Plan: | Rotterdamsebaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0235ZRotterdambn-50VA |
Ten behoeve van het bestemmingsplan is er een akoestisch onderzoek door adviesbureau Oranjewoud uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek worden in deze paragraaf behandeld. Achtereenvolgens komen wet- en regelgeving en beleid, de belangrijkste conclusies uit het onderzoeksrapport en de maatregelen en kansen vanuit het MER voor geluid aan bod. Het MER en de achtergrondrapportage geluid zijn als separate bijlagen bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Voor het aspect wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijk kader. Bij de realisatie van de Rotterdamsebaan bestaat vanuit deze wet een tweetal aandachtspunten. Ten eerste dient op basis van de Wgh bij de aanleg van een weg te worden aangetoond dat in de directe omgeving van het plangebied de (voorkeurs) grenswaarden voor geluidsbelasting op gevoelige functies uit de Wgh niet worden overschreden. Daarnaast dient aangetoond te worden of er sprake is van een reconstructie in het kader van de Wgh. Van een reconstructie in de zin van de Wgh is sprake bij een wijziging op of aan een aanwezige weg waarbij de toename van de geluidsbelasting 2 dB of meer bedraagt op nabij gelegen gevoelige functies. Met betrekking tot reconstructie wordt hierbij gekeken naar de herinrichting van de Binckhorstlaan en de beperkte aanpassing van enkele verbindingsbogen bij knoopppunt Ypenburg.
De Wgh is van toepassing binnen de wettelijk vastgestelde zone van de weg. De breedte van de geluidzone langs wegen is geregeld in artikel 74 en 75 Wgh en is gerelateerd aan het aantal rijstroken van de weg en het type weg (stedelijk of buitenstedelijk). De ruimte boven en onder de weg behoort eveneens tot de zone van de weg. De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen zijn aangewezen woningen en andere geluidgevoelige gebouwen. Te weten volgens artikel 1.2, lid 1 Bhg:
De gemeente Den Haag heeft beleid opgesteld ten behoeve van het verlenen van hogere grenswaarde, weergegeven in het document 'Beleid hogere grenswaarden Wet Geluidhinder, (definitief februari 2011)'. Indien de geluidbelasting ten gevolge van een weg hoger is dan de voorkeursgrenswaarde dienen – bij reconstructie of wijziging van functie - hogere waarden te worden aangevraagd en verleend. Bij de geluidbelasting op de eerste lijnsbebouwing wordt tevens de gecumuleerde geluidbelasting bepaald en vergeleken met deze grenswaarde. In het beleid wordt aangegeven dat de maximaal aanvaardbare gecumuleerde geluidbelasting hierbij is vastgesteld is op 69,5 dB. Voor verblijfsruimten zie art. 1.1, lid 1 onderdeel d Bgh.
De Wgh onderscheidt drie verschillende geluidsbronnen: industrie, spoorwegverkeer en wegverkeer. Voor dit plan is alleen de geluidsbron wegverkeer relevant. Conform de rekensystematiek behorende bij de Wgh dienen alle wegen (zone maximaal 350 meter) en spoorwegen (zone is afhankelijk van de hoogte van het geluidproductieplafond) binnen de zone van de te wijzigen weg in het onderzoek betrokken te worden. Het plangebied bevindt zich binnen de zone van spoorwegen. Met lawaai van railverkeer hoeft echter geen rekening te worden gehouden aangezien het plan geen effect heeft op het railverkeer. Voor de gecumuleerde geluidbelasting is het railverkeer wel meegenomen. In en rond het plangebied zijn twee gezoneerde industrieterreinen aanwezig, namelijk Binckhorst-Noord en Binckhorst-Zuid. De geluidszones zijn voor zover relevant opgenomen in dit bestemmingsplan.
Wegverkeers- en spoorweglawaai
Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen en spoorwegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de (spoor)weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken.
De Wet geluidhinder kent een voorkeurswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Verderop worden diverse getallen in dB gepresenteerd. Hier gaat het om de Lden en gaat het om cumulatieve waarden, behoudens bij de toets aan de wettelijke eisen (bestemmingsplantoets).
SWUNG
Onder de noemer 'Swung' (Samen Werken in de Uitvoering van Nieuw Geluidbeleid) is in 2012 een aanzet gegeven tot het aanpassen van de geluidwetgeving.
Swung 1 richt zich op de geluidruimte die rijksinfrastructurele bronnen krijgen (rijkswegen en spoorwegen). Aan deze bronnen wordt een plafond gekoppeld, een zogenaamd geluidproductieplafond (gpp). De geluidsbelasting vanwege de bron mag het vastgestelde plafond niet overschrijden, als dit wel dreigt te gebeuren moet de bronbeheerder maatregelen treffen om de geluidsbelasting te verminderen. De invoering van de van gpp's voor de rijksinfrastructuur is per 1 juli 2012 geregeld via een nieuw Hoofdstuk 11 Geluid in de Wet milieubeheer.
In aanvulling op Swung-1 wordt gewerkt aan Swung-2, dit wetsvoorstel ziet op gpp's voor de provinciale en gemeentelijke wegen en gezoneerde industrieterreinen. Daarnaast zal ook het normenstelsel worden aangepast.
