direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Oostduin - Arendsdorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Bebouwing

Rijksbeschermd stadsgezicht

De Monumentenwet 1988 omschrijft een beschermd stadsgezicht als 'groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke en structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke waarde of cultuurhistorische waarde [..]' en dat vanwege dit algemene belang door de minister van OC&W en de minister van VROM als zodanig is aangewezen.

Oostduin - Arendsdorp maakt deel uit van het rijksbeschermd stadsgezicht Benoordenhout (zie paragraaf 2.3.1. De Monumentenwet 1988 verplicht de gemeenteraad van Den Haag een bestemmingsplan vast te stellen ter bescherming van het rijksbeschermd stadsgezicht. De cultuurhistorische waarden die zijn aangewezen en die door dit bestemmingsplan worden beschermd. Nadere typering van de te beschermen waarden:

  • de hoogwaardige woonomgeving die in een kwetsbare harmonie verkeert met voorname kantoorbebouwing;
  • een grote harmonie in baksteenarchitectuur van woonhuizen in verschillende straatwanden, wat leidt tot hoogwaardige stedenbouwkundige ensembles;
  • de aanwezigheid van veel gebouwen met een (nationaal gezien) hoge architectuurhistorische kwaliteit;
  • de visuele en functioneel-historische relatie van de wijk met de landgoederen Clingendael/Groenendaal/Oosterbeek, het Haagse Bos en het Malieveld / de Koekamp;
  • de fraaie openbare ruimte met veel groen die herinnert aan het landschappeljik karakter van de 19de eeuwse situatie (o.a. Wassenaarseweg, Van Hogenhoucklaan, Ruychrocklaan, Van Soutelandelaan, Van Mojalenlaan) en groenvoorzieningen als het Rosarium op het Jozef Israëlplein;
  • de aanwezigheid van het restant van het landgoed Oostduin-Arendsdorp en van de Bosjes van Zanen.

Monumentale gebouwen

Het plangebied bestaat voor een zeer groot deel uit beeldbepalende bebouwing met een hoge ensemblewaarde. Ten behoeve van de bescherming van het beschermde stadsgezicht zijn in de regels van dit bestemmingsplan aanvullende bepalingen opgenomen ten behoeve de “Waarde Cultuurhistorie” opgenomen.

Hieraan ten grondslag ligt de gemeentelijke beleidsnotitie “Bouwen en behouden in beschermde stadsgezichten”. Deze notitie geeft aan hoe vanuit een cultuurhistorische invalshoek wordt omgegaan met een beschermd stadsgezicht. Uitgangspunt is de algehele visie op het monumentenbeleid: Het motto “behoud gaat voor vernieuwen” is ook van toepassing op de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing in het beschermde stadsgezicht.

In zijn algemeenheid geldt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht dat de ten tijde van de ter visie legging van het plan bestaande ruimtelijke structuur van ondermeer straten, pleinen en groenvoorzieningen in hun onderlinge samenhang behouden moeten blijven. Vervanging of verandering van deze elementen is slechts toegestaan met behoud en zo nodig verbetering van deze elementen. Dit betekent dat voor wat betreft de bouwwijze aansluiting moet worden gezocht bij de bestaande omgeving en de daarin voorkomende cultuurhistorische waarden.

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van burgemeester en wethouders verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In paragraaf 2.3.1 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven. De bescherming vloeit voort uit de Monumentenwet.

Modernisering monumentenzorg

In november 2009 stemde de Tweede Kamer in met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W. Het gaat hierbij om drie grote veranderingen. De eerste is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening.

