direct naar inhoud van 3.9 Water
Plan: Laakwijk-Schipperskwartier
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA

3.9 Water

3.9.1 Kaderrichtlijn Water

Sinds 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De Europese Kaderrichtlijn water beoogt de bescherming van aquatische ecosystemen en het duurzaam gebruik van water. Het beleid van WB21 en KRW zijn de twee pijlers van het integrale waterbeleid en zijn in 2003 gebundeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW), waaraan rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich hebben geconformeerd. Doelstelling is om in 2015 de waterhuishouding op orde te hebben en richting 2050 op orde te houden. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Een belangrijk element van de Kaderrichtlijn Water is de realisatie van natuurvriendelijke oevers.

3.9.2 Waterbeheersplan 2006-2009

In 2005 heeft het Hoogheemraadschap van Delfland haar waterbeheersplan geactualiseerd: Waterbeheersplan 2006-2009, Realiseren en intensiveren. In dit plan ligt het accent op het realiseren van de opgestelde plannen en het intensiveren van de uitvoering ervan. De thema's waarbinnen dit plaatsvindt zijn: veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid, bruikbaarheid, aanleggen en beheren, overleggen, samenwerken, reguleren en toezicht houden. Het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Kaderrichtlijn Water vragen om daadkrachtige uitvoering van een groot aantal maatregelen. Goede samenwerking en overleg met gemeenten ten aanzien van de watertoets van ruimtelijke plannen is een belangrijk streven.

Delfland streeft naar water als sturend beginsel in de ruimtelijke ordening. Delfland hecht veel waarde aan een robuust watersysteem en verlangt daarom een waterbergend vermogen van 325 m³ per ha voor nieuw in te richten stedelijk gebied. Ten aanzien van de waterkwaliteit in de boezemwateren streeft Delfland naar concentraties die voldoen aan de MTR-waarden van de Vierde Nota waterhuishouding.

3.9.3 Waterplan Den Haag 1998-2012

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen een plan voor het stedelijk waterbeheer opgesteld: Waterplan Den Haag 1998-2012 (1999). In het plan is het 'integraal waterbeheer' in Den Haag concreet uitgewerkt. Het plan behelst een visie op het samenhangend beheer van riolering, oppervlaktewater, watergebonden natuur en ondiep grondwater in Den Haag op middellange termijn.

3.9.4 Waterbergingsvisie Den Haag

Na het Waterplan brachten de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland samen de waterbergingsopgave voor Den Haag in beeld en spraken zij maatregelen af om het waterbergingstekort in de verschillende delen van de stad op te lossen: Waterbergingsvisie Den Haag (2003). Uitgangspunt van de Waterbergingsvisie Den Haag is het voorkomen van problemen met waterberging bij nieuwe ontwikkelingen in de stad door uitvoering van de maatregelen voor verbetering van de waterberging die in de visie zijn opgenomen. Maatregelen voor verbetering van de waterkwaliteit blijven bij nieuwe ontwikkelingen nog wel noodzakelijk. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen wegen Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland in onderling overleg water mee in de planvorming en passen zij water op een creatieve manier in het stedelijk gebied in.

Met haar ligging aan zee, duinen, grachten, polders en stadsparken vervult water in de gemeente Den Haag verschillende rollen: de functie van water in het centrum is anders dan die van water langs de duinen of in de Noordpolder en het Wateringse Veld. Oppervlaktewater, bijvoorbeeld grachten en boezemwater, is bepalend voor het functioneren van het totale watersysteem. Vanwege het karakter van een grote stad als Den Haag en de verschillende rollen die water erin vervult, kiezen het hoogheemraadschap en de gemeente in het Waterplan Den Haag 1998-2012 voor drie verschillende ambitieniveaus voor het stedelijk watersysteem:

  • a. in 'Water dat siert' staat de belevingswaarde centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Vooral water in en rond het centrum moet aan deze ambitie voldoen.
  • b. 'Water dat behaagt' staat naast de belevingswaarde duurzamer beheer en een sterkere natuurwaarde voor. Zulke gebieden zijn bijvoorbeeld Benoordenhout en Mariahoeve.
  • c. bij 'Water dat leeft' is sprake van een duurzaam beheer en kan zich natuur ontwikkelen die afhankelijk is van goed water. Vervuiling waaronder die uit riooloverstorten is zo goed als geëlimineerd. In Den Haag gaat het om Haagse Beek, Wateringse Veld en Leidschenveen/Ypenburg.
3.9.5 Watertoets