Reconstructie van wegen
Binnen het plangebied wordt in het kader van de aanleg van de Rotterdamsebaan enkele verbindingsbogen (beperkt) aangepast. Daarnaast is sprake van een herinrichting van de Binckhorstlaan, de Regulusweg, de Mercuriusweg en andere kleinere wegen.
Procedure hogere waarden
Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden is, parallel aan de bestemmingsplanprocedure, een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
In de referentiesituatie is reeds sprake van een hoge geluidbelasting zowel in de Binckhorst als in de Vlietzone. De invloed van de diverse rijkswegen en hoofdinfrastructuur in de Haagse regio leveren een belangrijke bijdrage aan de geluidsniveaus, ook op grotere afstanden. Zo zijn de belastingen direct langs de Binckhorstlaan circa 65 á 70 dB. Bij de Maanweg en de Regulusweg liggen de geluidbelastingen op circa 70 dB. In de Vlietzone liggen de belastingen op grotere afstand van de A4 en de Laan van Hoornwijck / Haag (bijvoorbeeld bij de landgoederen) op circa 60 dB, maar richting deze drukke wegen betreft dit circa 65 dB.
De Rotterdamsebaan leidt tot een tweetal effecten. Enerzijds is sprake van een licht negatief effect op de geluidbelasting vanwege het toevoegen van nieuwe infrastructuur. Ten tweede is sprake is van een licht positief effect op de geluidbelasting, omdat de Rotterdamsebaan verkeer van andere wegen afhaalt, bijvoorbeeld de Haagweg, zodat hier de geluidsituatie verbetert.
De Rotterdamsebaan wordt uitgevoerd met stil asfalt (dunne deklagen B), hierdoor wordt het geluidseffect van de Rotterdamsebaan verminderd. Daarnaast is sprake van een dempend effect als gevolg van de tunnel en liggen diverse delen van de Rotterdamsebaan in de Vlietzone verdiept. Deze uitvoering van de Rotterdamsebaan zorgt voor minder negatieve effecten dan bij een nieuwe weg op maaiveld.
In onderstaand figuur is een verschilplots weergegeven tussen de referentiesituatie en de plansituatie. Hierbij zijn de verschillen groter dan 1 dB weergegeven. Hieruit blijkt dat de Rotterdamsebaan vooral zorgt voor effecten in de directe nabijheid van de weg in de Vlietzone. In de Binckhorst is vooral een verschil rondom de nieuwe T-aansluiting met de Mercuriusweg (richting de Trekvlietbrug) en met de Spoorboogweg. De Spoorboogweg zit niet in de referentiesituatie en vormt een geheel nieuwe weg, waardoor hier ook een duidelijke toename te zien valt.
Er zijn ook grote gebieden met afnamen te zien. Dit betreft de Haagweg/Rijswijkseweg waar over de gehele weg sprake is van > 1 dB afname. Ook is sprake van een afname bij het begin van de Binckhorstlaan en de Maanweg, omdat deze wegen niet meer druk bereden worden door de aanleg van de Rotterdamsebaan en de Spoorboogweg, zie ook bij het onderdeel verkeer.
Bij de uitgang van de tunnelmond in de Binckhorst is geen sprake van een toe- of afname van de geluidbelasting. Dit komt omdat de toepassing van stil asfalt op de Rotterdamsebaan de (forse) toename van verkeer compenseert. Hier is echter toch sprake van een onwenselijke situatie ten aanzien van de woningen aan de Vestaweg. Deze woningen worden thans 'afgeschermd' door de woningen aan de Binckhorstlaan. Deze woningen dienen echter gesloopt te worden vanwege het ruimtebeslag van de Rotterdamsebaan. Hierdoor vervalt echter ook de afschermende werking van deze woningen. Als gevolg hiervan wordt de geluidbelasting op de gevels bij de woningen aan de Vestaweg significant hoger, waardoor niet voldaan kan worden aan de eisen vanuit de Wet geluidhinder ten aanzien van reconstructie. De toename is groter dan 5 dB (een jaar voor realisatie vergeleken met tien jaar na realisatie), waardoor vooruitlopend op dit bestemmingsplan door het College van B&W van Den Haag is besloten deze woningen vanwege de hoge geluidbelasting, overschrijdingen ten aanzien van luchtkwaliteit en een algeheel verslechterd leefklimaat te slopen (RIS 255700). Deze conclusies zijn gelijk aan de resultaten van dit geluidonderzoek, omdat begin 2013 dezelfde etmaalintensiteiten en uitgangspunten voor het onderzoek zijn gebruikt. Op de Verbeelding is de woonbestemming bij de Vestaweg weggehaald, waardoor hier geen geluidgevoelige bestemming meer aanwezig is.
In het plangebied blijven er na het amoveren van de woningen aan de Vestaweg twee locaties over waarvoor hogere waarden aangevraagd worden: de Wegastraat 75 en de Zonweg 45. Hier moet een hogere waarde van respectievelijk 59 en 56 dB worden vastgesteld. Door het treffen van mitigerende maatregelen kan het verlenen van hogere waarden voorkomen worden bij diverse andere geluidsgevoelige bestemmingen, deze maatregelen betreffen: