direct naar inhoud van 4.4 Externe veiligheid
Plan: Laakwijk-Schipperskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA

4.4 Externe veiligheid

Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag adviseerde op 26 augustus 2008 over externe veiligheid in het plangebied.

4.4.1 Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt niet binnen 200 m van de snelweg of andere delen van de Route gevaarlijke stoffen. Een nader onderzoek naar het groepsrisico, op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, is daarom niet noodzakelijk.

4.4.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor

Een deel van het plangebied (Schipperskwartier) ligt binnen 200 m vanaf de spoorlijn Delft-Leiden. Op basis van de Risicoatlas Spoor is er op baanvak 67 tussen Delft en Leiden sprake van het transport van 50 wagons per jaar met stoffen behorende tot categorie B2: giftige gassen, zoals ammoniak per jaar. Wat betreft het spoorvervoer is alleen het transport van ammoniak relevant. De contour voor het plaatsgebonden risico, zowel PR 10-6, 10-7 als 10-8, is kleiner dan 10 m, gerekend van het hart van het spoor. De risicoatlas stelt ook cijfers beschikbaar voor het groepsrisico. Den Haag wordt echter niet nader beschouwd: het groepsrisico is er verwaarloosbaar.

In de nabijheid van het plangebied bevindt zich het station Hollands Spoor. Blijkens de inventarisatie van ProRail behoren de stations in Den Haag niet tot de spoorweg-knooppunten met een verhoogd risico waarvoor afzonderlijke faalscenario's (bijvoorbeeld botsing goederentreinen) in beschouwing dienen te worden genomen.

Aangezien binnen 200 m van de spoorlijn geen nieuwe bestemmingen zijn voorzien, is nader onderzoek niet noodzakelijk.

4.4.3 Buisleidingen

In de omgeving van het plangebied (Binckhorst) is een hogedrukaardgas-transportleiding van de Gasunie gesitueerd (W536-01). Deze leiding heeft een diameter van 20” en een werkdruk van 40 bar. De leiding loopt grofweg via de Binckhorstlaan, de Mercuriusweg en de achtergevel van de bebouwing aan de Meteoorstraat.

Voor deze leidingen geldt voor bijzondere objecten categorie I een toetsingsafstand van 50 m, overeenkomstig de Circulaire zonering langs hogedrukaardgas-transportleidingen van 26 november 1984. De kortste afstand tussen de buisleiding en de plangrens bedraagt circa 100 m (ter hoogte van de Laakhaven). Aan de toetsingsafstand wordt ruimschoots voldaan.

Het beoordelen van het groepsrisico heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Memorandum van de Gasunie 'Input groepsrisicoberekeningen, revisie 3' van 21 januari 2008, kenmerk TAM 07.0138 (hierna Memorandum). Op grond van deze Memorandum geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 220 m.

De noordoostkant van het plangebied bestaat uit oppervlaktewater: de Trekvliet en de ingang van de Laakhavens. De kortste afstand tussen het bebouwde gedeelte van het plangebied en de aardgastransportleiding bedraagt circa 200 m. Hierdoor bevindt zich nauwelijks bebouwing binnen de inventarisatieafstand.

Op grond van de vernieuwde uitgangspunten uit de richtlijn van het Centrum Externe Veiligheid 'Veiligheidsafstanden voor hogedrukaardgasleidingen' van 1 juni 2007, is gebleken dat de bijdrage van het groepsrisico buiten de 35 kW/m2 contour uiterst gering is. In tabel 2 van de Memorandum zijn de 35 kW/m2 contouren voor de verschillende diameters en drukcombinaties weergegeven. Voor de onderhavige aardgastransportleiding ligt deze contour op 100 m. Met andere woorden, (beperkt) kwetsbare bestemmingen, gelegen buiten de 35 kW/m2 contour, dragen niet bij aan het groepsrisico.

Aangezien de plangrens op 100 m of meer van de aardgastransportleiding is gesitueerd, de bebouwingsgrens op 200 m van de buisleiding ligt en de geprojecteerde bestemmingen op meer dan 220 m zijn voorzien is een nader onderzoek naar het groepsrisico niet noodzakelijk.

