direct naar inhoud van 3.2 Sectoraal beleid
Plan: Centrum Loosduinen
Status:
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0209ACentrumLoos-50VA

3.2 Sectoraal beleid

3.2.1 Wonen

Woonvisie Den Haag 2009-2020

De Haagse Structuurvisie streeft naar groei van het inwoneraantal van de stad als draagvlak voor grootstedelijke voorzieningen en voor een goede economische, sociale en culturele ontwikkeling. Hiervoor zal het aantal woningen moeten groeien.

De Woonvisie Den Haag 2009-2020 is op 19 november 2009 door de raad vastgesteld. De woonvisie biedt ook de kaders voor deze groei. De kern van de woonvisie is: als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren, en de woonkwaliteit van de bestaande woningen verhogen. De stad moet daarom in een breed scala aan typen van woonwensen kunnen voorzien. Dit vereist gemengde stedelijke milieus, maatwerk bij nieuwbouw en een eigen identiteit voor wijken. Hoewel differentiatie van woonmilieus en woonsferen het uitgangspunt is, moet dit binnen een stedelijk kader gebeuren. Daarom dient er gekozen te worden voor woonvormen die passen bij een stedelijke omgeving. De nieuwbouw zal daarom grotendeels plaatsvinden in de vorm van appartementen en stadswoningen, en tussenvormen daarvan.

Kansen voor groei en verdichting liggen veelal in de zogenaamde transformatiemilieus waar verouderde bedrijventerreinen worden omgezet in gemengde woonwerkgebieden. Aan de stadsranden vindt eveneens uitbreiding plaats door transformaties in de overgangszones van stad naar platteland.

Sturend voor de transformatie en uitbreiding van woonmilieus is het beleid om selectieve migratie uit de stad van midden- en hogere inkomens om te buigen, deze inkomensgroepen aan de stad te binden en zo mogelijk van elders aan te trekken. Bij de herstructurering van de goedkope sociale woningvoorraad in bestaande gebieden wordt getracht een woonmilieu te bieden dat inspeelt op woonwensen van bepaalde groepen midden- en hogere inkomens, mede om segregatie, concentratie van kansarme bewoners en cumulatie van achterstandssituaties tegen te gaan. Een goed 'schoon, heel en veilig' leef- en woonklimaat is een belangrijke voorwaarde voor alle stedelijke woongebieden. Daarbij moeten voldoende, goede en betaalbare woningen voor de lage inkomensgroepen blijven bestaan.

Het bestemmingsplan ligt binnen het stedelijk/ groenstedelijk woonmilieu. Dit betekent dat gebouwd is in een hoge dichtheid. In het bestemmingsplan is weinig groen aanwezig. Dit wordt echter gecompenseerd door de ligging ten opzichte van het landgoed Ockenburg. Veel mensen maken gebruik van dat groen om te recreëren. Het landgoed heeft een positieve uitwerking op de waardering van de woonomgeving. De woonsfeer die dit gebied kleurt is centrum-dorps wonen. Dit betekent dat de dorpse sfeer zijn weerslag vindt in de ruimtelijke verschijningsvorm. Dit dorps karakter wordt beschouwd als waardevol en moet daarom behouden blijven. Het gebied is een beheergebied, er zijn geen (sloop) of nieuwbouwplannen.

3.2.2 Verkeer en parkeren
3.2.2.1 Verkeer algemeen

Het algemene verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het waarborgen van een goede bereikbaarheid voor alle vervoerswijzen en het verbeteren en in stand houden van een verkeersveilige en een leefbare stad. Dit gebeurt onder andere door het stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en de fiets, het benutten en realiseren van goede doorstroom routes voor het noodzakelijke autoverkeer in de vorm van samenhangende netwerken en het uitvoering geven aan het parkeerbeleid. Tussen het verkeer- en vervoersbeleid en de ruimtelijke ordening en inrichting van de stad bestaat een nauwe samenhang die ondermeer zijn vertaling vindt in bestemmingsplannen.

3.2.2.2 Autoverkeer: 'concentratie op een stelsel van hoofdverkeerswegen'

Het Haagse verkeersbeleid gaat uit van bundeling van het autoverkeer. De Lozerlaan en Ockenburghstraat vervullen daarbij een belangrijke functie. Daarnaast zijn de Lisztstraat en het Arnold Spoelplein verkeersstraten, die toegang geven tot de buurten binnen de wijk. Autoverkeer kan ook gebruik maken van de wijkontsluitingswegen, maar de prioriteit ligt hier bij de fietser en de voetganger.

