direct naar inhoud van 3.3 Sectoraal beleid
Plan: Laakhaven West en Petroleumhaven
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA

3.3 Sectoraal beleid

3.3.1 Cultuurhistorie

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

De Rijksdienst helpt gemeenten om hieraan te voldoen met de 'Handreiking erfgoed en ruimte'. Hierin staat hoe gemeenten zo'n inventarisatie en analyse kunnen uitvoeren. Ook wordt in deze handreiking aangegeven op welke wijze gemeenten cultuurhistorische waarden kunnen opnemen in een bestemmingsplan, compleet met voorbeeldbepalingen. Handreiking erfgoed en ruimte

“Het begrip cultuurhistorie heeft drie aspecten:

  • Historische (stede)bouwkunde / bovengrondse monumentenzorg; bijvoorbeeld kastelen, kerken, oude boerderijen of landhuizen, maar ook stedenbouwkundige elementen als beschermde stads- of dorpsgezichten.
  • Archeologie; sporen en vondsten die door mensen(werk) in het verleden in de grond zijn achtergebleven, bijvoorbeeld potscherven, resten van voedselbereiding, graven, maar ook verkleuringen in de grond die duiden op bewoning of infrastructuur. Een verzamelterm hiervoor is 'archeologische waarden'. Alle archeologische waarden bij elkaar zijn het 'bodemarchief'.
  • Cultuurlandschap/historische geografie: alle landschappelijke elementen die het gevolg zijn van menselijk handelen in het verleden, bijvoorbeeld verkavelingspatronen, pestbosjes, landgoederenzones of ontginningsassen.

Binnen het plangebied is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden De cultuurhistorische waarden zijn beschreven in hoofdstuk 2.3.2 Cultuurhistorie.
Laakhaven West en Petroleumhaven vallen niet binnen de Rijks- of gemeentelijk beschermde stadsgezichten. Het RAC-gebouw aan de 1e Van der Kunstraat 282 uit 1937 is het enige pand binnen het plan met cultuurhistorische waarde vanwege de met zorg vormgegeven bedrijfsarchitectuur. Samen met een aangebouwd kantoorgebouw vormen ze een architectonisch waardevol ensemble. Het gebouw zal in stand worden gehouden en is voorzien van een positieve bestemming.
De beide aanwezige kranen worden als verwijzing naar de vroegere functie van het gebied gehandhaafd.

De uitkomsten van een bureauonderzoek archeologische waarden zijn beschreven in hoofdstuk 4.12 Archeologie. Op grond van de geologische opbouw van de ondergrond heeft het onderzoeksgebied slechts voor een deel archeologische potentie.

Cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn 'de loop' van het Laakkanaal en de Laakhavens en het net buiten het plangebied gelegen spoorviaduct tussen de Waldorpstraat en de Viaductweg.
De Laakhaven is van historisch en stedenbouwkundige waarde doordat het een van de grootste gegraven binnenhavens van Europa uit de jaren twintig van de vorige eeuw is.

3.3.2 Verkeer en infrastructuur

3.3.2.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

In juni 2005 heeft het algemeen bestuur van Haaglanden de 'Regionale Nota Mobiliteit' (RNM) vastgesteld. Het verschijnen van het nieuwe Regionale Structuurplan en van de Nationale Nota Mobiliteit vormden vervolgens aanleiding om de RNM al snel weer te actualiseren. Dat is gebeurd door vaststelling van het 'supplement' op de RNM in 2008. De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De Regionale Nota Mobiliteit geeft aan dat er in de komende jaren veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat. Het uitvoeringsprogramma laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren. De Regionale Nota Mobiliteit is de regionale vertaling van de plannen uit de landelijke Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2012 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte .

3.3.2.2 Gemeentelijk beleid

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden. In de Structuurvisie Den Haag 2020 (Wéreldstad aan Zee) heeft de gemeenteraad de ambities voor de toekomst van de stad vastgesteld. Den Haag wil groeien en aantrekkelijk blijven als stad om in te wonen, werken en leven. Om al deze wensen te kunnen verenigen, is een toekomstgerichte visie op verkeer en vervoer noodzakelijk.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de 'Haagse Nota Mobiliteit'. De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, door te zorgen voor goede voorzieningen voor voetgangers, en het bundelen en ordenen van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuze kunnen maken. De maatregelen die genomen worden moeten voldoen aan de milieu- en inpassingseisen.

Het parkeerbeleid is er op gericht om het evenwicht te herstellen tussen vraag en aanbod van parkeervoorzieningen met name ook binnen die woongebieden waar de parkeerdruk hoog is.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt als drager van ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en de regio een belangrijke rol in het verkeer en vervoer. Een stelsel van verbindende en ontsluitende openbaar vervoerlijnen dient er voor te zorgen dat gebundelde vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, verplaatsingen van en naar het centrum met de hoofdstations en andere belangrijke attractiepunten, op een goede, aantrekkelijke en snelle manier worden bediend. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0005.jpg"

Er zijn geen plannen voor wijziging van het openbaar vervoer in de omgeving van het plangebied. De bestaande situatie is beschreven in paragraaf 2.3.3 Verkeer en infrastructuur

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn,

Het stelsel van stedelijke en regionale hoofdwegen zorgt voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen. De gewenste doorstroomsnelheid op de stedelijke hoofdwegen is 20-25 km/u. Voor de regionale hoofdwegen geldt binnen de stad een gewenste doorstroomsnelheid van 35-40 km/u. De stedelijke en regionale hoofdwegen hebben de bestemming Hoofdverkeersweg.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan” : wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is. Aan de doorstroming van het autoverkeer op de wijkontsluitingswegen en de erftoegangswegen worden geen specifieke eisen gesteld. Hier geldt 'maatwerk', afhankelijk van de situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0006.jpg"

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht in het verkeers- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0007.jpg"

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. In de nota 'Parkeerkader Den Haag 2010-2020' is het algemene parkeerbeleid vastgelegd. Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden leiden zonder adequate parkeervoorzieningen tot een vaak te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

De parkeernormen en de toepassing ervan zijn uitgewerkt in het rapport: 'Nota Parkeernormen Den Haag' (vastgesteld in de raadsvergadering van 10 november 2011). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen.

Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Parkeernormen

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning en de plek in de stad. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de plek in de stad bepalend voor de parkeernorm. Het inlegvel met de parkeernormen is in dit bestemmingsplan in Bijlage 4 opgenomen.
In de regels is het verder mogelijk gemaakt om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Gevolgen van het verkeersbeleid voor het plangebied

Autoverkeer

Het plangebied wijzigt qua wegenstructuur. De entree van Laakhaven West zal gelegen zijn aan de Calandstraat. De interne ontsluitingsstructuur bestaat uit woonstraten die een 30 km/u regime kennen. Het gaat hier om de 1e Van der Kunstraat, 1e Lulofsdwarsstraat, de Calandkade en de verbindingen tussen deze straten. Hierdoor ontstaat er een gebied wat meer een verblijfskarakter heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0009.jpg"

De Calandstraat en Waldorpstraat maken deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk. Om deze reden wordt een verbetering van de fietsvoorziening langs de gehele Waldorpstraat voorgestaan. Dit zal in de vorm van een fietspad in tweerichtingen zijn. Gezien de verschillende doelgroepen zijn veilige wandel- en fietsroutes door het gebied van groot belang. Verder zorgt de aan te leggen voetgangersbrug over het water tussen Laakhaven West en Petroleumhaven voor een aantrekkelijke verbinding tussen beide gebieden.
De as Erasmusweg-Neherkade vormt een doorgaande stedelijke hoofdroute. Via deze route wordt het verkeer geconcentreerd op de Centrumring, buiten de binnenstad om. Belangrijke onderdelen van dit integrale project zijn de verbetering van de doorstroming op de Neherkade, in welk kader er één ongelijkvloerse kruising komt bij het Leeghwaterplein, alsmede de verbetering van de fietsroute in de Laakzone, parallel aan de Neherkade.

Fietsverkeer

Het beleid is gericht op de totstandkoming c.q. verbetering van een aantal snelle doorgaande fietsroutes in het stadsdeel Laak. De Calandstraat en Waldorpstraat maken deel uit van het hoofdfietsroutenetwerk voor de fiets. Om deze reden wordt een verbetering van de fietsvoorziening langs de gehele Waldorpstraat voorgestaan. Dit zal in de vorm van een fietspad in tweerichtingen zijn. Gezien de verschillende doelgroepen zijn veilige wandel- en fietsroutes door het gebied van groot belang. Verder zorgt de aan te leggen brug over het water tussen Laakhaven West en Petroleumhaven voor fietsers en voetgangers voor een aantrekkelijke verbinding tussen beide gebieden.

Parkeren

Het parkeren in Laakhaven West en Petroleumhaven moet zoveel mogelijk zelfvoorzienend per bouwblok worden opgelost. Het parkeren van werknemers en bewoners vindt plaats op eigen terrein, al dan niet inpandig. Bezoek maakt gebruik van parkeerruimte op de openbare weg.

Een aandachtspunt is het parkeren voor het RAC-gebouw. Op die locatie zijn geen parkeerplaatsen beschikbaar voor bezoekers, zodat het parkeren hiervoor in de directe omgeving moet worden geregeld.

3.3.3 Wonen

Woonvisie Den Haag

Het uitgangspunt van de 'Woonvisie' (vastgesteld in de gemeenteraad op 19 november 2009) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners te accommoderen door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 1.500 woningen per jaar. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Den Haag heeft al een breed scala aan woonsferen te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Het is het nu echter zaak dat elke sfeer ook meer woningen krijgt die daar kwalitatief bij passen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken en moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare particuliere wijken krijgt de woontechnische verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden enkele verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke gemengde woon- en werkmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.


Laakhaven West en Petroleumhaven

Wonen wordt een steeds belangrijkere functie in dit deel van de stad. Het plangebied is in de Woonvisie aangewezen voor transformatie naar een centrumstedelijk woonmilieu met een aanzienlijk woningbouwprogramma.

Laakhavens West en Petroleumhaven zullen de komende jaren verder getransformeerd worden van een bedrijventerrein naar een gevarieerd stedelijk woon-, werk- en leefmilieu aan het water. Bij dit intensieve milieu hoort een hoogwaardige inrichting van de openbare ruimte en een goede aansluiting van de openbare ruimte op het privédomein. Het wonen wordt gefaciliteerd door ondersteunende programma's zoals parkeervoorzieningen en ruimte voor spel en verblijf. Door de hoge ruimtedruk ligt het voor de hand deze voorzieningen zoveel mogelijk binnen de woongebieden te integreren.

Er wordt ingezet op modern en vernieuwend bouwen; differentiatie in architectuur en woningtypologie. De nadruk ligt daarbij op woon-werkcombinaties, appartementen en grondgebonden stadswoningen. Verder zijn er in het plangebied mogelijkheden voor projecten met consumentgericht bouwen en (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Het programma bevat voor Laakhaven West 650 à 700 woningen en voor de Petroleumhaven 200 à 275 woningen. Het exacte aantal is afhankelijk van hoe de vrijheden binnen het kleinschalig opdrachtgeverschap worden ingevuld wat betreft de grootte van de woningen of alternatief programma.