Voor elke poldereenheid in Den Haag is aangegeven welk ambitieniveau wordt nagestreefd. De deelgebieden Laakkwartier-Centraal, Laakkwartier-Noord en Laakoever behoren tot de waterstaatkundige eenheid Noordpolder. Met uitzondering van de Laakoever en het riviertje de Laak liggen in het Haagse deel van de Noordpolder geen grote groengebieden en waterpartijen, in het Rijswijkse deel daarentegen wel (de Voordes) maar dit oppervlaktewater staat niet in een directe verbinding met het oppervlaktewater in de gemeente Den Haag. Het water in de Noordpolder wordt ingelaten vanuit de boezem. Het deelgebied Schipperskwartier ligt in het boezemgebied. In het boezemgebied zijn de Hofvijver en de grachten de belangrijkste watergangen. Ze worden gevoed door water uit het (agrarisch) achterland.

Zowel voor de deelgebieden Laakkwartier-Centraal, Laakkwartier-Noord en Laakoever als voor het deelgebied Schipperskwartier geldt het ambitieniveau 'water dat siert': de belevingswaarde van water staat centraal. Oppervlaktewater ziet er aantrekkelijk uit, stinkt niet, wateroverlast wordt voorkomen en er is ruimte voor oever- en waterplanten en een aantal diersoorten. Recreatie zoals sportvissen en kanoën is mogelijk. Gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland toetsten in het licht van dit ambitieniveau het water in het plangebied op waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen (veiligheid) en ecologie:

kenmerk   deelgebied Noordpolder   deelgebied Boezemgebied  
waterkwaliteit   Het fosfaatgehalte bedraagt 0,9 tot 1,0 mgP/l. Het stikstofgehalte is groter dan 2,2 mgN/l. Door de grote waterinlaat vanuit de boezem is het doorzicht 0,3 tot 0,4 m. Er zijn klachten over stankoverlast. er wordt veel welvaartsvuil in de watergangen aangetroffen.
 
Het fosfaatgehalte bedraagt circa 0,8 mgP/l. Het stikstofgehalte is hoger dan 3,3 mgN/l. Het doorzicht is 0,3 m. Het water wordt snel rondgepompt, omdat het boezemwater door Eneco als koelwater wordt gebruikt. Tevens treedt hierdoor een thermische verontreiniging op. het effect van deze thermische verontreiniging op het water is onbekend. In het boezemsysteem komen blauwalgen voor.  
natuur   In het Haagse deel gaat het om de Laakoever en het riviertje de Laak. In het Rijswijkse deel liggen grote groengebieden die een belangrijke schakel vormen in de stedelijke ecologische hoofdstructuur.   Ecologisch behoort het merendeel van het water in het Boezemgebied tot het laagste niveau. Waardevolle elementen zijn onder andere enkele (gracht)muurvegetaties alsmede de Laakhaven.  
oevers   De oeverinrichting is over het algemeen functioneel. De inrichting bestaat grotendeels uit steenglooiingen. Voor de oeverbescherming zijn milieuvriendelijke materialen toegepast.   De oevers zijn functioneel ingericht met veelal kademuren en steenglooiingen.  
waterbodem   De sliblaag op de waterbodem is licht tot zwaar verontreinigd (klasse 2 tot 4). De sliblaag is dikker dan 0,2 m.
 
De sliblaag op de waterbodem is voornamelijk sterk verontreinigd (klasse 4), lokaal matig verontreinigd (klasse 3). De dikte van de sliblaag varieert en is niet nauwkeurig bekend.  
riolering   Het bemalingsgebied Laakwijk voldoet aan de basisinspanning rioleringsbeleid (CIW 2001, WRW 2002).   In het boezemgebied liggen drie bemalingsgebieden van de riolering: Centrum, Stationsbuurt en Morsestraat. Het bemalingsgebied Stationsbuurt voldoet aan de basisinspanning. In de andere gebieden is de vuiluitworp tot tweemaal groter dan toegestaan volgens de basisinspanning.  
waterbeheer   Het water in het plangebied wordt ingelaten vanuit de boezem. Daarbij worden verschillende oppervlaktewaterpeilen gehanteerd. Er treden geen peilfluctuaties gedurende het seizoen op.
 
Het boezemwatersysteem is er vooral op gericht het water uit het achterliggende poldergebied af te voeren. Dit leidt tot hoge stroomsnelheden in het boezemwater. Door de grote capaciteit van het afvoergemaal in relatie tot de geringe capaciteit van het boezemstelsel treeds een groot verhang in de grachten op.  
grondwater   Voor het plangebied zijn geen gevallen van overlast bekend.   In het Schipperskwartier zijn geen gevallen van overlast bekend.  
lozingen   Er zijn, buiten de overstorten van de riolering, geen puntlozingen in het plangebied bekend.   Op enkele plaatsen vinden puntlozingen op het oppervlaktewater plaats.  

Verbeteringsmogelijkheden in deelgebied Noordpolder

In het studieprogramma ABC-Delfland is het Polderplan Noordpolder opgesteld. Voor de Noordpolder geldt een algemene waterbergingsnorm van 325 m³ per hectare, dat wil zeggen dat tenminste 15% van de oppervlakte van de polder, zijnde de laagst gelegen gebieden, niet mogen worden bebouwd. Om het oppervlaktewater in de Noordpolder op peil te houden, moet water uit de boezem worden ingelaten. De verwachting is dat de waterkwaliteit in de Noordpolder als gevolg van de verbetering van de boezemwaterkwaliteit verbetert naar een fosfaatgehalte van 0,6 mgP/l. Maatregelen om de waterkwaliteit verder te verbeteren, zoals vasthouden van gebiedseigen water, afkoppelen van verhard oppervlak en aanleg van (grootschalige) helofytenfilters, zijn te ingrijpend van omvang.

In het programma Watrerkader Haaglanden wsordt de Noordpolder samen met vijf andere Haaglandenplders aangewezen als proeftuin voor innovatieve waterbergingsoplossingen. In het rapport 'Innovatief waterpersbergingsperspectief Noordpolder. Verkenning van de mogelijkheden' worden mogelijkheden getoond voor zowel traditionele als innovatieve vormen van waterberging. Met de aanleg van open water kan aan tweederde van de wateropgave worden voldaan. De hiervoor benodigde ruimte kan worden gevonden in binnen de herstructureringswijk Moerwijk en in een verbreding van de Broeksloot. Een gesignaleerde innovatieve kans is onder meer de realisatie van ondergrondse waterberging in sportparken.

Verbeteringsmogelijkheden in deelgebied Boezemgebied

Door de verwachte verbetering van de kwaliteit van het boezemwater daalt het fosfaatgehalte in het Boezemgebied naar 0,4 mgP/l. Er zijn echter weinig mogelijkheden om de waterkwaliteit verder te verbeteren. Door de centrumfunctie zijn er veel diffuse bronnen, zoals afspoeling van wegen en trambanen. Het gemengde rioolstelsel wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van veel overstorten. Aangezien het peil van het boezemwater weinig fluctuaties toestaat (onder andere in verband met de afvoerfunctie, scheepvaart, woonboten en de drempelhoogte van de riooloverstorten) zijn er in het boezemgebied weinig of geen mogelijkheden voor het instellen van een variabel oppervlaktewaterpeil om gebiedseigen water vast te houden.

Waterkering

Laakwijk ligt grotendeels in de Noordpolder, alleen het Schipperskwartier ligt in het boezemgebied. De grens tussen polder en boezem wordt gevormd door de Laakhaven en de Trekvliet. Op deze grens ligt de waterkering. Deze is zichtbaar als kade langs de Neherkade en als walkant langs de Trekweg. Om de stabiliteit van de boezemkade te garanderen is in het plan een beschermingszone opgenomen met een breedte van 15 meter. Ingrepen binnen deze zone, waaronder de realiseren van bouwwerken en de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, moeten plaatsvinden in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland.

Vertaling watertoets in bestemmingsplan

De watertoets is als volgt in het bestemmingsplan vertaald:

  • bestemming van belangrijke waterlopen (de Laak, de Trekvliet, de Broeksloot et cetera)
  • planologische bescherming van waterkeringen en duikers en/of concrete aanwijzing van nieuwe duikers en/of waterverbindingen;
  • handhaving van grote onbebouwde oppervlakten (oevers, sportvelden, parken);
  • opname beleidsvoornemen tot nemen van compenserende maatregelen bij verharding van substantiële oppervlakten;
  • de bepaling dat de glooiende natuurvriendelijke oevers langs de Laak en de Broeksloot en de sportvelden mede bestemd zijn voor (tijdelijke) waterberging.