direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Regentessekwartier - Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor het bestemmingsplan

Het voormalige Gemeentelijk Industrieterrein (GIT) is samen met het park De Verademing en de E.ON-centrale een 'parel' uit het masterplan Lijn 11-zone. In het masterplan is voor Regentessekwartier - Zuid uitgegaan van een hoogstedelijk en creatief woon- en werkmilieu. De afgelopen jaren is gewerkt aan de uitwerking van dit masterplan. Het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid biedt de basis voor het omvormen van het plangebied tot een eigentijds, centrumstedelijk woonmilieu met bedrijvigheid.

De rand van het plangebied, aan de zijde van de Constant Rebequestraat, maakt onderdeel uit van het sinds 2002 gemeentelijk beschermde stadsgezicht Regentessekwartier. De stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van dit deel van het plangebied zijn gewaarborgd in dit bestemmingsplan door middel van een gebiedsaanduiding "Overige zone - Gemeentelijk beschermd stadsgezicht". Ter plaatse van deze aanduiding zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Regentessekwartier zoals beschreven in het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart, als opgenomen in bijlage 3, 4 en 5 van de regels.

1.2 Doel van het bestemmingsplan

Het doel van bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid is het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied, te weten:

  • 425 tot en met 476 woningen;
  • circa 1.400 tot 2.900 m2 bedrijfsonroerendgoed, maatschappelijke, zakelijke en persoonlijke dienstverlening;
  • langzaam verkeersroutes die het gebied met de omgeving verbinden;
  • realisatie van circa 30.000 m2 openbare ruimte.

Om beter aan te sluiten op de ambities voor het gebied en een goede invulling van de begane grond te realiseren wordt voor het woonzorgcomplex het Zamen een kleine bestemmingswijziging voorzien. De bestemming Maatschappelijk - 1 wordt iets verruimd met dienstverlening en maximaal 250 m2 zorggerelateerde detailhandel.

1.3 Begrenzing van het plangebied

Regentessekwartier - Zuid ligt in het stadsdeel Segbroek, aan de centrumzijde van het Regentessekwartier en grenst aan de wijk Transvaal. De globale begrenzing van het plangebied is als volgt: Verversingskanaal, De Constant Rebecquestraat, Noord West Buitensingel, Loosduinseweg, Tripstraat en op kaart 1 aangegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0001.jpg"

kaart 1: ligging in de stad

1.4 Geldende planologische regelingen

1.4.1 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid vervangt (gedeeltelijk) de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid, 8e herziening, vastgesteld d.d. 9 juli 2009;
  • Bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid, 1e herziening van de 8e herziening, vastgesteld d.d. 23 september 2010;
  • Bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid, d.d. vastgesteld 6 mei 1985;
  • Bestemmingsplan Loosduinseweg, vastgesteld d.d. 20 mei 1985.
1.4.2 Parapluherzieningen

Naast bestemmingsplannen die op een specifiek plangebied van toepassing zijn, kent de gemeente Den Haag een aantal parapluherzieningen die op heel het gemeentelijke grondgebied van toepassing zijn en die door dit bestemmingsplan voor wat betreft het plangebied worden vervangen:

  • a. Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk. In het bestemmingsplan Parapluherziening Detailhandel Vuurwerk (2004) is het beleid van de gemeente Den Haag neergelegd ten aanzien van de vestiging van detailhandelsbedrijven die zich bezighouden met de verkoop en opslag van consumentenvuurwerk.
  • b. Parapluherziening Seksinrichtingen. De regeling in de gemeentelijke leefmilieuverordeningen die seksinrichtingen verbiedt, is geïntegreerd in en vervangen door het bestemmingsplan Parapluherziening Seksinrichtingen (2003) waarmee aan alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente Den Haag een regeling werd toegevoegd ten aanzien van seksinrichtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0002.jpg"

kaart 2: vigerende stedenbouwkundige regelingen in het bestemmingsplan ‘Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid 1e herz. v/d 8e herz. (De Verademing e.o.)’

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 is de aanleiding voor het opstellen van een bestemmingsplan voor het plangebied Regentessekwartier - Zuid aangegeven. Ook zijn de doelen die met het bestemmingsplan worden beoogd, omschreven. Om deze doelen in een bestemmingsplan gestalte te geven wordt enerzijds in hoofdstuk 2 de bestaande situatie beschreven, anderzijds is voor de verduidelijking van een deel van de doelen in de hoofdstukken 3 en 4 een selectie gemaakt uit de relevante beleidsnota's en regelingen die op dit plangebied van toepassing zijn. Daaruit zijn vervolgens beleidsuitspraken voor het plangebied afgeleid. Hoofdstuk 3 bevat de beleidsuitspraken ten aanzien van ruimtelijk en sectoraal beleid, hoofdstuk 4 ten aanzien van de milieukwaliteitseisen en het milieubeleid. Bij de keuze van bestemmingen in hoofdstuk 5, is aangeven welke bestemmingen en bestemmingsregelingen uit deze beleidsuitspraken zijn afgeleid voor de bestaande (en de te ontwikkelen) situatie. In dit hoofdstuk 5 worden naast de planbeschrijving, ook de gekozen bestemmingen en bestemmingsregelingen globaal beschreven. Op de economische uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 6 ingegaan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de bestaande situatie

2.1 Inleiding

Om te beschrijven op welke wijze rekening wordt gehouden met de verschillende waarden in het gebied en de verhoudingen van het plangebied tot het aangrenzende gebied, worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis, het cultureel erfgoed, de ruimtelijke structuren die in de loop van de tijd zijn ontstaan en de functionele structuur van het plangebied beschreven.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Het gebied ten westen van de Loosduinseweg was in de Middeleeuwen en in het begin van de nieuwe tijd spaarzaam bewoond. In de 17e eeuw werd een vaart gegraven, het Afvoerkanaal. Eind 19e eeuw echter dienden ten behoeve van de snelgroeiende stad nutsvoorzieningen gehuisvest te worden en moesten de ondersteunende diensten van de snel groeiende gemeentelijke overheid een vestigingsplaats vinden Aan de rand van de toenmalige bebouwde kom van Den Haag werd vanaf 1875 - in het landelijke gebied tussen Den Haag en Loosduinen - daartoe een gemeentelijk industrieterrein ingericht.

Zo werd in 1875 de Gemeente Gasfabriek gebouwd. De steenkool werd per trein aangevoerd en het gas werd opgeslagen in gashouders op het terrein. De schoorstenen bij de stookruimte waren 33 meter hoog. Het opgeslagen gas was voor de openbare verlichting en voor de verlichting van de herenhuizen. Vanuit de locatie werd met ondergrondse leidingen het steenkoolgas over de stad verspreid.

Op het terrein zelf werd - naast de Aschstaal en de gasfabriek - aan het De Constant Rebecqueplein in 1906 een elektriciteitsfabriek geopend. Het vormde een onderdeel van het elektriciteitsbedrijf. De dienst voor aanleg en onderhoud van het stroomkabelnet van dit bedrijf vond hier haar locatie en wel aan de zuidzijde van het Verversingskanaal. Aan de zijde van de De Constant Rebequestraat werd een transformatorstation ingericht. Van daaruit werd de elektriciteit per kabel verspreid. Vanaf 1937 was de elektriciteitsfabriek middels een kabelverbinding langs de A13 met de centrale in Rotterdam verbonden. Tevens werd in die tijd een telefooncentrale gebouwd in het noordelijke deel van de driehoek tussen de Marnixstraat, de Dibbetsstraat en de De Constant Rebecquestraat.

Ook het huisvuil werd verzameld in het plangebied. De asmannen brachten het opgehaalde vuil met paard en wagen, wat hier werd opgeslagen in de zogenaamde aschstaal en later per boot werd afgevoerd.

Het huidige tracé van HTM-tramlijn 11 vindt zijn oorsprong in een stoomtramverbinding die vanaf 1880 Den Haag Hollands Spoor met Scheveningen verbond. Vanaf 1900 werd het tracé in gebruik genomen door de spoorwegen voor het vervoer van goederen naar het Gemeentelijk Industrieterrein. Verder was er naast dit spoor een strook gereserveerd voor de aanleg van een verbindingskanaal tussen Scheveningen Haven en de Laakhavens. Echter, in de jaren dertig van de vorige eeuw werd dit kanaal via de Troelstrakade aangelegd. Deze kanaalreserving lag tussen de Loosduinseweg en het Verversingskanaal, de trambaan en de Asmanweg

Bewoning ontstond pas aan het einde van 19e eeuw. In eerste instantie bestond de overige bebouwing rond 1880 uit woningen en bedrijfjes langs de Loosduinseweg, hofjeswoningen aan de Noordwest Buitensingel en het oude landhuis Groenestein. Rond 1886 werden de eerste arbeiderswoningen aan "De weg naar de Gasfabriek" gebouwd. Ze dienden ter huisvesting van de werknemers van het Gemeentelijk Industrieterrein.

De groei van de stad haalde het perifeer gelegen gemeentelijk industrieterrein in: aan het begin van de 20e eeuw was rondom het gebied de wijk Regentessekwartier voltooid. Het gesloten karakter van het terrein maakte het onmogelijk om haar aan te sluiten op de wegenstructuur in de omgeving. Alleen de tram mocht het terrein op.


Bedrijfsvoering

In de jaren vijftig werd de elektriciteitsfabriek grotendeels vervangen. De nieuwe centrale kende vijf hoge metalen schoorstenen. Met de komst van het aardgas uit Slochteren in de zestiger jaren kon de gasfabriek gesloten worden. Wel bleef het terrein het distributieknooppunt voor de levering van dit gas voor het zuidelijke deel van de stad. Voor de distributie in de stad werd een gasreduceer- en verdeelstation gebouwd, dat nu in het wijkpark ligt. Voor de elektriciteitscentrale werd een gasontvangststation ten zuiden van het Verversingskanaal gebouwd.

De Gasunie sloot beide middels een aantal ondergrondse hogedruk gastransportleidingen elk met een druk van 40 bar en een diameter van 32 centimeter, die langs de Tripstraat het plangebied binnenkwamen, op haar landelijk net aan.

Om redenen van goede volkshuisvesting werden de woningen aan de Noordwestbuitensingel gesaneerd en vervangen door portiekflats. Ook een kerk werd gerealiseerd. In de jaren zeventig werd aan de Gaslaan een school voor middelbaar onderwijs gevestigd. De stadsvernieuwing kwam tot uiting in de aanleg van nieuwbouw langs de Loosduinseweg van kantoren, bedrijven en woningen. Ondertussen werden de activiteiten op het gemeentelijke industrieterrein uitgebreid met een vuilverbrandingsinstallatie.

Verder wordt begin negentiger jaren het warme water uit de elektriciteitscentrale aangewend voor stadsverwarming. Het aantal metalen schoorstenen wordt tot twee teruggebracht.


Heroriëntatie

Een heroriëntatie van de gemeente op haar taken ten aanzien van de nutsvoorzieningen en de opname van deze taken in een groter of particulier verband leiden tot sluiting van of de verplaatsing van veel bedrijven op het terrein. Wat resteerde was de brandweerkazerne, het gasreduceerstation, de elektriciteitscentrale en de telefooncentrale. De resterende bedrijven - op de brandweer na - werden door particuliere bedrijven overgenomen. De vuilverbrandingsinstallatie wordt begin negentiger jaren gesloopt.

De huisvuil op- en overslag breidt uit, maar wordt enkele jaren later verplaatst naar de Binckhorst. De vrijkomende terreinen ten zuiden van het lijn 11-tracé krijgen een heel ander karakter.

Op de vervuilde grond ten westen van het verversingskanaal wordt het wijkpark De Verademing met sport- en recreatievoorzieningen aangelegd. Overeenkomstig het saneringsplan werd de locatie, waarop nu het wijkpark De Verademing gelegen is, afgedekt en werd in de bodem – onzichtbaar op het maaiveld – een isolatiewand aangebracht ter isolatie van het brongebied. Nadat de vervuilingen geïsoleerd waren en de verschillende afdekkingvormen aangebracht, werd het wijkpark in 2001 ingericht. In april 2008 werd de definitieve grondwaterzuiveringsinstallatie gestart.

Transformatie

In 2000 neemt E.on de elektriciteitscentrale van de gemeente over. De aangepaste bedrijfsvoering heeft ruimtelijke gevolgen. De terreinen van het elektriciteitsbedrijf ten zuiden van het Verversingskanaal worden met uitzondering van de oeverstrook ontruimd. Aan de rand van het Verversingskanaal aan de Van Boecopkade worden vanuit de centrale bovengrondse pijpleidingen gelegd en in het park wordt een gasontvangststation gebouwd. Het gasontvangstation aan het Verversingskanaal wordt behouden en blijft dienst doen voor de warmtekrachtcentrale. Ook het transformatorstation op de hoek van de Esperantostraat en de Zamenhofstraat blijft staan.

Een deel van de bedrijfsgebouwen komt vrij voor andere doelen. In het vrijkomende gebouw aan het De Constant Rebecqueplein wordt een zogenaamde culturele broedplaats ingericht. Het magazijn voor de stroomkabelopslag, wordt verbouwd tot het kantoorgebouw het Magazijn. Het voormalig kantoor van het elektriciteitsbedrijf op de hoek van de Bautersemstraat en de Zamenhofstraat wordt het kantoor van een woningstichting.

Tussen de Cort Heyligersstraat en de Van Boecopkade staan op dit moment twee blokken met in totaal 48 sociale huurwoningen van Staedion, gebouwd in de jaren 50-60. De woningen zijn verouderd en voldoen bouwtechnisch en bouwfysisch niet meer aan de eisen van deze tijd. Gezien de bouwkundige staat van de woningen wordt het niet meer verantwoord geacht om te investeren in grootschalige renovatie en de huidige woningen nog 30 jaar door te exploiteren. Om die reden wordt voorzien in sloop van de woningen en nieuwbouw van sociale huurwoningen op deze locatie.

Aan de Bautersemstraat wordt, aansluitend aan het kantoorgebouw van de woningstichting, een rij met grondgebonden woonwerkwoningen gebouwd.

Ook de bedrijfsvoering van de tramlijnen in de omgeving van het plangebied ondergaat een wijziging. De invoering van RandstadRail maakt het noodzakelijk het elektrisch vermogen te vergroten. Daartoe wordt aan de oostelijke kade van het Verversingskanaal een tractie onderstation gebouwd.

Voor het braakliggende terrein gelegen tussen de tramlijn, gasverdeelstation, Esperantostraat en Zamenhofstraat zijn door de stichting Eykenburg en stichting Humanitas DMH plannen gemaakt voor een woonzorgcentrum. Zorg, wonen en welzijn van ouderen en mensen met een verstandelijke handicap staan centraal, maar er is nadrukkelijk ook ruimte voor andere vormen van zorg, huisvesting en begeleiding. Niet alleen voor de bewoners zelf, maar ook gericht op de wijk.

2.3 Cultureel erfgoed

Cultureel erfgoed omvat 'sporen, objecten en patronen/structuren die, zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. Het omvat zowel het archeologisch, historisch-(steden)-bouwkundig als het historisch-landschappelijk erfgoed.

In deze paragraaf staat een beschrijving van de in het plangebied Regentessekwartier - Zuid aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten.

2.3.1 Cultuurhistorische waarden

Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen. In 2010 is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Binnen het plangebied Regentessekwartier - Zuid is onderzoek verricht naar de cultuur historische waarden; hierbij is het volgende aangetroffen.

2.3.1.1 Beschermd stadsgezicht

Een deel van het plangebied is onderdeel van het gemeentelijk beschermd stadsgezicht Regentessekwartier, dat op 14 februari 2002 door de gemeenteraad van Den Haag is aangewezen. Voor dit bestemmingsplan gaat het om de bebouwing gelegen aan de De Constant Rebequestraat en -plein. Het aanwijzingsbesluit, met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart zijn opgenomen in bijlage 3, 4 en 5 van de regels.

De wijk Regentessekwartier is eind 19e, begin 20e eeuw gebouwd. De stedenbouwkundige opzet was een ontwerp van architect A.I. Lindo. De bebouwing werd door private partijen gerealiseerd. Het is een in overwegende mate gaaf voorbeeld van een eind 19e eeuw gerealiseerde wijk voor de middenstand, waarvan het rechte verkavelingpatroon en het gesloten bouwblok in overwegende neorenaissance architectuur typerend genoemd kunnen worden.