3.3.4 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

Op 6 oktober 2011 heeft de Raad de nota 'Kracht van kwaliteit - Economische Visie Den Haag' vastgesteld (RV 126_2011, RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waarbij de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;
  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;
  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal midden- en kleinbedrijf (MKB);
  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin-off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen. 

Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone bestaat uit gebieden waar banen en bezoekers zijn geconcentreerd en vormt daarmee de economische kern van de stad. Inzet op kwaliteitsverbetering krijgt daarmee een ruimtelijke focus, waarmee ook de toeristische attractiviteit van die gebieden wordt versterkt.

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, IT en telecom en financiële dienstverlening) met veel aandacht voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Ook winkelstraten spelen een sleutelrol in de wijkeconomie.

3.3.4.1 Bedrijven

Stedelijk bedrijventerreinenbeleid

De nota 'Bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005 - 2020' en 'Update bedrijventerreinenstrategie Den Haag 2005-2020' (rv 19, 2009) geeft aan hoeveel hectare bedrijventerrein op welk moment en van welke kwaliteit op de markt aanwezig moet zijn om de economische structuur te versterken voor de periode tot 2020. Tevens zijn in de nota maatregelen en voorstellen opgenomen over het toekomstperspectief van de meer dan vijftien bedrijventerreinen in Den Haag. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in drie categorieën:

  • 1. aanleg nieuwe bedrijfslocaties;
  • 2. herstructurering ten behoeve van het behoud van de bedrijvenbestemming;
  • 3. transformatie van verouderde bedrijfslocaties naar andere bestemmingen of meer gemengde gebieden

Overwegingen van behoud van werkgelegenheid in de stad en het versterken van de ruimtelijk-economische structuur liggen daaraan ten grondslag. Het beleid van de gemeente Den Haag is erop gericht om de ondernemers, die gebonden zijn aan de stad, in de stad zelf te faciliteren. Hiervoor zijn de bedrijventerreinen Uitenhagestraat, Fruitweg, Laakhaven-Centraal, en een gedeelte van de Binckhorst (tot 2020) aangewezen.

De bedrijvigheid die niet direct aan de stad gebonden is, is aangewezen op de bedrijventerreinen Forepark-Middenweg, Ypenburg, Westvlietweg I, II en III, Zichtenburg-Kerketuinen-Dekkershoek en Scheveningen Haven. Deze gebieden fungeren als opvang voor bedrijven, die niet gemakkelijk zijn te mengen met de woonfunctie.

De bedrijvenbehoefte in het centrum is afgezet tegen de verdichtingopgave en de herstructureringskosten. Het bestuur heeft de keuze gemaakt om niet tegemoet te komen aan de behoefte aan modern bedrijventerrein en werkterrein in de binnenstad (Laakhavens). Laakhaven West en Petroleumhaven zijn in de uitvoeringsagenda binnenstedelijke bedrijventerreinen als transformatiegebied naar nieuw woonwerkmilieu met een strook langs het spoor voor stadgebonden bedrijven (± 20.000 m²) opgenomen.

Inmiddels is een bedrijfsverzamelgebouw gerealiseerd langs het spoor dat ontwikkeld is door Cepezed. Aansluitend is in de spoorstrook nog eens 8.500 m2 aan bedrijfsbebouwing mogelijk. Gestreefd wordt naar een combinatie met woonbebouwing. Aan de andere zijde van de Waldorpstraat ontstaat een menging met zelfstandige bedrijfsruimte, bedrijfsruimte onder appartementenblokken en woon-werkwoningen.

Convenant bedrijventerreinen

Met de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VNO, KvK, MKB) is de bedrijventerreinenstrategie uitgewerkt in een 'Convenant bedrijventerreinen Den Haag'. Dit is op 9 maart 2006 getekend door de vier partijen. Een belangrijke afspraak gaat over de stadsgebonden bedrijven. Dit zijn bedrijven die aantoonbaar maken dat hun afzetgebied of medewerkers in Den Haag zitten. Nieuw ten opzichte van de bedrijventerreinenstrategie is dat de gemeente in dit convenant heeft afgesproken zich in te spannen om deze bedrijven te huisvesten bij hun afnemers en werknemers. In dit verband is een speciale positie gevraagd voor Binckhorst en Laakhavens. Bij de uitgifte van bedrijfslocaties zullen de stadgebonden bedrijven, die weg moeten van hun standplaats, een voorkeurspositie krijgen, als ze passen in de nieuwe programma’s.

Bedrijven en milieuzonering

Bij de vestiging van bedrijfsactiviteiten en de menging van functies moet voldoende afstand in acht worden genomen tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies, zodat hinder en gevaar worden voorkomen en bedrijven hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen. De werkelijke hinder en 'inpakbaarheid' van bedrijven moet uitwijzen welke bedrijven toelaatbaar zijn. Leidraad bij milieuzonering vormt het boek 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2007. Het rapport bevat een lijst van bedrijven die aanvaardbaar zijn in een gemengd gebied: de staat van bedrijfsactiviteiten bij functiemenging (bijlage 4). Gemengde gebieden zijn gedefinieerd als gebieden met een matige tot sterke functiemenging zoals stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies. De bijlage gaat uit van drie categorieën:

  • Bij categorie A kunnen bedrijfsactiviteiten aanpandig gevestigd worden: de eisen uit het Bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend.
  • Bij categorie B kennen de bedrijfsactiviteiten een zodanige milieubelasting dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies moeten plaatsvinden. Dit betekent dat menging op pandniveau tot de mogelijkheden behoort. Voorbeelden in Den Haag van dergelijke oplossingen zijn 'Groenestein' aan de Loosduinseweg en 'De Lamel' aan de Neherkade.
  • Bij categorie C geldt hetzelfde als bij B, maar in verband met de verkeersaantrekkende werking moet een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur aanwezig zijn.

