direct naar inhoud van Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak
Plan: Rotterdamsebaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Rotterdamsebaan is op 3 april 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie van EL&I
  • 2. Ministerie van Defensie
  • 3. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 4. Provincie Zuid-Holland
  • 5. Stadsgewest Haaglanden
  • 6. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 7. Hoogheemraadschap van Rijnland
  • 8. Dunea
  • 9. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 10. Politie Haaglanden
  • 11. Veolia Transport Haaglanden
  • 12. HTM Infra
  • 13. Prorail VMC
  • 14. Stedin B.V.
  • 15. TenneT Regio West
  • 16. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 17. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

Van de instanties onder nummer 4, 5, 6, 12, 13, 16 en 17 zijn de hieronder geciteerde reacties ontvangen. De instantie(s) onder nummer(s) 12,13 en 17 hebben aangegeven met het plan te kunnen instemmen

4. Provincie Zuid-Holland

“Geciteerde Bro-reactie.”

Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte. Het plan is op enkele punten niet conform dit beleid.

Algemeen

In de planregels wordt in artikel 4.2.1 onder "Agrarisch-3" de bouw van een bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Ingevolge artikel 4 van de Verordening Ruimte is een bedrijfswoning mogeiljk bij een "volwaardig" bedrijf. Verzocht wordt om de betreffende planregel hierop aan te passen.

Externe Veiligheid

De oriëntatiewaarde wordt niet overschreden. Het milieueffectrapport biedt echter onvoldoende inzicht in de transportintensiteiten vervoer gevaarlijke stoffen over de weg. Voor een definitieve beoordeling dient een QRA te worden overlegd waarbij gebruik is gemaakt van representatieve transportintensiteiten.

Hoogst mogelijk milieucategorie

Ingevolge artikel 8. lid 3 van de Verordening Ruimte moeten bestemmingsplannen voor bedrijfsterreinen bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein mogelijk maken.

In artikel 5.3 van de planregels worden uitsluitend bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. Eén van de in het bestemmingsplan opgenomen bedrijven is het bedrijf Basal, een categorie 4 bedrijf.

Gevoelige bestemmingen voormalige Anthonie Fokkerschool en HTS.

De betrefende locatie heeft op de verbeelding GD-1, deze bestemming komt niet voor in de planregels. Verzocht wordt om, in overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State d.d. 28 november 2012 inzake het bestemmingsplan "Binckhorst (Nieuw Binckhorst Zuid)", in de planregels op te nemen dat geen geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan op de locatie(s).

Landgoedbiotoop

In verband met het raken van een landgoedbiotoop moet er nog een beeldkwaliteitsparagraaf worden opgesteld. Deze paragraaf is nu nog niet in het voorontwerpbestemmingsplan opgenomen. Hierover vind nog overleg plaats met de provincie.

Economie

Het voorontwerpbestemmingsplan is op een aantal punten nog nog niet volledig. Verzocht wordt om in het ontwerpbestemmingsplan volledigheidshalve in te gaan op de volgende punten:

- opname van de geluidzonering van de aanwezige (beton)industrie op de verbeelding

- aanpassing van artikel 5.3c als gevolg van nieuwe regelgeving voor detailhandel in de Verordening Ruimte 2012. Ingevolge artikel 9, lid 2 onder e van de Verordening Ruimte is kleinschalige detailhandel mogelijk tot een bruto vloeroppervlak van 200 m².

- opname van een Staat van bedrijfsactiviteiten

- actuele planinzichten voor de zogenaamde N-kavel (GD-U) en regionale instemming. De GD-U bestemming staat in de planregels nog als pm opgenomen, niet duidelijk is wat her nu mogelijk is. De oude vigerende voorschriften betreffen een Uit te werken Kantoren en Bedrijvenbestemming (art. 6), met daaraan voor betreffend gebied een uitwerkingsopdracht. Verzocht wordt bij de invulling van deze planregel rekening te houden met het provinciale beleid ten aanzien van kantoren/bedrijven zoals opgenomen in artikel 2, lid 1 en 2, artikel 7 en 8 van de Verordening Ruimte.

Reactie

Het artikel Agrarisch-3 is overeenkomstig de digitale verbeelding aangepast en vernummerd naar Agrarisch-1. Hierin is de bepaling 'volwaardig' agarisch bedrijf opgenomen in de planregels.

In het bestemmingsplan, MER en het achtergrondrapport Externe Veiligheid zijn ten opzichte van de versie voor het BRO-overleg de meest recente transportintensiteiten verwerkt. Hierdoor zijn ook de resultaten licht gewijzigd. De oriëntatiewaarde wordt nog steeds niet overschreden.