De wijk typeert zich door kenmerkende verkeersdiagonalen, waaronder de De Constant Rebecquestraat. Aan deze straat bevindt zich woonbebouwing die uit portiekwoningen bestaat. In het Regentessekwartier komt dit woningtype niet voor met uitzondering van de De Constant Rebecquestraat. Dit deel van de wijk is ook pas na 1911 aangelegd toen portiekwoningen een populair woningtype werden.

2.3.1.2 Gebouwde monumenten

In 2010 is een deel van de E.ON-centrale aangewezen als gemeentelijk monument ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag. Vanwege de transformaties, die nodig zullen zijn voor de voorgenomen herontwikkeling van beide complexen, is gekozen voor een zogenaamde 'vanwege bescherming' waardoor de bescherming hoofdzakelijk tot het exterieur beperkt blijft. Verwezen wordt hierbij naar Bijlage 6 bij de regels (Karakteristieke panden en ensembles, lijst).

2.3.1.3 Industrieel erfgoed

Het Verversingskanaal met kades en bruggen, de tramlijn, de energiecentrale met het monumentale kantoor en schoorstenen, de bedrijfsmatige bebouwing tussen de De Constant Rebequestraat en de Kleine Veerkade, het Magazijn, het gaspompstation en de bovengrondse leidingen van de stadsverwarming dragen bij aan het industriële karakter van het gebied. Veel van deze elementen zijn nog steeds in gebruik en dragen zo bij aan het karakter van dit gebied. Andere zoals het Magazijn en DCR zijn succesvol herbestemd. Kenmerkend is ook het geïsoleerde karakter van het gebied en het ontbreken van doorgaande routes. Dit is ontstaan doordat de bedrijven een grote schaal hadden en niet toegankelijk waren.

2.3.2 Archeologie

Bekende geologische en archeologische gegevens

Het plangebied bevindt zich volgens de Nieuwe Geologische kaart van Den Haag en Rijswijk in het niet of nauwelijks met Jong Duin (de Laag van Den Haag) overstoven deel van het strandwallenlandschap. Strandwallen zijn grofweg evenwijdig aan de kustlijn gelegen zandruggen die enige duizenden jaren voor Christus door natuurlijke processen zijn gevormd. De lage gebieden tussen deze strandwallen worden strandvlaktes genoemd. De hooggelegen strandwallen en daarop afgezette duinen ontstonden doordat in de kustzone zoveel zand door de zee werd afgezet (Laag van Rijswijk) dat hoogtes ontstonden die niet meer met iedere vloed overspoelden. Hierdoor kon het zand opdrogen en gaan verstuiven. Dit proces, waarbij de invloed van de zee werd teruggedrongen, voltrok zich in de periode tussen 3800 v. Chr. en 2200 v. Chr. Omdat het gebied daardoor moeilijker kon ontwateren, ging het grondwater stijgen. Het gevolg was dat zich vanaf 2200 v. Chr. veen ontwikkelde in de strandvlaktes. De hoger gelegen strandwallen waren in die omstandigheden voor de mens aantrekkelijke woongebieden.

Binnen het plangebied komen zowel een strandvlakte (noordwestelijke helft tot aan het verversingskanaal) als een strandwal voor. De strandvlakte en de strandwal hebben geen archeologische verwachting. Voor de strandvlakte hoeft dat geen verbazing te wekken: die is altijd te drassig geweest om bewoning aantrekkelijk te maken. Voor de betreffende strandwal is dat echter minder vanzelfsprekend. Het heeft rechtstreeks te maken met de geschiedenis van dat deel van Den Haag. De Loosduinseweg, gelegen op deze strandwal, is altijd de verbinding geweest tussen Den Haag en Loosduinen. In de 17de eeuw werd langs deze weg een vaart gegraven, om meer vrachtverkeer naar de stad mogelijk te maken. Toen deze gracht eenmaal was aangelegd, werd deze ook voor zandtransport gebruikt. Vanaf die periode is deze strandwal dan ook aan weerszijden van de Loosduinseweg afgezand. Eventuele archeologische waarden zijn daarbij hoogstwaarschijnlijk verdwenen. In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft in dit deel van het plangebied grootschalige nieuwbouw plaatsgevonden. Voor zover archeologische waarden niet door de afzandingen waren verstoord, is dat bij deze bouwactiviteiten wel gebeurd.

2.4 Ruimtelijke structuur

2.4.1 Stedenbouwkundige structuur

Regentessekwartier-Zuid ligt naast de binnenstad, ten noorden van de wijk Transvaal, ten oosten van het Park de Verademing en aan de centrumzijde van het Regentessekwartier. Het heeft een gunstige ligging en heeft daardoor alle potentie om zich te ontwikkelen tot een hoogwaardig stedelijk milieu. De Haagse binnenstad ligt op loopafstand. Het strand en de Haagse Markt zijn dichtbij. Ondanks de gunstige ligging, liggen - omdat van oudsher grootschalige bedrijvigheid hier een plek had - zowel Park de Verademing als de Energiecentrale geïsoleerd. Aan de zuidelijke en oostelijke zijde wordt het gebied begrensd door twee hoofdroutes. Aan deze routes ligt een strook met bouwblokken bestaande uit woningen, kantoren en voorzieningen. Binnen het plangebied bevindt zich een deel van het industrieel en cultureel erfgoed van de stad, waaronder de vroeg twintigste-eeuwse energiecentrale, dat een gemeentelijk monument is. Verder wordt het plangebied gekenmerkt door verschillende soorten bebouwing afgewisseld met lege of parkeerterreinen.

2.4.2 Verkeer en infrastructuur

Regentessekwartier-Zuid wordt begrensd door de Loosduinseweg en de Noord West Buitensingel, beide hoofdverbindingswegen. Ook het openbaar vervoer is met haltes voor de lijnen 2, 3, 4 en 11 dichtbij. De eerste drie tramlijnen behoren tot het netwerk van RandstadRail. Langs deze routes liggen doorgaande fietspaden.

2.4.3 Water

In het plangebied bevindt zich het Verversingskanaal. Dit kanaal draagt bij aan het karakter van het gebied. Het kanaal is een primaire boezemwatergang en watert door middel van een gemaal uit op de Noordzee en is hiermee van groot belang voor de waterhuishouding.

2.4.4 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied liggen een hogedruk aardgastransportleiding, een hoogspanningskabel, een rioolleiding en stadsverwarmingsleidingen.

2.5 Functionele structuur

2.5.1 Bedrijven

In het plangebied ligt de energiecentrale van E.ON, het voormalige hoofdkantoor van het Gemeentelijk Electrisch Bedrijf (GEB). Ook is in het plangebied een brandweerkazerne gevestigd.

2.5.2 Cultuur en Ontspanning

Aan het De Constant Rebecqueplein 20 A/B is DCR gevestigd. Dit is een verzamelgebouw met onder andere werk- en oefenruimte voor kunstenaars en creatieve bedrijven. De horeca in de laagbouw aan het plein van DCR zal worden uitgebreid, zodat ook eenvoudige maaltijden kunnen worden bereid en geserveerd en er eetperformances kunnen plaatsvinden.

2.5.3 Kantoren

Aan de Loosduinsekade bevinden zich verouderde kantoorpanden. Naast de kantoren die onderdeel uitmaken van de Energiecentrale, zijn er kantoren in het Magazijn, gelegen aan het Esperantoplein en het Verversingskanaal.

2.5.4 Wonen

In het gebied bevinden zich woongebieden, waaronder woonwerkwoningen aan de Bautersemstraat en een blok met portieketagewoningen aan de Noord West Buitensingel. Langs de trambaan van lijn 11 ligt het woonzorgcomplex het Zamen met 132 zorggerelateerde woningen. Tevens zijn tussen de Cort Heyligersstraat en de Van Boecopkade twee blokken met huurwoningen van Staedion aanwezig.

2.5.5 Maatschappelijk

In het plangebied zijn twee uitvaartcentra en een centrum voor dak - en thuislozen gevestigd.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan vindt zijn basis in ruimtelijk beleid zoals dat in nota's en plannen van het rijk, provincie, stadsgewest en gemeente is vastgelegd. Dit hoofdstuk geeft het beleidskader dat op dit bestemmingsplan van toepassing is weer. In het geldende beleidskader zijn twee soorten beleid te onderscheiden: ruimtelijk en sectoraal beleid. De eerste paragraaf 'Ruimtelijk beleid' behandelt het ruimtelijke beleid op rijks-, provinciaal-, regionaal-, gemeentelijk niveau. Daarna volgt de paragraaf 'Sectoraal beleid', waarin het specifieke beleid voor een bepaald thema uiteen wordt gezet. De "ruimtelijke vertaling"van het beleid in de regels en op de verbeelding wordt beschreven in hoofdstuk 5.3.

3.2 Ruimtelijk beleid

3.2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden. De structuurvisie raakt geen van de belangen die in het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid worden afgewogen.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma. Als er (nog) geen regionaal programma is vastgesteld dan kan uit een positief advies van de regio blijken dat regionale afstemming heeft plaatsgevonden. Als de behoefte voldoende is gemotiveerd, wordt gekeken of aan deze behoefte kan worden voldaan door het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Ook in de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland (2013) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Gesteld wordt dat 'een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen rekening houdt met de navolgende voorkeursvolgorde:

  • het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening Ruimte, 2013);
  • het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010 (kaart 4a, Verordening Ruimte, 2013).

Volgens de kaart uit de provinciale Verordening Ruimte maakt Regentessekwartier - Zuid onderdeel uit van het 'bestaand stads- en dorpsgebied 2010'. Daarmee wordt voldaan aan de eerste stap in de voorkeursvolgorde uit de verordening. Tevens wordt voldaan aan de regionale programmering. In de regio Haaglanden worden de behoeften voor wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen onderling afgestemd en regelmatig geactualiseerd. Daarnaast hebben de Haaglanden gemeenten een Regionaal Structuurplan 2020 ontwikkeld. Hiermee is de ladder duurzame verstedelijking voldoende geborgd.

Ontwikkeling en beleidsnota's

Het bestemmingsplan maakt voornamelijk de realisatie van woningen mogelijk. Daarnaast zijn er beperkte mogelijkheden voor bedrijven, cultuur en ontspanning, kantoor, horeca, dienstverlening en zorggerelateerde detailhandel.

Woningen

In het plangebied worden 425 tot en met 476 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij om een locatie die gelegen is aan de rand van de binnenstad van Den Haag, die zeer goed per openbaar vervoer bereikbaar is. Daarmee voldoet dit optimaal aan het locatiecriterium van de SER-ladder. Door deze gunstige ligging wordt gestreefd naar een stedelijk woonmilieu met onder andere woningen, woonwerkwoningen en appartementen. Uit onder andere de regionale Woonmonitor 2012 blijkt dat de behoefte aan stedelijk wonen het grootst is.

Kantoren/bedrijfshuisvesting

In Den Haag is een overaanbod aan kantoren. Enkele grootschalige kantoren aan de Loosduinseweg worden vervangen door woningbouw. Voor de leegstaande kantoren in het complex van de Energiecentrale wordt ingezet op transformatie naar bedrijfshuisvesting. Dit past in het streven om leegstand van kantoren terug te brengen. Op enkele locaties in het plangebied kunnen kleinschalige kantoren gerealiseerd worden. Uit onderzoek blijkt dat er behoefte is aan kleinschalige bedrijfsruimte (bedrijvenmonitor 2011).

Het bestemmingsplan voldoet aan de SER ladder omdat actief en passief ingezet wordt op hergebruik van kantoorgebouwen voor andere functies.

Naast het complex van de Energiecentrale aan het De Constant de Rebequeplein/straat zijn nog enkele kleinere units van nutsbedrijven aanwezig. Het betreft twee onderstations en twee trafo's.

Voorzieningen

Naast de creatieve sector in het pand van DCR is er het woonzorgcomplex het Zamen, met een maatschappelijke bestemming en hieraan gelieerde functies.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen.

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro.

Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Voor Den Haag zijn de binnen de gemeente gelegen militaire terreinen met de daarbij behorende zend- en ontvangstinstallaties, en het Kustfundament van belang.

Volgens het Barro zijn er in het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid geen projecten aanwezig waarmee bij de vaststelling van dit plan rekening moet worden gehouden.

3.2.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 9 juli 2014 de gewijzigde Visie ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld, welke op 1 augustus 2014 in werking is getreden. Zij geldt ook als een structuurvisie.

De provincie stelt vast, dat de behoefte van Zuid-Hollandse inwoners en bedrijven is veranderd als het gaat om woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Deels liggen hieraan economische oorzaken ten grondslag, die bijvoorbeeld leiden tot minder vraag naar kantoren en bedrijventerreinen. Deels gaat het om structurele factoren, zoals demografische ontwikkelingen en de voortschrijdende digitalisering. Om al deze redenen was een herijking en herziening van het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid gewenst. Dit heeft geleid tot de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) met daarbij de Verordening ruimte 2014, het Programma Ruimte, en het Programma Mobiliteit. De documenten vervangen de huidige Provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en het Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan. De visie is ook een verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

1. Ruimte bieden aan ontwikkelingen;

2. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit;

3. Allianties aangaan met maatschappelijke partners;

4. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

In de VRM zijn 4 thema's te onderscheiden:

1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;

2. vergroten van de agglomeratiekracht;

3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;

4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiewijze om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio's en provincie. De realisatiewijze uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

In het Programma Mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma's, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit.

In de Verordening ruimte 2014 worden gelet op het provinciaal belang regels gesteld aan gemeentelijke bestemmingsplannen. Onderdelen daarvan zijn flexibeler dan voorheen: het doel staat voorop en niet de manier waarop dat doel bereikt moet worden. Waar duidelijkheid gevraagd is, stelt de provincie vanuit bovenlokaal belang en wettelijke taken kaders en randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen. Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van het Rijk van belang. Hierin zijn regels vanuit Rijksbelang opgenomen waar provinciale verordeningen aan moeten voldoen. Enkele onderwerpen in de verordening van de provincie Zuid-Holland vloeien rechtstreeks voort uit het Barro, zoals regels over de Ecologische Hoofdstructuur.

Het volledige juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening. Het gaat daarbij om de Verordening ruimte 2014, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in de Programma's ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen.

Het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid is in overeenstemming met het provinciale beleid zoals verwoord in de Provinciale Structuurvisie en Verordening.

3.2.3 Regionaal beleid

Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (hierna: RSP) is in 2008 vastgesteld door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden. Het RSP is een integraal plan voor:

  • de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden
  • het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie;
  • lokale plannen, zoals bestemmingsplannen.

Het RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen.

Voor Den Haag hebben vooral de volgende regionale prioriteiten hun doorwerking gekregen:

  • het faciliteren van internationale bedrijven en instellingen in de Internationale Zone en in het bijzonder het World Forum in Den Haag;
  • intensief ruimtegebruik van stedelijke wijken.

Voor de verschillende beleidssectoren worden de gemeentelijke programma's gemonitord en periodiek binnen Haaglanden op elkaar afgestemd. Dit geldt men name voor Kantoren, bedrijventerreinen, leisurevoorzieningen en detailhandel.

Het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid is in overeenstemming met het regionaal beleid zoals verwoord in het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020. Het maakt met name de toevoeging van woningen mogelijk. Hierbij worden verouderde grootschalige kantoren, portiekwoningen enige voorzieningen en bedrijven vervangen door nieuwbouw. Ook wordt ingezet op transformatie van leegstaande kantoren naar kleinschalige bedrijfsruimte. Sinds 1 januari 2015 is het Stadsgewest opgeheven; een aantal de beleidstaken zijn overgenomen door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH).

3.2.4 Gemeentelijk beleid
3.2.4.1 Wéreldstad aan Zee, Structuurvisie Den Haag 2020

De Structuurvisie Den Haag 2020 beschrijft de toekomstvisie van Den Haag op de ruimtelijke ontwikkeling van de stad in regionaal perspectief tot het jaar 2020 (Rv 197 - 2005; RIS 129201).
De ambitie is om van Den Haag een 'Wereldstad aan Zee' te maken door de sterke kwaliteiten van Den Haag te benutten: een internationale stad, een stad aan zee, een multiculturele stad en een monumentale residentie.

