken, echter minder open dan in de andere buurten. De eerste is de zogenaamde kloosterlocatie aan de Grovestinstraat, waar de kerk met bijbehorende klooster en een paar schoolgebouwen om een soort binnenplein zij gegroepeerd. De tweede plek is het Westhovenplein met een groot schoolgebouw, een wijkcentrum en een strip, waar ruimte is gecreëerd voor voorzieningen en bedrijven met daarboven appartementen.

In het plangebied zijn enkele gebouwencomplexen aangewezen als gemeentelijk monument. Zie ook paragraaf 2.3.1.3.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Openbaar Vervoer

De ontsluiting van de wijk met openbaar vervoer is voorzien met verschillende buslijnen en tramlijnen 9 en 16. Daarnaast is ook NS station Moerwijk gelegen aan de rand van gebied. Vanaf station Moerwijk rijden stoptreinen naar Delft en Rotterdam en naar Den Haag HS. Vanuit Den Haag Hollands Spoor rijden enkele stoptreinen door naar Den Haag Centraal en naar Leiden.

Tramlijn 9 verbindt de wijk Belgisch Park in stadsdeel Scheveningen via het Kurhaus, door het centrum van Den Haag, via NS-stations Centraal en Hollands Spoor met de wijk Vrederust. Deze tram rijdt over de in dit plangebied gelegen Fruitweg en Melis Stokelaan. Lijn 9 is onderdeel van het Actieprogramma Regionaal OV van het Rijk met als doel kwaliteitsverbetering en capaciteitsverhoging van lijn 9. In dat kader zijn er diverse veranderingen doorgevoerd op deze lijn waardoor de tram langere tijd een aangepaste route reedt. Onlangs is de Melis Stokelaan heringericht en per 6 januari 2014 is de vernieuwde trambaan in gebruik genomen.

Tramlijn 16 rijdt over de Erasmusweg en verbindt Wateringseveld met het centrum van Den Haag en NS station Den Haag Centraal, via Laak en NS station Den Haag HS. Bij de stations Den Haag HS en Den Haag Centraal kan overgestapt worden op een groot aantal andere tramlijnen en buslijnen. Hierdoor is een groot gedeelte van de stad bereikbaar. Daarnaast verbindt de tramlijn het winkelcentrum Leyweg met de wijk Wateringseveld. Tramlijn 16 heeft haltes bij NS Station Moerwijk, het Heeswijkplein, Erasmusplein (Middachtenweg), Geysterenweg, Remmersteinstraat en Hardenbroekstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0005.jpg"

Over de Loevesteinlaan rijdt buslijn 23 van de HTM, deze lijn heeft een halte bij de Cannenburglaan. Buslijn 23 is een lange lijn en doet een groot gedeelte van de stad aan. Lijn 23 rijdt van Kijkduin naar Duindorp en vice versa via het Leyenburg Ziekenhuis/ OV-knoop Leyweg, winkelcentrum Leyweg, Moerwijk, Rijswijk, Voorburg, Bezuidenhout, Benoordenhout en Scheveningen. Bij de OV-knoop Leyweg kan overgestapt worden op verschillende bus- en tramlijnen naar onder andere het Westland. Ook op andere haltes is overstappen mogelijk.

Ook buslijn 26 ontsluit Moerwijk, deze buslijn heeft een halte bij station Den Haag Moerwijk. Buslijn 26 verbindt Kijkduin met het NS station Voorburg. Vanuit station Voorburg kan onder andere overgestapt worden op de stoptrein naar Zoetermeer en Gouda. Buslijn 26 verbindt Moerwijk verder met het Leyenburg Ziekenhuis/ OV-knoop, Rustenburg Oostbroek, Laak, NS station Den Haag HS en bedrijventerrein De Binckhorst.

Tenslotte doet ook buslijn 130 Moerwijk aan. Deze lijn heeft haltes bij het Erasmusplein en de Guntersteinweg. Buslijn 130 rijdt van de Grote Markt in het centrum van Den Haag via de Schildersbuurt, Transvaal en Rijswijk naar Delft.

Autoverkeer

Moerwijk Zuid en Oost worden voor het autoverkeer ontsloten via de Erasmusweg, Middachtenweg en de Loevesteinlaan/Schaapweg. De Middachtenweg en de Loevesteinlaan/Schaapweg ontsluiten de twee wijken via Rijswijk naar de A4. De Erasmusweg is de belangrijkste verbinding naar het centrum van Den Haag, het bedrijventerrein De Binckhorst en naar de Lozerlaan.

De Middachtenweg maakt deel uit van de regionale route tussen Den Haag en Delft en is een belangrijke ontsluitingsweg voor Den Haag Zuidwest en Rijswijk. Het is, naast de Wippolderlaan, A12, N14 en het toekomstige Trekvliettracé, één van de vijf inprikkers van Den Haag.

De Erasmusweg maakt samen met de Neherkade deel uit van de stedelijke as en is zowel voor de ontsluiting van Den Haag Zuidwest als bedrijventerrein De Binckhorst een belangrijke weg. Daarnaast vormen de Erasmusweg en de Neherkade een belangrijke schakel in de verbinding van het Westland met het Centrum van Den Haag.

Langzaamverkeer

De Middachtenweg, Geysterenweg/Guntersteinweg, Erasmusweg en Loevesteinlaan/Schaapweg maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de fiets. De laatste twee wegen hebben vrijliggende fietspaden. Op de Middachtenweg moet deels gebruik worden gemaakt van de parallelweg. Daar zijn namelijk enkele jaren geleden de vrijliggende fietspaden verdwenen vanwege toenemende wortelopdruk van de bomen.

De Geysterenweg/Guntersteinweg en Erasmusweg maken deel uit van het sterroute netwerk.

Voor voetgangers zijn geen specifieke voorzieningen in het gebied aanwezig. Er zijn wel plannen om voetgangersverbindingen naar het Park Overvoorde in Rijswijk aan te leggen. Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig zodat voetgangers de voorzieningen en openbaar vervoer haltes in het gebied kunnen bereiken.

Parkeren

Het parkeren vindt momenteel grotendeels plaats op openbare straat.

2.4.3 Water en groenstructuur

De water- en groenstructuur van Moerwijk wordt bepaald door de waterlopen en bijbehorende taluds met bomen op de Erasmusweg en de Moerweg.

Een tweetal groene assen op wijkniveau worden gevormd door de:

  • Rhijnvis Feithlaan met aansluitend de Jan Luykenlaan en van Maerlantlaan. In deze ader liggen ook de sportterreinen van Moerwijk.
  • van Cannenburglaan - Westhovenplein - Raaphorstlaan in het zuidoostelijk deel van de wijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0006.png"

Groenstructuur Moerwijk

2.4.4 Bodem

Binnen het plangebied bestaat de bodem uit klei en veen, afgewisseld met zand (zie ook paragraaf 2.3.2.1). De kwaliteit van de bodem en eventueel aanwezige verontreiniging komt in hoofdstuk 4 aan de orde.

2.4.5 Kabels en leidingen

Onder de Melis Stokelaan ligt een persleiding van het Hoogheemraadschap. Onder (delen van) de Fruitweg, Troelstrakade, Van Ruysbroekstraat, Erasmusweg en de Loevesteinlaan ligt een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding. Buiten de voornoemde leidingen zijn er binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen aanwezig.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

In Moerwijk is de woonfunctie zeer dominant: 80% van het bruto vloeroppervlak wordt in beslag genomen door wonen. Over het algemeen is de gemiddelde omvang van de bedrijven klein. Zoals genoemd zijn ook in de voormalige winkelstrips enkele kleinschalige bedrijfjes gevestigd. Het merendeel van de bedrijven bevindt zich in de sector commerciële consumentverzorgende en zakelijke dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid en opslag. Deze bedrijven zijn met name lokaal verzorgend van aard en voor hun inkomsten vooral afhankelijk van de lokale bevolking.

In Den Haag Zuidwest is tussen 1980 en 1993 gestart met het omvormen van niet meer levensvatbare winkelstrips naar bedrijvenstrips. Hiermee liep en loopt Den Haag ver vooruit op ander steden. Winkels zijn actief uitgeplaatst, waardoor Den Haag in tegenstelling tot andere grote steden nauwelijks problemen kent met verpauperde winkelstrips. Deze strips behoren dan ook al langere tijd niet meer tot de hoofdwinkelstructuur.

In Moerwijk zijn in termen van bedrijvigheid een aantal belangrijke locaties die bijdragen aan de wijkeconomie in Den Haag Zuidwest. Dit zijn de verzamelgebouwen:

  • Hart van Moerwijk aan de Guntersteinweg en
  • de Kazerne aan de Erasmusweg.

Verder komen er in het plangebied nog solitaire bedrijven voor aan o.a. van Baerlestraat en Zijpendalstraat.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

In Moerwijk zijn geen vestigingen met betrekking tot cultuur en onspanning.

2.5.3 Detailhandel

Het oorspronkelijke ontwerp van Zuidwest voorzag in een fijnmazige detailhandelsstructuur. Maar door afname van het bestedingsniveau en door krimp van de bevolkingsomvang, was deze structuur niet meer passend. De algemene trend naar schaalvergroting, de toenemende concurrentie en het streven naar meer efficiency in de bedrijfsvoering heeft geleid tot minder winkelgebieden. Sinds 1985 wordt gewerkt aan de modernisering van het winkelbestand, het verbeteren van de koopkrachtbinding en het tegengaan van de overbewinkeling. Voor de detailhandelsstructuur van Zuidwest is gekozen voor een heldere opbouw van de winkelstructuur: één stadsdeelcentrum ondersteund door twee wijk- en drie buurtcentra De winkelcentra zijn geografisch evenwichtig verspreid over Zuidwest. Net buiten het plangebied ligt het stadsdeelcentrum Leyweg.

Het centrale wijkcentrum van Moerwijk-oost is gelegen aan het Heeswijkplein en voor het westelijk deel van Moerwijk aan de Betje Wolffstraat. De winkelcentra's hebben voornamelijk aanbod in de dagelijkse branches en daarnaast wat aanverwante dienstverlening zoals kappers en een stomerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0007.jpg"

Hoofdwinkelstructiiur: Heeswijkplein

In de Jan Luykenlaan en de aansluitende Van Baerlestraat is nog een kleine concentratie met een menging van detailhandel, dienstverlening, horeca, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen aanwezig.

Aan de Loevesteinlaan is onder de woonbebouwing een kleine winkelstrip aanwezig waarin ondermeer twee horecagelegenheden en een aantal winkels in de niet dagelijkse levensbehoefte is gevestigd.

In het noord-oosten van het plangebied zien we nog de van oudsher aanwezige winkels op hoeken van straten al zijn ze ook in dat gebied in de loop van de tijd in aantal verminderd.

2.5.4 Dienstverlening

In het plangebied zijn zowel in de winkelcentra's als daarbuiten verspreid dienstverlenende bedrijven aanwezig.

2.5.5 Horeca

In de wijk zijn enkele restaurants, zeven snackbars en zo'n 12 cafe's gevestigd, allen op de begane grond. In buurthuis 'Hart van Moerwijk' aan de Gunterstynweg is een restaurant op de derde verdieping aanwezig. Toch overheerst het woonklimaat en is het aantal horecavestigingen relatief laag.

2.5.6 Kantoren

Er zijn binnen het plangebied geen kantoren van betekenis aanwezig.  De aanwezige kantoorruimten zijn kleine vestigingen tot < 250m2.

2.5.7 Maatschappelijk

De vergrijzing en vermindering van de woningbezetting heeft een duidelijke invloed op de voorzieningenstructuur in Moerwijk. Er ontstaat een overmaat aan scholen, kerken, wijkcentra's en verenigingsgebouwen en sport- en speelterreinen in de wijk.

2.5.7.1 Onderwijs

In het plangebied zijn de volgende scholen aanwezig:

  • Van Ruysbroekstraat 33-35: Is de nieuwe Brede Buurtschool Moerwijk (BBS Moerwijk) in aanbouw
  • Rederijkerstraat 120 en Van Ruysbroekstraat 1: Basisschool De Kleine Wereld (gaat op in BBS)
  • Twinckelstraat 5: Cor Emousschool voor slechthorenden en spraakgebrekkigen (gaat op in BBS)
  • Erasmusweg 68: Basisschool Ds. D.A. van den Bosch
  • Guntersteinweg 60: Basisschool Grote Beer
  • Pieter Langendijkstraat 81-83: Basisschool P. Oosterlee
  • Beatrijsstraat 12: VO Scholengroep Den Haag Zuid-West (verhuisd naar Roemer Visscherstraat)

Bij het voortgezet onderwijs leidt dit tot bundeling van 2 schoollocaties en daarmee tot veranderende ruimteclaims.

2.5.7.2 Welzijn

Het aanbod aan welzijnsvoorzieningen binnen Moerwijk is goed. Een deel van deze voorzieningen heeft een wijkoverstijgende functie. De accommodaties zijn echter verouderd en ook bij deze voorzieningen speelt schaalvergroting een rol.

2.5.7.3 Maatschappelijk

Er zijn in het plangebied ook een aantal instellingen op maatschappelijk gebied en welzijn aanwezig.

  • Aagje Dekenlaan 52: Wijkcentrum Moerwijk
  • Grovestinstraat 7: Buurtkamer Zuidwest
2.5.8 Sport en recreatie

Den Haag-Zuidwest, en ook de wijk Moerwijk, heeft een goede sport-infrastructuur. Op regionaal niveau zijn het Zuiderpark en De Uithof belangrijke functies. In Zuidwest zijn veel sportvoorzieningen, waaronder voetbal, honkbal, korfbal en rugby. Er is sprake van een oververtegenwoordiging van veldsporten, met name voetbal. Wat betreft de gemeentelijke accommodaties is in Zuidwest bijna alles vertegenwoordigd, zij het vaak verouderd. In het plangebied zijn twee sportparken gelegen, namelijk aan de Anna Bijnslaan en het sportveld aan de Aagje Dekenlaan. Dit laatste complex wordt op termijn gesloopt. Het nieuwe club/kleedgebouw van TAC'90 en een geheel nieuwe gymzaal maken onderdeel uit van de nieuwbouw voor Scholengemeenschap Zuid-West Den Haag aan de Roemer Visscherstraat. In de wijk zijn ook diverse playgrounds aanwezig waar met name gevoetbald wordt. De vele, karakteristieke speelvoorzieningen op de groene binnenterreinen tussen de portiekflats kampen vaak met problemen van beheer en overlast.

In het gebied zijn in de volgende straten speelplekken aanwezig:

  • Heeswijkplein
  • Fraeylemastraat
  • Westhovenplein
  • Pieter Langedijkstraat
  • Jan Vosstraat
  • Vier Heemskinderstraat
  • Van Maerlantlaan
  • Van Ruysbroekstraat

2.5.9 Wonen
2.5.9.1 Woningen

Moerwijk is een wijk in de buurt van het Zuiderpark, onderdeel van stadsdeel Escamp. De wijk is gebouwd kort voor en na de oorlog (periode 1945-1959). Het merendeel van de woningvoorraad bestaat uit appartementen (92%). De woningen zijn grotendeels in handen van corporaties. Een klein deel is particulier bezit, vooral geconcentreerd in Moerwijk Noord. De huishoudens bestaan voornamelijk uit een- en tweepersoonshuishoudens met een laag inkomen. De meeste bewoners zijn tussen de 20 en 64 jaar (64%) en zijn voornamelijk van allochtone afkomst (79%). Deze groep niet-Nederlandse bewoners is zeer gemêleerd. Het percentage huishoudens met een laag inkomen is 71 %, het percentage met een midden inkomen 25 % en slechts 4 % van de huishoudens heeft een hoog inkomen.

Kortom, het plangebied is gemengd op basis van etnische afkomst en op basis van leeftijd. De woningvoorraad en de gezinssamenstelling geven een meer eenzijdig beeld, net als de eigendomsverhoudingen van woningen en de inkomensverhoudingen.

2.5.9.2 Woonschepen

De gemeente Den Haag heeft in 2000 beleid vastgelegd voor het wonen op het water en het gebruik van de naastgelegen kades. Sindsdien zijn er in samenspraak met de bewoners diverse locaties ingericht volgens de uitgangspunten van deze nota. Van alle 17 locaties is alleen aan de Moerweg nog niet met de herinrichting begonnen. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, maakt dit bestemmingsplan geen andere ontwikkelingen mogelijk dan zoals in de beleidsregel is opgenomen.

2.5.9.3 Woonwagens

Aangrenzend aan het plangebied ligt de woonwagenlocatie Guntersteinweg. Hierop is het bestemmingsplan Woonwagenlocaties 2009 van toepassing. In het plangebied zelf zijn woonwagens niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Moerwijk vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. In de eerste paragraaf wordt het beleid op het gebied van archeologie en (gebouwde) monumenten behandeld. In het geldende beleidskader zijn vervolgens twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De tweede paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet.

3.2 Cultureel erfgoed

3.2.1 Cultuurhistorische waarde
3.2.1.1 Modernisering monumentenzorg (MoMo)

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is het meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar zijn wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.2.1.2 Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde (..)' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Het plangebied Moerwijk maakt geen deel uit van een rijksbeschermd stadsgezicht.

3.2.1.3 Provinciaal beleid

Nota Regels voor Ruimte

Voor de provincie is het cultureel erfgoed van grote betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving. Instandhouding hiervan draagt bij aan versterking van deze kwaliteit. De inpassing en het gebruiken van cultureel erfgoed als uitgangspunt bij planvorming en ontwerp voor ruimtelijke plannen staat daarbij voorop. Het provinciale beleid is vooral gericht op het beschermen van het cultureel erfgoed voor zover dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze is door de provincie Zuid-Holland in 2005 vastgesteld. In de CHS zijn de kenmerken en waarden van landschap, nederzettingen en archeologie aangegeven.

Het plangebied is in de CHS niet aangemerkt als landschap met een zeer hoge waarde.

3.2.1.4 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 (blz. 16) benoemd vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Het wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

In het plangebied is slechts op een tweetal plekken sprake van beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde.

Het plangebied maakt geen deel uit van een gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

3.2.1.5 Monumenten

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1.3 worden de gebouwde monumenten genoemd die ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven.

3.2.2 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

3.2.2.1 Het plangebied

In het bestemmingsplangebied Moerwijk komen zones 2 en 3 voor (zie paragraaf 2.3.2). Voor zone 2 gelden onderzoekseisen en een vrijstellingsregime, waarbij de gemeente gebruik heeft gemaakt van de beleidsvrijheid die de Monumentenwet daarvoor biedt. De keuzes op de AWVK en voor het vrijstellingsregime zijn gebaseerd op gegevens uit archeologisch onderzoek, en beschreven, gemotiveerd en vastgelegd in de Beleidsnota archeologie van de gemeente Den Haag (In het verleden ligt het heden; 2011-2020), de Toelichting op de AWVK, de Gemeentelijke Onderzoeksagenda Archeologie (GOA) en het gemeentedekkende paraplubestemmingsplan Archeologie Den Haag. Wanneer tussentijds uit archeologisch onderzoek nieuwe gegevens beschikbaar komen, wordt deze informatie meegewogen in de beoordeling van vergunningaanvragen en te zijner tijd worden verwerkt in de actualisatie van het beleid en de beleidsinstrumenten."

3.2.2.2 Kloosterbuuren

Om vast te stellen of archeologische waarden aanwezig zijn binnen het nieuwe projectgebied Kloosterbuuren, is in juni 2009 door de Afdeling Archeologie van de Gemeente Den Haag een

Bureauonderzoek in combinatie met een Inventariserend Veldonderzoek-boringen uitgevoerd (Bijlage 1). Dit booronderzoek heeft aangetoond dat de oorspronkelijke bodemopbouw over het algemeen goed bewaard is gebleven en dat er daadwerkelijk sprake is van de veronderstelde ophogingslaag. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden en daarom is vervolgonderzoek niet nodig.

3.2.2.3 Zorgplicht naar initiatiefnemers

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Meer informatie over het gemeentelijke archeologiebeleid is te vinden op deze website.

3.3 Ruimtelijk beleid

3.3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Moerwijk worden afgewogen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang. Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Moerwijk geen projecten van Rijksbelang aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3.2 Provinciaal beleid

In de Wet ruimtelijke ordening is geregeld dat Provinciale Staten via de Provinciale Verordening regels stellen over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Op 2 juli 2010 zijn de Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" vastgesteld.

Provinciale structuurvisie

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

In de functiekaart (gewenste en mogelijke ruimtelijke functies; wat komt waar) is het plangebied aangewezen als "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. Het betreft een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen en in de nabijheid van haltes en hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet zijn gelegen. De tramlijn langs de Melis Stokelaan is hierbij aangemerkt als 'regionale railverbinding'. De Erasmusweg is daarnaast aangemerkt met de functie '(Boven)regionale wegverbinding'. Het gebied dat ten zuiden van de Guntersteinweg is gelegen, ter plaatse van de volkstuinen en de openbare ruimte aan weerszijde van het woonwagencentrum, is aangemerkt als 'stedelijk groen'.

In de Provinciale Verordening Ruimte zijn onder andere regels en kaartbeelden openomen over bebouwingscontouren,kantoren, bedrijventerreinen, detailhandel en molenbiotopen.

De waterkering ten zuiden en zuidwesten van het Kaalkanaal is door de provincie aangewezen als regionale waterkering. In artikel 10 van de verordening is bepaald dat de waterkeringen als zodanig bestemd worden en regels worden opgenomen voor onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de keringen. Zowel de beschermingszone als kernzone dienen te worden bestemd. Andere bestemmingen zijn slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen. Er komen geen grootschalige bedrijven- en/of kantoorlocaties in het plangebied voor.

Het bestemmingsplan Moerwijk is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.3.3 Regionaal beleid

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) vastgesteld. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de  ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden;
  • het kader voor de regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor de verschillende beleidsectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel. Voor dit bestemmingsplan is de prioriteit herstructurering en intensiever gebruik van stedelijke wijken van toepassing. In de afgelopen periode zijn kleine delen van de na-oorlogse woningbouw in Moerwijk gesloopt en is er nieuwbouw voor teruggekomen. De grotere herstructureringsopgave zoals die in 2009 was voorzien, is vanwege de verslechterende marktomstandigheden uitgebleven.