4.4.4 Inrichtingen

Op de hoek Neherkade / Slachthuislaan bevindt zich een LPG-tankstation (Neherkade 2980) dat geen deel uitmaakt van het plangebied. De vigerende milieuvergunning voor dit LPG-tankstation is verleend op 21 december 1993. Volgens de aanvraag om milieuvergunning is sprake van een jaarlijkse doorzet van 700 m3. De aanvraag wordt, volgens de considerans, geacht deel uit te maken van de milieuvergunning. In 2002 is het ondergrondse reservoir met een inhoud van 20 m3 vervangen door een LPG-reservoir met een inhoud van 40 m3. Blijkens de bescheiden behorende bij de verklaring acceptatiemelding van 13 mei 2002 is sprake van een doorzet van 630 m3 per jaar. Door de keuze voor een grotere tank neemt het aantal verladingen af tot circa 20 per jaar. Hierdoor is de kans op een calamiteit afgenomen. De inrichting voldoet aan de veiligheidscontouren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna Regeling).

Volgens de 'Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007' van het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) van Rijkswaterstaat, neemt het vervoer van LPG over de weg tot 2040 niet toe. Een belangrijke oorzaak is de sterke toename van het aandeel dieselpersonenauto's in het Nederlandse wagenpark. De verscherpte klimaatdoelstellingen dragen ook bij aan de transitie naar andere brandstoffen en aandrijftechnieken. Aardgas wordt een belangrijke brandstof voor het autoverkeer. In Den Haag is één aardgastankstation (CNG) in bedrijf en worden in de loop van 2009 vier nieuwe tankstations geopend. Dit is het gevolg van Haags stimuleringsbeleid. Over enkele jaren zijn ook aardgastankstations voor vrachtverkeer (LNG) voorzien. Als gevolg van deze ontwikkelingen is er geen toenemende vraag naar LPG. Het aantal LPG-tankstations in Nederland is de afgelopen jaren afgenomen als gevolg van het laatste saneringsprogramma van het Rijk (in het kader van de uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen). Door het verminderde aanbod wordt LPG een minder aantrekkelijke brandstof. Ondertussen werkt de automobielindustrie verder aan de ontwikkeling van elektrische en waterstof aangedreven auto's.

Tegenover het LPG-tankstation zijn 31 studentenwoningen en circa 440 m2 bedrijfsruimte geprojecteerd (zie paragraaf 5.3). Studentenwoningen worden als kwetsbare bestemmingen beschouwd. Hiervoor geldt volgens tabel 1 van de Regeling een aan te houden veiligheidscontour van 45 m tussen de gevel van de woningen en het vulpunt en 25 m tussen de gevel en het ondergrondse LPG-reservoir (jaarlijkse doorzet LPG < 1.000 m3). De kortste afstand tussen de gevel van de geprojecteerde woningen en het LPG-vulpunt annex ondergrondse LPG-reservoir bedraagt circa 60 m respectievelijk 90 m. Aan de veiligheidscontouren volgens de Regeling wordt ook na de realisatie van de geprojecteerde kwetsbare objecten voldaan.

Uit veldonderzoek van de gemeente Den Haag is gebleken dat niet wordt voldaan aan de afstand van 25 m die op grond van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vereist is tussen het LPG-reservoir en de meest nabijgelegen kwetsbare bestemming: een bestaand woongebouw aan de Stieltjesstraat. De tank ligt op 23,6 m vanaf het trappenhuis van dit gebouw en 24,4 m vanaf de gevels van de appartementen. Het LPG-tankstation voldoet daarmee niet aan de plaatsgebonden risicocontouren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

De ondergrondse tank moet uiterlijk op 1 januari 2010 zijn verplaatst zodat alsnog aan de veiligheidscontouren wordt voldaan. Gemeente Den Haag gaat voor deze datum de milieuvergunning voor het LPG-tankstation wijzigen, zodanig dat wordt voldaan aan de eisen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in het bijzonder de plaatsgebonden risicocon-touren volgens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). In de milieuvergunning worden voorschriften opgenomen met betrekking tot de ligging van het LPG-reservoir. (Het LPG-vulpunt voldoet wel aan de veiligheidscontouren.)

Berekening en verantwoording groepsrisico

De geprojecteerde studentenwoningen liggen wel binnen de 150 m contour waarvoor het beoordelen van groepsrisico vereist is. Deze beoordeling heeft plaatsgevonden op basis van de richtlijn 'QRA berekening LPG-tankstations' van 20 december 2007, opgesteld door het Centrum Externe Veiligheid van het RIVM. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.