De structuurvisie gaat uit van een lichte groei van het aantal inwoners (nu ca 500.000) en een groei van het aantal arbeidsplaatsen in 2020. Dat betekent dat er ca 40.000 woningen moeten worden toegevoegd in de bestaande stad, door verdichting. In de structuurvisie wordt de Wéreldstad aan Zee vorm gegeven door ontwikkelingen in vijf kansenzones (het Centrum, de Lijn 11-zone, de Internationale Kustzone, de Vliet/A4-zone en de Schakelzone Lozerlaan).

Het bestemmingsplan is voor een deel gelegen in de kansenzone Lijn 11-zone. In de kansenzones liggen ontwikkelingsgebieden waarin de ambitie van de structuurvisie het sterkst tot haar recht komt. Het bestemmingsplan draagt bij aan de ambities zoals verwoord in deze structuurvisie.

3.2.4.2 Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling 2015

Het Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling (IpSO) (Rv 98 november 2014; RIS 276321) geeft inzicht in de ruimtelijke agenda van Den Haag en de bijbehorende fysieke investeringsprojecten. Het programma is gebaseerd op het coalitieakkoord “Vertrouwen op Haagse Kracht” (RIS 273442).
Het IpSO 2015 biedt een samenhangend overzicht van de lopende projectenportefeuille en kijkt vooruit naar nieuwe investeringen.
De Haagse bevolking groeit, maar de economische ontwikkeling en de banengroei blijft daarbij achter. Den Haag staat voor de uitdaging om de bevolkingsgroei op te vangen, economische ontwikkeling en banengroei te stimuleren en tegelijkertijd de kernkwaliteiten van Den Haag te behouden en te versterken.

De gemeente zet in op nieuwe duurzame groei. Voorheen lag het accent van de investeringen op gebouwen. Nu gaat het ook om investeringen in de buitenruimte en de bereikbaarheid van de stad. Enkele gebieden bieden specifieke kansen voor werkgelegenheid en ondernemerschap. De zogeheten kerngebieden. Het gaat om de Binckhorst, het Centraal Station, Hollands Spoor, Laan van NOI, de Haagse kust, de Internationale Zone, Spuikwartier en de Leyweg. In andere gebieden vervult de gemeente een faciliterende rol en nodigt zij anderen uit om in Den Haag te investeren. In Regentessekwartier-Zuid is er sprake van particuliere initiatieven die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

3.2.4.3 Agenda voor de Haagse Verdichting

De 'Agenda voor de Haagse Verdichting' (Rv 51 - 2009; RIS 159469) is een thematische uitwerking van de Structuurvisie en dient als leidraad voor de binnenstedelijke verdichting in Den Haag tot 2020. Door middel van verdichting kan de bevolkingsgroei binnen het bestaande stedelijke gebied opgevangen worden. Daarnaast kan verdichting worden aangegrepen om de stedelijke kwaliteit van Den Haag te versterken.

Het plan benut de kansen zoals geschetst in de Agenda voor de Haagse Verdichting. Voor het binnen de bestaande stad gelegen plangebied wordt ingezet op de verdere transformatie van het voormalige Gemeentelijke Industrieterrein naar een nieuw woonmilieu met een fijnmazige menging van wonen, voorzieningen en cultuur. Tevens worden grootschalige kantoren vervangen door woningbouw en wordt een karakteristiek kantoorgebouw getransformeerd naar bedrijfshuisvesting. Er wordt verdicht binnen de invloedssfeer van bestaande en toekomstige RandstadRaillijnen en nabij de centrumring voor autoverkeer. Het Verversingskanaal als aantrekkelijk vestigingsmilieu wordt benut. De nieuwbouw wordt zorgvuldig ingepast in de bestaande omgeving. Bij hoogteaccenten wordt rekening gehouden met de bestaande bebouwing. De laagbouw is drie tot vier lagen hoog, langs de doorgaande wegen en aan het plein hoger. De appartemententorens met een hoogte tot 30 of 50 meter passen binnen het uitgangspunt dat verdichting in de Lijn 11 zone tot 50 meter is toegestaan.

3.2.4.4 Masterplan

Regentessekwartier-Zuid is een onderdeel van Masterplan Lijn 11 zone. In dit masterplan worden zeven parels benoemd, waar de ambities tot uiting komen. De parel ‘Rond de Energiecentrale’ maakt deel uit van het plangebied van Regentessekwartier - Zuid.

3.2.4.5 Stedenbouwkundig plan

Ten behoeve van de ontwikkeling is een Verfijning Stedenbouwkundig Plan opgesteld (d.d. 7 april 2011, RIS180595b).

3.3 Cultureel Erfgoed

3.3.1 Cultuurhistorische waarde
3.3.1.1 Modernisering Monumentenzorg (MoMo)

De Tweede Kamer heeft in november 2009 ingestemd met de moderniseringsplannen voor de monumentenzorg van de minister van OC&W (MoMo). Een van de drie grote veranderingen is het meewegen van de cultuurhistorische belangen in de ruimtelijke ordening. Per 1 januari 2012 is daarom het BRO gewijzigd en is de gemeente verplicht in een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Doel hiervan is een betere borging van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Dat betekent dat een analyse moet worden verricht naar de cultuurhistorische waarden in een bestemmingsplangebied en dat daar conclusies aan moeten worden verbonden die in een bestemmingsplan verankerd worden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en drukken ze hun stempel op toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of stadsgezicht aanwijzen, maar ze beïnvloeden wel de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.

3.3.1.2 Provinciaal beleid

Cultuurhistorie is van groot belang voor de leefomgeving in Zuid-Holland. Tientallen eeuwen ontginnen en bouwen, wonen en werken hebben deze provincie gemaakt tot een cultuurlandschap bij uitstek. Niet alleen oude molens, boerderijlinten of stadsgezichten maar ook dijken, verkavelingspatronen en archeologische vindplaatsen getuigen daarvan.
Deze cultuurhistorische waarden bepalen in sterke mate de identiteit en kwaliteit van een gebied of plek, en op die manier dus ook de leefbaarheid en het welbevinden van bewoners en bezoekers.

De provincie Zuid-Holland heeft, vanwege de grote betekenis van cultuurhistorie voor onze leefomgeving, vanaf 1997 de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) http://geo.zuid-holland.nl/geo-loket/html/atlas.html?atlas=chs opgesteld: een kaart met overzicht van de cultuurhistorische kenmerken en waarden in Zuid-Holland.

De provincie wil deze cultuurhistorie behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit mogelijk te maken heeft de provincie zogenoemde Regioprofielen Cultuurhistorie http://www.zuid-holland.nl/regioprofielen opgesteld.

De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie (paragraaf 5.7.4). Zo zijn op de Kwaliteitskaart van de structuurvisie de topgebieden en kroonjuwelen voor cultureel erfgoed aangegeven.

Daarnaast geeft de Provinciale Structuurvisie ook algemene richtlijnen voor archeologie, molenbiotopen en landgoederen. De Provinciale Structuurvisie vormt samen met de Regioprofielen Cultuurhistorie het kader waarbinnen de provincie stuurt op cultuurhistorie en ruimtelijke ordening.

De oude binnenstad van Den Haag maakt onderdeel uit van 'topgebied 4'. Daarnaast zijn er voor de thema's molens, archeologie en landgoederen specifieke provinciale richtlijnen.

Het plangebied behoort niet tot een van de zestien topgebieden en er zijn ook geen molens, archeologische waarden of landgoederen aanwezig.

3.3.1.3 Gemeentelijk beleid

De Structuurvisie Den Haag 2020 benoemt vier grote troeven van Den Haag, een daarvan is de monumentale residentie. Den Haag is een stad met een belangrijk cultuurhistorisch erfgoed. Er zijn talrijke monumenten en 30% van de stad is beschermd stadsgezicht. De structuurvisie beschrijft de beschermde stadsgezichten als zéér waardevol en geeft aan dat deze door goed beheer hun kwaliteit zullen moeten behouden. Dat wil zeggen dat in ruimtelijke veranderingsprocessen in de stad bestaande cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen. Het wil ook zeggen, dat de betreffende gebieden blijvend een betekenis hebben voor de identiteit en het karakter van de stad.

3.3.1.4 Gemeentelijk beschermd stadsgezicht

Regentessekwartier - Zuid maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Regentessekwartier (zie hoofdstuk 2.3.1.1).

3.3.1.5 Monumentale gebouwen

Wijziging van een rijks- of gemeentelijk monument is zonder een vergunning van het bevoegd gezag verboden (artikel 11 van de Monumentenwet 1988 of artikel 9 van de Monumentenverordening Den Haag). In hoofdstuk 2.3.1.2 worden de monumentale gebouwen genoemd die ingevolge artikel 6 van de Monumentenwet 1988 als rijksmonument of ingevolge artikel 3 van de Monumentenverordening Den Haag zijn ingeschreven. Het gaat om de bebouwing gelegen aan de/het De Constant Rebequestraat en -plein.

3.3.1.6 Archeologie

Gemeenten hebben de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden (Monumentenwet, artikel 38a). Voor het gehele grondgebied van Den Haag heeft de gemeente een Archeologische Waarden- en Verwachtingenkaart (AWVK) opgesteld. In de Beleidsnota Archeologie 2011-2020 'In het verleden ligt het heden' (Rv 127 - 2011; RIS 180680) geeft de gemeente aan hoe ze zorg wil dragen voor de archeologische sporen en resten in de Haagse ondergrond.

Op de gemeentedekkende AWVK komen drie eenheden voor waaraan de gemeente beleid heeft gekoppeld:

  • 1. Terreinen met een archeologische waarde, dat wil zeggen: waarvan is vastgesteld dat er zich belangrijke archeologische sporen en resten bevinden. In het kader van de archeologische monumentenzorg stelt de gemeente hier voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten dieper dan 50 cm onder maaiveld;
  • 2. Gebieden waar archeologische resten en sporen kunnen worden verwacht (op basis van de bodemopbouw en/of historische kaarten). Bij activiteiten met een bodemverstoring groter dan 50 m2 en dieper dan 50 cm onder maaiveld stelt de gemeente hier voorwaarden voor onderzoek en bescherming van mogelijk aanwezige sporen en resten.
  • 3. Gebieden waar geen archeologische sporen/resten (meer) worden verwacht. Hier verbindt de gemeente op het gebied van de archeologie geen voorwaarden aan bodemverstorende activiteiten.


Van initiatiefnemers van activiteiten met bodemverstoringen in zones met een archeologische waarde of verwachting wordt in het kader van vergunningverlening gevraagd om de archeologische waarde van het terrein dat door de bodemingreep verstoord wordt in voldoende mate vast te stellen. In gebieden waarvan de archeologische waarde al is vastgesteld wordt ook gekeken naar de mate van bedreiging van de archeologische waarden door het bouwplan. Als blijkt dat er sprake is van een bedreiging van behoudenswaardige archeologische resten, kunnen aan de uitvoering van de geplande bodemingreep voorwaarden worden verbonden, zoals:

  • technische aanpassingen zodat archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • het laten verrichten van een opgraving teneinde behoudenswaardige resten die verstoord zullen worden, te documenteren en veilig te stellen; of
  • de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, archeologisch te laten begeleiden.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988). Dit houdt in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag. De meldingsplicht leidt niet tot een bepaling in het bestemmingsplan.

De afdeling Archeologie van de Dienst Stadsbeheer verricht namens het bevoegd gezag de taken en besluitvorming inzake de archeologische monumentenzorg.

De kosten van vooronderzoek en indien noodzakelijk opgraving of begeleiding zijn voor de initiatiefnemer. Alle archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd door een erkende archeologische partij.

Zie ook de 'Archeologische kaart Den Haag'.

Het plangebied Regentesse Zuid ligt in een zone waarvoor geen archeologische verwachting geldt (zie verder Archeologie). In het bestemmingsplan Regentesse Zuid is daarom geen dubbelbestemming archeologie opgenomen. Dat betekent dat de gemeente Den Haag geen voorwaarden vanuit de archeologische monumentenzorg verbindt aan vergunningplichtige activiteiten waarbij een bodemverstoring optreedt.

Wel is de wettelijke meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet 1988): wanneer bij grondwerkzaamheden toch archeologische sporen of resten aan het licht komen, dan dient dit per omgaande te worden gemeld bij het bevoegd gezag (de afdeling Archeologie).

3.4 Groen

3.4.1 Groen kleurt de stad

De nota 'Groen kleurt de stad' - beleidsplan voor het Haagse groen 2005-2015 - (Rv 162 - 2005; RIS 129360) verwoordt het groenbeleid van Den Haag in twee doelstellingen:

  • het beleidsplan biedt een kader voor duurzaamheid bij inrichting, beheer en gebruik van groen waarbij steeds meer sprake zal zijn van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van beheerder en gebruiker;
  • het beleidsplan biedt een raamwerk waarbinnen keuzes kunnen worden gemaakt bij ruimtelijke ingrepen die van invloed zijn op het groen in de stad en bij veranderende maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op de functies van het groen.


Deze doelstellingen zijn vertaald in vier ambities:

  • ruimte voor groen in en om de stad;
  • aandacht voor toegankelijkheid, gebruik en beleving van het groen;
  • duurzaamheid in inrichting, beheer en onderhoud van het groen;
  • samen het groen beheren.

Op grond van de aanwezige waarden zijn grote delen van het groen in Den Haag van bijzonder belang voor de kwaliteit, de identiteit en de belevingswaarde van de stad alsmede voor de kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren. Deze vormen gezamenlijk de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Inzet is deze stedelijke groenstructuur duurzaam in stand te houden en waar mogelijk te versterken.

In de nota zijn een kaart met de "Stedelijke Groene Hoofd Structuur" en een kaart met "Ambities voor versterking van de Stedelijke Groene Hoofd Structuur" opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0003.jpg"

.

Binnen het plangebied zijn langs het tracé lijn 11, Noord West Buitensingel en de Loosduinseweg bomenrijen aanwezig die onderdeel uit maken van de Stedelijke Groene Hoofdstructuur. Daarnaast maakt de Kleine Veenkade (Verversingskanaal) deel uit van het water wat van belang is voor de Stedelijke Groene Hoofdstructuur.

3.4.2 Ontwikkelingsvisie Stedelijke Ecologische Verbindingszones

De Groene Hoofdstructuur van Den Haag bepaalt voor een belangrijk deel het karakter van de stad.
Dit groen heeft vele functies, één daarvan is de functie als stedelijke ecologische hoofdstructuur, dat wil zeggen de drager van de stedelijke natuur en verbindingsstructuur voor de omliggende natuur.

De Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur (SEHS) van Den Haag is beschreven in de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones 2008-2018 (Rv 5 - 2009; RIS 159450). Deze structuur sluit aan op de provinciale en nationale ecologische hoofdstructuur. De SEHS bestaat uit kerngebieden (de grote groengebieden) met daartussen de ecologische verbindingszones. De Stedelijke Ecologische hoofdstructuur is opgenomen op kaart (RIS 151912). De verbindingszones bestaan uit zo veel mogelijk aaneensluitend wijk- en buurtgroen. Er zijn twaalf ecologische verbindingszones in de stad onderscheiden. Per verbindingszone zijn het ambitieniveau, streefbeelden, doeltypen, doelsoorten, biotoopwensen en inrichtingseisen aangegeven.
De kwaliteit en de verspreidingsmogelijkheden van planten en dieren worden grotendeels bepaald door inrichting, gebruik en beheer. Daarom ligt daarop het accent.

Het plangebied maakt geen deel uit van de Stedelijke Ecologische Hoofdstructuur.

3.4.3 Bomen

Volgens de Algemene plaatselijke verordening (APV) van Den Haag, artikel 2.80 e.v., is voor het kappen van bomen een omgevingsvergunning nodig (Rv 97 - 2010; RIS 174540). Door deze verordening kunnen belangen zorgvuldig worden afgewogen voordat een kapvergunning wordt afgegeven dan wel geweigerd. Daarnaast is een mogelijkheid opgenomen om monumentale bomen aan te wijzen. Binnen het plangebied bevinden zich echter geen monumentale bomen.

De aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Zo dempen bomen extreme temperaturen, halen ze schadelijke stoffen uit de lucht, maken ze bij hoogbouw valwinden onschadelijk enz. Het voorstel (Rv 104 - 2011; RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

3.4.4 Groen en tuinen

Grote delen van Den Haag hebben een verkaveling van gesloten bouwblokken. De binnenterreinen hebben van oorsprong een rustig en groen karakter, dat waar enigszins mogelijk en geïndiceerd, behouden dient te blijven. Daarnaast is het vanuit het gezichtspunt van duurzaamheid gewenst het percentage bebouwd oppervlak te matigen. Hoe hoger dit percentage bebouwd oppervlak, hoe hoger de belasting op het Haags rioolstelsel en uiteindelijk de hoeveelheid overstort van afvalwater. Het beleid is dan ook gericht op behoud van deze belangrijke elementen (Rv 84.2011/2; RIS 181878) over behoud groen(beleving) wijken.