Het bestemmingsplan Moerwijk is in overeenstemming met het regionaal beleid, zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020.

3.3.4 Gemeentelijk beleid
3.3.4.1 Structuurvisie Den Haag 2020

Op 17 november 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Structuurvisie Den Haag 2020 vastgesteld: de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020. De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan Moerwijk maakt geen onderdeel uit van een kansenzone.

3.3.4.2 Investeringprogramma Stedelijke ontwikkeling

Tegen de achtergrond van de huidige economische crisis zijn in het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling nadere prioriteiten gesteld. Hiermee biedt de gemeente duidelijkheid in welke projecten wordt geïnvesteerd en welke ambities worden nagestreefd.

De ruimtelijke strategie van Den Haag steunt op twee pijlers: “De Wereld in Den Haag” en “Den Haag in de Wereld”. De Wereld in Den Haag gaat over het verstevigen en robuust maken van de basis of het fundament van de stad met goede leefmilieus om te wonen, werken, ondernemen, recreëren. Tegelijkertijd werkt Den Haag aan het uitbouwen van de top (Den Haag in de Wereld), met als vaandel Den Haag Internationale Stad van Vrede en Recht.

De grote ruimtelijke en economische opgaven voor Den Haag bevinden zich in de bestaande stad. In het IpSO wordt de ruimtelijke focus van investeringen ten behoeve van Den Haag in de Wereld gelegd op de Centrale Zone, en beperkt tot Scheveningen Haven, Internationale Zone, het centrum (binnenstad), omgeving HS en de Rotterdamse Baan. Om de aantrekkelijkheid van de stad ('quality of life') blijvend te versterken, staan zes kernwaarden centraal bij de stedelijke ontwikkeling:

  • Vitale stedelijke milieus, diversiteit, sociale cohesie en welzijn voor inwoners;
  • Economische vitaliteit, werkgelegenheid en welvaart;
  • Duurzame bereikbaarheid;
  • Verbeteren kwaliteit groen, openbare ruimte en water;
  • Zuinig gebruik van energie en natuurlijke hulpbronnen;
  • Ruimtelijke en inhoudelijke samenhang.

De gewijzigde marktomstandigheden en financiële mogelijkheden beïnvloeden ook de rol van de gemeente in de stedelijke ontwikkeling. De gemeente moet selectiever zijn met waar zij actief en sturend optreedt. Meer wordt ingezet op het faciliteren en verleiden van ontwikkelende partijen om in Den Haag te (blijven) investeren. Aan ontwikkelende partijen wordt meer vrijheid geboden. Welke rol de gemeente wanneer oppakt is afhankelijk van de (grond- en vastgoed)positie en de vraag of een ontwikkeling prioriteit heeft bij het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelstelling.

Daarnaast gaat de gemeente meer actief inzetten op het ondersteunen en stimuleren van (collectief) particulier opdrachtgeverschap en kleinschaliger gronduitgiftes waardoor mogelijk ook andere investeerders kunnen worden aangetrokken. De initiatieven aan de Nieuwlandsestraat en in het Project Kloosterbuuren, zijn voorbeelden van kleinschalige ontwikkelingen waarmee enerzijds invulling wordt gegeven aan de hiervoor genoemde doelstellingen maar anderszijds ook stimulerend kunnen werken op mogelijke, andere investeerders.

3.3.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' is op 28 mei 2009 door de gemeenteraad vastgesteld. De agenda is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

De Haagse Verdichting houdt voor Moerwijk in dat invulling wordt gegeven aan:

  • optoppen van bestaande bebouwing met dakopbouwen;
  • dubbel grondgebruik.

Verdichting kan plaatsvinden door dakopbouwen op de bestaande woongebouwen toe te staan. Zodoende kunnen zittende bewoners gebonden worden aan de wijk en wordt een alternatief voor het verhuizen naar een andere wijk geboden. In paragraaf 5.3.4 wordt nader ingegaan op de totstandkoming van de regeling voor dakopbouwen. Er wordt vervolgens gemotiveerd aangegeven waar wel en waar geen dakopbouwen zijn toegestaan.

Gelet op de besluiten in het IpSO (het investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) is herstructurering van 'Knoop Moerwijk' de komende vier jaar niet aan de orde. Om die reden zijn de ontwikkelingen uit het Masterplan ook niet opgenomen in onderhavig bestemmingsplan. Wel worden deze plannen in de hierna volgende paragraaf beschreven.

3.3.4.4 Masterplan

Belangrijke opgave voor Knoop Moerwijk is om de bereikbaarheid van de omliggende wijken met openbaar vervoer te verbeteren. Hiermee sluit Knoop Moerwijk aan op de komst van het vervoersconcept ‘Stedenbaan’. Dit is een concept voor de Zuidvleugel van de Randstad en voorziet onder andere in een snelle, hoogfrequente en comfortabele OV-verbinding. Stedenbaan gaat niet alleen over bereikbaarheid, maar ook over de combinatie van bereikbaarheid en stedelijke verdichting rondom multimodale knooppunten in de Randstad. Knoop Moerwijk is één van de pilotprojecten van Stedenbaan en heeft de potentie om de bereikbaarheid van het centrum van Den Haag met het openbaar vervoer te vergroten.

Vanuit de structuurvisie en het Stedenbaanconcept worden voor Knoop Moerwijk de volgende opgaven

geformuleerd:

  • 1. Knoop Moerwijk wordt een duurzame en flexibele stadsontwikkeling;
  • 2. Knoop Moerwijk krijgt een goed bereikbaar station en ruimte voor de fiets;
  • 3. Knoop Moerwijk wordt een levendig stedelijk gebied, waar mensen elkaar ontmoeten.
  • 4. Knoop Moerwijk krijgt een herkenbaar, eigen karakter in stad en regio.

Een duurzame en flexibele stadsontwikkeling

Het verdichten rond station Moerwijk is een duurzame stadsontwikkeling. Hierdoor worden het openbaar vervoer en de fiets een serieus alternatief voor de auto en blijft de schaarse groene ruimte in de Randstad onbebouwd. Duurzaamheid is ook in de verdere planvorming een belangrijk aspect. Er is veel aandacht voor meervoudig ruimtegebruik, opties voor geothermie en ecologie. Zo wordt het oude veenriviertje De Laak in ere hersteld onder het spoorviaduct.

Het verdichten van stationslocaties is een complexe, langdurige en kostbare zaak. Dit maakt het noodzakelijk om deze verdichting te faseren, zodat ingespeeld kan worden op nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Het masterplan bevat daarom een fasering, waarin elke stap een verbetering betekent ten opzichte van de oude situatie, maar ook het eindbeeld weer wat dichterbij brengt.

Een goed bereikbaar OV-knooppunt en ruimte voor de fiets

Het huidige station krijgt veel meer betekenis, voor de omliggende krachtwijken en voor het nieuwe Havenkwartier. Zo wordt de overstap op onderliggend openbaar vervoer verbeterd en wordt de betekenis van de fiets voor het station vergroot door de toevoeging van fietsvoorzieningen. Ook de fietsroutes naar het station worden verbeterd, bijvoorbeeld langs de Troelstrakade, over het Laakkanaal en richting Den Haag Zuidwest. De uitstekende aantakking op het OV-netwerk van de Randstad vergroot de kansen voor de bewoners van de wijken Transvaal en Den Haag Zuidwest. Het station wordt verlengd en krijgt een opgang aan de kant van Laakhavens. Daar komt een nieuw stationsprogramma en worden de voormalige havengebieden goed ontsloten.

Een levendig stedelijk gebied, waar mensen elkaar ontmoeten

Rond het station komt nieuw regionaal en een intensief stedelijk programma. In het gebied worden ca. 800 woningen en 35.000 m² overig programma toegevoegd. Dit overige programma concentreert zich rond het stationsplein en langs het water. De mix van functies zorgt hier voor activiteit en levendigheid. Er wordt ongeveer 750m nieuwe openbare kade toegevoegd en twee bruggen over het Laakkanaal voor langzaam verkeer. Hierdoor wordt het mogelijk om langs het water van de Laakhavens naar het Zuiderpark te lopen. Een herkenbaar, eigen karakter in stad en regio Knoop Moerwijk is de entree van het nieuwe centrumgebied van Den Haag en heeft een eigen karakter door de intensieve bebouwing en het gebruik en de sfeer van het water. Het water verbindt de voormalige havengebieden van de Groente- en Fruitmarkt, de Laakhavens en de Binckhorst. Langs dit water ontstaan nieuwe, interessante plekken om te verblijven en elkaar te ontmoeten. Knoop Moerwijk voegt een specifiek woon/werkmilieu toe dat van het water profiteert en het gebruik van het water in Den Haag stimuleert.

3.3.4.5 Structuurvisie Den Haag Zuidwest

Op 16 december 2004 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Den Haag-Zuidwest vastgesteld. In deze structuurvisie worden voor de lange termijn de ruimtelijke hoofdstructuur en programmatische hoofdthema's als samenhangend kader voor de ontwikkeling van deelgebieden en projecten vastgelegd. In de structuurvisie wordt Zuidwest in verschillende zones verdeeld. De zonering moet de realisatie van gedifferentieerde woonmilieus en het benutten van specifieke kansen en kenmerken per zone mogelijk maken. Elke zone kent zijn eigen programma, terugbouwpercentage en mate van vernieuwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0008.jpg"

Afbeelding 4 - Ruimtelijk functionele hoofdstructuur

Moerwijk ligt in de Dynamische zone. Deze zone tussen de Melis Stokelaan en de Erasmuslijn wordt gekenmerkt door (een ontwikkeling naar) een grotere mate van menging van wonen met voorzieningen en economische functies en door een grotere mate van stedelijkheid, onder andere door hogere gemiddelde dichtheden. De belangrijkste kwaliteit van deze zone is de goede bereikbaarheid per openbaar vervoer en auto zowel voor de regio als voor de stad Den Haag. Deze zone is daarom de aangewezen locatie voor woningbouw in hogere dichtheid en meer afwisseling, intensiever grondgebruik en functiemenging. Naast het wonen worden voorzieningen voor onderwijs, zorg en sport en recreatie in deze zone geconcentreerd. De reeks bijzondere clusters (scholen, sportvoorzieningen) biedt hiervoor goede kansen.

De Melis Stokelaan en de Erasmusweg kunnen op termijn worden getransformeerd tot een woonmilieu van lange lanen met allure: clusters appartementencomplexen met een eventuele menging van niet-woonfuncties op de begane grond of met kleinschalige kantoorpanden. De Melis Stokelaan is de centrale ader van Zuidwest. Deze verbinding is in de Structuurvisie Den Haag Zuidwest aangewezen als Service Boulevard: de laan waar de thema’s sport en service (persoonlijke en zakelijke dienstverlening) tot uitdrukking komen. Aan de Erasmusweg kan gebruik gemaakt worden van de goede autobereikbaarheid en ligging aan de groene open Erasmuszone door toevoeging van economische functies en voorzieningen die graag ‘gezien worden’. Langs deze Werk avenue wordt ingezet op kleinschalige en commerciële bedrijvigheid.

3.3.4.6 Gebiedsvisie Moerwijk

In de Structuurvisie Den Haag Zuidwest is gesteld, dat de bedrijvigheid in Zuidwest met name kleinschalig van karakter en consument verzorgend is. In plannen voor Zuidwest zal voldoende ruimte voor deze bedrijvigheid moeten worden opgenomen. Daarbij moet gedacht aan bijvoorbeeld drukkerijen, schildersbedrijven, loodgieters, kappers, fysiotherapeuten, logopedisten, schoonheidssalons en zonnestudio's. Vigerend beleid is, dat bij herstructurering van woonwijken het aandeel bedrijfsruimte, dat daarbij verloren gaat, wordt teruggebouwd. Boven op het bestaande aanbod is er nog een extra ruimtebehoefte voor kleinschalige bedrijfsruimte met een lokaal verzorgende functie. Voor ondernemers zijn bereikbaarheid, parkeermogelijkheden en representativiteit belangrijke locatiecriteria. Bij nieuw te creëren berdrijfsruimten zijn in relatie tot deze locatiecriteria de doorgaande wegen en knooppunten het meest geschikt. In de structuurvisie worden in dat verband de Erasmusweg, de Melis Stokelaan, de Moerweg, de Loevesteinlaan en de Leyweg genoemd als locaties voor kleinschalige units tot maximaal 500 m² bvo. Daarbij wordt vooral gedacht aan de Dynamische zone en niet zo zeer aan de Rustige Enclaves, zoals het plangebied is getypeerd. Voor Moerwijk wordt uitgegaan van voorzien in de extra ruimtebehoefte, behoud van bedrijfsruimte, alsook het terugbouwen van bedrijfsruimte, die als gevolg van de herstructurering verloren gaat. Locaties langs de Erasmusweg (nabij station Moerwijk, bij de Medlerstraat en de Middachtenweg), rondom het Heeswijkplein en langs de Middachtenweg, Melis Stokelaan, Guntersteinweg, Moerweg, Troelstrakade, Assumburgweg en de Loevesteinlaan zijn daarvoor geschikt.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de structuurvisie Den Haag - zuidwest. Voor het plangebied is uitwerking gegeven van de structuurvisie in de Gebiedsvisie Moerwijk (RIS 127277_ 050531)

De gebiedsvisie schetst het ruimtelijk en programmatische kader voor de herontwikkeling/ transformatie van Moerwijk. Dit kader is voornamelijk gebaseerd op de uitgangspunten uit het Haagse plan(nen) voor het Grote Stedenbeleid, de Haagse Woonvisie, de Structuurvisie Den Haag Zuidwest en het Actieplan sociale aanpak Den Haag Zuidwest. De gebiedsvisie beslaat het gebied dat wordt begrensd door de Loevesteinlaan, de Melis Stokelaan, Moerweg, Veluweplein, Troelstrakade, Willem Dreespark, Assumburgweg en de gemeentegrens met Rijswijk (Guntersteinweg, Lichtenberg, Hillenraadweg). De gebiedsvisie is geen harde blauwdruk met een afgerond eindbeeld maar geeft een streefbeeld met een gewenste ontwikkelingsrichting aan, waarbij invulling wordt gegeven aan de samenhang tussen de fysieke-, sociale- en economische pijler. Dit streefbeeld heet Moerwijk straks’.De gemeente heeft in dit proces van wijkvernieuwing vooral een regisserende en voorwaardenscheppende rol. Via een duidelijk investeringskader worden partijen uitgelokt en gestimuleerd te participeren in de vernieuwing van Moerwijk.

Uitgangspunten voor de vernieuwing: ‘Moerwijk straks’ moet er op toegerust zijn om de woonwensen van verschillende groepen te bedienen. Als de gewenste woningen niet voorhanden zijn, basisvoorzieningen als winkels, maar ook voorzieningen op het gebied van kinderopvang, onderwijs en zorg niet op orde zijn, de woonomgeving niet schoon, heel en veilig is, is de kans groot dat aantrekkelijke groepen Moerwijk links laten liggen. Moerwijk staat hiermee aan de vooravond van een brede vernieuwing op fysiek, economisch en sociaal vlak. Bij het verbeteren van Moerwijk gaat het niet alleen om het bouwen van een gevarieerder woningaanbod. Maar ook sociale - en economische aspecten krijgen aandacht. Het streefbeeld voor ‘Moerwijk straks’ is dan ook gebaseerd op verschillende uitgangspunten/ bouwstenen:

  • Om de verscheidenheid aan huishoudens naar sociaal-economische positie te vergroten moet Moerwijk straks’ zich richten op: jonge huishoudens en vitale ouderen met midden en hogere inkomens. Daarnaast blijven bewoners die Moerwijk aantrekkelijk vinden vanwege de aanwezigheid van goedkope huisvesting een doelgroep voor Moerwijk.
  • Voor het bedienen van de vraag en de woonwensen van deze groepen moet Moerwijk beschikken over een divers woningaanbod. Enerzijds door het handhaven van grote delen van de goedkope woningvoorraad en nieuwbouw in de sociale sector en aanbod te creëren in de koopsector voor lagere inkomensgroepen. Anderzijds door nieuwbouw in de middeldure en dure sector en het handhaven van de particuliere voorraad. Maar ook door het onderhoud van VvE’s te stimuleren en woningen levensloopbestendig te bouwen of te maken, zodat de woningen ook in de toekomst aantrekkelijk zijn.
  • Het voorzieningenaanbod wordt – wanneer de kans zich voordoet - zoveel als mogelijk geclusterd. De (buurt)winkelcentra Heeswijkplein en de Betje Wolffstraat – die beide behoren tot de hoofdwinkelstructuur in Zuidwest - zijn de meest aangewezen locaties die uit kunnen groeien tot knooppunten van detailhandel, zorg en diensten eventueel in combinatie met kleinschalige gebouwen. Daarnaast is het streven voorzieningen zoveel mogelijk te concentreren in multifunctionele gebouwen. Voor het sociale voorzieningenniveau gaat het met name om het behouden van de basale voorzieningen. Uitgangspunt is dat de huidige locaties en voorzieningen zoveel mogelijk worden behouden en kwalitatief worden verbeterd.
  • Om het lokaal verzorgende karakter van de wijkeconomie te behouden (en mogelijk te versterken) en het ondernemen in Moerwijk aantrekkelijk te houden (en te maken) is het noodzakelijk dat er voldoende kwantitatief en kwalitatief aantrekkelijke bedrijfsruimte aanwezig is. Geschikte locaties zijn de (omgeving van de) winkelcentra en de doorgaande wegen.
  • Het sociale klimaat wordt verbeterd, waardoor een wijk ontstaat waarin bewoners elkaar meer respecteren en zich meer thuis voelen. De sociale samenhang wordt in de eerste plaats bepaald door de bereidheid van bewoners om in te schikken en hun tolerantie ten opzichte van hun medebewoners. Ook zijn er mogelijkheden om de sociale samenhang in Moerwijk te stimuleren door het binden en aantrekken van groepen met een boven gemiddelde buurtbinding en het stimuleren van ontmoeting tussen verschillende bewonersgroepen/leefstijlen.
  • Om de verscheidenheid aan woonmilieus te vergroten en het groenstedelijke karakter te versterken blijft de hoofd(groen)structuur – die immers hoge (potentiële) kwaliteit heeft - gehandhaafd. Woonmilieus dienen herkenbaar en van enige omvang te zijn, waardoor een eigen sfeer ontstaat. Het groenstedelijke karakter wordt versterkt door kwaliteitsverbeteringen in de openbare ruimte.

Met dit bestemmingsplan wordt één woningbouwontwikkeling mogelijk gemaakt. Het programma van deze ontwikkelingen geeft een invulling aan de gewenste verscheidenheid zoals hierboven genoemd onder punt 2. Het project Kloosterbuuren is een goed voorbeeld van de invulling van de laatst genoemde doelstelling. De nieuwe buurt krijgt een eigen identiteit met grondgebonden woningen, passend bij de architectuur van de te handhaven gebouwen. De gemeenschappelijke tuinen, kenmerkend voor het huidige Moerwijk Zuid, zullen in het nieuwbouwplan worden vervangen door een woningprogramma met grondgebonden eengezinswoningen en privé-tuinen.

3.4 Sectoraal beleid

3.4.1 Groen
3.4.1.1 Groen kleurt de stad

Groen kleurt de stad

In de nota "Groen kleurt de stad", Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  • 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • 1. ruimte voor groen in en om de stad;
  • 2. aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • 3. duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • 4. samen het groen beheren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0009.png"

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de "Structuurvisie 2020" in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur".

3.4.1.2 Stedelijke ecologische verbindingen

In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (2009) is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen en zorgen ervoor dat dieren (en planten) zich kunen verplaatsen tussen de verschillende grotere leefgebieden. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad te onderscheiden. Per zone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

Ecologische verbindingszone 'Groene Assen'

De Groene Assen liggen in een naoorlogs deel van den Haag, dat aangelegd is in de periode 1949 tot 1963. Het groene Assenkruis wordt gevormd door groenzones rondom de sportvelden en volkstuinen langs de Melis Stokelaan en de Dedemsvaartweg en de groene randen langs de Lozerlaan, Escamplaan en Meppelweg. Al deze groene assen zorgen voor een verbinding tussen het Zuiderpark en De Uithof en een verbinding tussen de Erasmuszone en het Florence Nightingale-park. De inrichting bestaat vooral uit waterlopen met waar mogelijk natuurvriendelijke oevers en aansluitend gras met veel bloemen. Karakteristiek zijn ook de bomenrijen. Op sommige plaatsen verhinderen wegen, steile oevers of krappe duikers het optimaal functioneren van de ecologische verbindingszone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0010.png"

Herinrichting en maatregelen voor het opheffen van barrières richten zich op het creëren van schuilplekken en tijdelijke verblijfplaatsen voor de doelsoorten. De bestaande structuur is uitgangspunt. Dit kan worden gecombineerd met voet- en fietspaden, maar ook de omlijsting van de sportcomplexen hoort daar bij.

Erasmuszone

De Erasmuszone is een langgerekte groene strook met een watergang langs de Erasmusweg, tussen de Lozerlaan en station Moerwijk. Op grotere schaal is de Erasmuszone onderdeel van de verbinding tussen de duinen en Midden-Delfland. De erasmuszone sluit aan op twee andere verbindingszones in de stad, te weten de Laakzone in het oosten en op de zones in het Wateringse Veld in het zuiden. Een caravanbedrijf en een benzinestation zijn de grootste obstakels. Kleinere barrières worden gevormd door wegen en onderbrekingen of duikers in de natte verbindingen. Als streefbeeld geldt een vochtig loofbos met struweel-, mantel- en zoombegroeiing en aangrenzend bloemrijk grasland. De belangrijkste verbeterpunten zijn de aansluiting op de Laakzone en het verwijderen van obstakels.