Het plan hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. De intensiteit van het verkeer op hoofdverkeerswegen is relatief hoog. De maximumsnelheid is hier 50 km/uur. Ook op de wijkontsluitingswegen is de maximumsnelheid 50 km/uur. Op verblijfsstraten geldt een maximum snelheid van 30 km/uur. In paragraaf 5.2 wordt aan de hand van deze onderverdeling een keuze van verkeersbestemmingen gemaakt.

3.2.2.3 Fietsverkeer: 'stelsel van (hoofd)fietsroutes'

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een fijnmazig netwerk van veilige fietsstroken en fietspaden wordt het gebruik van deze vervoerwijze gestimuleerd. De openbare voorzieningen voor de fiets (stallingen et cetera) maken integraal deel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

In het Meerjarenprogramma Fiets 2007-2010 is een herkenbaar stelsel van (hoofd)fietsroutes vastgelegd. De (hoofd)fietsroutes sluiten buiten de wijk aan op fietsroutes richting belangrijke bestemmingen in Den Haag. Paragraaf 2.2.1 noemt de hoofd- en secundaire fietsroutes in het plangebied.

Openbaar vervoer: 'stelsel van verbindende en ontsluitende OV-lijnen'

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen moet ervoor zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten op een goede aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Paragraaf 2.2.1 noemt alle openbaarvervoerlijnen die het plangebied ontsluiten en met de rest van Den Haag verbinden.

De komende jaren staan ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor RandstadRail. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het opwaarderen van bestaande tramlijnen tot RandstadRail-kwaliteit en de aanleg van Park+Ride-terreinen bij diverse stations.

3.2.2.4 Parkeren: 'stellen van parkeereisen'

Het parkeren en stallen van auto's is een belangrijke sleutel in het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. De gemeente stelt parkeereisen om de schaarse (openbare) parkeergelegenheid in de stad zo goed mogelijk te verdelen, om het autogebruik zoveel mogelijk te beperken en ten slotte om een leefbare (woon)omgeving te bevorderen. Via een stelsel van parkeernormen wil de gemeente voldoende parkeergelegenheid bij nieuwbouw te creëren, naast uitnutting van bestaande parkeercapaciteit en bestaande bewonersgarages. Zo mogelijk worden bestaande parkeerproblemen aangepakt, vaak in combinatie met flankerend beleid zoals de (her)inrichting van een weg en met beheersmaatregelen zoals de invoering van betaald parkeren en de uitgifte van parkeervergunningen.

De parkeerplaatsen die conform de parkeernormen in een (bouw)plan nodig zijn, moeten op eigen terrein worden gerealiseerd. De parkeernormen voor woningen zijn in beginsel behoeftevolgend en afhankelijk van de grootte, de aard en het type van de woningen. Bij commerciële en andere niet-woonfuncties worden de parkeernormen mede bepaald door ligging in de stad en bediening van het gebied door het openbaar vervoer. De parkeersituatie in het plangebied is geschetst in paragraaf 2.2.2.

3.2.3 Economie
3.2.3.1 Algemeen: Impuls Haagse Economie

Op 20 januari 2005 werd door de gemeenteraad de nota 'Impuls Haagse economie' vastgesteld. De nota presenteert het economisch beleidskader voor de periode van 2005-2010 beschrijft de acties die volgens de gemeente nodig zijn om de lokale economie in de komende jaren een impuls te geven. Het economisch beleidskader heeft geleid tot drie ontwikkelingsrichtingen waarlangs de gemeente Den Haag het economisch beleid wil vormgeven:

  • a. het verbeteren van het vestigingsklimaat voor het midden- en kleinbedrijf;
  • b. kennis is kracht (gericht op uitbreiding van de kennisintensieve sector);
  • c. binden en boeien (gericht op behoud en uitbreiding van het inwonertal).
3.2.3.2 Kantoren

Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. In de kantorenstrategie is dit nader uitgewerkt in de volgende uitgangspunten:

  • gebruiker staat centraal
  • afmaken waar we mee bezig zijn.
  • prioriteiten stellen bij hoogbouw 'Triple A Status voor Den Haag'
  • duurzaam ontwikkelen.

Het bestemmingsplangebied valt niet binnen grootschalige kantoorlocaties/-ontwikkelingen die in de Kantorenstrategie worden genoemd. Wel streeft de gemeente ernaar dat niet alleen op toplocaties kantoren worden ontwikkeld. Voorkomen moet worden dat alle kantoren verdwijnen in stadsdelen waar al weinig werkgelegenheid is. De gemeente zorgt er dan ook voor dat langs de doorgaande wegen er kantoren zijn die kleiner zijn dan 500 m2 en langs de woonstraten die zijn kleiner dan +/-100 m2 (conform Functiemengingstrategie, zie ook paragraaf 3.2.3.4). In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.2.3.3 Bedrijven

Op 16 april 2008 is door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden een nieuwe bedrijventerreinstrategie 'Ruimte voor ondernemend Haaglanden' vastgesteld. De strategie is erop gericht vraag naar en aanbod van ruimte voor bedrijventerreingebonden ondernemingen de komende decennia met elkaar in evenwicht te houden, op onderscheiden kwaliteitsniveaus en per deelperiode. Op de bijbehorende locatiekaart zijn bestaande noch nieuwe bedrijventerreinen aangewezen voor Centrum Loosduinen.