De bedrijven die tijdens de opstelling van dit bestemmingsplan nog aanwezig zijn in het plangebied kunnen hier gevestigd blijven. Daartoe worden de huidige milieucontouren van de bedrijven vastgelegd waardoor de bedrijven zekerheid hebben dat ze ook na toevoeging van woningen in de omgeving kunnen blijven functioneren doordat bij woningbouw rekening wordt gehouden met deze contouren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0192FLaakhavenW-50VA_0010.jpg"

1   NAT Carservice   Calandkade 47  
2   Vakantiewereld Haaglanden   Calandkade 50-100  
3   Fred van Doodewaard   1e Lulofdwarsstraat 44  
4   Braber Dakmaterialen B.V.   1e Lulofdwarsstraat 42  
5   Garage de Haag B.V.   1e Lulofdwarsstraat 40  
6   Garagebedrijf Cavus B.V.   1e Lulofdwarsstraat 40  
7   Bascon Constructiebedrijf   1e Lulofdwarsstraat 38  
8   R.A.C. Vollebregt   1e Lulofdwarsstraat 119  
9   E.O.X. Productie B.V.   1e Lulofdwarsstraat 117  
10   De Pionier   1e Van der Kunstraat 292  
11   GZG Automaterialen   1e Van der Kunstraat 288  
12   RAC Hallen   1e Van der Kunstraat 282-284  

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave zoals verwoord in de Structuurvisie Den Haag 2020. Optimalisering van het grondgebruik is daardoor noodzakelijk. In de notitie 'Functiemengingstrategie: Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde. Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen menging op bedrijventerreinen, buurtniveau en pand- of blokniveau. Het mengen van wonen en werken kan op drie schaalniveaus plaatsvinden:

  • 1. op pandniveau, meestal een werkfunctie op de begane grond en woningen op de bovenliggende etages. In de Nota Woonwerkwoningen worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor woonwerkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, doorgaande wegen en langs spoorwegen;
  • 2. op blokniveau, waarbij één of meerdere panden binnen één blok volledig een woon- dan wel een werkfunctie hebben;
  • 3. op deelgebiedniveau, waarbij sprake is van een ruimtelijke en functionele samenhang van bedrijven en woningen die gevestigd zijn in één gebied.


Combinatie van wonen met bedrijven of voorzieningen wordt in het plangebied op grote schaal mogelijk gemaakt. Het 'Kleinschalig particulier opdrachtgeverschap' biedt een grote mate van vrijheid om functiemenging tot stand te brengen. Het komt erop neer dat een particulier individueel of samen met anderen opdrachtgever is voor zijn of haar woning en/of bedrijfsruimte en daar maximaal invloed op uit kan oefenen.

3.3.4.2 Detailhandel

Regionaal beleid

Op 13 december 2006 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden vastgesteld. Voor Den Haag beoogt de nota de versterking van de winkelfunctie in de Haagse binnenstad. De Haagse binnenstad moet een concurrerende trekpleister worden. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt.

De nota geeft een toetsingskader aan voor detailhandelsplannen groter dan 1.000 m². Gemeenten die willen uitbreiden moeten bij het realiseren van verkoopvloeroppervlakte binnen het wensbeeld blijven dat in deze structuurvisie is aangegeven. In het wensbeeld zijn spelregels opgesteld voor een aantal speciale winkelcategorieën: Dit zijn onder andere:

  • Voor geclusterde perifere detailhandel (PDV) en grootschalige detailhandel is in Den Haag alleen de MegaStores de aangewezen locatie.
  • Tuincentra en bouwmarkten zijn onder voorwaarden toegestaan, vestigingen van meer dan 3.000 m² vergen toestemming van het stadsgewest.
  • Detailhandel op trafficlocaties (belangrijke knooppunten van openbaar vervoer) is onder 200 m² toegestaan en alleen op de provinciaal aangewezen knooppunten voor hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Bij kleine kernen en buurt- en winkelcentra wordt het lokale beleid gevolgd.
  • Solitaire megasupermarkten zijn niet toegestaan. In winkelkernen alleen als er marktruimte is. Dit wordt regionaal bijgehouden.

Gemeentelijk beleid

Op 23 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Den Haag de Detailhandelsnota Den Haag vastgesteld. De nota geeft de ontwikkelingsrichting aan voor de detailhandel in Den Haag. De concentratie op bestaande locaties in de hoofdwinkelstructuur is uitgangspunt van deze nota. Er worden geen nieuwe stadsdeelcentra en nieuwe concentraties van grootschalige solitaire detailhandel toegevoegd. De gemeente streeft ernaar dat iedere Hagenaar binnen een straal van 1.000 meter zijn dagelijkse boodschappen kan doen. In de Detailhandelsnota is verder vastgelegd dat periodiek een detailhandelsmonitor zal worden uitgevoerd, op basis waarvan keuzes gemaakt kunnen worden.

Deze kennis is ingezet bij het opstellen van het Actieprogramma Den Haag Winkelstad (2011), waarin ook een actualisatie voor een deel van het detailhandelsbeleid is opgenomen. Leidend blijft de inzet op de versterking van de hoofdwinkelstructuur. Het Haagse retailbeleid geeft daarbij de binnenstad prioriteit, conform het Haagse binnenstadsplan. Daarnaast stimuleert de gemeente vernieuwende of bijzondere marktinitiatieven, de consument staat hierbij centraal. Bij perifere detailhandelinitiatiatieven kiest de gemeente voor optimale clustering en voor grootschalige detailhandel blijft de bestaande hoofdwinkelstructuur de aangewezen plek voor vestiging (zie regionale structuurvisie detailhandel).