In dat streven moet echter óók worden betrokken de wens van bewoners om op het achtererf een bebouwingsmogelijkheid te krijgen in vorm van bijvoorbeeld een serre en een berging. De rijksoverheid is aan deze wens tegemoetgekomen door in een algemene maatregel van bestuur behorende bij de Wet omgevingsrecht een vergunningsvrije regeling te geven voor het bouwen.

3.5 Water

Het Hoogheemraadschap van Delfland is verantwoordelijk voor het beheer van de primaire waterkering en het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is in het kader van de watertoets overleg gevoerd over deze waterparagraaf, de verbeelding (voorheen plankaart en de voorschriften. Deze waterparagraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding.

3.5.1 Beleidskader

Diverse beleidsstukken zijn van belang voor het thema water. De belangrijkste worden hieronder behandeld.

Europees

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is december 2000 in werking getreden. De richtlijn heeft tot doel de chemische en ecologische kwaliteit van al het oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren. De richtlijn stelt daartoe eisen aan het waterbeheer in alle lidstaten. Streefdatum voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit is 2015, met eventueel uitstel tot 2027. De doelstellingen worden uitgewerkt in (deel)stroomgebiedsbeheerplannen. In deze plannen staan de ambities en maatregelen beschreven. De Europese Kaderrichtlijn heeft, waar het de gemeente betreft, consequenties voor riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid (inrichting van watergangen en oevers).

Nationaal

Het Nationaal waterbeleid is vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2009-2015. Hierin zijn de consequenties van zowel Kaderrichtlijn Water (KRW, kwaliteit) als het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, waterkwaliteit) uitgewerkt. Kern is dat het waterbeheer in Nederland gericht moet zijn op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Belangrijk is om de drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren als afwegingsprincipe te hanteren. Tevens is in het NBW en middels het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd, dat de watertoets een verplicht te doorlopen proces is in waterrelevante ruimtelijke planprocedures. Voor waterkwaliteit geldt als uitgangspunt dat verontreiniging van het water voorkomen dient te worden. Hier geldt de trits 'schoonhouden, scheiden, zuiveren'. Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

Provinciaal

Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015 (Provinciale Staten 2009). In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:

  • Waarborgen waterveiligheid;
  • Zorgen voor mooi en schoon water;
  • Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening;
  • Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem.


Hoogheemraadschap van Delfland

Het Waterbeheerplan 2010-2015, 'Keuzes maken en kansen benutten' is het document waarin Delfland de ambities voor de komende jaren heeft vastgelegd. Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Delfland investeert de komende jaren volop in het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater. Klimaatverandering, zeespiegelstijging verzilting en nieuwe wetten en regels gaan het waterbeheer de komende decennia ingrijpend veranderen. Bovendien dwingen de complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen tot het stellen van prioriteiten. Delfland spreidt daarom de maatregelen in de tijd, zodat het tempo aansluit bij de mogelijkheden van de organisatie en het gebied.

Watertoets

Eén van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21e eeuw vorm te geven is de watertoets. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Delfland heeft de Handreiking watertoets voor gemeenten opgesteld. De meest actuele versie van de handreiking is te vinden op de website van Delfland: www.hhdelfland.nl/watertoets. In de handreiking worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor een plan per thema toegelicht.

Het Delflands Algemeen Waterkeringenbeleid geeft op hoofdlijnen het algemene beleidskader aan voor het beheer van de waterkeringen. Met beheer wordt bedoeld 'alle activiteiten die nodig zijn om de waterkeringen op het vereiste veiligheidsniveau te houden, nu en in de toekomst. De veiligheid is hierbij altijd een harde randvoorwaarde. Hierbij wordt ook rekening gehouden met onzekerheden in klimaat en bodemdaling. Er zijn verder ook criteria gesteld voor medegebruik van de waterkeringen, bijvoorbeeld voor recreatie. Delfland participeert voorts actief in toegepast onderzoek en stimuleert innovaties.

Wateragenda en Toekomstbestendig Haags water!

De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland werken aan een goed waterbeheer door middel van een gezamenlijke Wateragenda. Het beschrijft hoe de komende jaren omgegaan zal worden met water in de stad en welke acties hiervoor nodig zijn. Belangrijk nieuw element in de Wateragenda is dat het zich behalve op de waterkwaliteit en waterveiligheid óók op ruimtelijke ontwikkelingen, economie, recreatie en cultuurhistorie richt.

De lange-termijn-doelstelling voor het Haagse waterbeleid luidt als volgt: “Het realiseren van een duurzaam, schoon, veilig en gezond watersysteem, dat bijdraagt aan een aantrekkelijke en veilige (leef)omgeving, waar bewoners, bedrijven en bezoekers van Den Haag op een bewuste manier mee omgaan”.

In de visie 'Toekomstbestendig Haags water!' is aangegeven hoe het watersysteem in Den Haag functioneert, welke knelpunten er zijn en hoe het systeem robuust kan worden gehouden, met een doorzicht tot 2020. De gezamenlijke ambitie van de gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland is: “Den Haag heeft een goed functionerend en toekomstbestendig watersysteem dat de gevolgen van klimaatverandering en verstedelijking kan opvangen en dat bijdraagt aan een aantrekkelijke stad.” Kern is dat het Haagse watersysteem op dit moment grotendeels op orde is. Door kansen te benutten die zorgen voor een robuuster watersysteem en die ook bijdragen aan de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad, blijft het stedelijke gebied bestand tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte. In het stedelijke gebied is beperkte ruimte voor de traditionele opvang van water. Daarom is inzetten op onderzoek naar meer creatieve en innovatieve maatregelen belangrijk. Samenwerking tussen gemeente Den Haag en Delfland is daarvoor essentieel. Samengevat zijn de drie belangrijkste strategische pijlers om te komen tot een toekomstbestendig Haags watersysteem:

  • 1. De basis op orde: We zorgen ervoor dat het systeem goed blijft functioneren. Eventuele negatieve effecten op de waterhuishouding moeten worden voorkomen of dienen te worden gecompenseerd. Bij de berekening van de benodigde compensatie wordt de watersleutel gebruikt. Deze is te vinden op de website van Delfland.
  • 2. Pak kansen door samen te werken en door slimme combinatie te zoeken: We moeten als overheden het goede voorbeeld geven, tijdig kansrijke initiatieven en projecten herkennen en optrekken met partijen in de stad;
  • 3. Kennis, onderzoek en innovatie: Kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie is van belang om creatieve oplossingen te vinden in het voorkomen van wateroverlast en het leefbaar en aantrekkelijk houden van de stad.

Stedelijke Ecologische Verbindingszones Den Haag 2008-2018 (zie ook paragraaf 3.4.2)

Den Haag zet zich al jaren in om de ecologie in en om de stad te verbeteren en te behouden. In 2006 en 2007 heeft Den Haag daarom een inventarisatie uitgevoerd, waarin voor alle ecologische verbindingszones is bekeken of deze voldoen aan de gewenste natuurvriendelijke inrichting. Dit bleek niet het geval te zijn; de inventarisatie resulteerde in een opsomming van 300 knelpunten. In de nota Stedelijke Ecologische Verbindingszones (zie paragraaf 3.4.2) worden op hoofdlijnen alle gewenste maatregelen op het vlak van ecologie (inrichting en beheer) voor de komende tien jaar benoemd. Het uitvoeren van deze maatregelen wordt waar mogelijk gecombineerd met maatregelen vanuit het waterbeheer zoals verbreding van watergangen en aanleg van natuurvriendelijke oevers.

Afvalwater en Riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is “het Gemeentelijk Rioleringsplan 2011-2015 (RIS 176551). Duurzaamheid staat centraal in het denken en doen van de gemeente Den Haag. Werken aan duurzaamheid betekent voor riolering dat meer rekening gehouden dient te worden met het voorkomen dan wel het scheiden van afvalwaterstromen aan de bron, meer oog te hebben voor hergebruik en het terugdringen van energiegebruik en het voorkomen dat schoon water vuil wordt. Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. Duurzaam denken en doen komt zo terug in het ontwerp, de aanleg, het beheer en het gebruik van riolering.

Afkoppelen van hemelwater is een voorbeeld van een aanpak, waarmee zoveel mogelijk bij de bron wordt voorkomen dat water vuil wordt, dat water wordt vastgehouden op de plaats waar het valt en waarmee gemalen en zuiveringsinstallaties niet onnodig worden belast met het verwerken van schoon hemelwater. Een ander voorbeeld is het meer toepassen van minder milieubelastende materialen bij de huisaansluitingen en de hoofdriolering.

3.5.2 Beleid t.a.v. het plangebied

Delfland streeft naar een duurzame, robuuste waterstructuur. Dat wil zeggen: er moet voldoende ruimte zijn voor waterberging, goede waterkwaliteit, waterkeringen en waterzuivering. Belangrijk uitgangspunt voor Delfland is dat de waterhuishouding door ruimtelijke veranderingen niet mag verslechteren (standstillbeginsel). Indien bij het realiseren van een ontwikkeling de waterhuishouding verslechtert, dient gezamenlijk te worden gezocht naar een oplossing. Dit kan door compensatie, bijvoorbeeld in de vorm van nieuw oppervlaktewater toevoegen in het plan, of nabij de locatie.

Veiligheid en waterkeringen

Bij het onderwerp veiligheid/waterkering is de vraag of de locatie ligt in de kernzone of beschermingszone van een waterkering: een zeewering, boezemkade, polderkade of de landscheiding.

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Waterkwantiteit

Het plangebied behoort tot het boezemgebied van Delfland. De belangrijkste watergang in het gebied is het Verversingskanaal, een boezemwatergang die loopt vanaf het centrum richting gemaal Schoute in Scheveningen. Het peil is – 0,43 meter NAP. Het gemiddeld maaiveld van het plangebied is +,1,10m NAP. Volgens de visie Toekomstbestendig Haags Water is er op dit moment geen waterbergingsopgave aanwezig in het gebied.

Het bestemmingsplan Regentesse-Zuid zal geen verslechtering van de waterhuishouding tot gevolg hebben, omdat een planologische toename van verhard oppervlak niet aan de orde is. (kunnen we dit in een schema vangen???oud versus nieuw). Er is derhalve geen sprake van eventuele negatieve effecten van een ontwikkeling welke gecompenseerd moeten worden. In de plandocumenten die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan wordt ingezet op vergroening. Zo zal de Zamenhofstraat met een verkeersbestemming groenstroken met bomen krijgen. Binnen de verkeersbestemmingen –en overige bestemming- is hier ruimte voor. Verder vormt het Park de Verademing een integraal onderdeel van de planvorming, waar ook Regentessekwartier-Zuid onderdeel vanuit maakt. Het park zal heringericht worden, waarbij wederom ingezet wordt op vergroening. Zo komen aan de buitenzijde van het park groenstroken en het park zelf wordt ook groener. Omdat hiervoor geen bestemmingsplanwijziging nodig is, is het park niet opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

Delfland en Den Haag Door de ligging op doorlatende duinzanden leent dit gebied zich in principe goed voor infiltratie in de bodem. Het toepassen van infiltratie in de bodem mag echter geen negatieve gevolgen hebben voor het grondwater. Het water zoveel mogelijk vasthouden (groene daken) en water vasthouden op perceel niveau zijn mogelijk haalbare opties. Bij bouwplannen liggen kansen voor een duurzame manier van omgang met regenwater.

Hieronder ter visualisering de volgende kaartfragmenten, links het bestemmingsplan Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid, 1e hz van de 8e hz, rechts het bestemmingsplan Loosduinseweg:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0005.png" 


Onder andere vanwege de zorg om leefbaarheid, waterberging en flora en fauna wordt in het bestemmingsplan stevig ingezet op vergroening bij de uitwerking van de voorgenomen bouwplannen en inrichtingen van de openbare ruimte. Verwezen wordt naar het beeldkwaliteitsplan Regentessekwartier-Zuid met aandacht voor wat betreft groene daken bij lagere bouwdelen, en in het algemeen meer bomen en gras in de straatprofielen. Het bestemmingsplan is daarvan de juridisch-planologische uitwerking.


Watersysteemkwaliteit en ecologie

Bij ecologie gaat de aandacht uit naar de ruimte voor natuurvriendelijke oevers en natte ecologische verbindingszones. In het plangebied bevindt zich een KRW-waterlichaam, te weten het Verversingskanaal. De waterkwaliteit hiervan niet mag verslechteren. De gemeente Den Haag en het Hoogheemraadschap van Delfland spannen zich in om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren. Het plangebied ligt niet in een ecologische verbindingszone.

Afvalwater en riolering

Uitgangspunt voor het rioleringsbeleid is "De Leidraad Riolering" en de "Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken". Hierbij is het gebruik van voor het oppervlaktewater schadelijke stoffen zoals koper, zink en bitumineuze dakbedekking niet toegestaan. De conclusie is dat het plan geen negatief effect heeft, omdat wordt voldaan aan de Leidraad riolering en de beslisboom. Verder is er voldoende capaciteit in het rioolstelsel voor deze nieuwe ontwikkeling. Het zal niet leiden tot extra overstortingen vanuit de riolering op het oppervlaktewater. Het gebied kent een gescheiden en een gemengd rioolstelsel waarbij het regenwater loost op het Verversingskanaal en het saneringssysteem van park De Verademing het gezuiverde water afpompt op het kanaal.

3.5.3 Vergunningverlening

Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning. De watervergunning dekt alle activiteiten in het watersysteem. Een vergunning is nodig als activiteiten worden ondernemen in, op, boven, over of onder een oppervlaktewaterlichaam (watergang, vijver, rivier, kanaal, meer of zee) of waterkering, of als grondwater wordt onttrokken of water geïnfiltreerd wordt in de bodem.

De watertoets en de vergunningverlening blijven wel twee afzonderlijk procedures. Dit betekent dat het Hoogheemraadschap bij het verlenen van een vergunning altijd aanvullende voorwaarden kan stellen.

3.6 Verkeer en infrastructuur

3.6.1 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden

De Regionale Nota Mobiliteit (RNM) uit 2005 van het Stadsgewest Haaglanden bevat de regionale vertaling van de plannen uit de Nationale Nota Mobiliteit (2005) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het regionale beleid is nog geactualiseerd in 2008 in het 'supplement' op de RNM. Het rijksbeleid voor mobiliteit en bereikbaarheid is in 2011 vervangen door de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De RNM richt zich op de plannen die het stadsgewest heeft voor de mobiliteit in de regio voor de periode 2005-2020. De nota geeft aan dat er veel maatregelen genomen moeten worden om de toename van de mobiliteit op te kunnen vangen en de regio bereikbaar, verkeersveilig en vooral ook leefbaar te houden. Stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets staan daarin centraal. De belangrijkste doelen voor de regio zijn: 40% meer reizigers in het openbaar vervoer en 30% meer gebruik van de fiets in 2020, kortere en beter voorspelbare reistijden met de auto vooral in de spits, minder verkeersslachtoffers en een beter en gezonder leefklimaat.

Het uitvoeringsprogramma dat behoort bij de RNM, laat zien welke concrete projecten het stadsgewest en de andere overheden in de regio Haaglanden uitvoeren om de ambities van de Regionale Nota Mobiliteit te realiseren.

3.6.2 Gemeentelijk beleid

Verkeer algemeen

Den Haag groeit, er komen meer inwoners, meer banen en ook meer bezoekers. Dit zorgt voor een toename van het verkeer van, naar en in de stad. Bovendien reizen mensen steeds meer en over langere afstanden.

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente Den Haag voor de periode 2010 tot 2020 met een doorkijk tot 2030, is vervat in de “Haagse Nota Mobiliteit” (Rv 115 - 2011; RIS 180762). De visie in de nota is er op gericht van Den Haag een duurzaam bereikbare en een leefbare stad te maken door er voor te zorgen dat reizigers een bewuste keuze kunnen maken voor de vervoerwijze en de route die het beste bij hen past. Gerichte investeringen in het openbaar vervoer en de fiets, goede voorzieningen voor voetgangers, en bundeling en ordening van het autoverkeer moeten er voor zorgen dat reizigers de juiste keuzes kunnen maken.