3.2.3.4 Functiemengingstrategie

In haar Functiemengingstrategie geeft de gemeente Den Haag aan dat kantoor-, praktijk- en bedrijfsruimten kleiner dan +/-100 m2 langs de woonstraten in de wijk een plaats kunnen krijgen en kantoorruimte tot aan +/-500 m2 langs de doorgaande wegen een plaats kunnen krijgen. Dit moet gestimuleerd worden door daarvoor in bestemmingsplannen ruimte te maken.

Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • a. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. Conform de Huisvestingsverordening en de Woningwet mag hooguit 30% van de gebruiksoppervlakte van een woning voor werkfuncties worden gebruikt. Dit percentage mag hoger liggen als het een zeer groot pand betreft. Detailhandel in woningen is slechts toelaatbaar in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen.
  • b. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • c. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.

De doorgaande weg in het plangebied is de Lisztstraat. Voor kantoorruimte, praktijk en bedrijfsruimte die conform deze uitgangspunten op verkeerde locaties zijn gelegen moet worden bezien in hoeverre deze een gemengde bestemming moeten krijgen. De praktijk, bedrijfsruimte- en kantoorruimte in het plangebied zullen conform het hiervoor benoemde beleid toegestaan worden. In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.2.3.5 Bedrijven en milieuzonering

Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages.
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben.
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied (zie bijvoorbeeld het Gemeentelijk Industrieterrein in het Regentessenkwartier).

Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. Ten behoeve van het inpassen van bedrijvigheid in de fysieke omgeving en bij het inpassen van de woningen en andere gevoelige functies stelde de VNG een lijst samen voor een scala van milieubelastende activiteiten ten opzichte van een 'rustige woonwijk' (VNG, Bedrijven en milieuzonering, juli 2007).

In gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woongebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies) zijn milieubelastende activiteiten mogelijk op kortere afstand van woningen dan in gebieden waar bedrijven solitair zijn gevestigd. De staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging is gebaseerd op de lijst van de VNG die zij specifiek van zulke gebieden samenstelde en is bij de regels van dit plan opgenomen. Deze lijst gaat uit van drie categorieën:

  • A. Bij A kunnen bedrijfsactiviteiten aanpandig gevestigd worden: de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • B. Bij B kennen de bedrijfsactiviteiten een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden;
  • C. Bij C geldt hetzelfde als bij B, maar door de verkeersaantrekkende werking moet een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur aanwezig zijn.

Centrum Loosduinen is een woonwijk waarbij bedrijfsruimten in een gemengd gebied gelegen zijn. Dit betekent dat functiemengingstabel van toepassing is op Centrum Loosduinen, waarbij bedrijvigheid in categorieën A en B toegestaan is.

3.2.3.6 Detailhandel

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011 vastgesteld. De nota beoogt de winkelfunctie van de Haagse binnenstad te versterken. De consument moet meer keuze en kwaliteit worden geboden. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. In dat kader geeft de nota een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in de structuurvisie is aangegeven.

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. Zij geeft de ontwikkelingsrichting voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locatie is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe winkelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. De vestiging van nieuwe winkels wordt aan dit beleid getoetst. In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.2.3.7 Horeca

Op 4 februari 2010 heeft de gemeenteraad de Toekomstvisie Horeca 2010/2015 vastgesteld. Deze visie bevat enerzijds nieuw beleid omtrent de horecastructuur en anderzijds omtrent het handhavingskader. Wat betreft de horecastructuur merkt zij op dat er een heroverweging nodig was omdat er nog maar weinig ruimte beschikbaar is op de meest aantrekkelijke horecalocaties, het beleid het horeca-aanbod wil differentiëren en dat er op de middellange en lange termijn een aantal ontwikkelingslocaties bijkomen, die in de horecastructuur een plaats moeten krijgen. Ten aanzien van het handhavingkader wordt - in het kader van de horecastructuur - per deelgebied bepaalde horecacategorieën toelaatbaar geacht. Om deze toelaatbaarheid duidelijk te bepalen hebben de categorieën een nieuwe indeling gekregen. Zalencentra en hotels zijn niet in deze visie betrokken.

In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan is geregeld.