In de nabij gelegen MegaStores zijn wijkwinkelvoorzieningen aanwezig. Vanwege het beoogde stedelijke karakter wordt in Laakhaven West en Petroleumhaven maximaal 750 m2 detailhandel mogelijk gemaakt, waarbij het uitdrukkelijk niet de bedoeling is om een traditioneel buurtcentrum te ontwikkelen. De detailhandel moet samen met horeca en dienstverlening voor een levendig gebied zorgen. Detailhandel wordt toegestaan op de locaties met een gemengde bestemming (GD).

Niet toegestaan zijn sekswinkels, coffeeshops en paddoshops. Detailhandel in vuurwerk is, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, mogelijk via een in het bestemmingsplan opgenomen algemene afwijkingsregel.

3.3.4.3 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 is op 4 februari 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij Den Haag als internationale stad van vrede en recht hoort ook dat men kan genieten van culinaire voorzieningen. De toekomstvisie geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen (segmenten, concepten, trekkers, locaties). Er zijn verschillende ontwikkelingen die vragen om een nieuw, toekomstgericht horecabeleid.

Op dit moment is er nog maar weinig ruimte beschikbaar op de meest aantrekkelijke horecalocaties. De horeca-ontwikkeling zit hierdoor teveel ‘op slot’. Er wordt vanuit diverse plannen ingezet op verschillende ontwikkelingslocaties voor de middellange en lange termijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het masterplan Scheveningen, het nieuwe Binnenstadsplan maar zeker ook aan locaties zoals de Binckhorst, het Beatrixkwartier en Laakhaven.

Voor woongebieden geldt dat een goed voorzieningenaanbod steeds belangrijker wordt. Voor toevoeging van horeca in de wijken ligt de focus op de winkelgebieden en kleinschalige verblijfspleinen. Waar passend en zonder dat de leefbaarheid in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor kleinschalige horecalocaties met een wijkverzorgend karakter en ruimte voor terrassen.
Voor vernieuwende uitgaansgelegenheden geldt regelmatig dat ze uitwijken naar locaties buiten de centrumgebieden bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

Laakhaven West en Petroleumhaven onderscheiden zich in een aantal opzichten van de andere nieuwe woonwijken van Den Haag. Er wordt gestreefd naar een jazzy wijk met een stedelijk karakter en een zekere mate van functiemenging. Het aanbod van horecavoorzieningen zal hierop moeten worden afgestemd, waardoor vooral dag- en avondhoreca hier meer mogelijkheden krijgen dan in de andere wijken buiten de uitgaanskernen. De belangrijkste locaties voor horeca zijn rondom de Waterknoop, langs de kade en in het RAC-gebouw.

In de definitie van een horeca-inrichting wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende horecacategorieën. Deze zijn opgenomen in Bijlage 1. Horeca-inrichtingen vallen in de categorieën licht, middelzwaar en zwaar afhankelijk van ondermeer de openingstijden (voor of na 23.00 uur) en het al of niet schenken van alcoholische dranken.

Horeca is in Laakhaven West en Petroleumhaven mogelijk gemaakt binnen de bestemming Gemengde Doeleinden in de categorieën licht en middelzwaar. Binnen deze categorieën passen onder meer restaurants en eetcafés; in het RAC-gebouw is tevens zware horeca mogelijk.


Hotelbeleid

Het hotelbeleid staat in de nota 'Roomservice' die in juni 2000 is vastgesteld. Dit vormt nog steeds het vigerende beleid van de stad. Periodiek wordt een voortgangsbericht vastgesteld dat de resultaten van de afgelopen jaren evalueert, recente ontwikkelingen in de sector beschrijft en de ambitie van Den Haag op het gebied van de hotelsector plaatst binnen het grotere kader van de internationale en toeristische ambities van de stad.

Het hotelbeleid van de gemeente Den Haag is globaal geformuleerd en geeft ruimte voor een op de marktsituatie aangepaste strategie bij de uitwerking. Deze is gericht op een mix van het actief en stimulerend optreden van de gemeente, het faciliteren van initiatiefnemers in het bestaande stedelijke gebied en waar mogelijk het wegnemen van belemmeringen bij de exploitatie van de bestaande hotels. Substantiële uitbreiding van het aantal hotelkamers wordt alleen actief ondersteund indien er marktruimte bestaat voor het betreffende hotelinitiatief of het initiatief zorgt voor extra (aanvullende) marktvraag.

Speerpuntgebieden in het hotelbeleid zijn de Binnenstad, Internationale Zone en Scheveningen. Het hotelbeleid wijst geen locaties aan en de strategie geeft slechts aan waar ruimte voor bestaat, met name in kwalitatieve zin. Het bieden van ruimte aan bijzondere, kleinschalige formules vormt één van de elementen in deze strategie. Initiatieven zullen altijd beoordeeld worden op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie. Hierbij wordt veel aan de markt overgelaten.

In Laakhaven West en de Petroleumhaven zijn uitsluitend kleinschalige bijzondere hotelconcepten mogelijk (design/boutique) of mengformule (retail/horeca/en dergelijke met overnachtingsmogelijkheid), gericht op bijzondere doelgroepen met toegevoegde waarde voor de stad. De omvang bedraagt niet meer dan 15 kamers.