Openbaar vervoer

Het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol als drager van ruimtelijke ontwikkelingen. Het dient te zorgen voor aantrekkelijke en snelle vervoerstromen tussen woon- en werklocaties, naar het centrum en andere belangrijke attractiepunten. Onderstaande kaart over het openbaar vervoer laat het streefbeeld zien van het openbaarvervoer netwerk volgens de Haagse Nota Mobiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0006.jpg"

De komende jaren staan binnen de gemeente Den Haag ingrijpende verbeteringen van het openbaar vervoer op stapel. Dat gebeurt aan de hand van de toekomstplannen van het stadsgewest Haaglanden voor Randstadrail en breed trammaterieel. Deze ambitieuze plannen onder de naam 'Netwerk RandstadRail' gaan onder meer over het geschikt maken van bestaande tramlijnen voor breder trammaterieel en de aanleg van Parkeer+Reis-terreinen bij diverse stations.

In de hoofdstuk 2.4.2 zijn de tram-en busroutes voor het gebruik van OV binnen het plangebied aangegeven. Het openbaar vervoer in het plangebied is geregeld middels tramlijnen. Deze openbaar vervoerlijnen liggen langs de randen van het gebied. Via deze lijnen heeft het gebied rechtstreekse verbindingen met de stations Den Haag Centraal en Den Haag Hollands Spoor, via RandstadRail met Voorburg en Zoetermeer en per tram met Leidschendam. Het bestemmingsplan draagt door het mogelijk maken van de realisatie van meer dan 400 woningen op een locatie nabij haltes van tram- en RandstadRaillijnen bij aan de gestelde ambities.

Autoverkeer

Het gemotoriseerde verkeer wil de gemeente zoveel mogelijk ordenen en concentreren op een stelsel van goed ingepaste stedelijke en regionale hoofdwegen (zie kaart “Hoofdstructuur wegverkeer” uit de Haagse Nota Mobiliteit) met voldoende capaciteit om een optimale doorstroming te waarborgen. Een vlotte doorstroming op de hoofdwegen zorgt ervoor dat het verkeer als vanzelf deze hoofdwegen kiest, waardoor de verkeersdruk op de woonwijken minder kan zijn.

De hoofdwegen zorgen voor een goede bereikbaarheid van de grote concentraties van werkgelegenheid en voorzieningen in de stad vanuit de regio en verder. Tevens verbinden de hoofdwegen de stadsdelen en wijken onderling met elkaar. De hoofdwegen hebben een zodanige vormgeving en inpassing dat voldaan wordt aan de leefbaarheidseisen en milieunormen.

In de woonwijken is doorgaand autoverkeer niet welkom. De wijkontsluitingswegen krijgen daarom op den duur een inrichting als “stadslaan”: wegen met een minder dominante positie voor autoverkeer en prioriteit voor langzaam verkeer en openbaar vervoer. De erftoegangswegen krijgen een inrichting als 30 km/u zone, voor zover dat nog niet gebeurd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0007.jpg"

Het plangebied Regentessekwartier - Zuid wordt in grote lijnen omsloten door de Loosduinseweg, Noord West Buitensingel, De Constant Rebecquestraat en de Conradkade/Verversingskanaal. De Loosduinseweg en Noord West Buitensingel zijn beide stedelijke hoofdwegen. De Noord West Buitensingel maakt daarnaast onderdeel uit van de centrumring. Zowel de Loosduinseweg, Noord West Buitensingel als De Constant Rebecquestraat maken onderdeel uit van het hoofdroutenet voor de nood- en hulpdiensten. De overige straten in het plangebied zijn erftoegangswegen (30 km/u). De verkeerscirculatie is zo gericht dat logische routes ontstaan en sluipverkeer vermeden wordt. In de Zamenhofstraat zit een brandweerkazerne.

Het ontbreken van doorgaand verkeer vormt het kader voor de ontwikkeling van het verkeerssysteem in het plangebied. Er is gekozen voor één centrale toegangsweg: de Zamenhofstraat. Vanaf hier verdeelt het autoverkeer zich over het gebied en naar de parkeergarages. Ook zijn er enkele straten die aantakken op het hoofdwegennet, zodat de bereikbaarheid van en naar verschillende richtingen in de stad gewaarborgd blijft. Alleen de Zamenhofstraat wordt tweerichtingsverkeer. De overige wegen zijn éénrichtingsverkeer en zo gericht dat logische routes ontstaan en sluipverkeer vermeden wordt. Langs de hoofdwegen en voor de nieuwe bebouwing liggen ventwegen, die de bereikbaarheid van de functies aan deze wegen garanderen en afstand scheppen tussen hoofdweg en bebouwing.

Fietsverkeer

Het fietsverkeer krijgt vanwege het milieuvriendelijke karakter en de fysiek zwakkere positie ten opzichte van het gemotoriseerde verkeer, bijzondere aandacht. Door het aanbieden van een aantrekkelijk hoogwaardig netwerk van veilige fietsroutes wordt het gebruik van deze vervoerswijze gestimuleerd. Binnen het stelsel van hoofdfietsroutes is een net van 'sterroutes' aangegeven. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande routes die de woongebieden met het stadscentrum, de knooppunten van openbaar vervoer en het buitengebied verbinden. Onderstaande kaart toont het streefbeeld voor het fietsnetwerk van doorgaande routes uit de Haagse Nota Mobiliteit. Daarnaast is er de nodige aandacht voor het stallen van fietsen, zowel bij woningen als bij werklocaties, maar ook bij de grotere attractiepunten zoals scholen, winkelgebieden, stations en recreatiebestemmingen. De publieke voorzieningen voor de fiets maken integraal onderdeel uit van de inrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0008.jpg"

De Constant Rebecquestraat en Conradkade maken onderdeel uit van het sterroute fietsnetwerk. De sterroutes vormen de belangrijkste doorgaande verbindingen binnen het fietsnetwerk.

De bereikbaarheid van het plangebied voor langzaam verkeer wordt verbeterd door het maken van logische routes. De brug over het Verversingskanaal maakt onderdeel uit van de creatieve straat en verbindt de Energiecentrale en het plangebied. De route langs het Verversingskanaal verbindt het plangebied, de creatieve straat met het park en met de omliggende buurten. Deze route loopt verder door het park richting Cartesiusstraat.

Parkeren

Het parkeren en stallen van auto's neemt een belangrijke plaats in binnen het verkeer- en vervoerbeleid van de gemeente Den Haag. Het algemene parkeerbeleid is vastgelegd in de nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” (Rv 166 - 2009; RIS 168473). Dit beleid gaat vooral over het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte maar moet ook automobilisten prikkelen om meer met het openbaar vervoer te reizen of de fiets te pakken. Hoge stedelijke bebouwingsdichtheden zonder adequate parkeervoorzieningen leiden vaak tot een te zware belasting van de openbare ruimte. Dat geldt zowel voor woon- als werkfuncties maar ook voor locaties die veel bezoekers trekken. Behalve de noodzaak tot de verdeling van schaarse (openbare) parkeergelegenheid in een aantal gebieden in de stad, zijn mobiliteitsoverwegingen gericht op het streven naar een bereikbare en leefbare (woon)omgeving voor de gemeente aanleiding tot het stellen van parkeereisen bij nieuwe ontwikkelingen.

In het plangebied zulleen binnen de bouwblokken parkeerplaatsen worden gerealiseerd, veelal door een maaiveldoplossing omzoomd door woningen, met als doel een levendige plint. De resterende parkeerbehoefte wordt opgelost in een collectieve voorziening en langs de ventwegen parallel aan de hoofdroutes. De collectieve parkeervoorziening wordt gerealiseerd tussen het Zamen en het Verversingskanaal. Hier wordt over meerdere lagen boven het bedrijfsonroerendgoed een voorziening gebouwd voor de resterende parkeerbehoefte vanuit de woningen (bezoekersparkeren en tweede auto’s). Bij het berekenen van de gewenste capaciteit is rekening gehouden met de onderlinge uitwisselbaarheid van parkeerplaatsen voor verschillende functies, zoals wonen, sport, scholen, bedrijven en kantoren. Daarnaast wordt compensatie gerealiseerd voor de op te heffen parkeerterreinen van al aanwezige functies. In de Bautersemstraat en rond het 's-Gravendamcomplex worden bestaande parkeerplaatsen voor bestaande functies gehandhaafd.

Parkeernormen

De parkeernormen en het toepassingskader ervan zijn uitgewerkt in de Nota Parkeernorm Den Haag (Rv 139 - 2011; RIS 181571). Nieuwbouw- en verbouwplannen worden aan dit beleid getoetst. Aan de hand van de parkeernormen wordt de parkeerbehoefte berekend en vergeleken met de voorzieningen die in het plan zijn opgenomen.

Het kan zijn dat in de visie van de initiatiefnemer de genormeerde parkeerbehoefte van de in het plan opgenomen functies afwijkt van de werkelijke parkeerbehoefte. Het is dan aan de initiatiefnemer om dit aan te tonen en goed te onderbouwen.

Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte van een bouwontwikkeling op het eigen terrein wordt opgelost. Soms is dat niet mogelijk en het is ook niet altijd strikt noodzakelijk. De gemeente kan onder andere de parkeerdruk en eventuele beschikbare parkeerruimte binnen loopafstand in de omgeving, meewegen. Dat geldt ook voor functies waarvan de parkeerplaatsen onderling uitwisselbaar zijn. Daarnaast kan de gemeente in afwijkende situaties maatwerk toepassen. Aan de hand van de informatie wordt vastgesteld hoeveel parkeerplekken de initiatiefnemer op eigen terrein moet realiseren.

Bij woningbouw is het gemiddelde autobezit uitgangspunt voor de hoogte van de parkeernorm. Het gemiddelde autobezit hangt af van de oppervlakte van de woning, de plek in de stad en het type woning. Voor werken, winkels en andere voorzieningen is de functie van het gebouw en de mate van bereikbaarheid met het openbaar vervoer, bepalend voor de parkeernorm. Bij knooppunten van het openbaar vervoer geldt een lagere norm dan op plekken die minder goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. De parkeernormen worden uitgedrukt in het aantal parkeerplaatsen per woning, en bij de -meeste- overige de functies in het aantal parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

Het overzicht met de parkeernormen uit de Nota Parkeernormen Den Haag is in dit bestemmingsplan in Bijlage 7 van de regels opgenomen.

In de algemene gebruiksregels is verder de mogelijkheid opgenomen om de parkeernormen en/of het toepassingskader te wijzigen indien daar aanleiding toe bestaat en er een bestuurlijk besluit aan ten grondslag ligt.

Fiets parkeren

De gemeente hanteert voor functies, die in de Nota Parkeernormen Den Haag onder de noemer Kantoren, Bedrijven en Voorzieningen staan, een norm van 1 fietsparkeerplaats per 3 medewerkers.

In het plangebied worden fietsen van bewoners nabij de woningen intern gestald. Hiervoor is ruimte in de woonblokken. Voor bezoekers worden fietsnietjes geplaatst.

3.7 Wonen

3.7.1 Woonvisie Den Haag 2009-2020

Het uitgangspunt van de Woonvisie Den Haag 2009-2020 (Rv 132 - 2009; RIS 167788) is om tot en met 2020 de toename van het aantal inwoners vast te houden door genoeg geschikte woningen te blijven bouwen. Deze selectieve bevolkingsgroei is vooral gericht op het behouden en aantrekken van midden- en hogere inkomensgroepen. Tegelijkertijd moeten er voldoende, goede goedkope woningen beschikbaar zijn voor huishoudens met lage inkomens. Om dit te bereiken zet de gemeente in op meer variatie van woningtypen en meer milieubewust bouwen. Daarbij richt de gemeente zich op de stedeling: mensen die bewust kiezen voor de stad met de daarbij behorende goede voorzieningen en diverse woonsferen.

Voor de lange termijn gaat de gemeente uit van een gemiddeld nieuwbouwprogramma van 1500 woningen. De productie op de Vinex-locaties is bijna klaar. Het merendeel hiervan zal daarom in de bestaande stad moeten worden gebouwd. Daarbij wordt ingezet op differentiatie in architectuur en woningtypen. 

Den Haag kiest ervoor om een geconcentreerde centrumstad te zijn, met stedelijke dichtheden, een hoogwaardige openbare ruimte en een grote verscheidenheid aan woonmilieus en woonsferen. Qua woongebieden heeft Den Haag al een breed scala te bieden, zoals stedelijk wonen in de binnenstad, groen wonen in de stad en ontspannen wonen aan zee. Elke sfeer dient ook de kwalitatief bijpassende woningen te krijgen. Mensen die in een stad wonen of willen wonen hebben immers verschillende woonwensen. Daar moet meer op worden ingespeeld door meer keuzemogelijkheden te bieden.

Kwetsbare wijken en buurten en functioneel verouderde gebieden vragen om versterking en vernieuwing. Ook in de komende jaren zal door middel van herstructurering meer differentiatie moeten worden aangebracht: verschillende woningtypes, huur en koop, goedkoop en duur. Deze vernieuwing leidt tot een afname van het aantal goedkope woningen in deze eenzijdige buurten en wijken. Deze afname moet elders in de stad, maar ook in de regio, worden gecompenseerd. In de kwetsbare wijken krijgt de verbetering van de woningvoorraad en de woonomgeving hoge prioriteit. Daarnaast worden een aantal verouderde bedrijventerreinen getransformeerd naar nieuwe stedelijke woonmilieus.

Den Haag hecht veel belang aan duurzaamheid. Niet alleen uit milieuoverwegingen, maar ook uit het oogpunt van toekomstige betaalbaarheid. Er wordt verwacht dat de energiekosten al voor 2020 het grootste deel van de woonlasten zullen beslaan. Ook daarom wil Den Haag in 2020 een CO2-reductie van 30 procent ten opzichte van 1990 behalen in de verwarming van woningen.

Regentessekwartier-Zuid

Het plangebied valt binnen de Woonvisie in het centrum stedelijk woonmilieu en heeft de woonsfeer 'Stedelijk wonen in de luwte'. Het gebied is aangewezen voor binnenstedelijke transformatie met versterking van het creatieve milieu in Regentessekwartier-Zuid (stedelijk en creatief wonen rond een stadspark).

Dit plangebied biedt de stad een zeldzame kans voor uitbreiding met een nieuw woonmilieu, dat inspeelt op ongebonden creatieven, die het internationale profiel van de stad kunnen schragen. Het gebied biedt, profiterend van het sterke woonmilieu van het Regentessekwartier, kansen voor nieuwe concepten van stedelijke grondgebonden woningen, met werken aan huis en stedelijk wonen in appartementen van kleine studio's tot ruime penthouses. De beoogde ontwikkeling van de Energiecentrale zal het afwisselende uitdagende karakter van het gebied versterken.

Vernieuwing richt zich verder vooral op de toevoeging van appartementen en (grondgebonden) woningen voor stedelijk georiënteerde huishouden, zoals empty nesters, expats en gezinnen. Gestreefd wordt naar een intensief stedelijk woonmilieu met de nodige differentiatie in woningvoorraad.

In het plangebied blijft de eigendomsverhouding redelijk stabiel alhoewel woningen worden toegevoegd en het voorstelbaar is dat in het nieuwbouwprogramma meer koop wordt gerealiseerd en het aantal eigenaar-bewoners zal toenemen ten koste van huur in de particuliere, duurdere sfeer.

3.7.2 Werkwoningen

De werkwoning is een flexibel woonconcept waarbij de werk-, bedrijfs- of praktijkfunctie is gekoppeld aan of geïntegreerd in de woonfunctie. De werkwoning komt ook voor onder de naam atelier- bedrijfs-, of praktijkwoning. In de nota 'Werkwoningen in de Haagse regio' (Commissiebrief - 2000; RIS 72582) worden potentiële ontwikkelingslocaties genoemd voor werkwoningen. Genoemd worden overgangsgebieden tussen woonwijken en bedrijfsterreinen, en gebieden langs doorgaande wegen en langs spoorwegen.

In de bestemming "Wonen" is (standaard, op basis van jurisprudentie) ruimte voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Hieronder wordt verstaan: het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, cosmetisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een ambacht geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk. Voorbeelden hiervan zijn een architect, schoonheidsspecialiste of edelsmid. Een aan huis verbonden beroep of bedrijf is toegestaan op voorwaarde dat de woonfunctie van het perceel daardoor niet wordt aangetast.