Binnen het plangebied is op de Güntersteinweg, Assumburgweg en de Erasmusweg water en groen aanwezig dat onderdeel uitmaakt van de Stedelijke Ecologische verbindingszones. Dit wordt zowel in de planomschrijving als in de regels ook als zodanig omschreven.

De belangrijkste ecologische verbeterpunten binnen deze zone zijn:

  • aansluiting op Laakzone: uitwerking binnen Masterplan Moerwijk;
  • verwijderen obstakels (caravanhandel en bezinestation): uitwerking binnen Masterplan Erasmusveld-Leyweg
  • kruising Loevesteinlaan: looprichel onder brug aanbrengen;
  • Erasmusplein: loopplanken en ecoduiker aanbrengen.

Op sommige plaatsen verhinderen wegen, steile oevers of krappe duikers het optimaal functioneren van de groenzones als ecologische verbindingszone, Verkeerswegen die de stedelijke EVZS onderbreken en krappe duikers vormen barrière voor diersoorten. De inzet is om bij reconstructies zo veel mogelijk van deze barrières op te heffen, onder meer door de aanleg van faunapassages en de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Bouwplannen mogen niet leiden tot oppervlakteverlies en kwaliteitsverlies van deze zones. De functie van de zones als verbindingszone en leefgebied voor flora en fauna moet behouden blijven. Beide stedelijke verbindingszones zijn daarom als gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding en beschermd in de regels.

3.4.1.3 Bomen

Bomenverordening Den Haag 2005

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag is op de website van de gemeente Den Haag de meest actuele lijst en kaart terug te vinden.

Op 22 september 2011 is het gewijzigde initiatiefvoorstel Behoudenswaardige Bomen aangenomen RIS 166340_13-sep-2011. De uitwerking van het voorstel heet: “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

Binnen het plangebied staan 11 monumentale bomen (Zelkova serrata) aan de Drakesteinweg. Met de recent vastgestelde totaallijst 5e tranche Monumentale bomen 2013 zijn nog 9 gewone vleugelnootbomen (Pterocaria fraxinifolia) aan de Van Effenstraat aan de lijst toegevoegd.

3.4.1.4 Groen op achtererven

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te worden. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (motie rv84.2011/2 over behoud groen(beleving) wijken RIS 181878).

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen in het achtererfgebied. Daarbij geldt als extra voorwaarde, dat het achtererf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd. In dit bestemmingsplan wordt bij deze regeling aangesloten.

3.4.2 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit”. Deze nota is door de Raad vastgesteld op 6 oktober 2011 (RV 126_2011, RIS 181227).
De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life –aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal midden- en kleinbedrijf;
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

In deze paragraaf worden het economisch beleid ten aanzien van detailhandel, bedrijven en horeca nader beschreven. Daarbij wordt specifiek ingegaan op de betekenis van dit beleid voor het bestemmingsplan Moerwijk.

3.4.2.1 Detailhandel

Regionaal beleid

Het Stadsgewest Haaglanden heeft op 13 december 2006 de Regionale Structuurvisie Detailhandel vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van de winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor bouwmarkten en tuincentra geldt dat vestiging buiten de winkelcentra (de aangewezen concentratiegebieden), bespreekbaar is. Vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest;
  • De grootschalige woonzaken zijn aangewezen op de perifere locaties buiten Den Haag, en op de grootschalige concentratie Haaglanden MegaStores in Den Haag;
  • Detailhandel op trafficlocaties, de belangrijke knooppunten van openbaar vervoer, is onder voorwaarden toegestaan;
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd;
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Provinciaal detailhandelbeleid

Het provinciale detailhandelsbeleid is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie 2012. Het provinciale detailhandelsbeleid is erop gericht om de hoofdstructuur (hoofd- en ondersteunende centra, aangevuld met de belangrijkste clusters van PDV) zoveel als mogelijk te versterken. Om de detailhandelsstructuur in Zuid-Holland in stand te kunnen houden, zal de gezamenlijke inzet van partijen erop gericht moeten zijn om het winkelvloeroppervlak en de in voorbereiding zijnde initiatieven in omvang terug te brengen en tegelijk de dynamiek en de vernieuwing in de detailhandelsstructuur te stimuleren en de structuur te versterken. Kwaliteit moet leidend zijn. Aanvullend hierop is versterking van perspectiefrijke onderdelen van de bestaande detailhandelsstructuur en het tegengaan van solitaire vestigingen van belang.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen.

Den Haag zet in op een versterking van de hoofdwinkelstructuur. In de hoofdwinkelstructuur bevinden zich de belangrijkste winkelconcentraties van Den Haag. De hoofdwinkelstructuur wordt bepaald op basis van de detailhandelsmonitor. Volgens de detailhandelsmonitor 2009 maken 70 winkelgebieden deel uit van deze structuur. Winkelgebieden worden tot de hoofdwinkelstructuur gerekend als zij duidelijk als concentratie herkenbaar zijn, waarbij het winkelgebied of minimaal een buurtverzorgende functie heeft of een herkenbaar thema; 'een winkelgebied is een kerngebied met minimaal 5 winkels geclusterd of 3 winkels geclusterd waarvan minimaal een trekker van 200 m2'.

De winkelgebieden Betje Wolfstraat, Heeswijkplein en de Jan Luykenlaan behoren tot de hoofdwinkelstructuur, de winkel- en horecastrip echter niet.

3.4.2.2 Bedrijven

Onderzoek
Door Stogo is onderzoek uitgevoerd naar de bedrijfshuisvestingsmarkt in Den Haag (Stichting voor Toegepast Geografisch Onderzoek: Ruimtebehoefte MKB, 2010). De doelgroep van het onderzoek was het midden- en kleinbedrijf (bedrijven kleiner dan 100 werkzame personen). De sectoren die hiervoor zijn benaderd zijn de industrie, bouw, ambacht, handel, zakelijke en (deel) non profit dienstverlening. Uit het onderzoek blijkt dat de markt voor kleinschalige bedrijfshuisvesting een krappe markt is. De komende jaren is er sprake van een aanzienlijke additionele behoefte (410.000 m2 bvo tot 2015). Er wordt duidelijk een mismatch geconstateerd, met name in het bedrijfsruimte segment (3 muren en een roldeur).

Ook in Zuid West is de bedrijfshuisvestingsbehoefte erg groot. Hiervan omvat een aanzienlijk deel kleinschalige bedrijfsruimte. Den Haag Zuidwest loopt op een aantal gebieden achter bij de rest van Den Haag, waarvan relevant in dit verband:

  • Het aantal bedrijfsvestigingen blijft gestaag dalen de laatste jaren.
  • Oordeel stakeholders: veel wonen en weinig economie.
  • Den Haag Zuidwest is nog steeds een echte woonwijk, met weinig bedrijvigheid anders dan zorg en onderwijs.
  • Het aantal niet werkende werkzoekenden in Den Haag Zuid West is relatief hoog.

Mede door bovenstaande constateringen hebben corporaties en gemeente besloten een krachtig tegenoffensief in te zetten. Er zijn twee aanvullende onderzoeken gedaan om meer zicht te krijgen op de (ruimtelijke) economische situatie van Den Haag Zuidwest, te weten: “Verborgen Wijkeconomie Den Haag Zuidwest” en het “Marktonderzoek BOG (Bedrijfs Onroerend Goed) Den Haag Zuidwest”. Uit deze onderzoeken blijkt dat er een grote hoeveelheid zelfstandige ondernemers in Zuidwest bestaat die vanuit huis ondernemen. Uit de onderzoeken is verder gebleken dat bij gebrek aan vooral bedrijfsruimte in de wijk het vertrek uit huis - ondanks de wens om de activiteiten buitenshuis te laten plaatsvinden - uitblijft. Uit onderzoek blijkt ook dat, tenzij de ondernemer ruimte vindt in de wijk, hij uit de wijk verhuist om elders buiten de wijk een ruimte te betrekken als deze beschikbaar is. Dit heeft nadelige gevolgen voor de wijkeconomie en werkgelegenheid in de wijk. Uit de onderzoeken is gebleken dat er interesse is uit diverse sectoren naar kleinschalige bedrijfsruimtes in Den Haag Zuidwest. Door deze kleinschalige bedrijfsruimtes te bieden aan de ondernemers worden groeikansen geboden, maar tegelijkertijd worden er ook vele en diverse knelpunten opgelost.

 

Functiemengingstrategie 
De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren wordt veel gedacht aan functiemenging. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen.

De doorgaande wegen in dit gebied zijn de Erasmusweg, Melis Stokelaan, Middachtenweg, Guntersteinweg, Moerweg, Troelstrakade, Assumburgweg en de Loevesteinlaan. De praktijk, bedrijfsruimte- en kantoorruimte in Moerwijk zullen conform het hiervoor benoemde beleid toegestaan worden. Voor Moerwijk zetten we in op behoud en beperkte uitbreiding van bedrijfsruimte.

 

Bedrijven en milieuzonering 
Om onderscheid te maken tussen verschillende typen bedrijven wordt in bestemmingsplannen gebruik gemaakt van een indeling in milieucategorieën: de zogenoemde Staat van Inrichting van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De Staat van Inrichting is niet wettelijk vastgelegd, maar jurisprudentie heeft uitgewezen dat hiervan nauwelijks valt af te wijken. De Staat van Inrichting is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in samenwerking met de betrokken ministeries geactualiseerd.
Moerwijk is een woonwijk, waarbij de bedrijfsruimte-units in een gemengd gebied liggen. Dit betekent dat functiemengingstabel van toepassing is op Moerwijk, waarbij bedrijvigheid in de categorie A en B toegestaan zijn. Bedrijvigheid in categorie C is slechts mogelijk voor zover deze bedrijven qua aard en omvang en invloed op het milieu gelijk te stellen zijn met bedrijven uit een lagere milieucategorie en ontsloten zijn op de hoofdinfrastructuur.

 

Conclusie
De al aanwezige bedrijfsruimte in dit gebied worden gehandhaafd. Door een zo breed mogelijke bestemming te geven, wordt er een bredere doelgroep van ondernemers gediend en wordt getracht de kleinschalige bedrijvigheid in de wijk terug te brengen, als voorgesteld o.a. in het coalitie akkoord 2010-2014. In de gemengde doeleinden bestemmingen is huisvesting mogelijk voor o.a. de ambachtelijke bedrijvigheid, zorg, welzijn en dienstverlening. Het bestemmingsplan Moerwijk biedt juridisch-planologische ruimte voor de vestiging van nieuwe kleinschalige bedrijven in de categorie A en B zoals opgenomen in de Staat van bedrijven bij functiemenging en via een afwijkingsbevoegdheid voor categorie C bedrijven indien ze qua aard, schaal en invloed vergelijkbaar zijn met lagere categorieën.

3.4.2.3 Horeca

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RIS 168865, vastgesteld op 4 februari 2010) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.

Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zg. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.
Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

In winkelgebieden heeft horeca een ondersteunende functie op het winkelaanbod. Medio 2013 is de notitie 'Verhouding detailhandel – horeca in winkelstraten' vastgesteld. Hierin is aangegeven dat wanneer het percentage uit de Toekomstvisie van maximaal 30% horecavestigingen wordt vertaald in concrete aantallen, dit veelal aan de hoge kant is. Daarom is nadere invulling gegeven aan de Toekomstvisie door het percentage horecavestigingen in winkelstraten vast te stellen op maximaal 20%.

Het bestemmingsplan maakt binnen een aantal gemengde bestemmingen horeca mogelijk.
Hierdoor wordt het gemengd stedelijk milieu in stand gehouden en bevorderd. Dit is in de regels verankerd.

Plangebied

Voor de drie winkelgebieden behorende tot de hoofdwinkelstructuur, wordt bij de verhouding detailhandel/dienstverlening versus horeca de 80/20% regel voor het aantal panden (pand is (een deel) van een) gebouw met een eigen toegang, welke door de wijze van gebruik als zelfstandige entiteit functioneert) gehanteerd. Als het aantal van 20% nog niet is bereikt, wordt een uitbreiding tot dit percentage mogelijk gemaakt, enkel in de categorie lichte horeca (= daghoreca als lunchrooms, koffieconcepten, ijssalons, etc.). Uitbreiding van avondhoreca wordt niet wenselijk geacht om dichte puien gedurende de dag te voorkomen.

3.4.2.4 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien met als laatste Ipso 2013. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd.

Het plangebied is vanuit het beleid niet als kantorengebied genoemd en in het plangebied komen geen kantoren van betekenis voor.

3.4.3 Onderwijs, welzijn en maatschappelijke zorg
3.4.3.1 Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

Vanaf 1999 heeft de gemeente via het onderwijsbeleid sterk geïnvesteerd in de ontwikkeling van brede buurtscholen. Daarbij is uitgegaan van het netwerkmodel. Het concept van de brede buurtschool is inmiddels overgedragen aan de schoolbesturen. Op alle brede buurtscholen bekostigt de gemeente schoolmaatschappelijk werk, verlengde schooldag activiteiten, sport introductie en sportactiviteiten, oudereducatie en ouderbetrokkenheid. Ook de voorschool is een essentieel onderdeel van de brede buurtschool. Op de brede buurtscholen is ook een uitgebreid welzijnsaanbod. Ook binnen de wijk Moerwijk wordt een brede buurtscholen ontwikkeld. Het bestemmingsplan biedt hiertoe de ruimte.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente streeft er naar om alle basisscholen de mogelijkheid te bieden om vroegschoolse educatie aan te bieden volgens het Model Haagse Voorschool en samen met een voorschoolpeuterspeelzaal deel te nemen aan een voorschool. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve (VVE) programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk, dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.

3.4.3.2 Welzijn

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt, denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0011.jpg"

Een kinderdagverblijf is in het Besluit geluidhinder aangewezen als 'ander geluidsgevoelig gebouw' als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Dit houdt in dat voor nieuwvestiging van kinderdagverblijven geluidsnormen gelden. Voor bestaande vestigingen geldt overgangsrecht en zullen deze geluidsnormen uiterlijk per 1 juli 2015 gelden.

De raad heeft op 19 april 2001 de beleidsnota 'Ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld (RIS 85329). Het doel van de nota is om ruimtelijke criteria op te stellen, waaraan locaties moeten voldoen willen zij in aanmerking komen voor de vestiging van een kindercentrum. Deze nota vormt nog steeds het uitgangspunt voor de beoordeling van initiatieven voor kinderopvang.

Bij het beoordelen van nieuwe initiatieven voor kinderopvang zijn de volgende criteria van belang:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren;
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001);
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk);
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen;
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd;
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren.

In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden.De aanwezige locaties worden in het onderhavige bestemmingsplan gehandhaafd.

3.4.3.3 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang. In de wijk zijn hiertoe verschillende voorzieningen aanwezig .

3.4.3.4 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

3.4.4 Sport en recreatie

De doelstelling van het gemeentelijke Sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten, op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

3.4.5 Verkeer en infrastructuur
3.4.5.1 Regionaal verkeersbeleid

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" (RNM) vastgesteld, daaraan is in 2008 een 'supplement' op de RNM toegevoegd. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.4.5.2 Gemeentelijk verkeersbeleid

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de nota “Haagse Nota Mobiliteit”. Deze nota is 22 september 2011 vast gesteld door de gemeenteraad.

De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit. Dienstregeling en lijnvoering van tram en bus worden jaarlijks vastgesteld door het stadsgewest Haaglanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0013.jpg"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0014.jpg"

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

De Middachtenweg, Erasmusweg en Loevesteinlaan/Schaapweg maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor de auto en kennen een regime van 50 km/uur. De Guntersteinweg is eveneens een weg met een regime van 50 km/uur, maar is een wijkontsluitingsweg en in hiërarchie minder belangrijk dan de andere 50 km/uur wegen. Alle hiervoor genoemde wegen maken deel uit van het hoofdroutenetwerk voor hulpdiensten. Alle andere straten in het gebied zijn ingericht als verblijfsgebied met een regime van 30 km/uur.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd.

In de Haagse Nota Mobiliteit, afgekort HNM (vastgesteld 22 september 2011, RIS 180762), is ter stimulering van het fietsgebruik een sterroute voor de fiets opgenomen die de binnenstad met Wateringse Veld en Midden-Delfland verbindt. Deze sterroute is één van de vier fietsroutes die over de gehele route het beoogde kwaliteitsniveau van een sterroute moet krijgen. De kenmerken van een sterroute zijn omschreven in de HNM en verder uitgewerkt in het Meerjarenprogramma fiets 2011 t/m 2014 (vastgesteld 29 november 2011, RIS 181944). Een aantal belangrijke kenmerken zijn directheid/snelheid, herkenbaarheid van de sterroute, rijcomfort en dat bundeling met hoofdwegen voor het autoverkeer wordt voorkomen. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0015.jpg"

Overzicht van de vier sterroutes in HNM

De sterroute binnenstad - Wateringse Veld voor fietsers verbindt de wijk Wateringse Veld (in het stadsdeel Escamp) via Schilderswijk en Transvaal met de binnenstad. Het verloop van de route is vastgesteld in de Haagse Nota Mobiliteit. De sterroute moet worden gerealiseerd op de route via Prinsegracht, ’s-Gravezandelaan, Schalk Burgerstraat, Veluweplein, Zuiderpark, Aagje Dekenlaan, Geysterenweg, Guntersteinweg, Sammersweg (gemeente Rijswijk), Noordweg en Laan van Wateringse Veld naar de gemeente Westland (en terug). De route gaat geheel via wijkontsluitingswegen en woonstraten. Uit het oogpunt van doorstroming en comfort gaat de route niet langs stedelijke hoofdwegen. Wel worden er drie stedelijke hoofdwegen gekruist: Centrumring (Lijnbaan/Buitenom), Moerweg/Soestdijksekade en Erasmusweg. Een deel van deze sterroute ligt binnen dit plangebied.

Voor voetgangers zijn geen specifieke voorzieningen in het gebied aanwezig. Er zijn wel plannen om voetgangersverbindingen naar het Park Overvoorde in Rijswijk aan te leggen. Langs alle wegen zijn trottoirs aanwezig zodat voetgangers de voorzieningen en openbaar vervoer haltes in het gebied kunnen bereiken.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

Onlangs is de nota “Parkeernormen Den Haag” vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders. Daarin herziet de gemeente Den Haag de parkeernormen die in 1992 zijn vastgelegd en wordt tevens het toetsingskader beschreven. Bij nieuw- en verbouwplannen wordt aan de hand van parkeernormen eerst de parkeerbehoefte berekend. Vervolgens wordt onder andere gekeken naar de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte in de omgeving, de loopafstanden en uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen ten behoeve van de functies in het (bouw)plan. Aan de hand daarvan wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de projectontwikkelaar of initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren binnen het bouwplan.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor kantoren, bedrijven en voorzieningen zijn vooral de functie van het gebouw en de bereikbaarheid bepalend voor de parkeernorm. In de buurt van OV-knooppunten geldt daarom een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met de fiets of het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning of in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak bij de overige functies.

Met de inwerkingtreding van de Wro zijn de stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening niet langer van kracht. De parkeernormen en het toepassingskader zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Voor de functie wonen ligt het bestemmingsplangebied in de zone 'stad', voor de normering bij kantoren, bedrijven en voorzieningen is aansluiting gezocht bij de normering voor gebieden rond OV-knooppunten. Vanwege het busstation Leyenburg ligt het plangebied in zone 2. Zie de bijlage voor de voornaamste te hanteren normen.

Parkeren in het plangebied

Het parkeren vindt momenteel grotendeels plaats op openbare straat. Er zijn momenteel geen andere grootschalige ontwikkelingen in voorbereiding dan welke in artikel 5.3 worden beschreven. Voor de functie wonen wordt een gedifferentieerde norm toegepast die gebaseerd is op woningtype en woninggrootte. Voor het gehele project Kloosterbuuren, met een woninggrootte tussen 100 en 160 m², geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaats per woning inclusief het parkeren voor bezoekers. Door de herinrichting van de meeste straten en aanleg van tweezijdig langsparkeren worden er minimaal 312 plaatsen aangelegd, waarmee het parkeren aan de normen van de gemeente voldoet.

Fietsparkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

3.4.6 Wonen
3.4.6.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

3.4.6.2 Het plangebied - toekomstige situatie

De ontwikkelingsrichting voor het plangebied zoals opgenomen in de Haagse Woonvisie is groenstedelijk wonen. Binnen dit woonmilieu zijn twee woonsferen te onderscheiden; 'stedelijk wonen in de luwte' en 'groen en ontspannen wonen in de stad'. De stedelijke woonsfeer ligt rondom de Melis Stokelaan en is aantrekkelijk voor kleine huishoudens zoals jongeren, starters en ouderen. Het groen en ontspannen wonen is geconcentreerd ten zuiden van de Erasmusweg en is erg interessant voor gezinnen.

Moerwijk heeft een zwakke positie op de Haagse woningmarkt als gevolg van een incourante woningvoorraad (overwegend kleine portiekappartementen met weinig comfort). Het plangebied is in de Haagse Woonvisie daarom aangewezen als herstructureringsgebied (Moerwijk Zuid en Moerwijk Oost). Verder wordt ingezet op het versterken van de wijk (Moerwijk Noord en West). Om te kunnen voldoen aan de toekomstige woningvraag is de fysieke aanpak van de woningvoorraad in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving noodzakelijk. De wijk zal gevarieerder van opzet worden waardoor buurten met eigen karakters ontstaan. Moerwijk wordt een (groen)stedelijke wijk met een mix van grondgebonden- en appartementen in een rustige woonomgeving met alle grootstedelijke voorzieningen onder handbereik. Rond 2010 is de eerste fase van de vernieuwing van de wijk gerealiseerd: het nieuwbouwproject Stadspark Overvoorde in Moerwijk-Zuid. Het volgende gebied in Moerwijk dat opgeknapt gaat worden ligt tussen de Wildenborghstraat en de Ulenpasstraat.