3.3.4.4 Kantoren

De gemeenteraad heeft op 18 februari 2010 de 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' vastgesteld. Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantorenmarkt en de positie van Den Haag als Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) door middel van het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien.
De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (Verordening Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

In Laakhaven West en Petroleumhaven zijn geen nieuwe solitaire kantoren toegestaan, maar wordt op enkele plaatsen kantoorruimte met een maximum van 150 m² per vestiging via het kleinschalig opdrachtgeversschap mogelijk gemaakt.
Daarnaast wordt transformatie van het kantoorgebouw in Laakhaven West naar andere functies mogelijk gemaakt.

3.3.4.5 Leisure

Den Haag streeft met de 'Leisurenota' Den Haag naar een optimaal en onderscheidend voorzieningenpakket in het leisuredomein (voorzieningen waarvoor betaald moet worden), zowel op stedelijk als nationaal en zelfs internationaal niveau. Deze nota is nog steeds vigerend.

Een goed aanbod van leisurevoorzieningen is van belang voor de economische ontwikkeling van de stad, doordat het aanbod zorgt voor bestedingen en van belang is voor het vestigings-, bezoek- en woonklimaat. Belangrijkste leisurelocaties zijn Scheveningen en de binnenstad. Voor nieuwe initiatieven wordt concentratie binnen de leisurestructuur voorgestaan. Deze is beschreven in de leisurenota. Door clustering van voorzieningen kunnen deze van elkaars nabijheid profiteren.

Het leisurebeleid van de gemeente Den Haag is gericht op het actief benaderen van potentiële exploitanten, het zoeken van een locatie en het wegnemen van belemmeringen bij het tot uitvoering brengen van de ideeën. Dit vergt maatwerk per initiatief/voorziening en vindt plaats in wisselwerking met de initiatiefnemer. Daarnaast vindt er uiteraard een beoordeling plaats op basis van de specifieke kenmerken van de initiatiefnemer, het plan, de exploitant en de locatie.

In Laakhaven West en Petroleumhaven zijn leisureactiviteiten plaats vinden in de RAC-hallen en op het water van de Laakhaven. De aanwezigheid van kades maakt het aanleggen van schepen mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan een jachthaven en een historische haven.

3.3.5 Onderwijs, Welzijn en Maatschappelijke Zorg
3.3.5.1 Onderwijs

Op 13 oktober 2005 is het 'Lokaal onderwijsplan 2006-2010. Haagse klasse(n)' door de gemeenteraad vastgesteld (RIS 132462). In dit beleidsdocument staat de autonomie van de schoolbesturen ten aanzien van het onderwijsleerproces, de kwaliteitszorg en alle overige 'schoolinterne zaken' centraal. De kernwoorden zijn autonomievergroting, professionalisering, privatisering, marktwerking en schaalvergroting. Uitgangspunt van het beleid van het ministerie van OCW is dat de professionals in de scholen meer ruimte moeten krijgen om het onderwijs in te richten naar hun eigen professionele inzichten. Is er voldoende goed onderwijs beschikbaar, dan wordt de stad tevens een prettige vestigingsplaats voor werknemers en werkgevers.

Voor de onderwijshuisvesting en spreiding van onderwijsvoorzieningen betekent dit dat er naar gestreefd wordt om scholen zo goed mogelijk te huisvesten en met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden een zo evenwichtig mogelijke spreiding over de stad te bevorderen. Dit uit zich in de volgende doelstelling: 'Er is in Den Haag voldoende onderwijsaanbod beschikbaar, dat afgestemd is op de behoeften en capaciteiten van de leerling/ student, dat algemeen toegankelijk is en met de juiste spreiding over de stad.' Om deze doelstelling te behalen wordt ook aangesloten bij de nota 'Visie op Onderwijshuisvesting Den Haag 2000-2010' die de gemeenteraad in 2001 heeft vastgelegd (RIS 86719). In het licht van de uitvoering van deze nota heeft de raad bepaald dat nieuwbouw ter vervanging van schoolgebouwen die niet meer aan de eisen van deze tijd voldoen, prioriteit heeft en dat bij de realisering daarvan onder meer rekening wordt gehouden met bouwkundige eisen ten aanzien van moderne arbeidsomstandigheden en adaptief onderwijs. Daarnaast wordt een goede spreiding van de onderwijsvoorzieningen bevorderd. Het betreffende schoolgebouw dient gemoderniseerd te worden om zodoende goed afgestemd te zijn op de eisen van het huidige onderwijs en bijbehorende voorzieningen.
Voor het stadsdeel Laak is in 2005 (RIS131600a) een 'Integraal Huisvestingsplan Onderwijs' vastgesteld.

Peuterspeelzaalwerk

De gemeente Den Haag streeft in haar huisvestingsplannen naar de vestiging van voorscholen: een peuterspeelzaal en een (Gemeentelijk Onderwijs Achterstand of GOA-)basisschool die dezelfde voor- en vroegschoolse educatieve programma's gebruiken. Voor deze samenwerking is het wenselijk dat de peuterspeelzaal in of nabij de samenwerkende basisschool is gehuisvest. Als een basisschool in de toekomst nieuwbouw pleegt of zich verplaatst, moet ook de huisvesting de samenwerkende peuterspeelzaal daarop worden afgestemd.

Laakhaven West en Petroleumhaven zullen in de toekomst, gezien het maximum aantal woningen van 900 dat hier gerealiseerd kan worden, onvoldoende draagvlak bieden voor scholen. Dit neemt niet weg dat de mogelijkheid bestaat om scholen in het plangebied op te richten wanneer daaraan, bijvoorbeeld voor een groter gebied, behoefte is.