3.8 Economie

Algemeen: beleidsvisie Kracht van Kwaliteit

De economische visie van Den Haag is vastgelegd in de nota "Kracht van kwaliteit” (Rv 126 - 2011; RIS 181227). De toekomst voor de Nederlandse economie in de mondiale concurrentiestrijd ligt bij kennis, creativiteit en stedelijke kwaliteit. De uitdaging voor de stad Den Haag is om de omstandigheden te creëren waaronder de economie van de stad ook op de langere termijn kansen biedt voor werk, inkomen en ontplooiing van alle Haagse burgers.

De strategie voor de Haagse economie kan worden samengevat in de volgende speerpunten:

  • Internationale stad van Vrede en Recht – de unieke branding van Den Haag;

Den Haag heeft een uniek profiel als internationale stad van Vrede en Recht. Daarmee heeft de stad internationale bekendheid verworven. Dit profiel spreekt ook bedrijven en instellingen buiten die sector nadrukkelijk aan en heeft daarom ook in het economische domein een wervend karakter – een “sterk merk”. In de internationale zone zijn veel van deze organisaties geconcentreerd.

  • Kracht van de stad: quality of life – aantrekkelijke stad voor werkers, bewoners en bezoekers;

Den Haag bezit een breed palet aan winkels, horeca, cultuur en historie. Samen met strand en duinen ontstaat hierdoor een uniek woon- en leefklimaat. Den Haag versterkt zijn positie als tweede toeristische stad van Nederland. Het centrum (Binnenstad, stationsgebieden, Beatrixkwartier), Scheveningen en Internationale Zone zijn gebieden met veel werkgelegenheid en bezoekers en vormen daarmee de economische kerngebieden van de stad. Hier wordt gewerkt aan versterking van het aanbod aan kwaliteitswinkels, horeca en recreatieve functies.

  • Economische structuur – sterke clusters, vitaal mkb;

Den Haag zet actief in op de ontwikkeling van kennis en bedrijvigheid binnen het cluster Veiligheid onder de noemer The Hague Security Delta. Den Haag combineert zijn inzet op internationale instellingen en zakelijke dienstverleners (met name in de clusters energie, it en telecom en financiële dienstverlening).
Daarnaast is ook veel veel aandacht nodig voor kleine en middelgrote bedrijven, zowel in de economische kerngebieden als in de wijken. Voor deze bedrijvigheid is ook meer kleinschalige bedrijfsruimte hard nodig. Den Haag is een stad met een sterke, kennisintensieve zakelijke dienstensector, die bijna een kwart van de werkgelegenheid omvat. Den Haag is daarom aantrekkelijk voor (hoofd)kantoren, internationale bedrijven en instellingen. De spin off hiervan is van groot belang voor de lokale economie en banen voor alle niveaus in het mkb. Den Haag zet daarom vol in op de (ruimtelijke) kwaliteit en de bereikbaarheid van toplocaties voor kantoren en instellingen.

  • Arbeidsmarkt – talent en vakmanschap

De kwaliteit van het arbeidsaanbod zal - door vergrijzing, schaarste aan vakmensen en tekort aan kenniswerkers - in de nabije toekomst een doorslaggevende vestigingsfactor worden. We zetten daarom actief in op de komst van academische instellingen en versterking en verbreding van het hoger onderwijs met onder meer topopleidingen.

3.8.1 Bedrijven

Functiemengingstrategie

De gemeente Den Haag heeft een verdichtingsopgave. Om deze verdichtingsopgave te realiseren en het grondgebruik te optimaliseren is functiemenging een goed instrument. In de notitie 'Functiemengingstrategie (Rv 88 - 2005; RIS127027): Mengen van bedrijven en wonen' komt de functiemenging van praktijk- kantoor- en bedrijfsruimte met wonen aan de orde.
Menging kan plaatsvinden op het niveau van een pand, een blok of een heel deelgebied. De omvang is afhankelijk van het type locatie. Een werkruimte (kantoor/bedrijf/praktijk) kleiner dan ongeveer 100 m² mag gevestigd zijn in woonstraten. Voor een werkruimte tussen 100 en 500 m² geldt dat deze langs de doorgaande wegen een plaats kan krijgen. Bedrijven die groter zijn dan 500 m² zouden op een bedrijventerrein of kantorenlocatie een plaats moeten krijgen. Vooral combinatiegebouwen met praktijk - en kantoorruimte (tandarts, kapper en accountantskantoor) en wonen moeten worden gestimuleerd.

De VNG heeft de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld. In de handreiking staan uitgebreide lijsten met richtafstanden die aangehouden moeten worden om voldoende afstand te houden tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige functies zoals wonen.

In de richtafstandenlijst zijn bedrijven ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, van worden afgeweken. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst bijvoorbeeld met één afstandstap worden verminderd.

Een aparte staat van bedrijfsactiviteiten voor functiemenging is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen. Ze vermeldt welke bedrijfsactiviteiten uit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging (stadscentra, winkelcentra, woonwerkgebieden met kleinschalige vooral ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies).

Er is in deze lijst gekozen voor een andere categorieaanduiding dan in de algemene richtafstandenlijst:

  • Categorie A betreft activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd. De eisen uit het bouwbesluit voor scheiding tussen wonen en bedrijven zijn daarbij toereikend;
  • Categorie B betreft de activiteiten die in gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • Categorie C betreft activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij vanwege de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.


Voor de toelaatbaarheid van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  • het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig;
  • activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

Zie hiervoor ook de Bijlage 1 van de regels.

3.8.2 Horeca

Toekomstvisie Horeca 2010-2015

De Toekomstvisie Horeca 2010-2015 (RV 16-2010; RIS 249287) geeft de gewenste ontwikkeling van het horeca-aanbod en een nieuwe horecastructuur aan: hoe zorgt Den Haag voor nieuwe impulsen, waar ziet Den Haag kansen.
Horeca is belangrijk voor de attractiviteit van Den Haag. Een aantrekkelijk horeca-aanbod is een belangrijke basisvoorwaarde voor zowel het woon- en leefgenot van inwoners als voor het aantrekken van bezoekers en toeristen.

Centrum en Scheveningen zijn én blijven de belangrijkste horecagebieden. Hier zijn ook de vijf uitgaanskernen gelegen waar vrije openingstijden gelden. Daarnaast kent Den Haag van oudsher een aantal gebieden waar relatief veel horeca gevestigd is, de zgn. horecaconcentratiegebieden.

Een goed voorzieningenaanbod wordt steeds belangrijker voor woongebieden. Nieuwe horecavestigingen horen bij voorkeur in de winkelgebieden en aan kleinschalige verblijfspleinen. Waar de leefbaarheid niet in het nauw komt zijn er mogelijkheden voor horeca met een wijkverzorgend karakter en is er ruimte voor terrassen.

Vernieuwende uitgaansgelegenheden hebben vaak een voorkeur voor locaties buiten de centrumgebieden, bijvoorbeeld vanwege het aanbod aan bijzondere panden. Voor dergelijke solitaire locaties kan bestuurlijk onder voorwaarden een uitzonderingspositie worden vastgesteld.

Voor het bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid is vooral het gebiedsgerichte beleid (in samenhang met het instrumentarium) van belang.

Hotelstrategie

De Hotelstrategie Den Haag 'Check in The Hague' (Rv 132 - 2013; RIS 260889) is een vervolg op het hotelbeleid uit 2000 (nota 'Roomservice'). De gemeente wil initiatieven die bijdragen aan een verdere diversificatie aan overnachtingsmogelijkheden in de toeristische kerngebieden graag faciliteren. Buiten de toeristische kerngebieden Binnenstad en Scheveningen is de gemeente terughoudend. In deze gebieden geldt het 'nee, tenzij principe'. Dit hangt samen met de economische beleidslijn gericht op enige schaarste en clustering van functies. Uitzondering hierop vormen een á twee ontwikkelingen aan de snelweg. In Regentessekwartier - Zuid komen momenteel geen hotels voor en aangezien de wijk niet in een toeristisch kerngebied ligt, maakt het bestemmingsplan ook geen nieuwe hotels mogelijk. Alleen het gebruik voor bed & breakfast is mogelijk binnen een woonfunctie, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt (artikel 27.2 onder b en het begrip in artikel 1.12).

3.8.3 Kantoren

Het kantorenbeleid is vastgelegd in de nota 'Kantorenstrategie Den Haag 2010-2030, de gebruiker centraal' (RV 31 - 2010; RIS 170032). Met de kantorenstrategie wil de gemeente regie voeren over de dynamische ontwikkelingen in de kantoormarkt en de positie van Den Haag Kantorenstad verder uitbouwen. Deze kantorenstrategie wordt elk jaar (op delen) middels het IpSO (Investeringsprogramma Stedelijke Ontwikkeling) herzien. In de kantorenstrategie staat aangegeven waar nieuwbouw van kantoren mogelijk is en welke kantoorgebieden voor toevoeging van voorzieningen in aanmerking komen. Deze voorzieningen zijn per gebied verschillend en afhankelijk van de aard en omvang van het gebied en de bestaande voorzieningensituatie. De kantorenprogrammering is per gebied voor de komende jaren gepresenteerd. Daarnaast is het stedelijke kantorenbeleid er ook opgericht om het overaanbod in Den Haag en de regio te verminderen. Daarom wordt transformatie van kantoren naar ander vastgoed gestimuleerd.

Volgens het provinciale beleid (AmvB Ruimte) is voor elke afwijking van het bestaande bestemmingsplan van meer dan 1000 m² bvo toevoeging aan kantoren een zgn. SER-laddertoets vereist. Deze toets vereist een aparte onderbouwing die het bouwplan ondersteunt en moet aan het bestemmingsplan c.q. bouwvergunning worden toegevoegd.

In Regentessekwartier - Zuid wordt transformatie van kantoor naar andere functies gestimuleerd.

3.9 Welzijn en maatschappelijke zorg

3.9.1 Welzijn en zorg

Met het raadsbesluit 'Welzijn in de wijk' (RIS158279) is in december 2008 de uitvoering vastgesteld van het gemeentelijke sociale beleid. De doelstellingen en uitgangspunten van het welzijnsbeleid zijn in het beleidsakkoord 'Meedoen' en het meerjarenbeleidsplan WMO 'Aandacht voor elkaar' geformuleerd. Het gaat hierbij om:

  • het vergroten van de binding van de bewoners met hun buurt;
  • het in staat stellen van bewoners om verantwoordelijkheid te nemen voor de buurt;
  • het vergroten van de solidariteit van bewoners met de kwetsbare groepen in hun buurt;
  • het stimuleren van de ontmoeting tussen buurtbewoners.

Het welzijnswerk omvat een breed scala aan functies, zoals signalering, sociale binding, opvang, hulpverlening, informatie, advies en participatie op wijk- en buurtniveau, en wordt in onze gemeente door verschillende instellingen en organisaties uitgevoerd. Hierbij gaat het om gesubsidieerde voorzieningen en activiteiten van vrijwilligers en professionals, waarbij het professionele welzijnswerk is ondergebracht bij vier decentrale welzijnsorganisaties en vier zelfstandige buurthuizen. Om adequaat tegemoet te kunnen komen aan de behoefte aan welzijnsactiviteiten werkt het welzijnswerk vraaggericht, waarbij gebruik wordt gemaakt van methodieken die gericht zijn op het achterhalen van de welzijnsbehoeften van burgers.

De Kesslerstichting heeft in het plangebied een centrum voor dak- en thuislozen (Zamenhof).

3.9.2 Maatschappelijke voorzieningen

In het verlengde van de Wet Publieke Gezondheid (WPG) heeft de gemeente een taak in het realiseren van samenhang tussen diverse onderdelen van zorg- en dienstverlening, en moet zij zorgen voor voldoende toegankelijkheid van voorzieningen. Het is dus een taak van de gemeente om ervoor te zorgen dat in de stad voldoende aanbod van zorg aanwezig is en dat deze bereikbaar is voor bewoners. Het bestemmingsplan faciliteert de behoefte aan zorgvoorzieningen door in de ruimtelijke vormgeving van de wijk de 'fysieke kwaliteit' te bewaken en zo een gezonde leefomgeving voor burgers te bewerkstelligen.

Van gemeentewege wordt gestreefd naar multidisciplinaire samenwerking binnen de eerstelijnszorg. In iedere wijk is idealiter een kristallisatiepunt van zorg gesitueerd van waaruit naast zorg ook (zorg)informatie en (zorg)diensten kunnen worden geleverd.

Naast bovenstaande algemene (zorg)voorzieningen zijn er ook voorzieningen nodig voor burgers die minder bedeeld zijn. Niet alleen in economische zin maar vooral mensen die vanwege verstandelijke of fysieke beperkingen moeite hebben zelfstandig te wonen. Het is belangrijk om ook voor deze mensen woningen ter beschikking te hebben waar ze al dan niet met begeleiding kunnen wonen. Daarnaast is er ook behoefte aan voorzieningen waar deze mensen gezamenlijk onderdak kunnen vinden in de vorm van een opvang.

In het plangebied is een woon- en zorgcentrum (Het Zamen) gevestigd.

3.10 Cultuur

De gemeente Den Haag zet zich in voor een gevarieerd en breed cultureel aanbod, het ondersteunen van kwetsbare vormen van kunst en cultuur en het professioneel beheer van gemeentelijke collecties. Periodiek staat de gemeente –evenals het rijk- uitgebreid stil bij de stand van zaken van de kunst en cultuur in Den Haag waarbij de verdeling van de financiële middelen voor de cultuursector integraal wordt afgewogen.

Den Haag beschikt over een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen, zoals podia en gezelschappen, filmtheaters, musea, instellingen voor beeldende kunst, instellingen gericht op kunst als vrijetijdsbeoefening en cultuureducatie en culturele festivals. Deze voorzieningen zijn grotendeels (boven)stedelijk georiënteerd en in ruimtelijke zin vooral geconcentreerd in de stadsdelen Centrum en Scheveningen.

Voor het publiek minder zichtbaar maar voor het kunstklimaat niet minder belangrijk, wordt daarnaast op tal van plaatsen, in tijdelijke en permanente ateliers, broed- en werkplaatsen in relatieve luwte kunst geproduceerd en getoond. In de periferie van de binnenstad bevindt zich een concentratie van dergelijke plekken.

Met het programma Creatieve Stad Den Haag (Rv 32 - 2010; RIS 170136) stimuleert de gemeente de creatieve sector in de stad. Voor de creatieve industrie zijn gebieden met gemengde 'rommelige' milieus en voldoende betaalbare bedrijfsruimte in een binnenstedelijke omgeving favoriet als vestigingsplaats. In dit bestemmingsplangebied is een geschikt milieu voor de creatieve sector aanwezig. Dat moet gekoesterd worden.

In Regentessekwartier-Zuid bevindt zich een verzamelgebouw met onder andere werk- en oefenruimte voor kunstenaars (DCR).

3.11 Duurzaamheids- en milieubeleid

3.11.1 Duurzaamheidsbeleid

Den Haag maakt het duurzaam

De nota 'Den Haag maakt het duurzaam' (2013, RIS269129) biedt een populaire samenvatting van het integrale duurzaamheids- en milieubeleid. Het doel van de nota is mensen te inspireren en te verbinden met ideeën en daadkracht om zo een stap extra te zetten naar een duurzame samenleving. De nota bevat geen nieuw beleid, maar biedt een verkorte, integrale weergave van reeds vastgesteld beleid op het gebied van de thema's klimaat, lucht, geluid, bodem, externe veiligheid, water, afval, openbare ruimte, gezondheid, internationale stad, duurzame gemeentelijke organisatie, stedenbouw, mobiliteit, energie en economie. Jaarlijks publiceert de gemeente Den Haag ook een milieu- en duurzaamheidsverslag over deze onderwerpen.

Den Haag kiest er voor om een leefbare, veilige en duurzame stad te zijn. Een stad waar in groen, de openbare ruimte en een goede bereikbaarheid wordt geïnvesteerd. In Den Haag wordt investeren in duurzaamheid als een kans voor de stad gezien. Duurzame ontwikkelingen in de stad zorgen voor een beter en schoner milieu voor de inwoners en passen op wereldwijd niveau in de ontwikkeling van klimaat neutrale steden. Werken aan duurzaamheid staat centraal bij de ontwikkeling van de stad.

