direct naar inhoud van 4.8 Archeologie
Plan: Escamplaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0202AEscamplaan-50VA

4.8 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannnen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 geeft de gemeente aan hoe de gemeente zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond. In deze paragraaf wordt toegelicht hoe het gemeentelijk archeologiebeleid is vertaald in het bestemmingsplan Escamplaan.

Gemeentelijk beleid

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.

Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting kan in het kader van vergunningverlening worden gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg. De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Geologie

Volgens de Nieuwe geologische kaart van Den Haag en Rijswijk bestaat het zuidelijk deel van het plangebied uit afzettingen die tot de Laag van Voorburg gerekend worden. Deze worden ook wel Oude Duinen genoemd en bestaan uit doorlopende strandwallen met een relatief klein reliëf. Er is binnen het zuidelijk deel sprake van enig oorspronkelijk reliëfverschil in de vorm van twee zandkoppen. Het oorspronkelijk lager gelegen deel tussen deze twee zandkoppen is bedekt met Hollandveen met daaroverheen mariene kleiafzettingen. Het noordelijke deel van het onderzoeksgebied bestaat van onderaf uit afzettingen van het Laagpakket van Wormer en/of Laag van Rijswijk, zogenaamde mariene getijde afzettingen (zand en klei) waarover zich het Hollandveen gevormd heeft. Ook hier wordt de veenlaag afgedekt door mariene kleiafzettingen.

Archeologische waarden

Volgens de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag geldt voor het gebied een archeologische verwachting. Dit hangt rechtstreeks samen met de geologische ondergrond en dan met name de genoemde zandkoppen. Deze vormden van oudsher de hogere en daardoor drogere delen van het landschap en waren derhalve uitermate geschikt voor bewoning. Maar ook in de lagere delen -met name op de flanken die zijn bedekt met Hollandveen- kunnen zich bewoningssporen bevinden. In de regio Den Haag zijn namelijk zowel onder als op het veen prehistorische waarden uit de bronstijd en ijzertijd bekend. In theorie kan de oudste bewoning van het gebied teruggaan tot het Neolithicum. Voor het noordelijke deel lijkt dit echter op grond van de aanwezigheid van mariene getijdeafzettingen niet erg waarschijnlijk. Dit deel van het terrein vormde destijds een laag deel in het landschap en was daarom in potentie ongeschikt voor bewoning. In de top van de bovenste kleilaag kunnen zich sporen bevinden van Romeinse of latere (middeleeuwse) bewoning.

Recente geschiedenis en verstoringen

Uit oude kaarten wordt duidelijk dat het hier een in historisch opzicht tamelijk ongeschonden gebied betreft. Op een historische kaart uit 1677 is het terrein gelegen in onbebouwd gebied bestaande uit landbouwgronden, welke van elkaar gescheiden worden door langgerekte verkavelingssloten. Op de kaart van Delfland door Kruikius uit 1712 is deze situatie grotendeels ongewijzigd gebleven. Ook op de kaart van 1850 is de verkaveling grotendeels hetzelfde. Een kaart uit 1932 geeft nog steeds een agrarisch gebied aan. De verkaveling is daar echter vrijwel geheel verdwenen. De agrarische functie van het gebied eindigde met de aanleg van het woonwagencentrum in 1975. Volgens het bestek van het woonwagencentrum is 18.000 m³ bovengrond afgevoerd naar elders, waarna de locatie is opgehoogd met bagger en grond/zand van onbekende herkomst. Dit betekent dat tenminste een deel van de natuurlijk aanwezige klei- en veenlagen verstoord is geraakt bij de aanleg van het woonwagencentrum, waardoor de kans op archeologische waarden is verminderd.

Archeologische verwachting

In het algemeen kan gesteld worden dat het plangebied archeologische potentie heeft voor de pre- en vroeghistorische perioden, waarbij met name gedacht kan worden aan nederzettingsterreinen. Bewoning in latere perioden, de late middeleeuwen en nieuwe tijd, wordt onwaarschijnlijk geacht, gezien het ontbreken van aanwijzingen daarvoor op oude kaarten. De archeologische potentie geldt met name voor de twee zandkoppen in het zuidelijk deel van het plangebied.

Om een overzicht te krijgen van de mogelijk aanwezige archeologische waarden, de kwaliteit daarvan en de consequenties die de aanwezigheid kan hebben voor de ontwikkeling, is een archeologisch vooronderzoek voor het plangebied uitgevoerd door de afdeling Archeologie van de gemeente Den Haag. Dit rapport (ISBN: 978-94-6067-062-6) is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Uit het rapport blijkt dat in het zuidelijke deel van het plangebied vanwege de ernst van recente bodemverstoring (ten behoeve van de aanleg van het woonwagencentrum) geen archeologie meer verwacht mag worden. In het noordelijke deel van het gebied is de bodemopbouw minder verstoord, maar zijn bij het booronderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen. Dat sluit de aanwezigheid van een nederzetting op het veen uit. Om die reden wordt verder archeologisch onderzoek in het plangebied niet nodig geacht.

Dit betekent dat de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld en dat deze waarde nihil is. Het is daarom niet nodig om aan een eventuele vergunning voor het bouwplan voorwaarden te verbinden vanuit de archeologische monumentenzorg.

Gelet op het voorgaande is de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' die op grond van het paraplubestemmingsplan Archeologie ter plaatse gold, niet overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.