Kinderopvang

Op 19 april 2001 heeft de gemeenteraad de 'Nota ruimtelijke implementatie kindercentra in Den Haag' vastgesteld. Geschikte locaties voor kinderopvang zijn moeilijk te vinden. De meeste bestemmingsplannen zijn niet afgestemd op deze grote groei van behoefte aan kinderopvangplaatsen. Met deze nota is een belangrijk instrument gecreëerd om geobjectiveerd en gestructureerd te beslissen over de vestiging van kindercentra. De belangen van omwonenden verliest het college daarbij niet uit het oog. De in de nota opgenomen voorwaarden (ruimtelijke criteria) staan borg voor een zorgvuldige afweging van belangen. In de nota staan de (stedenbouwkundige) voorwaarden waaraan locaties voor nieuwe kindercentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen) moeten voldoen om deze centra ruimtelijk in te kunnen passen in de stad. De volgende criteria zijn in de nota opgenomen:

  • kindercentra moeten bij voorkeur in een woonbuurt liggen, in een gemengde wijk met een woonkarakter of in een gebied met concentraties van kantoren
  • kindercentra in percelen met een school, welzijns- of zorgbestemming ontmoeten vanuit ruimtelijk oogpunt geen enkel bezwaar (amendement raadsvergadering 19 april 2001)
  • kindercentra in vrijstaande of halfvrijstaande percelen zijn toelaatbaar (nadere eisen t.a.v. geluidoverdracht naar aangrenzende panden is mogelijk)
  • kindercentra bij voorkeur niet in een rijtjeshuis of tussen aansluitende woningen
  • kindercentra moeten bij voorkeur liggen nabij (of aan) een ontsluitingsweg of in ieder geval aan een doorgaande weg en er moeten voldoende mogelijkheden zijn voor het veilig halen en brengen zonder dat de doorgang van het verkeer wordt belemmerd
  • het moet mogelijk zijn om een geschikte en veilige buitenspeelruimte te realiseren
3.3.5.2 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • bewoners in staat te stellen om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

3.3.5.3 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

Levensovertuiging

Den Haag is een internationale stad. Dit komt ook tot uitdrukking in de vele religies en levensbeschouwingen die de stad rijk is. Een deel van de religieuze organisaties heeft te maken met huisvestingproblematiek. Tijdens de raadsvergadering op 16 december 2004 bij het tweeminuten debat over "Ruimte voor gebed" is in een motie aangenomen om een feitenonderzoek te doen naar de reële behoefte aan gebedsruimten en naar mogelijkheden van bestaande en nieuwe ruimtelijke bestemmingen van kerken. Het onderzoek geeft voor de periode 5 tot 10 jaar een behoefte aan van circa 20.000 m2. Het bestemmingsplan maakt levensbeschouwelijke voorzieningen mogelijk binnen de bestemming
Gemengd – 3. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de wens om 'Mandirs' in het gebied te realiseren.

In het plan zijn maatschappelijke voorzieningen en welzijnsvoorzieningen als onderdeel van de gemengde bestemming zodanig ruim geformuleerd dat uitwisseling van verschillende binnen de bestemmingen benoemde (maatschappelijke en welzijns) functies eenvoudig mogelijk is. In het kader van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening en voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben, waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden, in de vorm van een opvang.

3.3.6 Cultuur

Gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en ruimtelijk vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen. In dit bestemmingsplan zijn culturele voorzieningen alleen mogelijk in de RAC-hallen.

Broedplaatsen

In september 2005 zijn de notities 'Creatieve stad Den Haag' en 'Broedplaatsen' uitgebracht. Hierin spreekt het college de intentie uit gedurende een aantal jaren expliciet aandacht te schenken aan de creatieve stad en broedplaatsen. Eén van de instrumenten is locatiebeleid; het signaleren van kansrijke gebieden met gemengde 'rommel'milieus, de zorg voor voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijk milieu en het scheppen van ruimte voor creatieve milieus in bestemmingsplannen.

Dit bestemmingsplangebied valt binnen de zuidwestrand rond het centrum, dat in de notities is aangemerkt als interessant gebied. In dit gebied zijn al creatieve initiatieven gevestigd en het leent zich voor verdere versterking van het creatieve milieu.

Binnen het plangebied bevindt zich het bestaande RAC-gebouw, dat onder meer ten behoeve van culturele activiteiten en evenementen en kantoor voor de creatieve sector zal worden bestemd. In totaal is het oppervlak van het gebouw circa 5.600 m2 plus een kantoorgebouw van circa 1.200 m2. Het gebouw biedt diverse gebruiksmogelijkheden en is geschikt voor culturele en commerciële activiteiten, waarbij te denken valt aan tentoonstellingen, feesten, congressen, beurzen, symposia, theatervoorstellingen, exposities, filmvertoningen, concerten, culinaire evenementen en bedrijfspresentaties.

3.3.7 Sport en recreatie
3.3.7.1 Sport

Het gemeentelijke sportbeleid is gericht op het creëren van een optimaal sportklimaat, zodat zoveel mogelijk Hagenaars regelmatig, intensief, verantwoord, en op een prettige manier kunnen sporten. De voorkeur van de gemeente gaat daarbij uit naar sportbeoefening in georganiseerd verband.

De gemeente wil de kwaliteit van het sportaanbod verhogen door:

  • voldoende goede sportaccommodaties te realiseren die betaalbaar, toegankelijk, bereikbaar en voor sportdoeleinden geschikt zijn;
  • een kwaliteitsimpuls te geven aan het sportaanbod door een sportief recreatieve inrichting van openbare ruimten;
  • herkenbare topsport te faciliteren;
  • maatschappelijk sterke sportverenigingen te ontwikkelen;
  • sportverenigingen te ondersteunen;
  • kinderopvang bij sportaccommodaties mogelijk maken.