Duurzaamheid is beleidsmatig verankerd in de Kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag', een Klimaatplan, een Energievisie en in een aantal uitvoeringsplannen op het gebied van energie, klimaat, duurzame stedenbouw en duurzaam bouwen.'

Kadernota Op weg naar een duurzaam Den Haag (2009)

De kadernota 'Op weg naar een duurzaam Den Haag' (Cb 2009; RIS 165334) vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Dit document biedt een strategisch kader dat zorgt voor samenhang tussen bestaand beleid en lopende programma's. De kadernota bundelt het aspect 'duurzaamheid' rond de thema's Energie, Stedenbouw, Mobiliteit, Openbare Ruimte, Internationale stad en Duurzame gemeentelijke organisatie. Doel is een klimaat neutrale stad in 2040. Daarbij wordt uitgegaan van de People, Planet, Profit benadering: 'een ontwikkeling moet aansluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen'. De belangrijkste duurzaamheidsplannen staan hieronder opgesomd.

  • Het Klimaatplan Den Haag (RIS 180174) en de Energievisie Den Haag 2040 (Cb 2011:RIS 180173).
  • Het Uitvoeringsplan 'Klimaatbestendig Den Haag' (Cb 2012;RIS 252427) beschrijft op hoofdlijnen welke effecten van klimaatverandering voor Den Haag relevant zijn, hoe de gemeente daar mee omgaat en welke acties de komende periode worden uitgevoerd.
  • Het Uitvoeringsplan Duurzame Stedenbouw (Cb 2012; RIS 251776) beschrijft de belangrijkste principes van duurzame stedenbouw en gaat in op voor Den Haag relevante opgaven, zoals op het vlak van energieverbruik terugdringen, kust-klimaat-groen aanpassingen aan klimaatverandering, het stimuleren van lopen en fietsenbewegen en bouwen en hergebruik van gebouwen.
  • Het uitvoeringsplan “bestaande woningen, duurzame woningen!” (RIS 176840) is een plan dat concrete maatregelen bevat om de bestaande woningen in de stad duurzamer te maken.
  • Duurzaam bouwen in Den Haag. Nieuwbouw in het plangebied dient te voldoen aan de beleidskaders voor duurzaam bouwen uit het Bouwbesluit en de daaraan gekoppelde energieprestatiecoëfficiënt (EPC).

Het gebiedsgericht milieubeleid in de volgende paragraaf beschrijft de ambities van deze thema's voor het plangebied Regentessekwartier - Zuid.

3.11.2 Gebiedsgericht milieubeleid

Handleiding Gebiedsgericht Milieubeleid

Een belangrijk instrument bij samenwerking tussen ruimtelijke ordening en milieu is het Gebiedsgericht Milieubeleid (2005). Er is een indeling van Den Haag gemaakt met gebieden van eenzelfde functie. Gebieden met eenzelfde functie behoren tot hetzelfde gebiedstype. Per gebiedstype is de gewenste milieukwaliteit vastgesteld. De gebiedsspecifieke kenmerken en de mogelijkheden bepalen de toekenning van de ambitie per milieudoel: geluid, lucht, bodem, afval, water, ecologie en groen, energie, mobiliteit, externe veiligheid en binnenmilieu. Met het vaststellen van milieuambities per gebiedstype wordt richting gegeven aan de kwaliteit die de verschillende onderdelen van het milieu op een bepaald tijdstip dienen te hebben. Er zijn zes gebiedstypen gedefinieerd.

  • Wonen;
  • Werken;
  • Gemengde gebieden met accent op wonen;
  • Gemengde gebieden met accent op werken;
  • Verkeersinfrastructuur
  • Groene hoofdstructuur en water.

Het gebiedsgericht milieubeleid maakt onderscheid tussen drie verschillende ambitieniveaus:

  • Milieu Basis: ambities die aansluiten bij de bestaande wet- en regelgeving en het bestaande gemeentelijk beleid.
  • Milieu Extra: ambities die een stuk verder gaan dan het wettelijke minimum.
  • Milieu Maximaal: de maximaal haalbare ambitie voor een thema.

De volgende ambities zijn voor het gebiedstype Wonen van belang. Bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied zijn de bovengenoemde milieuambities richtinggevend.

Thema   Ambitie Gebiedstype  
Bodem   Extra  
Externe veiligheid   Maximaal  
Geluid   Maximaal  
Lucht   Maximaal  
Mobiliteit   Extra  
Schoon   Extra  
Water   Ambities per poldereenheid  
Natuur   Extra  
Klimaat   Maximaal  

Hoofdstuk 4 Wet- en regelgeving

4.1 Inleiding

De Wet milieubeheer schaart onder milieu het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat. In de ruimtelijke context gaat het om het fysieke milieu, de fysieke ruimtelijke omgeving. Voor de inkadering van milieu gebruikt men dan vaak de begrippen:

  • 'milieuhygiëne': gericht op het bestrijden van milieuhinder van geluid, lucht, geur, stank, bodemverontreiniging en veiligheidsrisico's;
  • 'ecologische duurzaamheid': bestaat naast milieuhygiëne uit aspecten van aardkunde, hydrologie, cultuurhistorie, natuur en klimaat en energie, die bij aantasting niet of zeer moeilijk te herstellen zijn;

In dit hoofdstuk komen aan de orde: de milieueffectrapportage, externe veiligheid, geluid, lucht, openbaar groen en bodem.

4.2 Milieueffectrapportage

Vanaf 21 juli 2004 dient de Europese richtlijn Strategische milieubeoordeling 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's in de Lidstaten van de EU te worden toegepast. In Nederland wordt deze richtlijn aangeduid als de richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling (SMB). Deze Europese richtlijn is in de Nederlandse regelgeving geïmplementeerd. Op grond van de Wet milieubeheer, hoofdstuk 7, en het Besluit milieueffectrapportage is het verplicht om voor bepaalde ruimtelijke plannen die activiteiten mogelijk maken die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een milieueffectrapport (MER) op te stellen.

Het bestemmingsplan in kwestie vloeit voort uit de in 2005 vastgestelde Structuurvisie Den Haag 2020, Wereldstad aan Zee. Bij de uitwerking van deze stuctuurvisie in onder meer het Masterplan Lijn 11 zone, is een vrijwillige PlanMER opgesteld. Het plangebied in kwestie maakt onderdeel uit van dit masterplan. Deze 'milieueffectrapportage', kortweg m.e.r. vormt een middel om een integrale afweging over de milieukwaliteit in de ruimtelijke besluitvorming te verankeren. Een milieueffectrapportage brengt namelijk de milieugevolgen van een besluit in beeld, voordat het besluit wordt genomen. Zo kan het bevoegd gezag die het besluit neemt (de gemeenteraad van Den Haag) de milieugevolgen op een transparante en navolgbare wijze bij haar afwegingen betrekken.

Het voorliggende plan is op zich niet mer-plichtig. De ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt zijn niet dan dien aard, dat daarmee de drempelwaarden genoemd in bijlage C bij het Besluit milieueffectrapportage worden overschreden. Dit neemt niet weg dat bij het vaststellen van het bestemmingsplan een integrale afweging van de milieuhygiënische kwaliteit binnen het plangebied op zijn plaats is. In dit geval wordt daarbij teruggegrepen op de PlanMER die in het kader van het masterplan is opgesteld. In deze paragraaf zijn de resultaten van dit PlanMER samengevat. Het MER is als bijlage bij het ontwerp-bestemmingsplan gevoegd.

Het PlanMER omvat delen van de wijken Transvaal, Schilderswijk en Regentesse Zuid. Het plangebied wordt begrensd door de Regentesselaan, Newtonstraat, Chasséstraat, Koningin Emmakade, Noordwestbuitensingel, Loosduinseweg, Monstersestraat, De Heemstraat, Kempstraat, Schalk Burgerstraat, Paul Krugerlaan, Steijnlaan en De La Reyweg. Uit het onderzoek komt naar voren dat de ontwikkelingen van het masterplan tot een geringe verslechtering ten opzichte van de referentiesituatie (autonome ontwikkeling 2020) voor de milieuaspecten archeologie en cultuurhistorie, geluid, lucht en externe veiligheid zal leiden. Deze beperkte verslechtering hangt met name samen met de in het masterplan opgenomen ontwikkeling van het zogenoemde 'Wereldcentrum'. Deze ontwikkeling vindt zijn vorm in het Multicultureel Vrijetijdscentrum, dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan Transvaal Lijn 11. Daarbij wordt aangetekend dat de effecten van deze ontwikkeling geen onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan in kwestie. Aanvullend kan over deze effecten het volgende worden gesteld:

  • De plannen leiden tot grondroering in een gebied zónder archeologische verwachting. In het PlanMER is abusievelijk uitgegaan van middelhoge tot hoge archeologische waarde. Daar geen sprake is van archeologische waarden leidt het plan, anders dan gesteld in de PlanMER niet tot een verslechtering;
  • Het bestemmingsplan leidt tot een toename van het aantal binnen het plangebied aanwezige personen. Een deel van deze populatietoename is binnen het invloedsgebied van een hoge druk aardgasleiding geprojecteerd. Dit aspect is in het kader van de PlanMER niet verder uitgewerkt. Ten behoeve van onder meer het voorliggende bestemmingsplan is hier aanvullend onderzoek naar uitgevoerd. Daarbij zijn zowel de toename door de ontwikkelingen binnen het plangebied, maar ook het effect van een aantal mitigerende maatregelen beschouwd. Deze mitigerende maatregelen bestaan uit de op het terrein van de Haagse Markt reeds aanwezige betonnen afdekplaten, aanvullende afdekking van de drukleiding en het stringent begeleiden van werkzaamheden in de nabijheid van deze hoge druk aardgasleiding. Per saldo zal hierdoor het groepsrisico afnemen, zodat deze langs de hele betreffende hoge druk aardgasleiding beneden de oriëntatiewaarde komt te liggen.


In het PlanMER is bovendien voor Regentesse Zuid uitgegaan van het volgende programma:

  • 800 - 900 woningen en/of appartementen;
  • 8.000 m2 bvo bedrijvigheid;
  • 10.000 - 15.000 m2 bvo voorzieningen.


Het programma dat met het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is aanzienlijk kleiner dat deze uitgangspunten, namelijk:

  • 430 woningen en/of appartementen;
  • 1.400 m2 bvo voorzieningen.


Het met dit laatstgenoemde programma samenhangende effect op de lokale milieukwaliteit is dus kleiner dan waarvan in het PlanMER is uitgegaan.


Uit het voorgaande volgt dat, anders dan de conclusie uit het PlanMER, de invulling van het masterplan met het voorliggende bestemmingsplan geen onaanvaardbare nadelige gevolgen voor het lokale milieu heeft.

4.3 Externe veiligheid

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

- een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en

- een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10-6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet rechtevenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken.

Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedsgebied van belang. Dit gebied wordt bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1% van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1% letaliteit). Onderstaande afwegingen zijn gebaseerd op de specifieke invloedsgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedsgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad een nieuw routeringsbesluit voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld (raadsvoorstel, RIS258608 en besluitenlijst, RIS260481 onder E.2). Het vervoer van routeplichtige stoffen (zoals LPG en propaan) is aan venstertijden gebonden, met het oog op de veiligheid.

Tijdens kantoortijden (tussen 8.00 uur en 18.00 uur gedurende werkdagen) is het vervoer van routeplichtige stoffen op de Utrechtse baan en de Benoordenhoutseweg niet toegestaan. Deze beperking geldt niet gedurende het weekend. Tijdens de venstertijden worden tankwagens met routeplichtige stoffen gedwongen de rijksweg via bebording te verlaten (K14-borden met vermelding van venstertijden) en via een eveneens gemarkeerde keerlus in omgekeerde richting hun weg op de rijksweg te vervolgen (zogenaamde 'gesloten verklaring'). In voornoemd besluit zijn ook de Lozerlaan en de Ockenburghstraat aangewezen voor het vervoer van routeplichtige stoffen. Voor dit traject gelden geen venstertijden.

Het plangebied ligt niet in de buurt van de Route gevaarlijke stoffen. Voor bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid behoeft geen risicobeoordeling externe veiligheid plaats te vinden.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking (Bevb) getreden. Voor nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt dan een richtwaarde van 10-6 per jaar. Langs buisleidingen moeten belemmeringenstroken in acht worden genomen waarbinnen geen bebouwing (zowel boven- als

ondergronds) of ondergrondse tanks zijn toegestaan. Daarnaast hanteert de Gasunie de Algemene VELIN voorwaarden voor grondroer- en overige activiteiten.

De noodzaak voor het verantwoorden van het groepsrisico wordt beoordeeld op grond van de inventarisatieafstanden zoals deze zijn vastgelegd in bijlage 6 van het Handboek buisleiding in bestemmingsplannen - Handreiking voor opstellers van bestemmingsplannen van maart 2010.

Ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico onderscheidt het Bevb situaties waarin een 'volledige' verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is en situaties waarin met een beperktere verantwoording kan worden volstaan. Er zijn twee situaties waarin volstaan, kan worden met een beperkte verantwoording:

1. Indien het bestemmingsplan betrekking heeft op het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1 % letaliteitszone van de buisleiding, of

2. Wanneer het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde (OW) bedraagt of het groepsrisico (uitgedrukt in relatie tot de OW) met minder dan 10% toeneemt en tevens onder de oriëntatiewaarde blijft.

In het bestemmingsplangebied is een hogedruk aardgastransportleiding gesitueerd. Bij het berekenen van het risico dat samenhangt met de hoge druk aardgasleiding die door het plangebied loopt, is uitgegaan van leidinggegevens die zijn aangeleverd door de N.V. Nederlandse Gasunie. De buisleiding langs de Monstersestraat – Heemstraat wordt gekenmerkt met de code W-509-06. In de volgende tabel zijn de fysische gegevens van beide leidingen opgenomen:

Leidingnaam   Diameter [mm]   Druk [bar]   Wanddikte [mm]  
W-509-06   323,9   40   7,14  

Tabel eigenschappen hoge druk aardgasleidingen langs de Monstersestraat-Heemstraat

De ontwikkelingenliggen deels binnen het invloedsgebied van deze gasleiding. In verband met het daarmee samenhangende risico, is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd door het Ingenieursbureau Den Haag. Het doel van dit onderzoek is om na te gaan in hoeverre het bestemmingsplan voldoende waarborgen biedt voor de externe veiligheid.

Uit de kwantitatieve risicoanalyse volgt, dat binnen het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 10-6 risicocontour voor het plaatsgebonden risico langs de hoge druk aardgasleiding zijn geprojecteerd. Door mitigerende maatregelen neemt bovendien de overschrijdingsfactorvan het groepsrisico voor de maatgevende kilometer af van 6,14 tot 0,28. Dit leidt ertoe dat het leidingssegment tussen de Loosduinseweg en de Delftselaan maatgevens wordt. Door de ontwikkelingen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, zal de overschrijdingsfactor van de oriëntatiewaarde toenemen van 0,87 naar 0,95 (na het treffen van de mitigerende maatregelen). Omdat deze toename kleiner is dan 10% hoeft deze toename niet verantwoord te worden. Bovendien wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. Met dit bestemmingsplan worden dus voldoende waarborgen voor de externe veiligheid geboden. Zie ook bijlage 4 van de toelichting, Onderzoek Externe Veiligheid Regentessekwartier-Zuid(projectnr. 95017857, d.d. 1 april 2015). Daarmee is, gelet op het Besluit externe veiligheid buisleidingen, naar behoren gemotiveerd dat het plan op dit gebied voldoende waarborgen voor de externe veiligheid biedt en dat daarmee een goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Als geluidsgevoelige gebouwen dan wel terreinen zijn aangewezen:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen m.u.v. gymnastieklokalen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • medisch centra;
  • poliklinieken;
  • medische kleuterdagverblijven;
  • terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan algemene, categorale en academische ziekenhuizen, alsmede verpleeghuizen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg;
  • woonwagenstandplaatsen.

Binnen en rond het plangebied kunnen vier verschillende geluidbronnen worden onderscheiden:

  • 1. De energiecentrale van E·ON;
  • 2. Overige bedrijvigheid;
  • 3. Het wegverkeer binnen en rond het plangebied;
  • 4. Het tramverkeer binnen en rond het plangebied.