Het groepsrisico kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde. In het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) moet het groepsrisico worden verantwoord. Bij de verantwoording zijn de verplichte onderdelen van artikel 13 lid 1 Bevi als uitgangspunt gebruikt.

De personendichtheid in het invloedsgebied van het LPG-tankstation neemt toe. Er is bij de inventarisatie van het aantal personen onderscheid gemaakt tussen dag (7:00-19:00 uur), avond (19:00 tot 23:00 uur) en nacht (23:00 tot 7:00 uur). Verder is voor woningen aangenomen dat overdag op werkdagen 50% van de bewoners aanwezig is en anders 100% en is voor bedrijven aangenomen dat alleen personen aanwezig zijn op werkdagen overdag. Twee ontwikkelingen leiden binnen 150 m rond het LPG-tankstation tot een toename van de personendichtheid:

  • a. Neherkade/Slachthuislaan waarbij is aangenomen dat in elke studenteneenheid 1 student is gehuisvest en dat in de bedrijfsruimte op werkdagen overdag 19 personen aanwezig zijn;
  • b. buiten het plangebied maar binnen 150 m van het LPG-tankstation zijn aan het Calandplein 128 woningen en 2.000 m² gepland waarbij is aangenomen dat per woning gemiddeld 2,4 personen zijn gehuisvest en in de bedrijfsruimte op werkdagen overdag 27 personen aanwezig zijn.

Het groepsrisico is berekend voor een doorzet van 1000 m³/jr voor de huidige en de gewenste toekomstige situatie. Er is verder onderscheid gemaakt tussen bevoorrading op werkdagen overdag en 's avonds.

In de huidige situatie is het groepsrisico even groot bij bevoorrading overdag als bij bevoorrading 's avonds. Het groepsrisico is groter dan de oriëntatiewaarde. In de toekomstige situatie is het groepsrisico bij bevoorrading overdag kleiner dan bij bevoorrading 's avonds maar het groepsrisico is altijd groter dan de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt toe ten opzichte van de huidige situatie. Als de tankauto is voorzien van een hittewerende coating dan neemt het groepsrisico aanzienlijk af, maar blijft zowel in de huidige als in de toekomstige situatie hoger dan de oriëntatiewaarde.

In de figuren in het onderzoeksrapport is het groepsrisico voor en na de ontwikkelingen binnen de 150 m-contour weergegeven met behulp van Fn-curves.

Op 22 juni 2005 sloten het ministerie van VROM en de LPG-sector in Nederland het Convenant LPG-autogas. Hierin kwamen partijen overeen dat de LPG-sector de externe-veiligheidsknelpunten in Nederland zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk doch uiterlijk 1 januari 2010 oplost door onder meer het aanbrengen van een hittewerende coating op LPG-autogastankauto's. Dit in aanmerking genomen blijft het groepsrisico zowel in de huidige als in de toekomstige situatie hoger dan de oriëntatiewaarde.

In het onderzoek is een berekening van het groepsrisico uitgevoerd voor een tank met een inhoud van 20 in plaats van de bestaande tank van 40 m³. Voor bevoorrading met een tankauto zonder hittewerende coating is er nauwelijks verschil te zien tussen beide tanks. Als een tankauto met hittewerende coating is uitgerust, is het verschil echter beter te zien. In geval van een kleinere tank én hittewerende coating op tankauto's blijft het groepsrisico in de toekomstige situatie weliswaar groter dan de oriëntatiewaarde maar neemt de mate van overschrijding aanzienlijk af.

Een belangrijk aspect ten aanzien van zelfredzaamheid is de mogelijkheid om van de brandhaard af te vluchten. Bij de uitvoering van het bouwplan is aan de initiatiefnemer de inspanningsverplichting opgelegd om in het definitieve ontwerp de ingang van de studenteneenheden zodanig te situeren (aan de Tak van Poortvlietstraat) dat bewoners van de brandhaard af kunnen vluchten. Een extra vluchtweg, aan de Neherkade, kan worden gedeeld met de bestaande bebouwing, dat wil zeggen op de grootst mogelijk afstand van het vulpunt.

Hulpverleningsregio Haaglanden heeft naar aanleiding van het onderzoeksrapport advies uitgebracht. Het advies is als bijlage bij deze toelichting opgenomen. De regionale brandweer verwacht dat ingeval van een warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Exploision) zoveel slachtoffers vallen dat de hulpdiensten onvoldoende middelen tot hun beschikking hebben om snel afdoende hulp te bieden. In de directe omgeving van het LPG-tankstation staat al een aantal bestaande flatgebouwen op korte afstand van het LPG-tankstation. Voor deze gebouwen geldt dat wegens instortingsgevaar de bewoners het gebouw ingeval van een BLEVE moeilijk kunnen verlaten en hulpdiensten het gebouw niet veilig kunnen betreden. Vanwege het grote beheersbaarheidsprobleem stelt de brandweer voor de verkoop van LPG op deze locatie te beëindigen. Indien hiervoor niet wordt gekozen dan zijn aanvullende maatregelen aan de bron en preparatieve voorzieningen noodzakelijk om de risico´s (met name van een BLEVE) te verlagen. Ongeacht zulke maatregelen ziet de regionale brandweer zich vooralsnog genoodzaakt negatief te adviseren over het plan. De meest effectieve maatregelen zijn volgens de brandweer:

  • a. verlaging van de doorzet van LPG (naar 500 m³);
  • b. een kleiner ondergronds reservoir. Bij het vervangen van de bestaande tank van 40 m³ door een tank van 20 m³ kan ze tevens naar een minder gevoelige locatie worden verschoven;
  • c. goed onderhoud van de LPG-installatie, juiste werkprocedure en instructie aan het personeel van het LPG-tankstation.

Provincie Zuid-Holland schrijft bij de verantwoording van het groepsrisico de CHAMP-methodiek voor:

  • Communicatie- of informatieplicht. Over de aanwezige risico’s zowel in de huidige situatie als in de toekomstige geplande situatie moet door het bevoegd gezag worden gecommuniceerd met de omgeving. Bestemmingsplan Laakwijk-Schipperskwartier, met daarin een beschrijving van de bedrijfactiviteiten, het risicogebied et cetera, is voorbereid met inachtneming van de vereisten van de gemeentelijke inspraakverordening en de Wet ruimtelijke ordening. Het voorontwerpbestemmingsplan lag ter inzage van 17 juni tot en met 28 juli 2008, het ontwerpbestemmingsplan lag van 13 maart tot en met 23 april 2009 ter inzage.
  • Horizonplicht. Binnen de planhorizon worden bronmaatregelen genomen. Nog voor 1 januari 2010 leidt wijziging van de milieuvergunning voor het LPG-tankstation tot verplaatsing van het LPG-reservoir. Het ligt in de rede bij de verplaatsing van het LPG-reservoir in het kader van de plaatsgebonden risicocontour deze tank te verkleinen, gelet op de vereiste manoeuvreerruimte op het terrein, en/of de maximale doorzet te beperken tot 500 m³ per jaar. Voor dezelfde datum wordt op LPG-autogastankauto’s een hittewerende coating aangebracht conform het Convenant LPG-autogas tussen het ministerie van VROM en de LPG-sector. Binnen de planhorizon neemt volgens de ‘Toekomstverkenning vervoer gevaarlijke stoffen over de weg 2007’ van het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) van Rijkswaterstaat het vervoer van LPG over de weg niet toe.
  • Anticipatieplicht. De anticipatieplicht heeft betrekking op maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden. Bij het ontwerp van de geprojecteerde studentenwoningen is aan de initiatiefnemer de inspanningsverplichting opgelegd om de ingang en de vluchtwegen van de studentenwoningen zodanig te situeren (aan de Tak van Poortvlietstraat) dat bewoners van de brandhaard af kunnen vluchten en daarmee voldoende zelfredzaam zijn.
  • Motivatieplicht. Als het LPG-reservoir is verplaatst en verkleind en hittewerend coating op de LPG-autogastankauto’s is aangebracht, is het groepsrisico slechts in geringe mate groter dan de oriëntatiewaarde. Gelet op de verdichtings- en woningbouwopgave van de gemeente Den Haag is ervoor gekozen studentenwoningen op de hoek van de Neherkade en de Slachthuislaan te realiseren.
  • Preparatieplicht. Een rampenbestrijdingsplan ligt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. Wel is de regionale brandweer betrokken bij de voorbereiding van het plan.