3.2.4 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.2.4.1 Onderwijs

Met betrekking tot de huisvestingsvoorzieningen voor primair, speciaal en voortgezet onderwijs bestaan op hoofdlijnen twee gemeentelijke taken: bekostiging en regie. In Integrale Huisvestingsplannen Onderwijs stemt de gemeente, in samenwerking met de schoolbesturen, voor elk stadsdeel zo optimaal mogelijk vraag en aanbod van onderwijshuisvesting af. In deze plannen worden voor elk stadsdeel huisvestingswensen, plannen en ontwikkelingen vertaald in een concrete behoefte aan en spreiding van gebouwen. Zo bereiken gemeente en schoolbesturen een zo evenwichtig mogelijke spreiding van het primair, speciaal en voortgezet onderwijs over de stad en zijn scholen op termijn zo efficiënt en adequaat mogelijk gehuisvest.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente streeft er naar om alle basisscholen de mogelijkheid te bieden om vroegschoolse educatie aan te bieden volgens het Model Haagse Voorschool en samen met een voorschoolpeuterspeelzaal deel te nemen aan een voorschool. Een voorschool bestaat uit een peuterspeelzaal en een basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve (VVE) programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of in de nabije omgeving van de samenwerkende basisschool.

3.2.4.2 Welzijn en zorg

Welzijn in de wijk

Met het raadsbesluit Welzijn in de wijk is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wij- en buurtniveau en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

Kinderopvang

In het gebied is een aantal kindercentra aanwezig, waarin door verschillende organisaties zowel dagopvang als buitenschoolse opvang wordt aangeboden. Sinds de invoering van de Wet kinderopvang (Wk) in januari 2005 zijn de sturingsmogelijkheden van de gemeente ten aanzien van de spreiding en huisvesting van de kinderopvang beperkt. Hoewel de buitenschoolse opvang wettelijk niet onder de verantwoordelijkheid van de gemeente valt denkt de gemeente mee met schoolbesturen en instellingen voor kinderopvang om de vraag van ouders zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden.

3.2.4.3 Maatschappelijke Zorg en Volksgezondheid

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunne worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben om zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

3.2.5 Sport

De doelstelling van het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat. Dit met het oogmerk dat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig en intensief sporten op een prettige verantwoorde manier en bij voorkeur in georganiseerd verband. De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk te maken.

De gemeente wil bestaande sportvoorzieningen in de wijk behouden. Haar sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat niet alleen om sportvelden en buitensport-accommodaties maar ook om parken, pleinen, straten, grote groengebieden en water. In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe dit beleid in het bestemmingsplan tot uiting komt.

3.2.6 Groen
3.2.6.1 Groen kleurt de stad, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015

In de nota “Groen kleurt de stad”, Beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015, (Raadsbesluit d.d. 13 oktober 2005) is het beleid voor het groen van Den Haag weergegeven.

Dit beleid is verwoord in een tweetal doelstellingen:

  • 1. het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker.
  • 2. het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.

Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige betekenissen en waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken. Slechts in uitzonderlijke gevallen waarbij de ambitie, zoals neergelegd in de “Structuurvisie 2020” in het geding is, wordt een incidentele heroverweging niet uitgesloten.

In de nota zijn m.b.t. de Stedelijke Groene Hoofdstructuur twee kaarten opgenomen; een kaart met de “Stedelijke Groene Hoofd Structuur” en een kaart met “Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur”.

Een klein deel van de bomenrij langs de Lozerlaan valt in het plangebied. Deze is onderdeel van de stedelijke groenstructuur van de stad. Verder grenst het plangebied aan de kerngebieden Madestein en Ockenburgh, beiden onderdeel van de stedelijke groenstructuur.

3.2.6.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

In de Nota Ecologische Verbindingszones 2008-2018 is de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag aangegeven. Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SHES bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.

Een klein deel van de bomenrij van de Lozerlaan is ook een ecologisch verbindingszone die deel van het kerngebied Groene Assen uitmaakt. De inrichting van de Groene Assen bestaat vooral uit waterlopen. Het plangebied wordt door twee van deze waterlopen gegrensd (van noord naar zuid):

  • langs de Brink;
  • langs Kapelaan Meerboerweg
3.2.7 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld. Omdat er sprake is van een conserverend bestemmingsplan dat geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is bovenstaande niet van toepassing op bestemmingsplangebied Centrum Loosduinen.

Het plangebied bevat speellocaties:

  • tussen de Symfoniestraat en de Ouverturestraat (3 locaties);
  • de Mecklenburgplein.

In paragraaf 5.2 is uitgewerkt hoe speelvoorzieningen in het plangebied worden bestemd.