3.4.6.3 Kadebeleid Woon- en Bedrijfsboten

Volgens het Kadebeleid Woon- en bedrijfsboten (2000) telt Den Haag 17 locaties waar woonboten blijvend zijn afgemeerd, waaronder een locatie aan de Moerweg binnen dit plangebied. Om het vaak ongereguleerd gebruik van de kade in de gewenste richting te leiden, uitwassen een halt toe te roepen en om de kwaliteit van de openbare ruimte te verbeteren, is een regeling voor het gebruik van de kades opgesteld. Sindsdien zijn er al diverse locaties ingericht volgens de uitgangspunten van deze nota. De locatie aan de Moerweg moet nog heringericht worden. Omdat het een conserverend bestemmingsplan betreft, maakt dit bestemmingsplan geen andere ontwikkelingen mogelijk dan zoals in de beleidsregel is opgenomen.

Voor het gebruik is een kadevergunning vereist waarin is opgenomen wat wel en niet mogelijk is. In beginsel is ook een berging en/of een terrasafscheiding mogelijk. De mogelijkheden zijn afhankelijk van de situatie ter plaatse. Zo zijn gebruik voor opslag en reclame-uitingen alleen toegestaan op die plaatsen die daarvoor zijn aangewezen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0016.jpg"

Op woonschepen zijn de 'Verordening op de Binnenwateren' (RIS 246305, maart 2012) van de gemeente Den Haag, het ligplaatsenplan (RIS 249285, mei 2012) en de beleidsnota 'Bij het wonen op water' (januari 2000, RIS 72164), van toepassing.

Hoofdstuk 4 Milieu

4.1 Inleiding

Wat kan of moet men bij de ruimtelijke ordening onder 'milieu' verstaan? De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving.

In dit hoofdstuk komen de voor dit plangebied relevante milieuaspecten aan bod. Daarbij wordt per milieuthema de consequenties van dit bestemmingsplan als geheel en de beide nieuwe ontwikkelingen in het bijzonder beschreven.

4.2 Geluid

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een uitspraak worden gedaan over de akoestische kwaliteit binnen het plangebied. Daarnaast moeten op grond van de Wet geluidhinder, de daarmee samenhangende wettelijke grenswaarden in acht worden genomen. De Wet geluidhinder onderscheidt daarbij drie afzonderlijke bronnen:

  • 1. Industrielawaai: de geluidbelasting door geluidbronnen op een gezoneerd industrieterrein;
  • 2. Railverkeerslawaai: de geluidbelasting door treinverkeer op bij het bij wet aangewezen spoornetwerk;
  • 3. Wegverkeerslawaai: de geluidbelastingsplichtige wegen;

In het navolgende wordt kort op de drie voorgaande bronnen binnen het kader van de Wet geluidhinder ingegaan en wat dat betekent voor de nieuwe ontwikkellocatie Kloosterbuuren.

Industrielawaai

De Wet geluidhinder stelt wettelijke grenswaarden aan de geluidbelasting door industrieële geluidbronnen, als deze zich binnen de begrenzing van een gezoneerd industrieterrein bevinden. Dat is het geval als op de verbeelding een dergelijk gezoneerd industrieterrein is ingetekend en/of de planregels de vestiging van een zogenoemde 'grote lawaaimaker' niet uitsluiten. In dit geval zijn deze beide voorwaarden niet aan de orde. Binnen het plangebied Moerwijk bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Daarom is het regime van hoofdstuk V van de Wet geluidhinder, op grond waarvan de wettelijke geluidgrenswaarden voor industrielawaai gelden, niet van toepassing op het bestemmingsplan Moerwijk.

Railverkeerslawaai

Op grond van hoofdstuk VII van de Wet geluidhinder geldt, vergelijkbaar als voor wegen, een wettelijke zone langs de spoorrails tussen Delft en Den Haag. De zonebreedte langs dergelijke spoorbanen variëert van 100 tot 1200 meter, afhankelijk van de intensiteit van het treinverkeer. Langs het tracé van de spoorbaan dat langs de zuidoostzijde van het plangebied loopt, ligt een zone van 100 meter breed. De nieuwe ontwikkeling Kloosterbuuren ligt ruimschoots buiten deze zone. Daarom is de geluidbelasting door het railverkeer ter hoogte van deze ontwikkellocatie niet getoetst aan wettelijke geluidgrenswaarden.

Wegverkeerslawaai

Op grond van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder ligt langs elke weg waarop een hogere maximale rijsnelheid dan 30 km/h geldt, een wettelijke geluidzone. De geluidbelasting ter hoogte van 'geluidgevoelige objecten' veroorzaakt door het wegverkeer is binnen deze zone aan wettelijke grenswaarden gebonden. Het plangebied wordt omlijst en doorkruist door wegen waarlangs een dergelijke wettelijke zone ligt. Daarom is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de geluidbelasting vanwege deze wegen ter hoogte van locatie waar het bestemmingsplan de realisatie van geluidgevoelige objecten mogelijk maakt.

Uit deze onderzoeken volgt dat alleen de geluidbelasting ter hoogte van een deel van de geprojecteerde nieuwbouwwoningen binnen de Kloosterbuurenlocatie hoger ligt, dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde van 48 dB op grond van de Wet geluidhinder vanwege hun ligging aan de Middachtenweg. Voor deze woningen is een ontheffing van deze voorkeursgrenswaarde aangevraagd en betrokken bij de lopende procedure omgevingsvergunning voor de 1e fase van dit plangebied. Daarbij is geborgd dat, zoals geëist op grond van het Haagse ontheffingenbeleid, deze woningen ten minste één gevel hebben met een relatief lage geluidbelasting (een zogenoemde geluidluwe gevel). Het verkrijgen van de ontheffing hogere grenswaarden ligt daardoor in de rede.

Op deze wijze wordt wat betreft het akoestische woon- en leefklimaat met het bestemmingsplan voldoende waarborgen geboden voor een goede ruimtelijke ordening.

4.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden (Stb. 414, 2008 en Stb. 434, 2008). Daarmee is de zogenoemde Wet luchtkwaliteit opgenomen in hoofdstuk 5,titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Op grond van deze Wet luchtkwaliteit worden wettelijke grenswaarden gesteld aan de concentratie van verschillende verontreinigende stoffen in de lucht. Van deze diverse verontreinigende stoffen zijn over het algemeen stikstofdioxide (NO2) en zogenoemd fijnstof (PM10) maatgevend.

De Wet luchtkwaliteit stelt dat bestuursorganen hun bevoegdheden kunnen uitoefenen indien (art.5.16):

  • dit niet leidt tot het overschrijden van de grenswaarden voor luchtkwaliteit;
  • aannemelijk is gemaakt dat het niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Projecten die de luchtkwaliteit niet in betekenende mate (NIBM) verslechteren, worden niet meer

getoetst aan de grenswaarden en kunnen zondermeer doorgang vinden.

De definitie van 'in betekenende mate' is vastgelegd in het Besluit en de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Projecten die de concentratie NO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan het verslechteren van de luchtkwaliteit. In concentraties uitgedrukt betekent dit een verslechtering van 1,2 µg/m3 voor beide stoffen. De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009, de datum waarop het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht werd. De 3%-grens is voor een aantal categorieën van projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen. Zo gaat het bij woningbouw om de toevoeging van 1.500 woningen netto bij één ontsluitingsweg, of 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. De beide ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt omvatten woningen en maatschappelijke functies. Door deze combinatie van functies kan niet zonder meer op grond van het besluit en de regeling niet in betekenende mate worden vastgesteld of het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Wet luchtkwaliteit. Om dit te beoordelen is gebruik gemaakt van de door AgentschapNL ontwikkelde, zogenoemde NIBM-tool.

Bij de berekening van de bijdrage zijn niet alleen de met dit plan te realiseren nieuwe ontwikkeling betrokken, maar ook twee recent vergunde ontwikkelingen (BBS Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat en Haagse Hogeschool aan de Roemer Visscherstraat) die nog in aanbouw zijn. Voor die drie ontwikkelingen binnen het plangebied, is gebruik gemaakt van de intensiteiten zoals deze in het kader van de NSL-monitoring zijn gebruikt. Deze intensiteiten zijn ontleend aan de zogenoemde NSL-Monitoringstool. Daarbij is uitgegaan van het peiljaar 2015. Omdat voor de naleving van de wettelijke grenswaarden in 2015 de concentratie  NO2maatgevend is, zijn de berekeningen tot deze stof beperkt. De met de vier projecten binnen het plangebied samenhangende verkeersgeneratie is vastgesteld aan de hand van kentallen. Deze kentallen zijn ontleend aan de CROW-publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (publicatienummer 317). Vervolgens is voor de aanvoerwegen naar het plangebied, met behulp van de NIBM-tool nagegaan of sprake is van een niet in betekenende mate bijdrage aan de plaatselijke luchtkwaliteit. Het resultaat van deze beoordeling is samengevat in de volgende tabel.

  Int     NO2/PM10     NO2/PM10  
Straat   Autonoom   Bestemmingsplan   Autonoom   Bestemmingsplan   Toename  
Melis Stokelaan   3.120   +126   3.23   3.34   0,11  
Soestdijksekade   17.766   +153   16.40   16.51   0,11  
Middachtenweg   12.393   +732   11.87   12.42   0,55  

Uit het voorgaande overzicht kan worden opgemaakt dat de bijdrage door de ontwikkelingen binnen het plangebied kleiner is dan de 1,2 mg/m3, die in het Besluit niet in betekenende mate wordt aangehouden. Het bestemmingsplan inclusief het effect van twee recent verleende projecten, draagt dus niet in betekenende mate bij aan de plaatselijke luchtkwaliteit. Daarmee biedt het bestemmingsplan wat betreft de luchtkwaliteit voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening.

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedsgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens.

De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit). Of hiervan sprake is, wordt in de volgende paragrafen uitgewerkt.

4.4.2 Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het uitgangspunt is dat er een verplichting geldt om het groepsrisico mee te wegen en te verantwoorden bij geprojecteerde of bestaande buisleidingen. De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico is beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie (W509-06-KR-015). Deze leiding heeft een diameter van 12” en een werkdruk van 40 bar. De leiding loopt grofweg langs de Fruitweg, de Troelstrakade, de Van Ruysbroekstraat, de Erasmusweg, de hoek om de Schaapweg in richting Gemeente Rijswijk. In onderstaande tabel zijn de eigenschappen van deze leiding opgenomen.

Naam   Druk (bar)   Diameter (inch)   Pr 10-6   Invloedsgebied   Geurstof toegevoegd   Hoogte
GR  
Ligging tov plangebied  
W-509-06   40   12,2   0 m.   140 m.   Ja   0.306   van noord naar zuid  

Bron: Geoweb Haaglanden, 20 november 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0017.jpg"

Ligging aardgastransportleiding inclusief beschermingszone 

De buisleiding heeft binnen het plangebied geen plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 (PR10-6) per jaar. Dit vormt daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Binnen het invloedsgebied liggen woon-, maatschappelijke- en gemengde bestemmingen.

In het voorgaande is al aangegeven dat met het bestemmingsplan één nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt en daarnaast twee andere ontwikkelingen via een Wabo-procedure vergund zijn. Deze drie ontwikkelingen zijn met blauw in de voorgaande figuur binnen het plangebied ingetekend. Van deze ontwikkelingen ligt alleen de reeds vergunde BBS Moerwijk binnen het invloedsgebied (100% legaliteitgebied) van de hoge druk aardgasleiding. Door Royal HaskoningDHV is een zogenoemde kwantitatieve risico analyse uitgevoerd (dossier BC6278-100-100, regnr. MD-AF20131568/ISEE, november 2013), waarbij zowel het plaatsgebonden als het groepsrisico zijn vastgesteld dat met deze ontwikkeling en de buisleiding samenhangt.

Het berekende groepsrisico over het kilometer leidingtracé langs het plangebied laat een iets andere FN-curve zien na realisatie van het plan 'Brede Buurtschool Moerwijk'. De maximale waarde ten opzichte van de oriëntatiewaarde neemt niet aantoonbaar toe na deze realisatie. De overschrijdingfactor van het berekende groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde is zowel in de huidige situatie als na realisatie van het plan 0.32. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt hiermee niet overschreden. De verantwoording van het groeprisico hoeft in deze plantoelichting niet plaats te vinden omdat de binnenplanse ontheffing op 19 december 2013 reeds verleend is.

Het deel van de aardgastransportleiding binnen het plangebied en de zakelijk rechtzones (4 m aan weerszijden van de leiding) zijn op de verbeelding 'als leiding' weergegeven en in de regels met de nodige beschermingseisen opgenomen.

4.4.3 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Vanwege de aanwezigheid van de transportroutes gevaarlijke stoffen rijkswegen A4 en A13 (knooppunt Ypenburg) is de circulaire 'Risiconoerming vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2012 van toepassing op dit bestemmingsplan. Het kruispunt van de rijksweg A4 met de Rijksweg A13 (knooppunt Ypenburg) ligt op ongeveer 2600 meter van dit plangebied. Over het knooppunt Ypenburg worden naast brandbare vloeistoffen en brandbare gassen, met een invloedsgebied van respectievelijk 45 en 325 meter, ook giftige vloeistoffen en giftige gassen vervoerd. Het invloedsgebied als gevolg van het tranport van giftige vloeistoffen en -gassen bedraagt ter plaatste meer dan 4000 meter. Het plangebied ligt in zijn geheel in het invloedsgebied van giftige vleoistoffen en -gassen. Gezien de afstand van deze risicobron tot het plangebied zal het groepsrisico niet zichtbaar toenemen.

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de thans geldende Route gevaarlijke stoffen (RIS258608/260481, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013). Een nadere verantwoording is niet noodzakelijk.

4.4.4 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Direct ten oosten van het plangebied ligt de spoorverbinding Leiden - Rotterdam. Volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van 31 juli 2012 behoeft, voor de niet in bijlage 4 van die Circulaire genoemde spoorwegen, het groepsrisico niet beoordeeld en verantwoord te worden. Dit is omdat de hoeveelheden gevaarlijke stoffen die over deze spoorwegen worden vervoerd, niet of nauwelijks van invloed zijn op het groepsrisico. Geen van de spoorbanen gelegen op Haags grondgebied komen voor in bijlage 4. Een nadere verantwoording is daarom niet noodzakelijk.

4.4.5 Inrichtingen

Aan de Schaapweg (gemeente Rijswijk) bevindt zich een LPG-tankstation T.E.M. West (zie figuur 1). De vigerende milieuvergunning voor dit LPG-tankstation is verleend op 27 juni 2000. Volgens de aanvraag om milieuvergunning is sprake van een jaarlijkse maximale doorzet van maximaal 999 m3. De plaatsgebonden risicocontouren met een kans van 10-6 per jaar bedragen voor het vulpunt voor de LPG-tanwagen, de ondergrondse LPG-tank en de afleverzuil, respectievelijk 45, 25 en 15 meter (Bron: beschikking Shell Nederland Verkoopmaatschappij BV, beschikkingnr. 07.003821/DGZ). Zowel binnen het invloedsgebied als het gebied waarbinnen het plaatsgebonden risico overeenkomt met een frequentie van 10-6 , zijn met het bestemmingsplan geen ontwikkelingen geprojecteerd. Het bestemmingsplan is daarmee niet van invloed op de externe veiligheid die met dit LPG-station samenhangt. De met het LPG-tankstation samenhangende risico-contour is op de verbeelding ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0018.png"

Ligging risicocontour (rood) en invloedsgebied (blauw) rondom LPG-tankstation aan de Schaapweg te Rijswijk

Door Adviesgroep AVIV BV is op 11 juni 2010 een onderzoeksrapport opgesteld (rapportnummer 101777) naar de externe veiligheid die met dit tankstation samenhangt. Uit dit onderzoek blijkt dat, bij bevoorrading van het tankstation door tankwagens voorzien van een hittewerende coating, de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico op dat moment niet werd overschreden. Het tankstation wordt inderdaad bevoorraad met tankwagens voorzien van een hittewerende coating.

Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen het invloedsgebied waardoor een nadere verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is.

Gelet op het voorgaande biedt het bestemmingsplan voldoende waaborg voor de externe veiligheid binnen het plangebied en daarmee, wat dit milieuthema betreft, voldoende waarborgen voor een goede ruimtelijke ordening.

4.4.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

De gemeente heeft in het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg (ex artikel 3.1.1. Bro) de Veiligheidsregio Haaglanden (VRH) om advies gevraagd.

De VRH geeft aan dat de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan, binnen het invloedsgebied van de rijksweg A4 en A13 (knooppunt Ypenburg) vallen. Door de aanwezigheid van o.a. deze risicobronnen op het gebied van externe veiligheid is er een risico op het gebied van externe veiligheid.

De hierna genoemde maatregelen worden door de VHR geadviseerd in het kader van externe veiligheid (art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, art. 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en paragraaf 4.3 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen) en art. 10 van de Wet veiligheidsregio's. Deze maatregelen kunnen ook een positief effect hebben op de (brand)veiligheid. Ook is het belangrijk dat in de verdere uitwerking van het plangebied, zoals de realisatie van nieuwe ontwikkelingen, specifiek wordt gekeken naar de brandveiligheid. Als gevolg daarvan kunnen extra maatregelen nodig zijn. Niet alle geadviseerde maatregelen kunnen worden geborgd in het kader van het bestemmingsplan. Deze maatregelen kunnen mogelijk binnen andere ruimtelijke plannen of door andere disciplines van de gemeente worden geborgd. Voorbeelden hiervan zijn een omgevingsvergunning en/of een afdeling communicatie.

Maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid:

  • a. Bij eventuele verbouw en/of (vervangende) nieuwbouw van objecten, bestemd voor het verblijf van personen, wordt onafhankelijk van de locatie van het incident een vluchtweg vanuit de objecten geadviseerd, via de tuin/gevel(s) aan de afgekeerde zijde(n) van de risicobronnen. Deze maatregel geldt voor de objecten welke zijn gelegen binnen 325 meter van de Ockenburghstraat, Kijkduinseweg of Machiel Vrijenhoeklaan, het LPG-tankstation BP en/of binnen 180 meter van de buisleiding A-617. Daarnaast geldt deze maatregel ook voor de ontwikkellocaties 3 t/m 6.
  • b. Geadviseerd wordt dat het personeel, de BHV-organisatie en/of de begeleiding van groepen personen, is voorbereid op calamiteiten met het transport van gevaarlijke stoffen op de Ockenburghstraat, Kijkduinseweg of Machiel Vrijenhoeklaan, het LPG-tankstation BP of met de hoge druk aardgastransportleiding. Dit kan geborgd worden in een plan ten behoeve van noodsituaties. Hierbij is het ook belangrijk dat dit structureel wordt geoefend. Dit geldt ook voor de ontwikkellocaties 3 t/m 5.
  • c. Geadviseerd wordt om bewoners, bezoekers en vaste gebruikers binnen het invloedsgebied van één of meerdere risicobronnen te informeren over de verschillende risico's en gevaren van deze risicobronnen. Daarbij dient men tevens geïnformeerd te worden over de wijze van alarmeren en de wenselijke manier van reageren tijdens incidenten (risicocommunicatie). Dergelijke informatie dient op gezette tijden herhaald te worden, zodat het onderwerp onder de aandacht blijft.

Maatregelen ten behoeve van de hulpverlening:

  • d. Zowel de bereikbaarheid voor de hulpdiensten als de bluswatervoorzieningen zijn in de huidige situatie onder normale omstandigheden voldoende. Geadviseerd wordt om voor nieuw te ontwikkelen locaties vooraf nadere afstemming te hebben met de VRH met betrekking tot de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid.

4.5 Bodem

Rijksbeleid

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden van stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Gemeentelijk beleid

Op 18 juli 2013 heeft de gemeenteraad de 'Nota bodembeheer gemeente Den Haag 2013-2023' vastgesteld. Deze nota gaat in op het hergebruiksbeleid voor grond en baggerspecie op het grondgebied van de gemeente Den Haag. Bij graafwerkzaamheden en bewerkingen van de (water)bodem komt grond vrij. Het ontgraven en toepassen van grond valt onder het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit.

Het gemeentelijke grondstromenbeleid (nuttig hergebruik van grond) moet praktisch uitvoerbaar, milieuhygiënisch verantwoord en transparant zijn. Hiermee wordt vorm gegeven aan het duurzaam en verantwoord beheer van de bodem in de gemeente Den Haag. Er zijn vier motieven voor het duurzaam en verantwoord bodembeheer:

• Standstill op beheergebiedniveau (de kwaliteit van de bodem mag niet verslechteren);

• Het beschermen van waardevolle natuurgebieden;

• Beperking van het gebruik van primaire grondstoffen (aanvoer van schoon zand);

• Kostenbesparing.

Deze nota bodembeheer geeft aan hoe de vrijkomende grond op en in de bodem kan en mag worden hergebruikt of toegepast. De nota is bedoeld voor iedereen die te maken heeft met grondverzet op het gemeentelijke grondgebied. Daarnaast biedt de nota een kader voor de beoordeling en de handhaving van het hergebruiksbeleid voor grond.

Naast deze nota heeft de gemeente een nieuwe bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze kaart geeft de chemische bodemkwaliteit weer binnen de gemeente voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte (2 m-mv). De bodemkwaliteitskaart en de nota bodembeheer vormen samen een belangrijk basis voor het duurzame en verantwoorde hergebruiksbeleid van grond in de gemeente.

Verontreiniging in het plangebied

Het plangebied betreft de gehele wijk Moerwijk welke direct ten oosten van het Zuiderpark is gelegen. De wijk is onderverdeeld in de buurten Moerwijk-oost, -west, -noord en -zuid. Het gebied is aangelegd en bebouwd tussen 1930 en circa 1955.

 

Op en in de direct omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat hierbij om chemische wasserijen, garagebedrijven, schildersbedrijven, benzinestations, brandstofhandels, werkplaatsen, drukkerijen, taxibedrijven, (brom)fietsenmakers, een machine fabriek, een tandtechnisch laboratorium, een ongedierte bestrijdingsbedrijf en een woningtextielfabriek. Verder hebben bij veel woningen en overige gebouwen ondergrondse huisbrandolietanks gelegen.

 

In en om de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Op een aantal locaties is daaruit gebleken dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Enkelen daarvan zijn reeds gesaneerd.