Het artikel GD-1 is overeenkomstig de digitale verbeelding vernummerd naar Gemengd. Voor beide locaties (Anthony Fokkerschool en HTS locatie) geldt dat er geen geluidsgevoelige bestemmingen hierin zijn opgenomen. Inmiddels heeft er overleg met de provincie plaats gevonden over de beeldkwaliteitsparagraaf. De beeldkwaliteitsparagraaf is opgenomen in hoofdstuk 5.5 Beeldkwaliteit Vlietzone.

De Structuurvisie Den Haag 2020: Wéreldstad aan Zee ziet het Centrum als een veel uitgebreider centrum dan het huidige. Er wordt een 'sprong over het spoor voorzien naar Binckhorst en Laakhaven – gebieden met mooie locaties aan het water waar ruimte is voor wonen, voorzieningen en stedelijke bedrijvigheid. Met de aanleg van de Rotterdamsebaan zal de status van de Binckhorst drastisch veranderen. De Binckhorst zal de nieuwe entree van Den Haag worden. Het gebied kan in belangrijke mate bijdragen aan de beoogde woningtoename. Den Haag kan daarmee groeien van binnenuit. Van wezenlijk belang voor de herontwikkeling van Binckhorst is zijn ligging binnen het stedelijk veld en zijn nabijheid tot het Haagse stadscentrum en infrastructuur. Dit schept enorme potenties.

Ook het Regionaal Structuurplan Haaglanden ziet de Binckhorst als een van de belangrijke gebiedsontwikkelingen die van groot belang zijn voor een sterke Randstad:
Binnen de toekomstige ruimtelijk-functionele ontwikkeling van Den Haag is de transformatie van de Binckhorst van puur bedrijventerrein tot gemengd binnenstedelijk gebied met intensief ruimtegebruik en met hoge bebouwingsdichtheid (Nieuw Binckhorst) één van de speerpunten.

Het huidige beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van Binckhorst (tot 2020) aangewezen.

Het huidige tijdsgewricht heeft gevolgen voor de programmatische ontwikkelingen op de Binckhorst. Er is meer ruimte ontstaan voor bedrijvigheid om zich te vernieuwen. Een belangrijke voorwaarde daarbij is dat er sprake is van een intensivering van het ruimtegebruik en een schonere en duurzamere bedrijfsvoering met een afname van de omgevingshinder.

In de Binckhorst zijn veel bedrijven gevestigd met verschillende soorten milieucontouren. Deze contouren zijn gebaseerd op criteria zoals geur, geluid, veiligheid en stof. De gemeente streeft naar milieucontouren die niet groter zijn dan voor de bedrijfsvoering noodzakelijk. Het doel is om de onbenutte milieuruimte waar mogelijk in te perken. Dit kan alleen als de bedrijven daar geen hinder van ondervinden. Concreet betekent dit in ieder geval dat indien de planologische milieuruimte in het vigerende bestemmingsplan groter is dan de vergunde milieuruimte, deze in overeenstemming met de feitelijke situatie wordt gebracht.

Ten aanzien van de bedrijven met een hogere hindercategorie zijn in de regels in artikel 5.4. Specifieke gebruiksregels, de bestaande bedrijven mogelijk gemaakt.
Verzocht wordt om opname van de geluidzonering van de aanwezige (beton)industrie op de verbeelding.

De geluidzonering van de betoncentrale is opgenomen in het nog vigerende bestemmingsplan Binckhorst uit 1989. Inmiddels wordt een nieuw bestemmingsplan voor de Binckhorst opgesteld. Hierin zullen ook de milieucontouren van de betreffende bedrijven worden onderzocht en zonodig (aangepast) worden opgenomen.

De staat van bedrijfsactiviteiten is opgenomen als bijlage bij de de planregels. De GD-U bestemming (N-kavel) is buiten de plankaartgrens gehouden. Alleen ter hoogte van de aanwezige tunnelbak wordt de N-kavel doorkruist en heeft het perceel de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg gekregen. Er zal te zijnertijd een geactualiseerd bestemmingsplan worden opgesteld waarin de N-kavel zal worden opgenomen en waarbij rekening zal worden gehouden met het hiervoor geldende provinciale beleid.

5. Stadsgewest Haaglanden

"Geciteerde Bro-reactie.”