Het gemeentelijk sportbeleid overlapt het groenbeleid daar waar sport buiten plaatsvindt. Het gaat dan niet alleen om sportvelden en buitensportaccommodaties maar ook om parken, pleinen en straten en grote groengebieden en water.

De behoefte aan sportaccommodaties voor de 'toekomstige' bewoners van Laakhaven West en Petroleumhaven wordt zeer laag ingeschat. Vooralsnog liggen er vooral kansen in een sportief recreatieve inrichting van de openbare ruimte. Met name de Laakkade kan - als onderdeel van de langzaamverkeersroute tussen het Zuiderpark en Laakhaven Hollands Spoor een functie vervullen voor trimmers.

3.3.7.2 Volkstuinen

De ' Nota Volkstuinen in Den Haag' (vastgesteld door de gemeenteraad juni 2008) is opgesteld met als doel een beter beeld te krijgen van de huidige en toekomstige situatie van volkstuinen in de gehele stad en een advies op te stellen voor de (ruimtelijke) omgang met volkstuinen in Den Haag. Zo kan de Nota een handreiking bieden wanneer er sprake is van strijdige ruimteclaims. Naar verwachting zal de vraag naar volkstuinen op de middellange termijn eerder toe- dan afnemen. Handhaving van het huidige aanbod aan volkstuinen is dan ook het uitgangspunt van deze nota. Dit hoeft niet altijd handhaving van het aanbod op de huidige locaties te zijn. Volkstuincomplexen kunnen ook verplaatst worden, al dan niet met uitplaatsing van de bestaande verenigingen. Wanneer een volkstuincomplex bij ontwikkelingen wel op de huidige locatie kan blijven, maar niet volgens de huidige opzet, moet bekeken worden of het bestaande volkstuincomplex toch niet in te passen is. Dit kan bijvoorbeeld door het ruimtegebruik zo te optimaliseren dat er op een kleiner oppervlak nog net zo veel, dan niet meer, volkstuinen gerealiseerd kunnen worden.

Naast de brandweer- en ambulancepost (Veiligheidsbureau Laak) ligt een complex school- en kindertuinen. Deze tuinen vallen binnen de bestemming 'Groen'.

3.3.7.3 Spelen

In 2008 heeft de gemeenteraad de nota Spelen in de Stad vastgesteld. Het vertolkt de ambitie van de gemeente om in de stad een goed aanbod te bieden aan speellocaties voor kinderen en jongeren van verschillende leeftijden. Zowel kwantiteit als kwaliteit speelt daarbij een rol.

Landelijk is het gebruikelijk om bij speelbeleid uit te gaan van een driedeling: kinderen van 0 tot 6 jaar, jeugd van 7 tot 12 jaar, en jongeren van 13 tot 18 jaar. De actieradius van deze leeftijdscategorieën verschilt. Jongere kinderen worden geacht zich zelfstandig minder ver te kunnen verplaatsen dan oudere.

Onderstaande tabel geeft invulling aan de nieuwe richtlijn:

leeftijdscategorie   aantal kinderen per speelplek   actieradius   speeloppervlakte  
0 tot 6 jaar   50 tot 75 kinderen   150 meter   200 m²  
7 tot 12 jaar   75 tot 100 kinderen   500 meter   500 m²  
13 tot 18 jaar   100 tot 125 kinderen   1.000 meter   750 m²  

Bij nieuwe woningbouwlocaties dient in principe de richtlijn van 3% aan openbare speelruimte te worden gehanteerd in relatie tot het 'uitgeefbaar' gebied. Groenvoorzieningen die ook als informele speel- en/of recreatie ruimte kunnen fungeren, worden hierin meegeteld.

In Laakhaven West en Petroleumhaven worden in de bestemmingen 'Groen' en 'Verblijfsgebied' speelvoorzieningen toegestaan. Op het plein bij het R.A.C.-gebouw komt onder andere een speelruimte voor de kinderen. In de straten wordt bij een groot aantal grondgebonden woningen een voorzone opgenomen. Hierdoor is de privacy in de woning gewaarborgd terwijl de woningen ook meedoen aan het straatleven. Hierdoor ontstaat naast het algemene trottoir een meer privé-achtig voorgebied, te vergelijken met de ouderwetse stoep. Deze voorgebieden kunnen gebruikt worden voor het spelen van kinderen (toezicht vanuit de woning op de allerkleinste is goed mogelijk) maar ze kunnen ook door individuele bewoners groen worden ingericht.

De zijstraten zullen als woonstraat worden ingericht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de straten die nodig zijn om een verkeerscircuit in het gebied te maken en de straten die geen verkeersfunctie hebben. Deze worden als verblijfsgebied ingericht. Al deze zijstraten hebben een zodanig breedtemaat dat er aan de zonzijde extra brede trottoirs ontstaan. Samen met de grondgebonden woningen en de daarbij behorende voorgebieden ontstaat hier een aantrekkelijk speel- en verblijfsgebied. de aansluitingen van de huidige zijstraten juist groene rustpunten in het beeld van de straat worden.

Waar de Calandkade, 1e Lulofsdwarsstraat en 1e Van der Kunstraat op de Waldorpstraat aantakken, komen pleintjes die slechts beperkt gebruikt worden voor ontsluitingverkeer en daarom ook goed ingericht kunnen worden als speelplek.

Door de beperkte ruimte die in de Petroleumhaven aanwezig is, is speelruimte voor kinderen niet direct rondom de woningen te realiseren. Bij de school- en kindertuinen aan het Hildebrandplein ligt nog een groengebied dat geen echte functie heeft. Dit gebied wordt bij de inrichting van de openbare ruimte betrokken. Hier wordt gekeken of dit ingericht kan worden voor de kleine kinderen uit de Petroleumhaven.