 

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden. Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek sterk verouderd is (ouder dan vijf jaar). Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn, zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

 

Het plangebied is gelegen in zone B3/O1 van de bodemkwaliteitskaart. Hier verwacht de gemeente Den Haag een slechtere bodemkwaliteit vanwege de stedelijke ophooglaag. De grond is indicatief licht tot sterk verontreinigd. Grondverzet op basis van de bodemkwaliteitskaart is alleen mogelijk binnen de zone, niet naar andere zone's.

Kloosterbuuren

Voor de westzijde van het plangebied is momenteel een aanvraag omgevingsvergunning in procedure waarbij dit onderdeel uitvoerig is onderzocht. Dit bestemmingsplan maakt voor het oostelijk deel wel een nieuwe woonbestemming mogelijk, de zogenaamde 2e fase (zie ook paragraaf 5.3.1)

In opdracht van de gemeente heeft een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden naar de staat van de bodem op de gronden met de drie schoolgebouwen. Uit dit onderzoek bleek dat er mogelijk een metalenverontreiniging in de grond onder het schoolgebouw Grovestinsstraat 48 zit. Na voltooiing van de bovengrondse sloop van het schoolgebouw, dient een aanvullend bodemonderzoek naar de aard en omvang van de grondverontreiniging onder dit gebouw te worden uitgevoerd. Afhankelijk van de resultaten van dit onderzoek, dient mogelijk een saneringsplan te worden opgesteld. Het bodemonderzoek is beoordeeld en dat advies daarover is als Bijlage 2 aan de toelichting toegevoegd.

4.6 Flora en fauna

4.6.1 Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door bij de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen rekening te houden met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen zodat dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

Gelet op het laag-dynamische karakter van het bestemmingsplan kan met toetsing aan de Flora- en Faunawet bij de vergunningverlening worden volstaan. Daarbij is met name het volgende aandachtspunt van belang. Bij sloop van gebouwen mogen geen verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels worden verstoord. Sloopwerken dienen bij voorkeur in de periode tussen half september en half november te worden uitgevoerd. Voordat er werkzaamheden plaatsvinden, dienen de flora en fauna nader onderzocht te worden middels een zogenaamde quickscan. Wanneer werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van beschermde soorten, dient een ontheffing aangevraagd te worden.

Kloosterburen

Van der Helm milieubeheer heeft op 18 maart 2013 een onderzoek naar beschermde soorten in het gehele plangebied uitgevoerd in de vorm van een ecologische quick-scan, zie Bijlage 3. Uit deze ecologische scan blijkt dat nader onderzoek vereist is naar de aanwezigheid van vleermuizen op het moment dat sloopactiviteiten ten behoeve van de tweede fase worden verricht. Ten behoeve van het bouwplan van fase 1, welk terrein al bouwrijp is, zijn geen beperkingen vanuit de Flora- en faunawet aanwezig.

Op 25 oktober 2013 is voor fase 2 ook het jaarrond onderzoek door Van der Helm milieubeheer opgesteld, wat als Bijlage 4 aan de toelichting is toegevoegd.

Er is één verblijfplaats van een gewone dwergvleermuis aangetroffen, namelijk in het westelijk te slopen pand aan de Grovestinsstraat wat gebruikt wordt als zomer- en paarverblijf en mogelijk ook als winterverblijf. Een ontheffing van de Flora- en Faunawet is derhalve noodzakelijk. Daartoe wordt momenteel een activiteitenplan opgesteld waarin de compenserende maatregelen worden opgenomen.

Er mag niet eerder begonnen worden met de sloop van het pand, dan nadat voornoemde ontheffing is verleend. Voor het overige deel van het project zijn op het gebied van de Flora- en Faunawet geen belemmeringen aanwezig.

Met voornoemde onderzoeken is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor wat betreft de nieuwe ontwikkeling, voldoende zekergesteld.

4.6.2 Herziene Natuurbeschermingswet 1998

De gebiedsbescherming van bijzondere natuurgebieden, de zogenoemde Natura 2000-gebieden, is geregeld in de herziene Natuurbeschermingswet 1998. Met de aanwijzing van deze gebieden implementeert de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming uit de Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn en vervalt de rechtstreekse werking van beide richtlijnen. Er bevinden zich geen Natura-2000 gebieden in of nabij het plangebied.

4.6.3 Omgevingsvergunning voor kappen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (RIS 174540_100914). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Voor een volledig overzicht van de monumentale bomen in Den Haag zie de bijgevoegde lijst Lijst van monumentale bomen 2013. Binnen het plangebied staan aan de Drakensteinweg 11 bomen (Zelkova serrata) en aan de Van Effenstraat 9 gewone vleugelnootbomen (Pterocaria fraxinifolia) die voorkomen op de lijst van Monumentale bomen.

4.7 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding en de regels. In deze waterparagraaf zijn de hierbij gemaakt afspraken verwerkt.

4.7.1 Beleidskader

Ten aanzien van het thema water zijn er diverse beleidsstukken van kracht. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

4.7.1.1 Europees waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

4.7.1.2 Nationaal waterbeleid

Net Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

4.7.1.3 Provinciaal waterbeleid

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaalt naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.
4.7.1.4 Hoogheemraadschap van Delfland

Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Delftland. Door het Hoogheemraadschap wordt zorg gedragen voor schoon oppervlaktewater, veilige dijken en het waterpeil in sloten en vaarten.

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is getekend op 2 juli 2003. Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

4.7.1.5 Wateragenda en Waterbergingsvisie Den Haag

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.

De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

In 2006 hebben het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Den Haag de Waterberginsgvisie Den Haag vastgesteld. Hierin is aangegeven welke ruimtelijke en technische maatregelen er genomen moeten worden om het watersysteem in Den Haag op orde te brengen. De visie bestaat uit acht deelgebiedsrapportages.

4.7.1.6 Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015.

Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering.

4.7.2 Planbeschrijving
4.7.2.1 Waterkwantiteit

Samen met het Hoogheemraadschap is een Watervisie opgesteld, waarin met name gekeken wordt naar het waterbergingsvraagstuk en de eventuele oplossingsrichtingen. Op basis van de Watervisie is een bestuursovereenkomst gesloten tussen de Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland, die de waterberging regelt.

Het merendeel van het plangebied ligt binnen de Eshofpolder(zp -1,65 en wp -1,75 m NAP en groen in het plaatje hieronder) en de Noordpolder (ten noorden van de Erasmusweg is het peil -0,82 m NAP en ten zuiden is het peil -1,30 m NAP paars in het plaatje hieronder). Daarnaast ligt de Korte Laag in het plangebied dat onderdeel is van de boezem van Delfland (-0,43 m NAP). Binnen het plangebied zijn primaire boezem- en polderwatergangen aanwezig zijn. Deze zijn in de regels en op de verbeelding als ‘Water’ opgenomen.

In de bergingsvisie van den Haag is een bergingsopgave voor de Noordpolder vastgesteld. Naar aanleiding van deze vaststelling is een inundatietoets voor de Noordpolder (Delftland, 2010) uitgevoerd. De resultaten laten zien dat in de Noordpolder wateroverlast kan optreden in en rond parkeren, onverharde oevers, sportvelden en volkstuinen met een kans van eens in de 30/40 jaar. De Noordpolder voldoet hiermee aan de eis van eens in de 10 jaar van de Provinciale verordening van 2009. Dit betekent dat binnen de Noordpolder geen noodzaak is om het vastgestelde waterbergingstekort op te lossen binnen toekomstige ontwikkelingen.

Daarnaast hebben de resultaten laten zien dat stijging van het waterpeil door zeer hoge intensieve neerslag, water op straat kan veroorzaken door de beperking van de afvoer van de riolering. Dit kan aangepakt worden door bijvoorbeeld het verruimen van het lokale watersysteem direct achter een riooloverstort. Bij nieuwe ontwikkelingen kan dit mogelijk wel meegenomen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0019.jpg"

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk gezocht te worden naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan of nabij de locatie.

4.7.2.2 Waterkwaliteit en ecologie

Uitgangspunt voor het rioleringbeleid is het 'Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015'. Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “De Leidraad Riolering” en de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken”.

Duurzaamheid staat ventraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met de levensloop van riolering (cradle to cradle), met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitleidingen en de hoofdriolering. In het plangebied bevindt zich een rioolpersleiding. Deze persleiding heeft een beschermingszone gekregen in de verbeelding en wordt beschermd in de regels voor 'Leiding - Riool'.

In het plangebied zijn verder geen bergbezinkbassins of zuiveringen aanwezig die in beheer zijn bij Delfland. In het plangebied bevindt zich een gemengd rioolstelsel. In het gemeentelijk Rioleringsplan is voor de periode 2011-2015 de aanleg van een gescheiden rioolstelsel niet voorzien.

De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad Riolering en de Beslisboom.

Het aanwezige boezemwater binnen het plangebied is een oppervlaktewater zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Water. De gemeente Den Haag en het Waterschap Delftland hebben een betuurlijke overeenkomst gesloten wat er op is gericht om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen.

4.7.2.3 Veiligheid en waterkering

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied zelf is geen waterkering gelegen. Wel valt een deel van de beschermingszone van de waterkering langs het Laakkanaal, aan de zijde van de Troelstrakade en het Willem Dreespark over het plangebied. Voor het bouwen nabij de waterkering is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. Het geldende profiel mag niet door ondergrondse bebouwing en kabels en leidingen in de langsrichting worden doorkruist. Dit legt beperkingen op ten aanzien van ondergronds bouwen. Ondergrondse bebouwing moet buiten het dwarsprofiel van de waterkering worden gesitueerd. De Keur van Delfland is ook van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone. Deze heeft een breedte van 15 m, horizontaal gemeten uit de begrenzing van de kernzone. De beschermingszone is op de verbeelding weergegeven en in artikel 24 van de regels opgenomen.

4.7.2.4 Kloosterbuuren

Voor de ontwikkeling Kloosterbuuren is door Waterpas Civiel Adviesbureau in augustus 2013 een watertoets uitgevoerd (Bijlage 5). Over de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap van Delfland. De conclusie van dat overleg is dat met de watertoets kan worden ingestemd. Op basis van het uitgevoerde onderzoek zijn geen belemmeringen voor de realisering van het plan. Als onderdeel van de herinrichting van de openbare ruimte zal een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd.

4.7.2.5 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kunnen stellen.

4.8 Gebiedsgericht Milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er is een zestal gebiedstypen gedefinieerd. Het plangebied behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Woongebieden zijn min of meer monofntionele gebieden. De voorzieningen in het gebied staan in beginsel ten dienste van het gebied zelf. Hierbij moet gedacht worden aan onder andere winkelvoorzieningen, scholen, buurtcentra en kleinschalige bedrijfigheid aan huis. De verkeersinfrastructuur is gericht op bestemmingsverkeer, waarbij voetgangers en fietsers de ruimte hebben. Grote verkeersadres zijn niet aanwezig.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen 3 verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

Moerwijk behoort tot het gebiedstype 'Wonen'. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Welk ambitietype?   Kwalitatieve uitwerking  
Bodem   Extra   Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden  
Externe veiligheid   Maximaal   Er vindt geen transport van gevaarlijke stoffen over het spoor plaats. Het bestemmingsplan maakt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Schaapweg te Rijswijk geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
Bedrijven met een extern veiligheidsrisico mogen niet worden gevestigd. De opslag en verkoop van vuurwerk is uitsluitend via een afwijking mogelijk gemaakt.  
Geluid   Maximaal   Het plangebied wordt omsloten door drukke doorgaande straten als de Melis Stokelaan en de Erasmusweg. Daarnaast zorgt het spoor in het zuidoostelijk deel van het plangebied voor extra geluidoverlast. Bij een deel van de geprojecteerde woningen in het project Kloosterbuuren aan de Middachtenweg, is sprake van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor is een ontheffing van de voorkeurswaarde verleend, omdat stedenbouwkundige of bronmaatregelen niet of onvoldoende mogelijk zijn.  
Lucht   Maximaal   De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.  
Mobiliteit   Extra   Parkeernormen volgens de Nota parkeernormen, dubbelgebruik parkeerplaatsen.  
Schoon   Extra   In de Kadernota Openbare Ruimte (2004) zijn richtinggevende kwaliteitsniveaus voor de kwaliteit en onderhoud van de openbare ruimte gegeven: Residentiekwaliteit geldt voor de inrichting en onderhoud van de openbare ruimte van alle woon- en werkgebieden. Op basis hiervan heeft het gemeentebestuur bepaald dat de wijk Moerwijk wordt schoongemaakt en schoongehouden op Residentiekwaliteit.  
Water   Ambities per poldereenheid   Binnen het thema water zijn de volgende onderwerpen voor het plangebied van belang: waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie, veiligheid en waterkering en afvalwater en riolering (zie paragraaf 4.8) Het plan heeft geen nadelige effecten op de waterkwaliteit.  
Natuur   Extra   In of op korte afstand van het plangebied is geen Natura-2000 gebied gelegen. De stedelijke ecologische verbindingszones zijn voor het grootste deel beschermd met een groen bestemming.  
Klimaat   Maximaal   De rijksoverheid en de bouwpartijen in Nederland hebben afgesproken uiterlijk in 2020 alle nieuwbouw CO2-neutraal te bouwen, met een tussenstap van 50% CO2-reductie in 2015.  

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.3 wordt het plan beschreven en in paragraaf 5.3 worden de in het plan opgenomen ontwikkleingen aangegeven.Aan de hand hiervan wordt in paragraaf 5.5 een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.6 en de bestemmingen globaal beschreven worden.

5.2 Recente ontwikkelingen

In de afgelopen jaren heeft de herstructurering van Zuidwest Den Haag in Moerwijk gestalte gekregen door de nieuwbouw van:

  • seniorenwoningen in het verzorgingshuis Mea Vita aan de Twickelstraat,
  • een aantal appartementen boven de nieuwe supermarkt op het Heeswijkplein.
  • ca 150 woningen in het bouwblok Remmersteinstraat / Erasmusweg / Rijnauwenstraat / Cannenburglaan.
  • 11 stadswoningen en 19 tuinwoningen aan de Schoonhetenstraat / Assumburgweg / Swanenburgstraat (2003-2004);
  • 220 woningen in het gebied tussen Middachtenweg - Guntersteinweg - Geysterenweg en Raaphorstlaan bestaande uit eengezinswoningen in twee en drie bouwlagen en twee flatgebouwen in zes/zeven bouwlagen aan de Middachtenweg (2009-2010);
  • 70 appartementen aan de Middachtenweg (2010-2011);
  • 79 eengezinswongen aan de Hackfortstraat - Wildenburghstraat en Verwoldestraat (2010-2011);
  • in de Roemer Visscherstraat - Sara Burgerhartweg is in 2012 gestart met de bouw van de Haagse Hogeschool, een sportgebouw met kinderopvang en daarbij ook 32 wooneenheden en werk- en leervoorzieningen.

5.2.1 Van Ruysbroekstraat - Rederijkerstraat

In de Raamovereenkomst Investeringsprogramma Krachtwijken Den Haag (rv 97-2008, RIS 154371) tussen de gemeente en de drie Haagse woningcorporaties zijn plannen opgenomen voor vier brede (buurt)scholen, waarbij het doel is nieuwbouw te realiseren voor een basisschool, kinderopvang en andere functies in een multifunctionele accommodatie. Volgens de Raamovereenkomst zou deze nieuwbouw worden gefinancierd en gerealiseerd door de deelnemende corporaties, waarna de vrijvallende locaties konden worden herontwikkeld. Als gevolg van gewijzigde omstandigheden bleek financiering door de gemeente noodzakelijk om de brede buurtscholen te kunnen realiseren. Op het concept Programma onderwijshuisvesting 2012 zijn twee projecten voor realisatie van brede (buurt)scholen opgenomen.

Een daarvan is de bekostiging van de bouwvoorbereiding van de nieuwbouw van de brede (buurt)school Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat 35. Deze brede school Moerwijk bestaat uit de openbare basisschool De Kleine Wereld, thans gehuisvest aan de Rederijkerstraat 120 en Van Ruysbroekstraat 1, en de openbare school voor speciaal onderwijs Cor Emous, thans gehuisvest aan de Twickelstraat 5. Daarnaast worden er in dit gebouw een kinderdagverblijf, een voorschoolse opvang, een bibliotheek en sportvoorzieningen gehuisvest.

De omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en afwijken bestemmingsplan met binnenplanse ontheffing, is op 19 december 2013 verleend. Deze ontwikkeling is conform de verleende vergunning in het bestemmingsplan opgenomen. De gebouwen in de directe omgeving worden gesloopt; er is nog geen aanvullend bouwprogramma op deze locatie bekend.

5.2.2 Functiewijzigingen

De locaties van de voormalige Brandweerkazerne aan de Erasmusweg en het schoolgebouw aan het Westhovenplein zijn inmiddels voor een aantal jaren verhuurd. Aan beide panden is een ruime bestemming toegekend zodat een flexibel gebruik mogelijk is. Er zijn op dit moment nog geen concrete bouwplannen voor beide locaties bekend.

5.3 Nieuwe ontwikkelingen

In deze paragraaf worden de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied beschreven. Dit bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard en maakt alleen twee nieuwe bouwplannen mogelijk. Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven, wordt er met dit plan daarnaast nieuwe ruimte geboden in de vorm van dakopbouwen en het verhogen van de bouwhoogte langs doorgaande wegen.

5.3.1 Kloosterbuuren

De locatie omvat het gebied dat wordt ingesloten door de Middachtenweg, Grovestinsstraat, Nienoordstraat en Raaphorstlaan. In het gebied staan inmiddels leeggekomen schoolgebouwen, twee kerkgebouwen en een klooster. Het gedeelte aan de Middachtenweg ligt al een aantal jaren braak. Behoudens de twee bestaande kerkgebouwen en kloostergebouwen zal alle bebouwing worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen. Met de nieuw geplande 118 eengezinswoningen in de vrije sector (koop en huur) wordt een bijdrage geleverd aan de in de Gebiedsvisie Moerwijk geformuleerde opgave om in Moerwijk Zuid meer differentiatie in woonmilieus aan te brengen en te voorzien in de behoefte aan de vrije sector woningen voor midden- en hogere inkomens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0020.jpg"

Uitgangspunt in de nieuwe verkavelingsopzet is de stedenbouwkundige structuur van Dudok. Het woongebied wordt doorsneden door de Grovestinsstraat. Deze straat blijft voor autoverkeer toegankelijk en wordt omgevormd tot een centrale laan met aan weerszijden voortuinen. Aan de Middachtenweg komt een langwerpig bouwblok dat de begrenzing van de lineaire stadsstraat herstelt.

De overige publieke ruimten in het plan blijven autovrij en zijn geheel in laagbouw gedacht. De langzaam verkeersas die in NZ richting over het kerkplein loopt blijft bestaan. De kerk, het paterhuis en fraterhuis worden opgenomen in een stelsel van publieke ruimten.

Bouwhoogte

Per locatie is een bouwhoogte gekozen die stedenbouwkundig gewenst is. De blokken aan de Middachtenweg zijn drielaagse blokken met een flauwe kap, plaatselijke voorzien van hogere volumen. De blokken aan de Raaphorstlaan hebben een vergelijkbare opbouw. De hoeken bij de kerk-as krijgen een hoogte accent, de andere juist niet. Aan het kerkplein komt een mix van hogere en lagere volumen voor. De hogere volumen van drie lagen met of zonder kap accenturen de hoeken. Aan het plein tegenover de kerk kan een lager blok van twee lagen met kap komen. De overige blokken hebben een kleinere schaal van twee lagen met een kap en hebben geen accenten.

Programma

Ten behoeve van de uitvoering van het project zijn inmiddels vier portiekflats gesloopt, in totaal 114 woningen. In de nieuwe situatie komt hier een gemengd programma voor in de plaats, dat verdeeld is in twee bouwblokken. Het totale nieuwe programma van fase 1 en 2 bevat 118 grondgebonden woningen met parkeren op maaiveld op de openbare straat. Fase 1 ligt tussen de Middachtenweg, Grovestinstraaat/Ekensteinstraat en Raaphorstlaan en betreft 57 woningen. Fase 2 ligt tussen de Grovenstinstraat, Nienoordstraat, Raaphortslaan en Ekensteinstraat en betreft 61 woningen. In beide fases zijn zowel vrije sector koop- als huurwoningen aanwezig.

Op 19 december 2013 is de ontwerp omgevingsvergunning voor de 1e fase (uitgebreide procedure) ter inzage gelegd. De ontwikkeling van deze eerste fase wordt conform in het bestemmingsplan opgenomen. Bij recht maakt dit bestemmingsplan de ontwikkeling van de tweede fase mogelijk met de bestemming Wonen - 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0261BMoerwijk-50VA_0021.png"

situatietekening nieuwe plangebied Kloosterbuuren

5.3.2 Nieuwlandstraat 6-8

De te ontwikkelen locatie is onderdeel van een bijzondere zone in dit deel van Moerwijk. De zone wordt begrensd door de singel langs de Van Alphenlaan, die een doorkijk geeft tot aan het Zuiderpark en het speelveld tussen de Nieuwlandstraat en de Oudaenstraat.

Voor deze te ontwikkelen locatie zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld welke door het College van B&W in 2011 zijn bekrachtigd (RIS179919).

Het plan is een particulier initiatief waarvan de ontwikkeling geheel voor rekening en risico plaatsvindt van de initiatiefnemer/ontwikkelaar.