De gemeente Den Haag heeft samen met de gemeente Leidschendam-Voorburg het ontwerpbestemmingsplan in concept “Rotterdamsebaan” opgesteld en naar het Dagelijks Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden gestuurd voor advies. Het bestemmingsplan beoogt een juridisch-planologisch kader te vormen voor de aanleg van de Rotterdamsebaan die, naar verwachting de bereikbaarheid van de Centrale Zone van Den Haag (Binckhorst-Centrum-Scheveningen) zal verbeteren en de verkeersdruk zal doen afnemen op de Utrechtsebaan en de woonwijken in naastliggende gemeenten (gemeenten Leidschendam-Voorburg en Rijswijk).

Wij hebben het plan bestudeerd met het Regionaal Structuurplan en Regionale Nota Mobiliteit als referentiekader. Onze conclusie is dat voor het bestemmingsplan nog onderzoeken uitgevoerd moeten worden. Met betrekking tot de huidige inhoud hebben merken wij op dat deze conform het ruimtelijke beleid uit het RSP en de regionale afspraken op het terrein van Verkeer is. Voor de volledigheid doen wij hieronder de volgende suggesties ter aanvulling van de Toelichting.

Geschiedenis Rotterdamsebaan en nieuwe inzichten

Op pagina 13 van de Toelichting dient de tekst van voornoemde rubriek naar onze mening als volgt te worden aangevuld “Naast Haaglanden en de gemeente Den Haag hebben ook de gemeenten Rijswijk en Leidschendam Voorburg een voorkeursalternatief gekozen op basis van de MER in 2007”.

Rijksbeleid
Op pagina 37 van de Toelichting ontbreekt de belangrijke informatie dat er inmiddels ook een Rijkstructuurvisie A4 Passage en Poorten & Inprikkers is vastgesteld. Deze is ook relevant omdat in dit stuk de Rotterdamsebaan als uitgangspunt voor de regionale infrastructuur in 2020 is verondersteld.

Regionaal beleid
Op pagina 41 onder de rubriek "Duurzame mobiliteit" staat dat in het RSP een verkeersweg door Voorburg-West opgenomen. Dit is echter het indicatieve tracé van de Rotterdamsebaan (toen nog Trekvliettracé) zoals deze bij de vaststelling van het RSP bekend was. Dit tracé is inmiddels naar aanleiding van de planMER gewijzigd. Wij spreken ons vertrouwen uit dat deze voorgestelde aanpassingen, indien verwerkt in het ontwerpplan, tot een beter plan zullen leiden. Wij danken u voor de verzending van dit voorontwerpbestemmingsplan en zullen de vervolgprocedure met belangstelling volgen.

Reactie

De opmerking over de verkeersweg staat ten onrechte bij Voorburg-West. Bedoeld werd de parallelstructuur A4 die genoemd werd in het RSP in het kader van studies en verkenningen. De toelichting is hierop aangepast.

Informatie over deze Rijksstructuurvisie A4 Passage en Poorten & Inprikkers is toegevoegd in paragraaf 2.3 Planvorming Rotterdamsebaan.

De opmerking over het voorkeursalternatief van de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg is verwerkt in paragraaf 2.3. Planvorming Rotterdamsebaan.

6. Hoogheemraadschap van Delfland

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het concept ontwerpbestemmingsplan Rotterdamsebaan in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland hierop een reactie te geven.

Advies

Wij verzoeken u om onderstaande aanpassingen te maken op de thema's 'Waterkeringen', 'Grondwater', 'Waterkwantiteit', 'Waterkwaliteit', 'en 'Riolering' in de verbeelding, regels en toelichting alsook in de mer inclusief alle bijbehorende deelrapportages.

Waterkeringen

Ligging waterkeringen :

o De boezemkaden ter plaatse van de Veen- en Binckhorstpolder ontbreken nog op de verbeelding. De weergave van de boezemkaden ter plaatse van de Vliet en de Molensloot nabij Drievliet zijn niet volledig weergegeven. Wij verzoeken u deze op de verbeelding op te nemen en in de toelichting te benoemen.

o Wij kunnen u de ontwerp Legger Regionale Waterkeringen als digitaal bestand toesturen in de week van 13 mei. De legger wordt naar verwachting dit jaar vastgesteld. Er worden daarbij voor dit plangebied geen wijzigingen verwacht.