Om meer vorm en inhoud te geven aan de borging van cultuurhistorie in de Ruimtelijke ordening zal bij het vaststellen van alle bestemmingsplannen meer rekening moeten worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Dat betekent een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Als gebruik wordt gemaakt van het nieuwe instrumentarium van de beheersverordening zal alsnog moeten worden onderzocht of de cultuurhistorie meer verankering nodig heeft. Op basis van artikel 3:2 Awb moet in dat kader onderzoek worden gedaan naar relevante omgevingsaspecten.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur

Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de "Regionale Nota Mobiliteit" vastgesteld, en in 2008 is het verkeersbeleid geactualiseerd. De nota richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer in 2020, meer gebruik van de fiets, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Verder wil het stadsgewest bevorderen dat mensen bewuster kiezen voor het juiste vervoermiddel bij de juiste verplaatsing. Het uitvoeringsprogramma 2006-2009 laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is naast het verkeersbeleid van Haaglanden ook een regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Verkeer algemeen

Het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is op hoofdlijnen gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer en te investeren in doorstroom hoofdroutes voor het autoverkeer zodat de doorstroming goed is en de hoofdroutes voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen de woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit, die in de loop van 2011 aan de raad zal worden aangeboden. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past.

Tussen het verkeer- en vervoerbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Opgenomen kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk (exclusief het busnetwerk) volgens de ontwerpnota Haagse Nota Mobiliteit. In paragraaf 2.3.2 zijn de busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0008.jpg"

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer tracht de gemeente zoveel mogelijk te concentreren op een stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen met voldoende capaciteit, zie kaart Hoofdstructuur wegverkeer uit de Haagse Nota Mobiliteit. Dit is nodig om de economische en ruimtelijke ontwikkeling van de stad mogelijk te maken en draagt bij aan de duurzame verbetering van de leefbaarheid in wijken en buurten. Een goede, veilige doorstroming van het verkeer is ook van belang voor de bestrijding van geluidsoverlast, de uitstoot van schadelijke stoffen of andere vormen van hinder, het voorkomen van sluipverkeer en vermindering van het aantal verkeersslachtoffers. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer die stadsdelen met elkaar verbinden en wijken ontsluiten (bestemming Hoofdverkeersweg) zijn er de wegen van een lagere orde die het wijk- en het buurgebonden verkeer verkeer (bestemming Straat en Verblijfsstraat) moeten afwikkelen. Op deze wegen heeft het autoverkeer een minder dominante positie en hebben openbaar vervoer, fietsers en voetgangers veelal prioriteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0009.jpg"

Hoofdverkeerswegen Den Haag e.o.

In het bestemmingsplan heeft de Wassenaarseweg de stemming Hoofdverkeersweg. De Oostduinlaan, Ruychrocklaan en de Van Hogenhoucklaan hebben de bestemming Straat, en de overige wegen zijn als Verblijfsstraat bestemd.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkeljik hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Opgenomen kaart over het fietsnetwerk toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte. De route via de Wassenaarseweg maakt deel uit van het netwerk van hoofdfietsroutes.

Het Goedlijfpad is een secundaire fietsroute die de verbinding tussen de Oostduinlaan en de Goetlijfstraat kortsluit. De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0010.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA_0011.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in de beleidsnota: “Nota Parkeernormen Den Haag” (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100m2 bruto vloeroppervlak.

De stedenbouwkundige regels in de gemeentelijke bouwverordening over het parkeren zullen binnen afzienbare tijd worden ingetrokken. De parkeernormen en het toepassingskader zijn daarom in dit bestemmingsplan opgenomen.

In de gebruiksregels van de voorschriften is het verder mogelijk om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