Op basis van de stedenbouwkundige randvoorwaarden is een beginselplan ontwikkeld en op 1 maart 2012 een aanvraag omgevingvergunning ingediend. Het ontwerp voor een omgevingsvergunning is op 25 april 2013 ter visie gelegd. Op deze ontwerp vergunningsverlening is een aantal bezwaren ingediend. Gezien het stadium van de omgevingsvergunning, is in het ontwerp van dit bestemmingsplan nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen onder dezelfde stedenbouwkundige randvoorwaarden. Gedurende de procedure van dit bestemmingsplan, is echter duidelijk geworden dat een realisatie van dit plan conform alle uitgangspunten zeer onwaarschijnlijk werd, bijvoorbeeld gezien de grote daling van behoefte aan kinderdagverblijven. Omdat een wijzigingsbevoegdheid in het kader van de rechtszekerheid met voldoende waarborgen moet zijn omkleed, is besloten de wijzigingsbevoegdheid niet over te nemen in het vast te stellen bestemmingsplan Moerwijk. Inmiddels heeft de initiatiefnemer de aanvraag omgevingsvergunning ingetrokken. Volgens de gemeente is woningbouw op deze locatie nog steeds goed voorstelbaar. Momenteel wordt er dan ook verder gesproken met initiatiefnemer over de bouw van grondgebonden woningen en is de verwachting dat dit zal resulteren in een aanvraag omgevingsvergunning.

5.3.3 Functiewijzigingen

In Zuidwest Den Haag komen op termijn locaties beschikbaar waarbij de huidige bestemming niet meer wordt gecontinueerd. Er kunnen bijvoorbeeld schoolgebouwen leeg komen en bedrijven worden opgeheven. In die gevallen zal worden onderzocht of hergebruik van bestaande gebouwen voor nieuwe functies mogelijk is, dan wel dat sloop en nieuwbouw in de rede ligt. Gezien de verdichtingsopgave waarvoor Den Haag zich gesteld ziet, zal daarbij nagenoeg altijd de functie 'wonen' betrokken worden.

Aangezien Moerwijk gezien de incourante woningvoorraad een zwakke positie op de Haagse woningmarkt heeft, is het plangebied in de Haagse Woonvisie aangewezen als herstructureringsgebied. In principe ligt de nadruk op het bouwen van eengezinswoningen in combinatie met het verbeteren van de woonomgeving, maar ook aan appartementen bestaat alsdus de Woonvisie nog steeds behoefte.

5.3.4 Extra bouwlagen

Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat bewoners zoveel mogelijk hun wooncarrière in hun eigen wijk kunnen maken. Het vergroten van hun woning is daarin een belangrijk instrument en tevens de reden waarom dit bestemmingsplan voorziet in deze bouwmogelijkheid. Hierna volgt een beschrijving van de mogelijkheid voor het creeeren van een extra bouwlaag dan wel een dakopbouw en waar in het plangebied dat wel of niet mogelijk wordt gemaakt.

5.3.4.1 Vijf bouwlagen

Zoals in paragraaf 3.3.4.3 (Agenda voor de Haagse Verdichting) is aangegeven, wordt er langs doorgaande wegen en groen uitgegaan van minimaal van vijf bouwlagen. In Moerwijk gaat het voor wat betreft de doorgaande wegen om de Melis Stokelaan, Erasmusweg, Moerweg en Loevesteinlaan. De huidige bebouwing langs deze wegen bestaat grotendeels uit vijf of meer bouwlagen. Daar waar dit nog niet het geval is, namelijk aan de Troelstrakade, een deel van de Moerweg en een deel van de Melis Stokelaan, wordt dit mogelijk gemaakt door het toestaan van een dakopbouw. De bebouwing langs het groen aan de grens met Rijswijk, bestaat voor het merendeel uit vier bouwlagen. Deze bebouwing maakt onderdeel uit van de blokverkaveling in dit deel van de wijk. Op een aantal plekken is nieuwbouw gerealiseerd in een hoogte van maximaal vier lagen. Mede gezien het karakter van het gebied wordt aldaar afgezien van het ophogen van de bebouwing naar vijf of meer bouwlagen.

5.3.4.2 Dakopbouwen

Beleid

Een andere oplossingen om de toename van de bevolking in Den Haag te kunnen accommoderen, is door optimaal gebruik te maken van bestaande bouw en daar extra ruimte te creeëren. Deze extra bouwmogelijkheid is uitdrukkelijk niet bedoeld om nieuwe, zelfstandige wooneenheden te creeëren. Daarom is in de begripsomschrijving van de regels opgenomen dat dakopbouwen een onzelfstandige uitbreiding moeten vormen van de onder het dak gelegen woning of andere daar gevestigde rechtmatige functie. Recent heeft de gemeenteraad tevens besloten dat, binnen 10 jaar na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een dakopbouw, geen medewerking wordt verleend aan een aanvraag om een omgevingsvergunning tot splitsing van de betreffende woning met dakopbouw in meerdere zelfstandige woningen (RIS 268496).

Uitgangspunt is dat dakopbouwen in de hele stad zijn toegestaan, tenzij het stedenbouwkundig niet verantwoord is. Per bestemmingplangebied wordt een duidelijke stedenbouwkundige afweging gemaakt waar dakopbouwen wel en niet mogelijk worden gemaakt. Dit kader biedt zowel voor potentiële aanvragers als voor omwonenden duidelijkheid waarom er wel of geen dakopbouw wordt toegestaan. Bij deze stedenbouwkundige verantwoording spelen de volgende aspecten een rol:

  • Straatprofielen: voldoende ruim om dakopbouwen aan één of twee kanten toe te voegen;
  • Binnenterreinen: voldoende maat;
    Hoogte stedelijke omgeving: (1) hoe hoog zijn de omliggende panden? Hoe verhoudt zich het toevoegen van een dakopbouw tot het omliggend stedelijk gebied? En (2), behoefte aan dakopbouwen speelt met name bij 2 of 3 bouwlagen in de bestaande situatie;
  • Dakvormen: dakopbouwen liggen het meest voor de hand bij platte daken en zeer flauw hellende daken (vlieringen; geen stahoogte). Ook bij schuine daken worden dakopbouwen echter niet uitgesloten;
  • Ensemblewaarde: hier wordt met name gekeken naar de stedenbouwkundige samenhang.

Dit bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het bouwen van een dakopbouw. Het is echter op voorhand niet te zeggen of, en zo ja, hoeveel en waar deze dakopbouwen daadwerkelijk gerealiseerd gaan worden.

Afweging plangebied

Het algemene stedenbouwkundig beeld van Moerwijk, is een rechthoekig verkavelingspatroon met drie en vierlaagse portieketage-bouw met vaak een licht hellend dakvlak. Op een aantal plekken zijn binnen deze structuur eengezinswoningen gerealiseerd. Op een deel van deze bebouwing, met name op de drie- en vierlaagse portieketage bebouwing is een uitbreiding van de onderliggende woning in de vorm van een dakopbouw mogelijk. Per deelgebied is een stedenbouwkundige afweging gemaakt over de aanvaardbaarheid van dakopbouwen.

Bij de stedenbouwkundige verantwoording wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen in particulier eigendom of corporatiebezit.

Voor de woningen waar na bovenstaande stedenbouwkundige en cultuurhistorische afweging een dakopbouw wenselijk zou zijn, is vervolgens een bezonningsonderzoek uitgevoerd. Het bezonningsonderzoek is als Bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. Daar waar dakopbouwen mogelijk zijn, is een bouwaanduiding opgenomen op de verbeelding.

 

Noordoostelijk deel tussen de Troelstrakade, Moerweg en Erasmusweg

Dakopbouwen worden wel toegestaan aan de:

  • Troelstrakade: de vierlaagse bebouwing ligt aan een brede weg, de bebouwing grenst met de zuidwestzijde aan het ruim bemeten binnengebied waardoor de bezonning niet zal afnemen.
  • Moerweg: tussen de Troelstrakade en Melis Stokelaan en tussen de Melis Stokelaan en de Erasmusweg (zie hiervoor ophoging naar minimaal vijf bouwlagen 5.3.4.1);
  • Jan van Rodestraat en de Hadewichstraat: hier bestaat de bebouwing aan weerszijde van de straat uit drie bouwlagen met een plat dak. De straat is ca. 13 meter breed. Indien op de bestaande bebouwing een dakopbouw wordt toegestaan, bedraagt de totale hoogte van de gebouwen ca.13 meter, waardoor de stedenbouwkundige verhouding binnen de hoogte:breedte verhouding 1:1 blijft. Aan de Jan van Rodestraat worden ook dakopbouwen toegestaan op de panden met huisnummers 23 t/m 69 en 71 t/m 105 maar is deze bouwaanduiding in verband met de bezonning op 4.90 meter vanuit de voorgevel teruggelegd. In de Hadewichstraat wordt om dezelfde reden op de panden met huisnummer 8 t/m 40 alleen een dakopbouw mogelijk gemaakt indien deze 2 meter vanuit de voorgevel wordt teruggelegd.
  • Beatrijsstraat: gezien de breedte van de Beatrijsstraat en de bebouwing aan de overzijde (schoolgebouw) is een ophoging van de bebouwing goed mogelijk.
  • Vier Heemskinderenstraat: hier is de straat ca. 13 meter breed. Een extra laag met een dakopbouw heeft een maximale hoogte van ca. 13 meter, waardoor de stedenbouwkundige verhouding binnen de hoogte - breedte verhouding 1:1 blijft.
    • 1. Gezien echter de ligging van de straat (noordoost-zuidwest) en de breedte is het noodzakelijk de dakopbouwen 5 meter terug te leggen op de panden met de huisnummers 184 t/m 230. Om een evenwichtig straatbeeld te bewerkstelligen is een teruglegging met 3 meter over het deel van het bouwblok 88 t/m 182 geïntroduceerd met uitzondering van de percelen 148 t/m 186 waar geen dakopbouwen gerealiseerd kunnen worden in verband met het geringe te bebouwen oppervlakte.
    • 2. de opbouwen aan de onevenzijde van de straat kunnen wel in de voorgevelrooilijnen worden gebouwd, maar aan de achterzijde dienen deze uit de achtergevel terug gelegd te worden.

Dakopbouwen worden in dit noordoostelijke deel van het plangebied niet toegestaan aan de:

  • Op de hoekbebouwing aan beide zijden van de Vier Heemskinderenstraat met de Moerweg worden, vanwege de bezonning van de hierachter gelegen panden, geen dakopbouw toegelaten.
  • Jan de Weertstraat en de Boendalestraat: hier bestaat de bebouwing uit tweelaagse eengezinswoningen met kap. Mede gezien de grootte van de woningen en de karakteristiek van de kapvorm wordt een dakopbouw niet toegestaan.
  • De bebouwing aan de van Maerlantlaan (oneven zijde) en Esmoreitplein heeft betrekking op gemeentelijke monumenten; vawege deze reden is de mogelijkheid van een dakopbouw niet opgenomen.
  • Aan de Gloriantstraat, Starterstraat en aan de even zijde aan de Minstreelstraat: hier bestaat de bebouwing uit eengezinswoningen in twee lagen met een kap. Van een aantal woningen heeft de van oorsprong flauwe kap plaatsgemaakt voor een kapverdieping. Omdat in deze woningen binnen de kap al een kapverdieping kan worden gerealiseerd, is een extra dakopbouw mogelijkheid niet opgenomen.
  • Rederijkerstraat, Brinckerinckstraat, Hendrik Mandestraat, van Ruysbroekstraat, Anna Bijnslaan, Van Maerlantlaan (even zijde): hier bestaat de bebouwing grotendeels uit portieketagewoningen in drie lagen met kap. Gezien de karakteristieke vorm van de bebouwing met kappen en de ensemblewaarde van de bebouwing in relatie tot de openbare ruimte in dit deel van het gebied, zal het toevoegen van dakopbouwen tot een ongewenste aantasting van het 'kappenlandschap' leiden.
  • Reviusstraat: hier bestaat de bebouwing uit vier bouwlagen. Een hogere bebouwing is stedenbouwkundig ongewenst vanwege de beperkte breedte van de straat en de al aanwezige, hogere bebouwing aan de andere zijde van de straat.

Het zuidoostelijk deel van Moerwijk, tussen de Erasmusweg, Middachtenweg en de Assumburgweg

In het zuidelijk deel van Moerwijk, gerekend vanaf net boven de Ulenpasstraat en de Guntersteinweg overheerst de twee- en drielaagse portieketage bebouwing met flauwe hellende kappen het straatbeeld. Optoppen met dakopbouwen op de overwegend drielaagse homogene woonbuurt is stedenbouwkundig niet wenselijk.

Dakopbouwen worden wel toegestaan aan de:

  • Rechterenstraat, Schoonhetenstraat, Weldamstraat, Assumburgweg en aan de evenzijde van de Twickelstraat: hier bestaat de bebouwing uit drie- en vierlaagse portieketagewoningen met kappen (met uitzondering van het gebiedje tussen de Swanenburgstraat en Schoonhetenstraat waar nieuwbouw (drielaagse eengezinswoningen met kap) is gerealiseerd. Gezien de karakteristieke vorm van de bebouwing met kappen en de ensemblewaarde van de bebouwing in relatie tot de openbare ruimte in dit deel van het gebied, is de conclusie dat het toevoegen van dakopbouwen tot aantasting van het 'kappenlandschap' leidt; er worden geen dakopbouwen toegestaan).
  • Heeswijkplein: op de vierlaagse bebouwing met plat dak is een ophoging tot vijf lagen in de vorm van dakopbouwen goed mogelijk gezien de maat van de openbare ruimte. Een hogere bebouwing versterkt de stedenbouwkundige ensemblewaarde van het Heeswijkplein.
  • Verwoldestraat en Hackfortstraat: in deze woonbuurt tussen Zijpendalstraat en Middachtenweg is nieuwbouw in de vorm van eengezinswoningen gerealiseerd in zowel twee als drie bouwlagen. Op de tweelaagse bebouwing wordt een dakopbouw stedenbouwkundig aanvaardbaar geacht.

Het noordwestelijk deel van Moerwijk tussen de Melis Stokelaan, Loevesteinlaan, Erasmusweg en Moerweg

In dit deel van Moerwijk splitsen de bredere Rhijnvis Feithlaan, Betje Wolffstraat, Aagje Dekenlaan en Jan Luykenlaan het gebied op in vier gelijksoortige woonbuurten en een groter gebied met sportvelden. Binnen deze kleinere buurtjes bevindt zich bebouwing in twee tot drie bouwlagen en hebben de straten een afwisselende breedte. Om een consistent stedenbouwkundig ensemble te behouden en voldoende ruimte en bezonning in de binnenterreinen te behouden, wordt alleen op de bebouwing aan de randen van dit deel van de wijk en de straten die de buurten omzomen, dakopbouwen toegestaan.

Het zuidoostelijk deel van Moerwijk, tussen de Erasmusweg, Middachtenweg, Guntersteinweg en de gemeentegrens met Rijswijk

Hier zijn drie buurten te onderscheiden:

  • Gedeelte tussen Middachtenweg en Geysterenweg: in een groot deel van dit gebied is al nieuwbouw gerealiseerd of is men voornemens dit te doen. In dit deel worden alleen dakopbouwen toegestaan aan de Erasmusweg en een deel van de Geysterenweg;
  • Het deel tussen Geysterenweg en Loevesteinlaan: in dit gebied bestaat de bebouwing grotendeels uit portieketagewoningen in vier, drie en soms twee bouwlagen. De meeste portieketagewoningen zijn voorzien van een kap, met uitzondering van het nieuwe deel tussen de Rijnauwenstraat, Cannenburglaan en Remmersteinstraat. Gezien het stedenbouwkundig ensemble van de bebouwing in relatie met de openbare ruimte, de breedte van straten en de dakbeëindigingen, is afgezien van de mogelijkheid om dakopbouwen te realiseren.
  • Gedeelte tussen Loevesteinlaan en gemeentegrens met Rijswijk: hier bestaat de bebouwing uit drie en vierlaagse portieketagewoningen met kap. Gezien het stedenbouwkundig ensemble van de bebouwing, de breedte van de straten en de dakbeëindigingen, is afgezien de mogelijkheid om dakopbouwen te realiseren.

5.3.4.3 Dakopbouwen in relatie tot parkeerdruk

Dakopbouwen zijn bedoeld ter vergroting van de onderliggende woningen. Dit zou kunnen inhouden dat daarmee de parkeerbehoefte volgens de Nota Parkeernormen Den Haag (Bijlage 3 van de Regels) wijzigt als gevolg van een toename aan woonoppervlak. De kaders voor parkeren zijn bepaald in de Kadernota Parkeren en wat betreft de toetsing van bouwaanvragen aan de parkeernormen, in de Nota Parkeernormen Den Haag. In deze kaders speelt de parkeerdruk in de omgeving een belangrijke rol. De gemeente heeft er voor gekozen om actief de parkeerdruk te monitoren en zichzelf verplicht tot het uitvoeren van maatregelen indien de parkeerdruk boven de 90% uitkomt.

In de voorgaande paragrafen is omschreven waar dakopbouwen wenselijk en mogelijk worden geacht op grond van de bestaande beleidsafwegingspunten. Aanvullend is onderzocht wat de effecten van deze dakopbouwmogelijkheden zijn op de parkeerdruk in de buurt.

Uit dit onderzoek blijkt dat in geen van de vier buurten in Moerwijk de parkeerdruk als gevolg van de dakopbouwmogelijkheden boven de 90% komt.

Voor Moerwijk-Noord ligt de actuele parkeerdruk in het gebied boven de Melis Stokelaan op 78% en onder de Melis Stokelaan op 84%. De theoretische toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de dakopbouwmogelijkheden is in beide gebieden respectievelijk + 4% en + 1%.

In Moerwijk-Oost is de actuele parkeerdruk 69%. In dit gebied kunnen 67 dakopbouwen gebouwd worden. Dat staat gelijk aan een theoretische parkeerbehoefte van 16 parkeerplaatsen. Hiermee blijft de parkeerdruk ruim onder de toegestane 90%.

Het tellingsgebied Moerwijk Zuid omvat beide zijden van de Erasmusweg. De bestaande parkeerdruk van 74% ligt ruim onder de 90%. Als gevolg van de 160 dakopbouwmogelijkheden bij enkele woningen en voor het grootste deel appartementen, kan de parkeerbehoefte stijgen met 32 geparkeerde auto's. Daarmee zou de toekomstige parkeerdruk als gevolg van dakopbouwen op 75% uitkomen.

In Moerwijk-West laten recente parkeertellingen zien dat er in dit deel van de wijk maar een parkeerdruk van 62% is. Hierdoor kunnen de mogelijke 78 extra parkeerplaatsen als gevolg van de dakopbouwmogelijkheid allen gerealiseerd worden zonder dat de parkeerdruk onaanvaardbaar toeneemt.

Conclusie

Op grond van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat een maximale invulling van de planologische mogelijkheden voor dakopbouwen, niet leidt tot een onaanvaardbare (toename van de) parkeerdruk in het plangebied.

5.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt onder andere het bestemmingsplan. Op grond van het Bro dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard gemotiveerd te worden met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen.

Het volledig toepassen van de ladder is in dit geval niet noodzakelijk want er worden met dit bestemmingsplan geen van betekenis zijnde nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Niettemin wordt hierna een beknopte analyse op de verschillende onderwerpen gegeven.

5.4.1 Wettelijk kader

Artikel 1.1.1. van het Bro definieert relevante begrippen. Daaraan is in het eerste lid een omschrijving toegevoegd van:

  • bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
  • stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Moerwijk is gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Verder is nog lid 2 van artikel 3.1.6 Bro relevant, dat luidt:

  • De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:
    a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
    b. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
    c. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

De ladder voor duurzame verstedelijking richt zich op initiatieven voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Voor dit plangebied zijn de thema's wonen, werken en detailhandel van belang en die worden hierna verder uitgewerkt.

5.4.2 Wonen

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter. Er wordt één nieuwe ontwikkellocatie voor wonen rechtstreeks mogelijk gemaakt: project Kloosterbuuren, fase 2 alwaar maximaal 61 woningen worden gerealiseerd. Deze ontwikkeling betreft een verdichting in binnenstedelijk gebied van beperkte omvang. Het totaal aan nieuwe wooneenheden is van ondergeschikte betekenis, zowel gezien het provinciale belang als de regionale afstemmingsverplichtingen.

5.4.3 Detailhandel

In de Notitie Detailhandel Zuid-Holland is aangegeven, dat nieuwe ontwikkelingen alleen mogelijk zijn als de behoefte is aangetoond en er regionaal afstemming heeft plaatsgevonden (par. 3.1 blz. 10). Verder is het perifere detailhandelsbeleid restrictief. In het plangebied komt geen perifere detailhandel voor en van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van detailhandel is geen sprake. Wel wordt voor de volledigheid hierna een overzicht gegeven van het aantal vierkante meters detailhandel dat met het voorgaande bestemmingsplan kon worden gerealiseerd en wat daarvan in dit nieuwe bestemmingsplan is overgenomen.

5.4.3.1 Solitaire hoekwinkels

Het voorgaande uitbreidingsplan Moerwijk maakte in het noordoostelijk deel van het plangebied, wat is omgeven door de Moerweg, Troelstrakade en Erasmusweg, de vestiging van solitaire hoekwinkels mogelijk. Passend bij de typische vroeg-naoorlogse gemeenschapsleven waren er in 35 panden winkels op de begane grond toegestaan.

Aangezien dit een consoliderend bestemmingsplan betreft, heeft ook het actuele, feitelijke gebruik een rol gespeeld bij de bestemmingskeuze. Veruit de meeste hoekwinkels zijn tegenwoordig in gebruik als woonhuis en hebben dan ook een woonbestemming gekregen. In slechts 2 gevallen was sprake van een feitelijk aanwezige horecafunctie. Omdat solitaire detailhandel tegenwoordig als onwenselijk wordt beschouwd, is ook voor deze twee locaties gekozen voor een woonbestemming en is het feitelijk, afwijkende horecagebruik daarvan middels een functieaanduiding gereguleerd.

Conclusie: het planologisch toegestane aantal solitair gelegen hoekwinkels is met 94% afgenomen.

5.4.3.2 Winkelstroken

Voor het overige deel van het plangebied is er in het uitbreidingsplan Moerwijk voor gekozen om blokken van winkelvoorzieningen op de begane grond aan te wijzen in plaats van solitaire vestigingen. Een groot deel van deze destijds bestemde winkelstroken, zijn ook nu nog in het gemeentelijk detailhandelsbeleid aangewezen als hoofdwinkelstructuur en als zodanig functionerend. Dit betreft de Betje Wolffstraat, de Jan Luykenlaan en het Heeswijkplein.