o Wij verzoeken u in de toelichting te vermelden dat Delfland op dit moment (mei 2013) onderzoekt of de boezemkade die de Veen - en Binckhorstpolder begrenst verlegd kan worden. Afhankelijk van het tijdstip waarop vergunning wordt aangevraagd dient de vereiste compensatie Spoorboogweg in het betreffende peilgebied van de Veen- en Binckhorstpolder danwel in het boezemgebied te worden aangelegd. De leggerwijziging zal naar verwachting niet gereed zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

o De polderkade ter plaatse van knooppunt Ypenburg ontbreekt nog op de verbeelding. In de bijlage is een afbeelding opgenomen met de ligging van de polderkade ter hoogte van knooppunt Ypenburg. Wij verzoeken u deze op de verbeelding op te nemen en in de toelichting te benoemen.

o De polderkade ten noorden van Drievliet wijkt af van de Legger. In de bijlage is een afbeelding opgenomen met de ligging van die polderkade, wij verzoeken u deze op de verbeelding juist op te nemen en in de toelichting te benoemen.

- Delfland is nu (mei 2013) bezig de waterkeringen te toetsen met het programma Promotor. Daaruit komt naar voren dat de waterkeringen in het plangebied moeten worden verhoogd naar NAP + 0,25 meter. Dit kan daarom een eis worden ten tijde van de vergunningsaanvraag. Wij verzoeken u daarom om in de planvorming rekening te houden met een eventueel vereiste minimale hoogte van de boezemkeringen en de kanteldijk van NAP + 0,25 meter.

- De benodigde aanleg of wijziging van waterkeringen (leggerwijzigingen), bescherming waterkering tegen zettingen en grondwaterlekkage komen voor diverse locaties in het achtergronddocument water niet of nauwelijks aanbod. Wij verzoeken u deze informatie aan te vullen.

- Ten gevolge van de aanleg van het tracé kunnen zettingen optreden die van invloed zijn op de hoogte en stabiliteit van de waterkeringen. Dit is een eventuele schadepost voor Delfland. Wij verzoeken u te borgen dat schade tijdig wordt gesignaleerd en de waterkeringen worden hersteld. In het kader van de watervergunning zullen hierover nadere afspraken worden gemaakt.

- Voor de kanteldijk en de te verleggen boezemkade bij de Molensloot gelden op dit moment de volgende eisen:

o minimale kruinhoogte (na 10 jaar) volgens legger NAP + 0,10 meter (dus rekening houden met zetting).

o minimale kruinbreedte 3,0 meter. Inmiddels is er meer ervaring met kanteldijken en zijn er mogelijk meer opties dan ten tijde van ons eerdere advies in 2011. Hierover denken we graag met u mee.

- In het Achtergrondrapport Water / toelichting watertoets op blz. 7: 2.2 onder 'Beoordelingscriteria' wordt verwezen naar het hoofdrapport van de milieueffectrapportage dat wij echter nog niet hebben ontvangen? Hierop zullen wij reageren nadat de informatie is ontvangen. Een belangrijk deel van de beoordeling in het MER zijn de bodemzettingen. Voor zover deze niet door veranderingen in de grondwaterstand worden veroorzaakt maar door de aanleggen van de Rotterdamsebaan, zijn deze niet in dit achtergrondrapport opgenomen, maar in het hoofdrapport van de milieu-effectrapportage.

- Op blz. 88 van de toelichting: paragraaf 4.9.2 referentiesituatie

o Hier wordt het oppervlaktewater beschreven. De aspecten 'waterveiligheid (waterkeringen)' en 'waterkwantiteit', 'riolering' en 'waterkwaliteit' worden hier echter niet benoemd. Gezien de risico's die het plan met zich meebrengt voor de waterkeringen, gezien de wateropgave, het vuilwatersyteem in de tunnels en de aanleg van een natuurvriendelijke oever verzoeken wij u deze aspecten in de beschrijving op te nemen.

o In de tabel wordt over één peilvak per polder gesproken . Uit het peilbesluit blijken veel meer peilvakken in het tracé van de Rotterdamsebaan aanwezig te zijn. Bovendien wijken drie waarden in de tabel licht af van het peilbesluit. Wij verzoeken u deze informatie aan te passen.

Grondwater

Achtergronddocument Water

- Blz. 20 paragraaf 4.1.1 Eindsituatie grondwaterstroming en -standen.Grondwateraspecten worden door Delfland getoetst op de aspecten die zijn genoemd in bijlage 2 van de Leidraad grondwateronttrekkingen en -infiltraties. Wij verzoeken u alle daar genoemde aspecten mee te nemen en de beoordeling aan te passen.

