direct naar inhoud van Artikel 6 Groen - Park
Plan: Oostduin - Arendsdorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0218GArendsdorp-50VA

Artikel 6 Groen - Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. park;
  • c. plantsoen;
  • d. houtopstanden;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen,

één en ander met binnen de bestemming passende bebouwing, waaronder bruggen, bunkers, ecoverbindingen, fonteinen, straatmeubilair, kunstwerken door kunstenaars, kunstwerken (duikers etc.), wandel-, fiets- en ruiterpaden, alsmede recreatie en educatie.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale hoogte alsmede de totale oppervlakte van een nutsvoorziening bedragen respectievelijk 3 m en 15 m²;
  • b. binnen de bestemming zijn behoudens het gestelde onder het voorgaande lid alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan;
  • c. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. artikel 6.2onder c ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een maximum hoogte van 10 m.
6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. recreatie en educatie zijn in beperkte mate als ondergeschikt medegebruik toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden mag geen afbreuk doen aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van natuur- en landschapswaarden.
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de voor 'Groen - Park' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning (aanlegvergunning) de hieronder te noemen werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het verwijderen van bomen of andere opgaande beplanting, anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand, voor zover de Boswet of op die wet gebaseerde regelingen niet van toepassing zijn;
    • 4. de aanleg van oeverbeschoeiingen;
    • 5. de aanleg van waterlopen of de vergraving, verruiming of demping van reeds bestaande waterlopen;
    • 6. de aanleg van ondergrondse constructies, installaties of apparatuur, behoudens indien deze werken en werkzaamheden zijn aan te merken als een normaal bestanddeel van een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. De onder a genoemde verboden gelden niet:
    • 1. indien en voor zover de onder a genoemde werken en werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband het normale beheer of onderhoud van de gronden;
    • 2. indien en voor zover deze vorm van gebruik van de grond verenigbaar is met het doel waarvoor de betreffende grond volgens het plan is bestemd;
    • 3. ten aanzien van werken en werkzaamheden die dienen ter instandhouding of voltooiing van werken die op het moment van de tervisielegging van het ontwerpplan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen.
  • c. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar, indien en voor zover deze:
    • 1. geen neveneffecten teweegbrengen, die de doelmatighied van de bestemming van de gronden of van de gronden elders in het plangebied ingrijpend verstoren.