Zowel bij het Heeswijkplein als aan de Betje Wolffstraat is in de tijd een supermarkt gevestigd wat een toename van ca 4000 netto vloeroppervlak aan detailhandel inhoud ten opzichte van het oude bestemmingsplan. Daar staat tegenover dat in de loop der tijd winkelstroken aan de Raaphorstlaan en op de kruising Cannenburglaan – Loevesteinlaan zijn verdwenen. Dit resulteert in een afname van ca 6800 m2 netto vloeroppervlak detailhandel. In het nieuwe bestemmingsplan is op die plaatsen alleen nog de woonbestemming overgenomen.

Voor de winkels gelegen aan de Loevesteinlaan, gold als planologisch kader het uitbreidingsplan Morgenstond. Daarin hebben de vier, enkellaagse tussenblokken met kap, een bestemming als 'dagwinkels en dienstverlening toegestaan'. Feitelijk zijn er in de tijd op de begane grond van de haaks daar tussenin staande vier-laagse woonbebouwing, ook detailhandel- en dienstverleningvestigingen toegestaan, wat de straatwand inmiddels een logisch en uniform karakter geeft. De Loevesteinlaan is in de gemeentelijke detailhandelsmonitor niet aangewezen als hoofdwinkelconcentratiegebied maar ligt wel aan een regionale hoofdweg met trambaan. Daarom is er toch voor gekozen om de bestaande planologische mogelijkheden en feitelijke situatie positief te bestemmen.

Conclusie: Het totale netto vloeroppervlak aan detailhandel, niet zijnde sollitaire hoekwinkels, wordt met ca 2800 m2 netto vloeroppervlak terug gebracht.

5.4.4 Werken

Het uitbreidingsplan Moerwijk maakte op een vijftal locaties in het plangebied bedrijvigheid mogelijk. Deze bedrijvigheid diende ingevolge artikel 7 van deel A van de verordening Uitbreidingsplan Moerwijk wel gericht te zijn op de voorzieningen die in de onmiddellijke behoeften van de bewoners van de wijk voorzagen.

Sindsdien is het merendeel van de bedrijvigheid uit de wijk vertrokken. Aangezien de woonfunctie dominant is in Moerwijk, is er voor gekozen om voor de bestaande, verspreid in het plangebied voorkomende sollitaire bedrijvigheid een functieaanduiding op te nemen en de hoofdbestemming Wonen te laten zijn. De inmiddels verdwenen bedrijfsbestemmingen waren onder meer gesitueerd in de binnenterreinen van de Van Effenstraat en Staringstraat, een blokje tegenover de toekomstige BBS Moerwijk aan de Van Ruysbroekstraat en aan de westelijke zijde van de Weldamstraat. De bedrijvigheid aan de Rijnauwenstraat en de Van Baerlestraat is wel gebleven. Maar zoals gezegd prevaleert ook hier de woonfunctie en is de bedrijvigheid op de begane grond via een functieaanduiding toegelaten.

In het kader van hergebruik van vrijkomende ruimtes (zie ook 5.3.3) is het voormalige kantoor van Staedion aan de Guntersteinweg en de voormalige brandweerkazerne op de hoek van de Erasmusweg/ Assumburgweg verhuurd als bedrijfsverzamelruimte. De bestemming Gemengde Doeleinden - 3 is toegekend en daarmee wordt onder meer bedrijvigheid in de categorie A en B van de Staat van bedrijven bij functiemenging mogelijk gemaakt.

Conclusie: Het totale netto vloeropperblak aan bedrijvigheid is met ongeveer 2500 m2 afgenomen.

5.5 Verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding, regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge plankaart is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:2500.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
Cultureel erfgoed  
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg legt de verplichting op om in nieuwe bestemmingsplannen en bij wijziging van bestaande bestemmingsplannen met de archeologische waarden rekening te houden. Bestemmingsplannen moeten een juridische regeling bevatten die voldoende bescherming biedt tegen werkzaamheden die tot een verstoring van het bodemarchief zouden kunnen leiden.   De archeologisch waardevolle gebieden zijn geïnventariseerd (zie paragraaf 2.3.2). De archeologische waarden worden in dit bestemmingsplan beschermd: de dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gericht op behoud en bescherming van deze waarden. Voor bouwwerkzaamheden die de grond roeren zijn aanvullende bouwregels gesteld; voor werkzaamheden geen bouwwerken zijnde, die de grond roeren is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verplicht gesteld.  
Ruimtelijk beleid  
De Structuurvisie Den Haag 2020 en de Agenda voor de Haagse Verdichting bepaalt dat langs doorgaande wegen en groen in principe wordt uitgegaan van een bouwhoogte van minimaal vijf lagen.   In het plangebied bevinden zich de volgende doorgaande wegen: Melis Stokelaan, Erasmusweg, Moerweg en de Loevesteinlaan. De huidige bebouwing langs deze wegen bestaat al grotendeels uit vijf bouwlagen of meer. Aan de Troelstrakade is een vijfde bouwlaag stedenbouwkundig onwenselijk.
Dit bestemmingsplan maakt daarom geen extra bouwlagen mogelijk.  
optoppen (dakopbouwen)   In verschillende delen van het plangebied worden dakopbouwen mogelijk gemaakt. Op die locaties is op de verbeelding de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' opgenomen. Voor een uitgebreide verantwoording wordt verwezen naar paragraaf 5.3.4.2.  
verruiming van mogelijkheden voor bouwen van aan- en bijgebouwen;   In het bestemmingsplan is voor de als Wonen - 2opgenomen percelen, geen aan- en bijgebouwenregeling mogelijk, omdat de gronden rondom niet in eigendom van bewoners zijn dan wel een functie hebben als parkeervoorziening. Woningen met eigen erven, kennen wel een verruiming van de mogelijkheden voor het bouwen van aan- en bijgebouwen. Die woningen zijn als Wonen - 1 bestemd.  
Verkeer en parkeren  
De “Haagse Nota Mobiliteit” hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   De bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg is gericht op de Loevesteinlaan, Melis Stokelaan, Erasmusweg, Moerweg en de Middachtenweg. De bestemming Verkeer - Straat ziet op verschillende straten in het plangebied. Alle straten in het plangebied die niet als hoofdverkeersweg of straat kunnen worden geclassificeerd, vallen onder de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat. Ook verblijfsgebieden zijn apart bestemd. In hoofdverkeerwegen en straten en in een deel van de groenbestemming is de aanleg van railverbindingen mogelijk.  
In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd.   In de regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling opgenomen. Bij nieuwbouw is het uitgangspunt dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Hiertoe zijn parkeernormen in de bijlage opgenomen. Mocht parkeren op eigen terrein problematisch zijn, dan bestaat de mogelijkheid het parkeren op te lossen door elders, bijvoorbeeld in parkeergarages, voor parkeerkeergelegenheid te zorgen.  
Wonen  
Het uitgangspunt van de Woonvisie is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Het plangebied is direct herkenbaar als groen stedelijk woonmilieu met als woonsferen; “stedelijk wonen in de luwte” (noordelijk deel) en "groen en ontspannen wonen in de stad" (zuidelijk deel onder de Erasmusweg).   In het plangebied wordt binnen vele bestemmingen (GD1, GD2, GD3, Maatschappelijk -1 en -2, en Wonen) wonen mogelijk gemaakt.
Bij functiewijzigingen en/of ruimtelijke ontwikkelingen wordt binnen deze bestemmingen prioriteit gegeven aan de woonfunctie op de verdiepingen. Mede daarom is in artikel 26 onder m, ook bepaald dat de bestaande opgangen bij hoofdgebouwen naar hogergelegen verdiepingen gehandhaafd moeten blijven, en is in art. 29.3 onder g, voorzien in een afwijkingsbevoegdheid voor o.a. buitentrappen en loopbruggen.  
Economie  
Detailhandel   De Betje Wolffstraat, het Heeswijkplein en Jan Luykenstraat maken onderdeel uit van de hoofdwinkelstructuur. Door deze gebieden een brede bestemming te geven (Gemengd - 1 en Gemengd - 2), wordt de winkelkwaliteit in de buurt behouden en waar mogelijk versterkt.  
Horeca   Het bestemmingsplan maakt binnen een aantal gemengde bestemmingen horeca gemengd met andere functies als detailhandel dienstverlening, maatschappelijk en wonen mogelijk. Bij de verhouding detailhandel en dienstverlening versus horeca wordt de 80/20%-regel voor het aantal vestigingen / panden gehanteerd. Dit is in de regels verankerd.  
Functiemenging   In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Op basis van de Functiemengingstrategie zijn kantoor-, praktijk- en bedrijfsruimten tot 100 m2 langs de woonstraten in een wijk mogelijk. Langs doorgaande wegen is een maximum van 500 m2 mogelijk. Functiemenging komt in dit bestemmingsplan tot uiting in de opzet van de verschillende gemengde bestemmingen.  
Onderwijs, cultuur en welzijn  
Maatschappelijke voorzieningen   Dit bestemmingsplan geeft ruimte aan de ontwikkeling en gebruik van maatschappelijke voorzieningen. Dit vindt onder andere plaats door de ruime bestemmingsomschrijving bij de bestemming 'Maatschappelijk - 1'.  
Onderwijs   Onderwijsvoorzieningen hebben een de brede 'Maatschappelijk - 1' bestemming gekregen zodat er naast onderwijs ook nog aanverwante activiteiten mogelijk zijn.  
Sport   De bestaande sportvoorzieningen zijn in het bestemmingsplan opgenomen.  
Groen  
Haagse Stedelijke ecologische verbindingszones   De beschermde bomen aan de Drakensteinweg zijn opgenomen in de bestemming Groen. De stedelijke ecologische verbindingszones zijn op de verbeelding met een gebiedsaanduiding weer gegeven en beschermd in artikel 28.3. Daarnaast is binnen de bestemmingen Groen en Water opgenomen dat die gronden mede bestemd zijn ten behoeve van de instandhouding van de ecologische verbindingszones.  
Bezonning  
Binnen de gemeente Den Haag zijn bezonningsnormen vastgesteld. De effecten van het toelaten van dakopbouwen op de bezonning binnen het plangebied zijn onderzocht. Daarbij is getoetst aan de bezonningsnormen.   De vertaling van het bezonningsonderzoek naar het bestemmingsplan is beschreven in paragraaf 5.3.4  
Parapluherzieningen  
Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op het hele gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:    
Detailhandel Vuurwerk   In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk. Dit beleid is vertaald in het onderhavige bestemmingsplan. Binnen het plangebied is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan geen opslag- en/of verkoopadres vuurwerk vergund.  
Seksinrichtingen   De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen. Deze regeling is vertaald in dit bestemmingsplan. Er is in het plangebied een vergunde seksinrichting aanwezig die in de regels op een adres is vastgelegd.  
Archeologie   In dit paraplubestemmingsplan wordt ter bescherming van archeologische waardevolle gebieden de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toegevoegd en zijn regels opgenomen die het mogelijk maken voorwaarden met betrekking tot archeologie te verbinden aan omgevingsvergunningen. Deze regeling is middels dubbelbestemmingen opgenomen in dit bestemmingsplan.  

5.6 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte et cetera) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 24) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 25 tot en met 31) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingssregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 32, de slotregel in artikel 33.

5.6.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd.
Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2' is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.6.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan twee nutsbedrijven, een feestzaal en een tankstation aan de Middachtenweg. Andere bedrijven zijn opgenomen binnen de bestemmingen Gemengd - 2 en Gemengd - 3. Voor het tankstation aan de Middachtenweg is een specifieke aanduiding opgenomen op de verbeelding: 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'. Hier is een verkooppunt van motorbrandstoffen toegestaan alsmede bij de functie behorende ondergeschikte detailhandel.

De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. In de regels wordt verwezen naar de hoogteaanduidingen op de verbeelding.

Artikel 4 Gemengd - 1

Deze bestemming is toegekend aan de drie gebieden die behoren tot de hoofdwinkelstructuur zoals benoemd in de nota 'Detailhandelsnota Den Haag', te weten de Betje Wolffstraat, de Jan Luykenstraat en het Heeswijkplein. Passende functies zijn detailhandel, dienstverlening met uitzondering van dienstverlening op administratief gebied, horeca op de begane grond in de categorie licht en wonen uitsluitend op de verdieping toegelaten. Conform het horecabeleid is per winkelgebied 20% van het aantal vestigingen als horeca in de categorie licht toegestaan. De huidige vestigingen in een zwaardere horecacategorie zijn door middel van aanduidingen opgenomen op de verbeelding. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 5 Gemengd - 2

In deze bestemming is bedrijvigheid (cat. A en B), dienstverlening en wonen op de verdieping toegelaten. Daarnaast zijn er bestaande horecabedrijven in categorie 2 en 3 uit de Staat van Horeca-categorieën die zijn voorzien van een aanduiding op de verbeelding. Aangezien de oppervlakte van die hogere categorie horeca-inrichtingen al meer bedraagt dat 20% van het aantal panden in die bestemming, is geen extra mogelijkheid voor horeca-inrichtingen in de lichte categorie opgenomen. Uiteraard is het wel mogelijk dat een lichte categorie horeca-inrichting zich vestigt ter plaatse van huidige zwaardere horeca-inrichtingen. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedrijvigheid niet voorkomend in de staat van bedrijfscategorieen of die van een hogere categorie (C) toe te laten. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 6 Gemengd - 3

Deze bestemming is bedrijvigheid (cat. A en B), dienstverlening, onderwijs, religie, speel- en sportvoorzieningen en wonen op de verdieping toegelaten. Daarnaast is een bestaand garagebedrijf van een specifieke aanduiding op de verbeelding voorzien alsmede een kinderdagverblijf. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Tot slot is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedrijvigheid niet voorkomend in de staat van bedrijfscategorieen of die van een hogere categorie (C) toe te laten.

Artikel 7 Groen

In het plangebied zijn grote en kleine groenvoorzieningen aanwezig die op wijkniveau, buurtniveau en straatniveau van belang zijn. Kleine voorzieningen maken in sommige gevallen deel uit van het straatprofiel en zijn dan onderdeel van de verschillende verkeersbestemmingen.

Binnen de bestemming Groen zijn onder meer groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan. Ook zijn groenvoorzieningen voor educatieve doeleinden, zoals school- en kindertuinen alsook een natuurspeeltuin toegelaten. Aansluitend aan de specifieke aanduiding 'woonschepenligplaats' binnen de bestemming Water, zijn in de bestemming Groen onder voorwaarden ook bergingen ten behoeve van de woonboten toegelaten. Verder zijn binnen deze bestemming enkele specifiek voorkomende functies met een aanduiding opgenomen op de verbeelding, zoals horeca, openbaar vervoer en een buurthuis.

Gebouwen, anders dan de bergingen bij de woonboten, mogen enkel in de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken binnen de specifieke aanduidingen gerealiseerd worden. Ook de maximale hoogte is in die gevallen op de verbeelding aangegeven.

Artikel 8 Maatschappelijk-1

In deze bestemming is onder meer onderwijs, jeugd-/kinder-/buitenschoolse opvang, openbare dienstverlening toegelaten. Daar waar er een woonfunctie aanwezig is, is dit met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd.

Artikel 9 Maatschappelijk-2

Deze bestemming is specifiek voorbehouden aan functies op het gebied van gezondheidszorg en zorginstellingen aangezien het hier een combinatie van wonen met maatschappelijke voorzieningen betreft. Het aanwezige kinderdagverblijf is met een specifieke aanduiding op de verbeelding aangegeven.Gebouwen dienen binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken te worden gerealiseerd. Ook de maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangegeven.

Artikel 10 Sport

In deze bestemming zijn sportvoorzieningen toegelaten. De bouwvlakken en bouwhoogten zijn op de verbeelding aangegeven. Daarnaast wordt in de regels mogelijk gemaakt dat ondergeschikte gebouwtjes zoals een dug-out ook buiten het bouwvlak onder voorwaarden zijn toegestaan.

Artikel 11 Verkeer - Hoofdverkeersweg

Deze bestemming is toegewezen aan de doorgaande wegen binnen het plangebied. De gronden zijn bestemd voor: wegen met een ontsluitingsfunctie voor de wijk en stad, railverkeer, instandhouding van de stedelijke ecologische verbindingszone, openbaar vervoerstroken, parkeerplaatsen, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, voet- en fietspaden en ter plaatse van de aanduiding 'vm' een verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg, één en ander met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 12 Verkeer - Straat

Wegen met deze bestemming dienen vooral voor de ontsluiting van wijken en buurten en het inter-wijkverkeer. Het aandeel doorgaand verkeer is lager dan bij hoofdverkeerswegen, net als de intensiteiten. De gronden met de bestemming Verkeer - Straat zijn bestemd voor: straten met doorgaande rijbanen, openbaar vervoerstroken en banen, instandhouding van de ecologische verbindingszone, toegangsportalen, ontluchtingsmiddelen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, parkeerplaatsen en voet- en fietspaden met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, groen, water en overige voorzieningen.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

De op de verbeelding voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor voet- en fietspaden, wegen ten behoeve van de bevoorrading van de aan deze bestemming grenzende bebouwing, ongebouwde parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, instandhouding van de ecologische verbindingszone, speelvoorzieningen en terrassen ten behoeve van de aangrenzende horeca functie.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsstraat

Wegen met deze bestemming zijn bestemd voor de afwikkeling van lokaal, gebiedsgebonden verkeer en dienen voor de ontsluiting van buurten en de direct aangelegen bestemmingen. Deze wegen zijn niet bedoeld voor het doorgaande verkeer over grotere afstanden. De gronden met de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat zijn bestemd voor: voet- en fietspaden, wegen en ongebouwde parkeervoorzieningen, groen en de instandhouding van de stedelijke ecologische verbindingszone met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouw zijnde, water en overige voorzieningen.

Artikel 15 Water

De bestemming Water is toegekend aan al het water binnen het plangebied. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor water, vaarweg, waterberging en oever met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouw zijnde, voet- en fietspaden en overige voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' zijn tevens woonboten toegestaan tot een maximum van 20 zoals op de verbeelding is weergegeven. Op of in deze gronden mogen bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, zoals kademuren, kunstwerken en bruggen voor fietsers en voetgangers.

Artikel 16 Wonen - 1

Deze bestemming is toegekend aan eengezinswoningen met een tuin. In tegenstelling tot de bestemming Wonen - 2, bevat dit artikel dan ook een erfbebouwingsregeling. Op panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-dakopbouw' mag een dakopbouw van maximaal 3,5 meter hoog gerealiseerd worden. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding voor een afwijkende functie opgenomen.

Artikel 17 Wonen - 2

De op de verbeelding voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor een- en meergezinswoningen die niet zijn voorzien van een tuin. Onder voorwaarden is de vestiging van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan. Op de verbeelding zijn de bebouwingsvlakken met daarbij de maximaal toegestane bebouwingshoogte opgenomen. Op panden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw' mag een dakopbouw van maximaal 3,5 mter hoog gerealiseerd worden. Op de verbeelding is op een aantal plaatsen een aanduiding opgenomen voor een afwijkende functie.

Deze bestemming is ook toegekend aan alle appartementencomplexen met gemeenschappelijk erf. Aangezien daar geen sprake is van privé-tuinen, is geen aan- en bijgebouwen regeling opgenomen. Parkeren is afhankelijk van de aanduiding op de verbeelding, toegestaan in overdekte vorm en/of in een half verdiepte of geheel ondergrondse parkeervoorziening binnen het bouwvlak alsook op maaiveld.

Artikel 18 Wonen - 3

Deze bestemming is toegekend aan de nieuw te ontwikkelen woningen in de tweede fase van het project Kloosterbuuren en aan vier woningblokken tussen de Erasmusweg en het Westhovenplein. Voor het overige deel van de ontwikkellocatie is een bebouwingspercentage en maximale hoogte aangegeven teneinde flexibiliteit te behouden.

Artikel 19 Leiding - Gas

Binnen het plangebied is een gasleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanning

Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 21 Leiding - Riool

Binnen het plangebied is een rioolpersleiding gelegen. Deze leiding wordt middels een dubbelbestemming beschermd.

Artikel 22 Leiding - Water

Door het plangebied lopen twee planologisch relevante waterleidingen. Deze gronden hebben de dubbelbestemming Leiding - Water gekregen. De gronden zijn primair bestemd voor de aanleg en instandhouding van de waterleiding en secundair voor de onderliggende bestemmingen.

Artikel 23 Waarde - Archeologie

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

De met deze dubbelbestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterhuiskundige en/of waterstaatkundige functies en voor het behoud, herstel en verbetering van de waterhuishouding.

Algemene Regels

De artikelen 25 tot en met 31 bevatten de algemene regels van het bestemmingsplan. Zo zijn in deze artikelen de algemene bouw- en gebruiksmogelijkheden opgenomen. Deze regels gelden voor het hele plangebied.

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29.

Artikel 27 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 29.

Artikel 28 Algemene aanduidingsregels

ln dit artikel staan regels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden binnen de op de verbeelding opgenomen gebiedsaanduidingen. Op de verbeelding zijn een drietal gebiedsaanduidingen opgenomen: de waterstaat - beschermingszone, veiligheidszone - lpg en zone - ecologische verbindingszone.

De waterkering langs het Laakkanaal, aan de zijde van de Troelstrakade en het Willem Dreespark, ligt buiten het plangebied maar een deel van de bijbehorende beschermingszone valt wel over het plangebied. Voor het (ondergronds) bouwen in deze zone is de Algemene Keur van Delfland van toepassing. De bescherming daarvan is met de regels in dit artikel geborgd.

Een klein gedeelte van het plangebied ligt in de veiligheidszone behorende bij het LPG-tankstation aan de Schaapweg in Rijswijk. Deze zone wordt voor zover mogelijk beschermd door middel van de gebiedsaanduiding Veiligheidszone - LPG. In dit artikel zijn daarvoor nadere regels opgenomen.