- Blz. 20 paragraaf 4.1. Grondwater

Hier staat dat voor de aanleg geen grondwater zal worden onttrokken. Dit bevreemd ons. Wij verzoeken u aan te geven hoeveelheid grondwater in de definitieve situatie respectievelijk bij de aanleg wordt onttrokken. Afhankelijk van de grootte en duur van de onttrekking is dit meldings- of vergunningsplichtig.

- (Het barrière-effect op het grondwater van de Rotterdamsebaan valt niet onder de watervergunning; dit wordt beoordeeld in het kader van de omgevingsvergunning .)

- Blz. 93 paragraaf 4.9.3 Effecten door realisatie Rotterdamsebaan (plansituatie) Grondwaterkwantiteit: Wij verzoeken u het effect van ongelijkmatige zettingen op bijvoorbeeld kabels en leidingen (Binckhorst) in beeld te brengen .

- Eventuele barrièrewerking van de tunnel is ook van toepassing op verontreinigingen, overige onttrekkingen en beschermde gebieden. Wij verzoeken u deze ook mee te nemen in het onderzoek.

- Blz. 19: Stopzetten onttrekking DSM vindt stapsgewijs plaats en kan nog jaren duren . Wij verzoeken u te onderbouwen wat tussentijds het effect hiervan is op de zettingen.

- Welke mogelijkheden zijn er om bestaande onttrekkingen te verplaatsen?

- Hoe wordt geborgd dat er geen grondwateronttrekkingen nabij de tunnel zullen plaatsvinden in de toekomst?

- Blz. 20 paragraaf 4.1.1 Eindsituatie grondwaterstroming en -standen. De peilgebieden worden naar beneden toe aangepast hetgeen invloed heeft op de grondwaterverlaging. Wij verzoeken u het effect daarvan op de hoogte van de grondwaterstand in onderstaande beschrijving te beschrijven. n ••• Bij de toerit aan de zijde van de golfbaan is een maximale verlaging van ca. 0,2 m berekend en een maximale verhoging van ca. 0,1 m (Figuur 4.2). Opgemerkt wordt dat het oppervlaktewater niet in detail in het grondwatermodel is opgenomen. Hierdoor is er een overschatting van de effecten, die in werkelijkheid verder uitgedempt zullen worden door het oppervlaktewater. Binnen het invloedsgebied van de veranderingen van de grondwaterstand is geen bebouwing aanwezig. Er is dus geen significant effect. Ook de verhoging van de freatische grondwaterstand door een afname van de onttrekking van DSM heeft geen negatieve effecten tot gevolg."

Waterkwantiteit

De aanleg van de Rotterdamsebaan brengt een toename van verharding met zich mee. Donderdag 2 mei jongstleden is ambtelijk,tussen Den haag en Delfland afgesproken om de compensatie daarvan in de regels op te nemen. De toename van verharding het bouwwerk van de tunnel is vrij nauwkeurig bekend zodat de compensatie daarvan even nauwkeurig kan worden afgesproken en in de toelichting en regels worden verwerkt.

De toename van verharding als gevolg van 'werken', zoals de werkzaamheden die via een aanlegvergunning worden vergund, is nu nog niet precies te bepalen. Er is overeengekomen om een aanlegstelsel op te nemen voor 'werken' waarvoor watercompensatie vereist is vanuit het beleid van Delfland. De exacte formulering van beide afspraken zal in de periode tot vaststelling, 15 juni, met Delfland worden afgestemd zodat er wederzijds overeenstemming is over:

o de grootte, locatie en inpasing van de compensatie van toename van verharding ten gevolge van bouwwerken;

o de bepaling van het aanlegstelsel (juridische formulering) voor de compensatie van toename van verharding ten gevolge van werken.

- Extra verharding wordt niet in uitbreiding van het poldergemaal en de afvoercapaciteit van de boezem gecompenseerd . De compensatie dient zodanig te worden aangelegd dat de belasting op het watersysteem en de kans op inundatie niet toenemen. Desgewenst kan Delfland een model van het huidige watersysteem beschikbaar stellen.

Wij verzoeken u aan te geven hoe wordt voorkomen dat de waterhuishouding verslechtert. Aandachtspunten daarbij zijn : bepaling van de groote van de waterberging, doorstroming bij wijziging slotenstelsel, afwatering en waterbergingscapaciteit per peilvak (verhouding tussen grootte peilvak en oppervlaktewater) ;

- Compensatie van te dempen water in een lager peilgebied is mogelijk indien de noodzaak daarvan wordt aangetoond (een uitzondering is). Voorwaarden daarbij zijn: 1. In een lager gelegen peilgebied ligt en 2. de veerkrachtigheid van het watersysteem en de robuustheid van het hoog gelegen peilgebied daardoor niet afnemen. Elke andere optie is uitdrukkelijk niet toegestaan.

