Plan: | Laakwijk-Schipperskwartier |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0518.BP0157FLaakwijk-50VA |
Veel archeologische waarden in de bodem van Den Haag zijn nog niet of slechts gedeeltelijk bekend. In gebieden waar de waarden niet bekend zijn maar waar de bodemopbouw de aanwezigheid van archeologische waarden mogelijk maakt, is sprake van een archeologische verwachting. Aan de hand van de Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart van de gemeente Den Haag, de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland en lokale waardenkaarten zijn voor het plangebied de grenzen van het archeologisch waardevol gebied bepaald.
Laakwijk is voor het overgrote deel gebouwd in een gebied dat wordt gekenmerkt door een bodem die zich onder natte omstandigheden heeft gevormd. Verschillende overstromingsperioden zijn hiervoor verantwoordelijk. Op een aantal plaatsen komt klei voor die in de periode 3000-2000 v.Chr. is afgezet. Deze kleilaag is overal overgroeid met veen, een teken dat het lange tijd een nat gebied is gebleven. Overstromingen in de periode 400-300 v.Chr. zorgden voor een extra pakket klei dat het veen weer bedekte. Tussen de verschillende veen- en kleigebieden is ook een tweetal smalle en vrij lage zandruggen te vinden dat niet of nauwelijks met klei of veen is overdekt. Beide zandruggen lopen – globaal bezien – in de lengterichting van het plangebied. De noordelijke zandrug ligt ongeveer ter hoogte van de Isingstraat en de Ingenhouszstraat. De zuidelijke zandrug ligt ongeveer ter hoogte van de Linnaeusstraat.
Door deze geologische omstandigheden was het gebied in het verleden altijd vrij drassig. Sinds de dertiende eeuw maakt het gebied deel uit van de Noordpolder. Echter, ook deze inpoldering kon niet voor permanent droge voeten zorgen. Dat blijkt uit het feit dat de verbindingsweg tussen Den Haag en Delft die door de polder liep (de latere Rijswijkseweg) tot in de veertiende eeuw een groot gedeelte van het jaar onbruikbaar was omdat deze onder water stond. De drassige omstandigheden zijn er de oorzaak van dat de Noordpolder pas vrij recent is bebouwd en bewoond. Tot ver in de negentiende eeuw is het gebied een open polder gebleven, met alleen enkele windmolens aan de rand van de polder ten behoeve van de waterbeheersing. Het betreft hier de Laakmolen aan de Trekvliet, ter plaatse van de huidige molen, en de Broekslootmolen langs de Trekweg, ter hoogte van de Ketelstraat. Gezien de recente bewoningsgeschiedenis is voor het grootste deel van het plangebied de archeologische verwachting laag. Behalve de molens zijn voor wat betreft de middeleeuwen en later geen waarden bekend maar de aanwezigheid ervan mag niet worden uitgesloten. De kans op archeologische waarden is het grootst ter plaatse van de hiervoor genoemde zandruggen. Deze zandruggen vormden reeds in de prehistorie maar ook daarna geliefde vestigingsplaatsen. Zo is het buiten het plangebied gelegen kasteel De Binckhorst gebouwd op de noordelijke zandrug die in onderhavig plangebied ongeveer ter hoogte van de Isingstraat en de Ingenhouszstraat ligt.