3.3.3 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen. Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 2.500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen.Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Maar is het nu zaak dat elke sfeer ook meer de kwalitatief bijpassende woningen krijgt die daarbij horen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen, hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus. Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen Het plangebied Oostduin - Arendsdorp en de omgeving vallen in een groenstedelijk woonmilieu. Dit woonmilieu bestaat voor een groot deel uit vooroorlogse wijken met grotere en duurdere woningen. De woonsfeer die bepalend is voor het gebied is statig en klassiek. Een woonsfeer wordt gedefinieerd als: “het extraatje dat zorgt voor een unieke en karakteristieke uitstraling van een gebied en is gekoppeld aan een dominante leefstijl” Een herkenbare woonsfeer geeft een gebied identiteit en dat geeft een gebied meer aantrekkingskracht. De woonsfeer statig en klassiek kenmerkt zich door de aanwezigheid van veel hoge inkomens. Internationals en expats zijn goed vertegenwoordigd binnen deze woonsfeer. Het plangebied ligt tegen de internationale zone van de stad aan. In deze zone gaat er extra aandacht uit naar de openbare ruimte. Deze moet een dergelijke kwaliteit hebben om bij te kunnen dragen aan een internationaal vestigingsklimaat. Bij het huisvestingsbeleid 'wonen met zorg' gaat de voorkeur uit naar kleinschalige ontwikkelingen in plaats van de traditionele grootschalige verpleeg en verzorgingshuizen. De trend is om deze ontwikkelingen in combinatie met zorg en welzijnsvoorzieningen in de wijk te stimuleren om perspectief te bieden voor mensen om in de wijk te blijven wonen. Bewoners kunnen de benodigde zorg inkopen bij de zorgverlener.

3.3.4 Economie

Wat economische functies betreft zijn er in het plangebied Oostduin - Arendsdorp alleen een tweetal grote kantoorgebouwen en een tankstation (met ondergeschikte detailhandel) gelegen. In deze paragraaf zal dan ook alleen worden ingezoomd op het economische beleid ten aanzien van kantoren en bedrijven. Het beleid gericht op functiemenging, bedrijventerreinen, detailhandel en horeca is hier niet van toepassing en zal dan ook niet worden aangehaald.

Algemeen: Impuls Haagse Economie

Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven:

  • a. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf;
  • b. kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector);
  • c. binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).

Bedrijven en milieuzonering

Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies heeft de Vereniging van Nederlands Gemeenten in samenwerking met het ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het ministerie van Economische Zaken het boek 'Bedrijven en milieuzonering. Handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk (editie 2009)' uitgegeven: het 'Groene Boekje'. In de jurisprudentie wordt gebruikmaking (van de eerdere edities) van dit boek algemeen geaccepteerd. Het Groene Boekje is een hulpmiddel om de afstanden tussen bedrijvigheid en woningen concreet voor een locatie in te vullen.

Door het waar nodig ruimtelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen worden hinder en gevaar voor woningen al in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperkt en wordt tegelijk daarmee aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

In het plangebied is slechts één bedrijf gelegen, ter hoogte van de Wassenaarseweg en Floris Grijpstraat. Het gaat hier om een benzinestation zonder LPG installatie. Het bedrijf heeft de bedrijfsbestemming verkooppunt motorbrandstoffen gekregen (milieucategorie twee, richtafstand 30 meter). Daarnaast vindt hierin detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit plaats. Vanwege deze richtafstand heeft het tankstation verder geen beperkende werking op de eventuele toekomstige sloop en nieuwbouw van verzorgingshuis Oostduin en serviceflat Arendsdorp (zie hoofdstuk 5).

Kantorenstrategie Haaglanden

Op 21 februari 2007 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe kantorenstrategie vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor kantoorbehoevende ondernemingen en instellingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode.

Op de bijbehorende locatiekaart zijn in het bestemmingsplangebied Oostduin - Arendsdorp geen kantoorlocaties aangewezen. Dit betekent dat het beleid geen nieuwe kantoorontwikkeling groter dan 2000 m2 bvo toelaat. Deze zullen ook niet mogelijk worden gemaakt in onderhavig bestemmingsplan. De twee in het plangebied aanwezige kantoorgebouwen zullen conform de bestaande situatie worden bestemd.

3.3.5 Welzijn en Maatschappelijke Zorg

Kinderopvang

In het gebied is (op de locatie van het verzorgingshuis Oostduin) een kindercentrum gevestigd. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang niet onder de wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden. De hier genoemde locatie voor kinderopvang zal in het onderhavige bestemmingsplan worden gehandhaafd (zie verder paragraaf 5.3).

Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Aan de slag' en het meerjarenbeleidsplan WMO 2011-2014 geformuleerd. Het welzijnswerk is erop gericht de participatie in de samenleving te stimuleren en mensen met beperkingen te ondersteunen zodat zij zelfstandig hun bestaan kunnen inrichten. Het wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en aktivititeiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers. In het plangebied Oostduin - Arendsdorp zijn geen specifieke welzijnsvoorzieningen gelegen.

Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Binnen Oostduin-Arendsdorp is een verzorgingshuis gelegen. Deze wordt conform de huidige situatie met de bestemming Maatschappelijk in het bestemmingsplan opgenomen.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt met name tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over “Ruimte voor gebed” is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2.

In paragraaf 2.4.7 is aangegeven dat er een kleine moskee in het plangebied gelegen is. Deze is in de planregels en plankaart opgenomen onder de bestemming Maatschappelijk (zie verder paragraaf 5.3).

3.3.6 Openbare ruimte

Kadernota Openbare Ruimte

De Kadernota Openbare Ruimte (2004) is voor de gemeente Den Haag het beleidskader voor de inrichting (eenvoud, harmonie en ruimte), het onderhoud (schoon, heel en veilig) en het gebruik (functioneel, veelzijdig en flexibel) van de openbare ruimte. Een goede afstemming is nodig tussen inrichting, onderhoud en gebruik. Er zijn drie kwaliteitsstandaards voor de openbare ruimte in Den Haag:

  • Residentiekwaliteit is de standaard- of basiskwaliteit;
  • Hofstad Kwaliteit is een bijzondere kwaliteit;
  • Maatwerk Kwaliteit geeft marktpartijen gelegenheid een hogere kwaliteit na te streven; Publiekprivate Samenwerking (PPS).

Afhankelijk van de functies in een gebied, de cultuurhistorische waarde en de betrokkenheid van de private partijen hanteert de gemeente een bepaalde kwaliteitsstandaard. Voor het plangebied is dit de Residentie Kwaliteit. De Residentie Kwaliteit geldt in beginsel voor alle woon- en werkgebieden. De ontwerpen kenmerken zich door dienstbaarheid (vorm volgt functie), ingetogenheid en tijdloosheid (geen trendy design). Het groen in buurten en wijken krijgt extra aandacht, evenals de zorgvuldige toepassing van beeldende kunst zoals bijvoorbeeld het aanwezige bronzen beeld van het hertje.

Op stedelijk niveau kan een aantal gebieden en locaties worden onderscheiden die op bijzondere wijze bijdragen aan de ruimtelijke identiteit van Den Haag. Uit cultuurhistorisch oogpunt en voor het behoud van het 'Haagse' karakter moeten deze identiteitsdragers zorgvuldig worden gekoesterd en versterkt. Daarvoor kan het nodig zijn extra kwaliteit na te streven binnen de bandbreedte van de Residentie Kwaliteit. Dit geldt voor beschermde stadsgezichten, 'Lange lijnen', pleinen, plaatsen en de stedelijke ecologische hoofdstructuur.

In het plangebied is één lange lijn gelegen: de Wassenaarseweg is onderdeel van de lange lijn 'Laan van Meerdervoort'. Hier zijn echter geen aandachtspunten dan wel acties aan verbonden.

Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Nota "Spelen in de Stad" vastgesteld. Bij nieuwe woningbouwlocaties dient de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot uitgeefbaar gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatieruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. Verder dient er rekening te worden gehouden met de actieradius. Die verschillen per leeftijdsgroep, omdat oudere kinderen verder van huis spelen en meer ruimte nodig hebben dan jongere. Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Zoals uit paragraaf 2.4.9 blijkt is er een speelvoorziening in het park aanwezig. Deze speelvoorziening zal niet apart worden bestemd maar in de regels mogelijk worden gemaakt (zie paragraaf 5.3).

Kunst in de openbare ruimte

Er zijn op dit moment geen beeldende kunstwerken in de openbare ruimte binnen het plangebied Oostduin - Arendsdorp. Dit zal in het bestemmingsplan wel mogelijk worden gemaakt (zie paragraaf 5.3).