- In gestuwde gebieden dient voor de beschikbare berging te worden gerekend met 0,3 meter peilstijging.

- De bestemming 'Water' dient zodanig te worden opgenomen in verbeelding en regels dat noodzakelijke aanpassingen aan het watersysteem en waterkeringen die voortkomen uit de aanvraag watervergunningverlening mogelijk zijn. Boezemwater dat wordt aangelegd om een demping te compenseren (Molensloot) en de natuurvriendelijke oever dienen met de bestemming 'water' te worden weergegeven op de plankaart.

- De afvoer vanuit de bergingskelders mag maximaal de norm voor onverhard gebied bedragen (14,4mm/etm), omdat extra verharding niet in uitbreiding van het poldergemaal en afvoercapaciteit van de boezem wordt gecompenseerd .

- Spoorboog : Voor compensatie van toename van verharding wordt primair gekeken naar een oplossing die deel uitmaakt van het oppervlaktewatersysteem. Greppels zonder verbinding naar ander oppervlaktewater voldoen daar niet aan. Infiltratie is een alternatief indien aangetoond wordt dat oppervlaktewater niet mogelijk is en de infiltratie ook op lange termijn verzkerd wordt. Vooralsnog is de beoordeling van dit aspect dus niet neutraal maar negatief! Wij verzoeken u dit op te nemen in de tekst. (NB. Als infiltratie wordt bemoeilijkt, kan er wel degelijk wateroverlast ontstaan door de aanleg van de Spoorboogweg.)

- Delfland bestudeert op dit moment of de boezemkade die de Veen- en Binckhorstpolder begrenst, verlegd kan worden. Afhankelijk van het tijdstip waarop vergunning wordt aangevraagd kan de legger op dit punt zijn gewijzigd. En dient de vereiste compensatie Spoorboogweg in het betreffende peilgebied van de Veen- en Binckhorstpolder danwel in het boezemgebied te worden aangelegd.

Waterkwaliteit

- Bergingskelders in tunnel:

De lozing van het water afkomstig uit de verdiepte gelegen delen van het tracé dient zodanig te gebeuren dat geen verslechtering optreedt van de waterkwaliteit. Graag daarbij aandacht voor de locatie van de lozing: in het betreffende peilgebied (of indien merendeels gelegen in boezemgebied in de boezem).

- De capaciteit van de bergingskelders en de zuivering dient te worden bepaald op basis van een maatgevende situatie zodat ook dan in combinatie met een mogelijke calamiteit (bluswater, ongelukken met vervuilende lading, etc.) vervuiling van het oppervlaktewater wordt voorkomen. Wij verzoeken u om te beschrijven / aan te tonen hoe ook in zo'n situatie lozing op oppervlaktewater wordt voorkomen danwel welke maatregelen daarvoor worden getroffen.

- Is het first flush system toepasbaar op de bergingskelders in de tunnel?

- Wij verzoeken u de natuurvriendelijke oever die bij de Molensloot wordt aangelegd als 'water' weer te geven op de Verbeelding, in de toelichting te beschrijven en in Regels op te nemen;

Riolering

Er wordt beschreven dat het rioolstelstel in de Binckhorst mogelijk –gedeeltelijk wordt vervangen. Indien het rioleringssysteem wordt aangepast naar een verbeterd gescheiden stelsel zal het hemelwater direct worden geloosd op het

oppervlaktewater. Dit levert een extra belasting op van het oppervlaktewater van 2 mm op het totale daarop afwaterende gebied.

Voor meerdere aspecten omtrent de aanleg van de Rotterdamsebaan is een watervergunning nodig. Wij verzoeken u hierover in overleg te treden met Delfland. Voor meer informatie over deze watervergunning of melding verwijzen wij u naar http://www.hhdelfland.nl/digitaal-Ioket/vergunning-meldingL. Contactpersoon voor de watervergunning is de heer R. Hoogerbrug, tel. 015-2701845 . Coördinator voor het geheel is de heer J. den Duik, tel. 015-270.1858. Contactpersoon voor de watertoets is Klaart je van Etten, tel. 015-260.8301.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA_0038.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA_0039.png"

Bijlage 2 Tekstuele opmerkingen

Toelichting

- Blz. 89 en op blz. 90: 4.9.2 Referentiesituatie Op beide tekeningen staat de scheiding tussen boezemwater (Molensloot) en polderwater (Ypenburg) verkeerd aangegeven.