Binnen het plangebied zijn twee stedelijke ecologische verbindingszones gelegen, te weten de Erasmuszone en de Groene Assen. Beide verbindingszones worden zo ver als mogelijk beschermd door middel van de gebiedsaanduiding zone - ecologische verbindingszones.

Artikel 29 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Tenslotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

Het plan bevat een wijzigingsregel om de dubbelbestemming Waarde-Archeologie te laten vervallen indien door middel van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden of verwachtingen niet meer aanwezig zijn. Tot slot is in dit artikel een wijzigingsmogelijkheid opgenomen om de functieaanduiding Horeca te verplaatsen dan wel te verwijderen indien daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 31 Algemene procedureregels

De algemene procedureregels regelen de procedure die het bevoegd gezag moet volgen als zij gebruik wil maken van de wijzigingsmogelijkheden die in de regels zijn opgenomen.

Overgangs- en slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor omgevingsvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voorzover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 33 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Moerwijk'.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan vormt in hoofdzaak een nieuwe juridisch-planologische regeling voor een bestaande situatie. Daarnaast bevat het bestemmingsplan twee nieuwe ontwikkelingen en daarvoor is beoordeeld of er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:
- de bouw van een of meer woningen;
- de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten miste 1.000 m2 bruto vloeroppervlakte met met één of meer woningen;
- de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen, die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bruto vloeroppervlakte bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van tenminste 1.000 m2  

Afdeling 6.2 Grondexploitatie, Artikel 6.2.1 Bro

Indien namelijk sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in art. 6.12 Wro is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • 1. een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • 2. meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • 3. een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling.

Hieronder wordt per ontwikkeling langsgelopen of kostenverhaal geregeld is.

Kloosterbuuren

Dit is een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. Bro (bouw van een of meer woningen). De voor de ontwikkeling van fase 1 en 2 benodigde grond is volledig in eigendom van de gemeente. Kostenverhaal is voor deze ontwikkeling hiermee verzekerd.

Conclusie 

Het bestemmingsplan gaat in hoofdzaak uit van consolidering van de bestaande situatie. Voor de opgenomen ontwikkeling is kostenverhaal anderszins verzekerd doordat de gemeente de te ontwikkelen gronden volledig in eigendom heeft. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar. Doordat kostenverhaal voor de ontwikkelingen anderszins is verzekerd, kan op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen.

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

Het voorontwerp bestemmingsplan wordt t.b.v. het wettelijke vooroverleg verzonden aan diverse vooroverlegpartners

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan is op 15 november 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie van EL&I
  • 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 3. Provincie Zuid-Holland
  • 4. Stadsgewest Haaglanden
  • 5. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 7. Dunea
  • 8. Politie Haaglanden
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. HTM Infra
  • 12. NS Stations
  • 13. ProRail, Operatie, AM, Veiligheid en Compliance
  • 14. Stedin B.V.
  • 15. TenneT Regio West
  • 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 17. Stichting BOOG
  • 18. Kamer van Koophandel Haaglanden
  • 19. Wijkorganisatie Moerwijk
  • 20. Het bestuur van Staedion Vastgoed
  • 21. Woningstichting Haag Wonen
  • 22. Vestia Den Haag Zuid-Oost
  • 23. Burgemeester en wethouders van Rijswijk

Van de onder 6, 11, 15, 16 en 21 genoemde instanties zijn de hierna opgenomen reacties ontvangen. De voorgestelde maatregelen genoemd in het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden (instantie genoemd onder nummer 9) zijn opgenomen in paragraaf 4.4 van de toelichting. Van de overige instanties is geen reactie ontvangen. Daarnaast is een reactie ontvangen van de Christelijk Gereformeerde Kerk Den Haag (Scriba).

6. Hoogheemraadschap van Delfland

“In het kader van artikel 3.1.1 Bra heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp van het bestemmingsplan Moerwijk in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp van het bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag nog advies ten aanzien van de wateraspecten in het plan. Specifiek hebben wij opmerkingen over "Waterkwantiteit" en "Veiligheid en waterkeringen ".

Waterkwantiteit

In uw waterparagraaf beschrijft u, dat de nieuwe ontwikkelingen niet lelden tot vergroting van het verhard oppervlak. WIJ verzoeken u hieraan toe te voegen, dat bij nieuwe ontwikkelingen moet worden voldaan aan het standstill-principe. Dit houdt in, dat als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, deze toename gecompenseerd moet worden.

Daarnaast verzoeken wij u de volgende beschrijving toe te voegen.

"In de bergingsvisie van Den Haag is een bergingsopgave voor de Noordpolder vastgesteld. Naar aanleiding van deze vaststelling is een inundatietoets voor de Noordpolder (Delfland, 2010) uitgevoerd. De resultaten laten zien dat in de Noordpolder wateroverlast kan optreden in en rond parken, onverharde oevers, sportvelden en volkstuinen met een kans eens in de 30/40 jaar. De Noordpolder voldoet hiermee aan de eis van eens in de 10 jaar van de Provinciale verordening van 2009. Dit betekent dat binnen de Noordpolder geen noodzaak is om de vastgestelde waterbergingstekort op te lossen binnen toekomstige ontwikkelingen.

Daarnaast hebben de resultaten laten zien dat stijging van het waterpeil door zeer hoge intensieve neerslag, water op straat kan veroorzaken door de beperking van de afvoer van de riolering. Dit kan aangepakt worden door bijvoorbeeld het verruimen van het lokale watersysteem direct achter een riooloverstort. Bij nieuwe ontwikkelingen kan dit mogelijk wel meegenomen worden.”


Veiligheid en waterkeringen

Voor wat de dubbelbestemming van de beschermings- en kernzone van de waterkering op de meegestuurde verbeelding betreft, is het lastig te beoordelen of deze correct is aangegeven. Dit komt, omdat het inzoomen niet goed gaat.

Daarom is gebruik gemaakt van ruimtelijke plannen.nl. Alleen lijkt de dubbelbestemming hier niet overeen te komen met de meegestuurde verbeelding.

Wij verzoeken u dit na te gaan met onze eerder meegestuurde shapefiles van deze dubbelbestemming (email 20-9-2013 aan D. van Dijk).

In subparagraaf 4.8.2.3 Veiligheid en waterkering verzoeken wij u de zin "Daarnaast is de keur ...... beschermingszone." te veranderen in "De keur van Delfland is ook van toepassing op de naast de kernzone gelegen beschermingszone.". Daarnaast verzoeken wij u op te nemen, dat de beschermingszone aan beide zijden van de kernzone aanwezig is met een breedte van 15 m.

Voor meer informatie of vragen kunt u terecht bij de contactpersoon, vermeld onderaan het voorblad van deze brief.”

Reactie

Het standstill-principe was inderdaad nog niet opgenomen in de paragraaf over waterkwantiteit maar is momenteel ook nog onderwerp van gesprek tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap. Het onvoorwaardelijk opnemen van het standstill-beginsel is in het kader van de voorheen geldende afspraken per poldergebied naar het oordeel van de gemeente te regide. Wij erkennen het belang van het waterschap maar vragen ruimte om per plan maatwerk te leveren ten aanzien van de noodzaak van compenseren en op welke wijze dit het beste kan gebeuren. De dubbelbestemming Waterkering is vergeleken met de op 20 september jl gemailde shapefiles en waar nodig aangepast.

Gevraagd wordt om in de toelichting te vermelden dat de beschermingszone van de waterkering aan beide zijden van de kernzone aanwezig is met een breedte van 15 meter. Dit stond al in de toelichting onder paragraaf 4.8.2.3. verwerkt.

Conclusie

De verbeelding is op onderdelen aangepast ten aanzien van de dubbelbestemming 'Waterkering'. Paragraaf 4.8.2.1. is aangepast.

9. Veiligheidsregio Haaglanden

Conclusie

Enkele onderdelen van deze reactie zijn ter informatie toegevoegd aan de paragrafen 4.4.2 t/m 4.4.5. De geadviseerde maatregelen kunnen geen rechtstreekse doorwerking hebben in bestemmingsplannen. Aangezien de inhoud daarvan wel van belang is voor onder andere de WABO-vergunningverlening, zijn de maatregelen wel opgenomen in paragraaf 4.4.6 van de toelichting van dit bestemmingsplan.


11. HTM Infra
“Bij het bestuderen van het ontwerpbestemmingsplan Moerwijk (ex art. 3.1.1 Bro) vielen mij een aantal zaken op:

- In de toelichting (2.4.2, verkeer en infra) wordt tramlijn 9 niet genoemd. Ik denk dat deze tram ook een belangrijke functie heeft voor de wijk.

- In art. 7 (groen) is waar nodig een functieaanduiding voor de tram geregeld, maar in art. 7.2.2 wordt voor masten een max. hoogte van 6 m genoemd; dit is te weinig voor de bovenleidingmasten van de tram, die 12 m (moeten) zijn.

- Een soortgelijke opmerking geldt voor art. 12 (straat), waar een max. hoogte voor masten van 5m is genoemd.

Tenzij de bovenleidingmasten niet onder genoemde bouwregels vallen, zie ik dit graag aangepast.

Verder heb ik geen opmerkingen op het plan.”

Reactie

Tramlijn 9 rijdt inderdaad aan de noordkant van het plangebied en zal daarom worden opgenomen in de toelichting. Er is in de regels inderdaad onvoldoende rekening gehouden met masten ten behoeve van het tramverkeer. Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zijn uitgezonderd van de maximale maatvoering voor palen en masten.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

15. TenneT

"Wij ontvingen uw brief van 15 november 2013 (kenmerk DSO_SO/2013.10329) met betrekking tot het concept ontwerp-bestemmingsplan Moerwijk van uw gemeente.

In dit plan is door uw gemeente rekening gehouden met de aanwezigheid van onze ondergrondse 150.000 Volt transportverbinding Den Haag- Rijswijk (GV-RW150).

Voor de goede orde merken wij aanvullend op dat in lid 20.1 van artikel 20 Leiding – Hoogspanningsverbinding van de Regels en onderaan op bladzijde 64 van de Toelichting staat vermeld "bovengrondse hoogspanningsleiding". Aangezien het een kabelverbinding betreft verzoeken wij u de desbetreffende teksten te wijzigen in "ondergrondse hoogspanningsverbinding"."

Reactie

Abusievelijk is er inderdaad op drie plaatsen bovengronds in plaats van ondergrondse buisleiding opgenomen in het concept ontwerp bestemmingsplan.

Conclusie

Alle onderdelen van deze reactie zijn verwerkt in het bestemmingsplan.

16. N.V. Nederlandse Gasunie

“Naar aanleiding van uw brief van 15 november 2013 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, deed toekomen, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

In het plangebied ligt een gastransportleiding met toebehoren, die in eigendom is van ons bedrijf.

Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en het beperken van gevaar voor goederen en personen in de directe omgeving, is wettelijk bepaald dat het voldoende is om de belemmeringenstrook te beperken tot een zone van 4 meter ter weerszijden van de onderhavige leiding. Wij verzoeken u dan ook de breedte van de belemmeringenstrook terug te brengen tot hierboven genoemde afstand. Zie in dit verband het bepaalde in artikel 14, eerste lid Bevb in samenhang met artikel 5 van de Revb.

Gezien het feit dat de leiding zich bevindt in het gebied waarin de aanleg van de diverse infrastructurele voorzieningen worden gerealiseerd, verzoeken wij u over de mogelijke consequenties en eventueel te treffen maatregelen tijdig overleg te plegen met onze tracébeheerder, de heer P.G. Meijers te Waddinxveen, telefoonnummer +31 (0)6 1100 5735.

Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting contact opnemen met ondergetekende.

Reactie

De beschermingszone aan weerszijde van de aardgastransportleiding is op de verbeelding aangepast tot 4 meter in plaats van 5 meter. Met dit bestemmingsplan worden geen rechtstreekse infrastructurele wijzigingen uitgevoerd. De tweede opmerking wordt dan ook voor kennisgeving aangenomen.

Conclusie

De breedte van de beschermingszone is op de verbeelding aangepast.


21. Haag Wonen

Haag Wonen reageert op de bestemming die komt te rusten op het perceel Nienoordstraat 4. Op dit perceel staat het voormalig fraterhuis 'de Gentiaan', dat sinds 4 september 2009 eigendom is van woningstichting Haag Wonen. Het perceel maakt onderdeel uit van de locatie genaamd Kloosterbuuren. Woningen en gebouwen zijn eigendom van Haag Wonen.

De Gentiaan heeft volgens het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'woongebouw', met als toevoeging 'bejaarden, studenten'. In de loop der tijd heeft het gebouw onder meer dienst gedaan als fraterhuis en als opvang voor daklozen. De (enkel)bestemming volgens het concept bestemmingsplan is 'Maatschappelijk 2'. De daarvoor aangewezen gronden zijn bestemd voor 'gezondheidszorg', zorginstellingen (verzorgingshuizen en verpleeghuizen) en parkeren.

Deze bestemming is een beperking van de mogelijkheden die het perceel onder het vigerende bestemmingsplan heeft. Om die reden acht Haag Wonen dit een ongewenste wijziging. Voor wat betreft artikel 9.1 sub a. van de nieuwe bestemmingsomschrijving laat Haag Wonen het volgende weten.

'Gezondheidszorg': deze voorziening is naar de mening van Haag Wonen in voldoende mate in de omgeving aanwezig. Het bestaande gebouw leent zich niet voor een dergelijk gebruik, althans niet dan nadat er ingrijpende verbouwingen hebben plaatsgevonden. Haag Wonen acht de vrees reëel dat in de huidige tijd geen enkele partij interesse zal hebben om die reden.

Voor wat betreft artikel 9.1 sub b. van de nieuwe bestemmingsomschrijving laat Haag Wonen het volgende weten. In de huidige en toekomstige tijd - als gevolg van de wijzigingen van de AWBZ - is er sprake en zal er sprake zijn van leegstand in verzorgings- en verpleeghuizen. Naar verwachting zullen in de komende jaren zo'n 800 van de 2000 instellingen de deuren moeten sluiten. Dat betekent voor verhuurders van zorgvastgoed als Haag Wonen, dat gebouwen c.q. percelen met louter de bestemming 'Maatschappelijk 2' beduidend moeilijker zo niet onmogelijk te verhuren dan wel te verkopen zullen zijn door die krimpende markt van zorginstellingen.

Haag Wonen ziet om bovenstaande redenen de nieuwe bestemming van 'Maatschappelijk 2' als een ongewenste inperking van de mogelijkheden van het perceel. Gezien de voorgeschiedenis - zowel voor wat betreft de vigerende bestemming als het daadwerkelijke gebruik in de loop der jaren - zou de voortzetting van de status 'woongebouw' en wel zonder dan wel enige inperking voor wat betreft het gebruik meer voor de hand liggen.

Tot slot laat Haag Wonen u nog het volgende weten. Vanwege het reeds sinds 3 à 4 jaar lopende overleg tussen de gemeente Den Haag, Haag Wonen en projectontwikkelaar ERA over de herontwikkeling van het gebied Middachtenweg zijn wij verrast over het feit dat wij niet via de gemeente zijn geïnformeerd en dat wij via 'Ruimtelijke plannen.nl' over het bestaan van het concept bestemmingsplan 'Moerwijk' hebben moeten vernemen. In de planvorming van de afgelopen jaren is vrijwel alleen maar de bestemming wonen aan de orde geweest om het gebouw. Daarom zou die bestemming ook in het nieuwe bestemmingsplan moeten worden toegekend.”

Reactie
Het tot op heden vigerende bestemmingsplan betreft het Uitbreidingsplan Moerwijk. Daarin heeft dit perceel voor het grootste deel de bestemming 'openbare en bijzondere doeleinden'. Het overige deel van het perceel valt binnen de bestemming 'school'. Er werd ook gewoond, zowel toen het een fraterhuis was als toen de Kessler Stichting het pand gebruikte voor dak- en thuislozenopvang. In beide gevallen gaat het dan niet om zelfstandig woongebruik maar overnachtingen in verband met de maatschappelijke hoofdfunctie. Aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft, is gekozen voor een bestemming die zo dicht mogelijk bij de oude bestemming en het oude gebruik ligt: Maatschappelijk 2.

De door Haag Wonen aangehaalde bestemming 'woongebouw' komt dus niet uit het vigerende Uitbreidingsplan Moerwijk. Uit aanvullende informatie van Haag Wonen is gebleken dat zij hun standpunt baseren op een door de gemeente Den Haag op 12 februari 2012 verzonden brief. De verwarring is wellicht ontstaan omdat in die brief het woord 'bestemming' enige malen terug komt, maar daarmee geen verwijzing naar een planologische bestemming wordt bedoeld. De term 'woongebouw' komt dan ook niet voor in de lijst van landelijk geldende bestemmingen zoals opgenomen in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). Waar de term 'woongebouw' wel naar refereert, is een gebruiksdoel zoals overheden dat ingevolge de Wet basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) verplicht zijn om toe te kennen aan alle zelfstandige verblijfsobjecten. Deze gebruiksdoelen worden door overheden o.a. gebruikt rondom de toetsing voor uitkeringen en subsidies maar ook om huisnummers en kabelaansluitingen aan te koppelen. Het gebruiksdoel zoals bedoeld in de BAG wordt vaker verward met de planologische bestemming en/of het feitelijke gebruik maar heeft dus een andere grondslag en doel dan een bestemming en gebruiksfuncties zoals op genomen in een bestemmingsplan of beheersverordening.

Naast mede-overheden die wij in het kader van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening dienen te informeren over een in voorbereiding zijnd bestemmingsplan, informeert de gemeente Den Haag daarnaast ook o.a. woningcorporaties al in dit stadium van de procedure. De stelling dat Haag Wonen niet geïnformeerd is over deze procedure, is dan ook onjuist.

Conclusie

Met de nu opgelegde bestemming 'Maatschappelijk 2' wordt gezien het voorgaande geen planologisch andere of grotere beperking opgelegd dan hetgeen nu het geval is. Er zijn geen wijzigingen in het plan aangebracht vanwege deze reactie.


Christelijk Gereformeerde Kerk Den Haag (Scriba)

“Op ruimtelijke plannen. nl hebben we gezien dat u als gemeente bezig bent met het maken van een nieuw bestemmingsplan voor de wijk Moerwijk. Wij als kerkelijke gemeente bezitten daar op de locatie Rhijnvis Feithlaan 114 een kerkgebouw, bekend als de Nebokerk.

Omdat we recent als christelijk gereformeerde kerk in Den Haag en Rijswijk drie kerken bestuurlijk hebben samengevoegd, is er nu een discussie gaande over hoe wij om willen gaan met onze drie kerkgebouwen. In dit kader willen wij graag overleg met u over wat de mogelijkheden zijn voor de locatie van de Nebokerk en/of de aan deze locatie te geven bestemming.

Globaal zijn er voor ons drie opties:

  • • Het renoveren van het huidige kerkgebouw,
  • • sloop en nieuwbouw op deze locatie met eventueel toevoegen van andere functies,
  • • afstoten van deze locatie of dit kerkgebouw te koop aanbieden.

Omdat de discussie op dit moment nog niet is afgerond over de locatie van de gefuseerde kerk willen wij graag genoemde opties omtrent de Nebokerk met u bespreken, bezien welke opties voor de gemeente bespreekbaar zijn en wat de voorwaarden zijn, die er aan worden verbonden. In het nieuwe bestemmingsplan willen wij graag deze opties opgenomen hebben zodat dit nieuwe bestemmingsplan geen blokkade is voor eventuele ontwikkelingen.

Om deze reden verzoeken wij om overleg met de opstellers van dit bestemmingsplan zodat we voordat het ontwerp ter visie gaat weten wat wel en niet mogelijk is en wat past binnen uw stedenbouwkundige visie. Graag ontvangen wij van u bericht. Voor telefonisch overleg kunt u contact opnemen met ondergetekende.”

Reactie

Aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft en het verzoek van de Christelijk Gereformeerde Kerk nog onvoldoende conreet is, is de oorspronkelijke bestemming niet gewijzigd. Aangezien tenminste twee van de drie genoemde opties maatschappelijke functies inhouden (zie daarvoor onder andere de begripsomschrijving in artikel 1 en bestemmingsomschrijving in artikel 8.1 van de regels), zal de Christelijk Gereformeerde Kerk in beginsel geen functionele belemmeringen aantreffen vanwege dit nieuwe bestemmingsplan. Om tegemoet te komen aan een mogelijke nieuwbouw en/of renovatie, is het bouwvlak van de verbeelding verwijderd en is daarvoor in de plaats een bouwpercentage en -hoogte opgenomen. Dit geeft initiatiefnemers meer speelruimte in de wijze waarop bouwkundige veranderingen kunnen plaatsvinden. Indien de Christelijk Gereformeerde Kerk haar keuze heeft gemaakt, kan daarna altijd een beginselplan worden ingediend om het concrete verzoek af te stemmen met de diverse wetten en beleidsregels.

Er ligt vanuit de gemeente voor het naastgelegen perceel wel een stedenbouwkundige visie. Deze wordt als een wijzigingsgebied in het bestemmingsplan opgenomen. Voor de volledigheid is dit wijzigingsgebied ook over het perceel van de Christelijk Gereformeerde Kerk gelegd om eventueel een combinatie van nieuwbouwplannen te faciliteren.

Conclusie

De bestemming Maatschappelijk -1 is gehandhaafd. Op de verbeelding is het bouwvlak verwijderd en daar voor in de plaats een maximale bebouwingspercentage en bouwhoogte opgenomen. Er is een wijzigingsbevoegdheid over dit en het naastgelegen perceel gelegd teneinde in de toekomst eventueel een woonbestemming te kunnen faciliteren.

7.2 Ter inzage legging

Het ontwerp bestemmingsplan heeft 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn wel/geen zienswijzen ingediend. Zowel voorafgaand aan als tijdens de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan zijn inloopavonden georganiseerd. Deze momenten zijn gebruikt om het maatschappelijk draagvlak van het bestemmingsplan te vergroten. De reactie van de gemeente op de ingediende zienswijzen is opgenomen in het bij dit bestemmingsplan behorende raadsbesluit.