- Blz. 91: 4.9.3 Effecten door realisatie Rotterdamsebaan (plansituatie);

Oppervlaktewaterkwaliteit - waterberging

Opmerkingen op tabel.

- Omrekening kolom 'Benodigde berging voor verharding (m2) bij maximale peilstijging (m)' kan ik niet herleiden. De berekeningen blijken niet correct te zijn (vergelijk met MER)!

- Peilvak IV is volgens het peilbeslUit (Geoweb check) NAP-1,65 m (zp)/ NAP -1,70 m (wp) en geen vast waterpeil van NAP -1,65 m

- Er moet onderscheid gemaakt worden tussen zomerpeil/winterpeil en flexibel waterpeil. Nu geen onderscheid.

- Blz. 92: 4.9.3 Effecten door realisatie Rotterdamsebaan (plansituatie)

Oppervlaktewaterkwantiteit - waterveiligheid:

Er ontstaat geen waterstroming, maar wateroverlast (of een wateroverstroming) in de polder.

- op blz. 93: 4.9.3 Effecten door realisatie Rotterdamsebaan (plansituatie) te noemen.

Grondwaterkwantiteit: Grondwaterstandverlaging veroorzaakt niet alleen zettingen, maar heeft ook invloed op:

1. archeologie

2. bodemverontreinigingen

3. strategisch grondwatergebruik (verzilting?)

4. overig grondwateronttrekkingen

5. bescherming natuurgebieden, landbouw- en groenvoorzieningen

6. combinatie-effect met grondwaterregiem DSM

7. zettingen (eerder wel genoemd, maar hiermee is de lijst compleet)

1064370: Hfdst 8 Zettingen en effecten boortunnel.

In deze rapportage ontbreekt de beschouwing van de waterkering langs de Westvlietweg (Zuidvliet). Voor de woonwijk Westvlietweg is de verwachte zetting 20-60 mm

(zie tekening ROBA-1B-VO-TEK-ZZ-401 van 08-02-2013).

Achtergrondrapport Water

- Blz 17: 3.1.6 Oppervlaktewater; Tabel 3.2 Waterpeilen polders en Boezem (Bron: Hoogheemraadschap van Delfland)Wij verzoeken u dit als volgt aan te passen:

Zomerpeil (m NAP) Winterpeil (m NAP)

Boezem -0,43 -0,43

Veen- en Binckhorstpolder -1,32 -1,38 moet zijn - 1,34 -1,40

Tedingerbroekpolder -1,85 -1,93 moet zijn -1,77 -1,93

Hoge Broekpolder -1,65 -1,70

Lage Broekpolder -4,50 -4,70

- Blz. 264.3.1 Werking watersysteem; Vlietzone, Aansluiting A4/A13 -

figuur 4.5 Aanvullende maatregelen watersysteem

Figuur 4.5 komt niet overeen met uitwerking op tekening ROBA-1B-VO-TEKZZ-401 van 08-02-2013.

- Blz. 264.3.1 Werking watersysteem; Vlietzone, Aansluiting A4/A13 - figuur 4.5 Aanvullende maatregelen watersysteem

Het water van peilvak V Hoge Broekpolder NAP -1,60 m wordt afgewenteld op peilvak VIII Tedingerbroekpolder NAP -1,77 m (zp)/ -1,93 m (wp) door de waterkering heen ??

Reactie

In het bestemmingsplan (toelichting, Regels en Verbeelding), MER en het achtergrondrapport Water zijn de aanbevelingen en aandachtspunten die vanuit het Hoogheemraadschap Delfland zijn aangedragen verwerkt. Met het Hoogheemraadschap is afgesproken gedurende het vervolgtraject richting het Definitief Ontwerp intensitief contact met elkaar te houden.

12. HTM Infra

Naar aanleiding van de door u geboden mogelijkheid tot het geven van commentaar op het concept ontwerpbestemmingsplan Rotterdamsebaan, ex art. 3.1.1 Bro, deel ik u het volgende mee.

Het bestemmingsplan Rotterdamsebaan heeft relatief weinig consequenties voor het bestaande openbaar vervoer, daarover geen opmerkingen.

Wat echter wel opvalt in het plan is dat in de toelichting weliswaar melding wordt gemaakt van een op termijn mogelijke RandstadRailverbinding door de Binckhorst, maar dat de juridisch-planologische vastlegging hiervan in het bestemmingsplan ontbreekt. Hierover zou ik graag meer informatie willen krijgen.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Reactie

De RandstadRailverbinding door de Binckhorst zal niet binnen de planperiode van 10 jaar worden gerealiseerd waardoor behalve een beschrijving in de toelichting en een ruimte reservering er nog geen juridisch-planologische doorvertaling in dit bestemmingsplan heeft plaats gevonden.

De reactie van HTM Infra wordt verder voor kennisgeving aangenomen.

13. Pro-rail VMC

ProRail stelt de mogelijkheid tot vooroverleg over bestemmingsplannen zeer op prijs. Ten aanzien van het concept van het ontwerpbestemmingsplan Rotterdamsebaan, zoals bijgevoegd bij uw brief van 3 april 2013 met kenmerk DSO_SO/2013.3657, hebben wij momenteel geen opmerkingen. Wij behouden ons het recht voor in een later stadium wel opmerkingen te plaatsen.

Reactie

De reactie van Pro-rail VMC wordt voor kennisgeving aangenomen.

16. N.V. Nederlandse Gasunie

Naar aanleiding van uw brief van 3 april 2013 waarmee u ons bovengenoemd voorontwerp bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg, zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bro , deed toekomen, hebben wij het plan beoordeeld. Het voorontwerp geeft ons aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

In het plangebied ligt een zestal gastransportleidingen met toebehoren van ons bedrijf. Vanwege de Rotterdamsebaan zal het gastransportnetwerk op 2 locaties worden aangepast.

Omdat de verleggingen aan de leidingen nog niet zijn uitgevoerd en de leidingen dus nog gasvoerend zijn, verzoeken wij om de huidige ligging van de leidingen op de verbeelding weer te geven, zodat onze leidingen voldoen aan het Bevb.

Voor de verleggingen willen wij adviseren om een algemene wijzigingsbevoegdheid op te nemen. Voor een voorbeeld verwijzen wij u naar het bestemmingsplan 'Glastuinbouwgebied' van de gemeente Westland. Hier is in artikel 36.6 een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor aanleggen en/of verleggen van een gasleiding. De bepaling dat we instemming nodig hebben van de glasbouwdeskundige is specifiek voor dit plan en niet noodzakelijk voor het bestemmingsplan 'Rotterdamsebaan'.

Verder adviseren wij een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in het artikel 'Leiding-Gas' specifiek voor het verwijderen van buiten bedrijf gestelde leidingen. Wanneer de leiding buiten bedrijf is gesteld vervalt de planologische relevantie. Door de wijzigingsbevoegdheid kan het bestemmingsplan daar op een relatief eenvoudige wijze op worden aangepast.

Bij de inhoudelijke beoordeling vallen ons de volgende zaken op. Omdat de verbeelding als PDF bestand beschikbaar is, kunnen wij de belemmeringenstrook niet controleren. Voor de volledigheid wijzen wij u erop dat de breedte van de belemmeringenstrook op basis van wet en regelgeving (Artikel 14 Besluit externe veiligheid buisleidingen in combinatie met artikel 5 Regeling externe veiligheid buisleidingen) wordt bepaald.

Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met de aanwezige afsluiterschema's. Met betrekking tot artikel 30 'Leiding-Gas' willen we aangeven dat er een zestal leidingen binnen het plangebied ligging. Hieronder volgt het overzicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA_0040.png"

Indien gewenst, kunt u voor een nadere toelichting en/of inhoudelijke afstemming contact opnemen met ondergetekende.

Reactie

In artikel 41 algemene wijzigingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het verleggen van de gasleiding met bijbehorende planologische bescherming. Voorts is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in datzelfde artikel voor het verwijderen van de buisleiding met bijbehorende planologische bescherming. In de wijzigingsregels is voots de voorwaarde opgenomen dat vooraf instemming is benodigd van de leiding beheerder. De leidingnummers met bijbehorende diamaters en ontwerpdruk zijn opgenomen in de dubbelbestemming artikel 27 Leiding - Gas.

17. Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V.

U heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V., in het kader van overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro, per email van 3 april 2013 het concept ontwerp bestemmingsplan Rotterdamsebaan toegestuurd. Dit bestemmingsplan geeft ons geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.

Wij danken u voor het toezenden van de stukken. Mocht u naar aanleiding van deze e-mail vragen hebben dan kunt u contact opnemen met ondergetekende.

Reactie

De reactie van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. wordt voor kennisgeving aangenomen.