Ten behoeve van de ontwikkeling van Regentesse Zuid heeft een verkennend onderzoek naar de geluidsbelasting plaatsgevonden (opdrachtnr. 95017857 d.d. 28 februari 2014). Tevens is er een milieukundig onderzoek gedaan naar de geluidbelasting binnen het plangebied (projectnr. 95017857 d.d. 20 december 2013).

De energiecentrale van E·ON

De bestemming van de gronden waarop de energiecentrale van E·ON ligt, sluit de vestiging van een inrichting als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet uit. Daarom moet op grond van hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder een zone rond dit industrieterrein zijn vastgesteld. Deze zone is vastgesteld met het bestemmingsplan 'Regentesse-/Valkenboskwartier-Zuid 8e herziening (De Verademing e.o.)'. De ligging van deze zone is in de volgende figuur weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0009.jpg"

Gebiedsontwikkeling Regentesse Zuid in relatie tot de zone ingevolge hoofdstuk 5 Wet geluidhinder

Binnen de zone is het regime van hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder van toepassing. Alleen de ontwikkellocatie A is binnen deze zone geprojecteerd. Op grond van het huidige programma zijn binnen deze deelontwikkeling geen geluidgevoelige objecten geprojecteerd. Dit houdt in dat bij de ruimtelijke regeling voor het plangebied niet aan het regime van hoofdstuk 5 van de Wet geluidhinder getoetst hoeft te worden.

Overige bedrijvigheid

Binnen het plangebied is op verschillende locaties voorzien in de projectie van een zekere vorm van bedrijvigheid. Daarnaast ligt buiten het plangebied een aantal locaties waar sprake is van een zekere mate van bedrijvigheid. Deze bedrijvigheid kan van invloed zijn op de ontwikkelingen binnen het plangebied. In de navolgende figuur is aangegeven op welke locaties sprake zal zijn van dergelijke bedrijvigheid:

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0010.jpg"

Gebiedsontwikkeling Regentesse Zuid in relatie tot overig industrielawaai

In het voorgaande is al ingegaan op de geluidzone die rond de energiecentrale van E·ON is vastgesteld. Naast deze geluidruimte op grond van de Wet geluidhinder, zijn ook in de vergunning op grond van de Wet milieubeheer voor deze inrichting geluidgrenswaarden opgenomen. Binnen het huidige programma zijn de geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied op een zodanig grote afstand tot de energiecentrale geprojecteerd, dat deze geen belemmering zullen vormen voor de vergunde geluidruimte.

Het zorgcomplex van stichting Eykenburg (Het Zamen) ligt op korte afstand van de ontwikkellocaties B en D. Het zorgcomplex is aan te merken als een inrichting van het type B, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (verder Activiteitenbesluit genoemd). Op grond van dit besluit gelden grenswaarden voor het langtijdgemiddeld geluidimissieniveau van 50, 45 en 40 dB(A) en het maximale geluidimmissieniveau van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Om inzicht te krijgen in de wederzijdse beïnvloeding wordt in deze beschouwing aansluiting gezocht bij algemeen gehanteerde kentallen. In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, is voor zorginstellingen een richtlijn van 30 meter opgenomen ten opzichte van woonbebouwing vanwege het milieucompartiment 'geluid'. Dit houdt in dat bij dergelijke functies op een afstand van 30 meter tot de zorgfunctie aan een grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45, 40 en 35 dB(A) zal kunnen worden voldaan in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. In het voorgaande is aangegeven dat op grond van het Activiteitenbesluit grenswaarden van 50, 45 en 40 dB(A) gelden. Uit een indicatieve berekening kan worden afgeleid dat op een afstand van 45 meter uit het hart (i.e. op de fysieke grens) van het zorgcomplex aan deze grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zal kunnen worden voldaan. De ontwikkellocaties B en D liggen op een grotere afstand dan 45 meter uit het hart van het zorgcomplex. Daarom kan er van worden uitgegaan dat aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau zal kunnen worden voldaan. De planontwikkeling zal dus in die zin niet van invloed zijn op de gebruiksmogelijkheden van Het Zamen. Naast de voornoemde grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, zullen tevens grenswaarden voor het maximale geluidimmissieniveau van kracht zijn. Als er van wordt uitgegaan dat het zorgcomplex uitsluitend in de akoestische dagperiode zal worden bevoorraad, dan brengt de voorgenomen inrichting van het plangebied geen beperking van de geluidruimte voor het zorgcomplex met zich mee. Gedurende de dagperiode is de geluidbelasting vanwege laad- en losactiviteiten en daarmee samenhangende transportbewegingen namelijk uitgezonderd van de toetsing aan de grenswaarde voor het maximale geluidimmissieniveau. Als moet worden uitgegaan van laad- en losactiviteiten in de avond- en/of nachtperiode dan kan het zorgcomplex door de ontwikkeling van het plangebied in kwestie worden belemmerd. In dat geval moet worden uitgegaan van een minimale afstand van 50 c.q. 90 meter (avond- respectievelijk nachtperiode), tussen de tot de uitrit van de vrachtwagen uit het zorgcomplex en de binnen het plangebied geprojecteerde geluidgevoelige objecten. De laad- en loslocatie bevindt zich aan de zuidzijde van het complex. Daarmee is een afstand van ongeveer 50 meter tot het ontwikkellocatie D binnen het plangebied gewaarborgd. Het project in kwestie beperkt de bedrijfsvoering binnen Het Zamen in die zin dat laad- en losactiviteiten in de nachtperiode (en dus tevens vóór 07:00 uur 's morgens) niet meer mogelijk zijn. Dit lijkt weinig belastend omdat immers Het Zamen zelf ook geluidgevoelige ruimten herbergt.

Binnen ontwikkellocatie A zijn parkeervoorzieningen en zo'n 1.010 m2 bedrijfsruimte geprojecteerd. Bovendien zal in dit complex het transformatorstation van de HTM worden ondergebracht. Deze functies zullen een zekere geluidbelasting voor de omgeving met zich meebrengen. Op ongeveer 17 meter van dit blok ligt zorgcomplex Het Zamen. Dit complex kan als een geluidgevoelig object worden aangemerkt. In dat geval zal rekening gehouden moeten worden met het maximale geluidimmissieniveau dat optreedt door het dichtslaan van deuren in de parkeergarage, de geluidbelasting door de bedrijven die in de functie creatieve bedrijvigheid worden gehuisvest en de geluidbelasting door het trafostation.

Wegverkeerslawaai en procedure hogere waarden

Op grond van de Wet geluidhinder hebben wegen een geluidszone, waarbinnen bepaalde normen gelden voor de geluidsbelasting op woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen, en waarbinnen bij het opstellen van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Die verplichting geldt niet indien op het tijdstip van de vaststelling van een bestemmingsplan de weg reeds aanwezig of in aanleg is, met betrekking tot de daarbij in het plan of in de zone van de betreffende weg opgenomen geluidsgevoelige gebouwen die op dat tijdstip reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Daarnaast maakt de wet een uitzondering voor wegen waar de maximaal toegelaten snelheid 30 km/uur is. Deze wegen hoeven niet in het onderzoek te worden betrokken. De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor nieuwe situaties kunnen hogere waarden worden vastgesteld. Deze bedraagt voor wegverkeerslawaai maximaal 63 dB. Een uitzondering wordt gemaakt als het gaat om vervangende nieuwbouw langs wegen. De gevelbelasting mag dan maximaal 68 dB bedragen. De wet bepaalt hierbij dat de vervanging niet zal leiden tot:

  • een ingrijpende wijziging van de bestaande stedenbouwkundige structuur of functie;
  • een wezenlijke toename van het aantal geluidgehinderden bij toetsing op bouwplanniveau voor ten hoogste 100 woningen.

Wanneer de voorkeursgrenswaarden worden overschreden is, parallel aan de bestemmingsplan- procedure, een procedure ontheffing hogere waarden ingevolge de Wet geluidhinder noodzakelijk. De hogere waarde procedure moet zijn afgerond alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Voor de voorgenomen gebiedsontwikkeling Regentesse Zuid is een gedetailleerd akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Regentessekwartier-Zuid) naar de geluidsbelasting door het wegverkeer binnen het plangebied.

Uit dit onderzoek blijkt dat in het plangebied de volgende locaties bekend zijn, waar mogelijk nieuwbouw in geluidsbelaste situaties voorkomt: de bouwblokken aan de Loosduinseweg en langs de Noordwest Buitensingel. Hiervoor wordt een ontheffingsprocedure gevolgd. Het besluit ontheffing hogere waarden dient te zijn verleend voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Daarmee is het plan in overeenstemming gebracht met de voorwaarden van de Wet geluidhinder. Het plan biedt daarmee voldoende waarborgen voor de akoestische kwaliteit van de leefomgeving binnen het plangebied.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

De luchtkwaliteit in een bepaald gebied wordt bepaald door de achtergrondconcentratie van fijn stof (PM10, deeltjes <10 µm) en stikstofdioxide (NO2) plus de bijdragen van lokale bronnen die bij de achtergrondconcentratie opgeteld worden.

Bij de besluitvorming over bouw- en bestemmingsplannen dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit: in artikel 5.16 van de Wet milieubeheer is aangeven dat een bestuursorgaan bevoegdheden kan uitoefenen of wettelijke voorschriften kan toepassen indien aannemelijk kan worden gemaakt dat de uitoefening of toepassing niet 'in betekenende mate' bijdraagt aan de concentraties in de buitenlucht.

Ten behoeve van de ontwikkeling van Regentesse Zuid heeft een verkennend onderzoek naar de luchtkwaliteit plaatsgevonden (opdrachtnr. 95011703 d.d. 5 april 2011). Binnen en rond het plangebied liggen verschillende bronnen die van invloed zijn op de lokale luchtkwaliteit. Daarbij kan worden gedacht aan de omliggende wegen en de energiecentrale van de E·ON. Op grond van hoofdstuk vijf van de Wet milieubeheer zijn grenswaarden van toepassing op de luchtkwaliteit binnen en rond het plangebied. Door de binnen het plangebied te realiseren functies zal een zekere ontwikkeling van de concentratie van stoffen (onder meer NOx en PM10 ofwel stikstofoxiden en fijn stof) optreden. Dit bijvoorbeeld door het gemotoriseerde verkeer dat door de functies binnen het plangebied wordt aangetrokken. Bij het vaststellen van de ruimtelijke regeling voor de planrealisatie in kwestie zal daarom moeten worden beoordeeld of de gevolgen voor de luchtkwaliteit vanwege de gebiedsontwikkeling Regentesse Zuid inpasbaar zijn binnen het kader van hoofdstuk vijf van de Wet milieubeheer.

Op grond van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen', die uit de Wet milieubeheer voortvloeit, hoeven projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtkwaliteit, niet meer afzonderlijk getoetst hoeven te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. In dat kader moet worden onderzocht of het project in kwestie minder dan 3% bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit. Ter indicatie kan daarbij worden aangegeven dat de nieuwbouw van 1.500 woningen en respectievelijk 100.000 m2 kantooroppervlak die ontsloten worden via één ontsluitingsweg minder dan 3% bijdraagt aan de lokale luchtkwaliteit.

In het voorliggende geval omvat het plangebied 430 woningen en/of appartementen en 1.400 m2 bvo voorzieningen. Gebruik makend van bijlage 3a van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteit), wordt op grond van deze aantallen een bijdrage van 0,3608 microgram per kubieke meter becijferd. Daarmee is deze bijdrage aan te merken als niet in betekenende mate.

4.6 Groen

Flora- en Faunawet

De Flora- en Faunawet regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De Flora- en Faunawet legt een zorgplicht op voor alle dieren en planten in Nederland, bijvoorbeeld door de wijze en het tijdstip van uitvoering van bouwplannen waarbij men rekening houdt met het voortplantingsseizoen en met winterverblijfplaatsen en waardoor dieren niet onnodig worden verontrust. Ook legt de Flora- en Faunawet een beschermingsplicht op voor een groot aantal met name genoemde soorten. De wet bevat verbodsbepalingen voor het verwijderen van beschermde plantensoorten van hun groeiplaats, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde diersoorten en het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de algemene beschermde soorten geldt sinds februari 2005 bij ruimtelijke ontwikkelingen een algemene vrijstelling, voor andere soorten die strenger zijn beschermd (vleermuizen, vogels, eekhoorns) kan onder voorwaarden een ontheffing worden aangevraagd.

In november 2010 is een eco-effectenscan uitgevoerd (rapport 210121/AQT 301
ff/JW, zie bijlage 7 bij de toelichting). De conclusies van deze scan luiden als volgt: het verstoren van inheemse vogelsoorten tijdens het broeden is verboden in de Flora en faunawet. Werkzaamheden aan bomen moeten buiten het broedseizoen worden verricht. Nesten van de gierzwaluw en de huismus zijn jaarrond beschermd. Er moet een aanvullende inventarisatie uitgevoerd worden om aanwezigheid van deze nesten te achterhalen. Voor verstoring van algemeen voorkomende zoogdieren (mol, egel) is geen ontheffing nodig maar geldt wel een zorgplicht. Geadviseerd wordt eerst tuinen en groenstroken te rooien, een dag met rust te laten en dan pas te starten met de werkzaamheden. Alle soorten vleermuizen zijn strikt beschermd. Om te onderzoeken of er vaste verblijfplekken van gebouwbewonende vleermuizen aanwezig zijn zal nader onderzoek verricht moeten worden. Indien aanwezig, zullen mitigerende maatregelen moeten worden getroffen en zal voor het project een ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig zijn.

Op 30 september 2013 is een raportage (Bijlage 8 van de toelichting) uitgebracht m.b.t. het nader ecologisch onderzoek naar vleermuizen, gierzwaluw en huismus. Hieruit blijkt dat in het plangebied verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Indien sprake is van sloop van gebouwen dient een ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden. In de rapportage is tevens beschreven welke maatregelen onder andere genomen kunnen worden om de functionele leefomgeving van verblijfplaatsen van vleermuizen te behouden.

4.7 Bodem

Op 1 januari 2006 is de wijziging van de Wet bodembescherming (Wbb) in werking getreden. Vertrekpunt van de nieuwe Wbb is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie.

De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. Vroeger moesten alle functies van de bodem worden hersteld maar dit bleek in de praktijk lastig haalbaar. Hoge kosten en langdurige saneringen zorgden voor stagnatie. De gewijzigde wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:

  • a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
  • b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
  • c. het wegnemen van actuele risico's.

Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen wordt een stuk flexibeler. Het is niet meer altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.

Op en in de directe omgeving van het plangebied hebben bedrijven met bodembedreigende activiteiten hun vestiging (gehad). Het gaat ter plaatse van het plangebied om een vuilverbranding, een ontsmettingsdienst met wasserij en ontsmettingsinrichting, een verfspuitinrichting, smederijen, een benzine-service-station en een elektriciteitscentrale.

Binnen het plangebied zijn in totaal vijf ondergrondse tanks bekend. Deze zijn alle verwijderd of onklaar gemaakt.

In en in de directe omgeving van het plangebied zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in verband met aangetroffen verontreinigingen, herinrichting en/of bouwplannen. Daaruit is gebleken dat op één locatie sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hiervan is sprake bij een gemiddelde overschrijding van de interventiewaarde in meer dan 25 m3 vaste bodem en/of 100 m3 grondwater (bodemvolume). Het betreft het gebied rond de voormalige vuilverbranding en elektriciteitscentrale (De Constant Rebecquestraat 20). Dit geval is reeds gesaneerd. Ter plaatse van het gesaneerde geval is een restverontreiniging achtergebleven waardoor er gebruiksbeperkingen gelden. De gesaneerde locatie is wel geschikt voor het beoogde gebruik.

Niet alle verdachte deellocaties in het plangebied zijn voldoende onderzocht. Voor die delen van het plangebied waar herinrichting en/of nieuwbouw plaatsvindt en waar nog geen onderzoek en/of sanering heeft plaatsgevonden, zal bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd en eventueel gesaneerd moeten worden.

Naast het feit dat nog niet overal binnen het plangebied bodemonderzoek heeft plaatsgevonden, zijn er ook locaties waar het uitgevoerde bodemonderzoek ouder is dan vijf jaar. Indien voor deze locaties bouwplannen/herinrichtingsplannen zijn zullen de bodemonderzoeken geactualiseerd moeten worden.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken zijn de bestaande situatie (hoofdstuk 2), het beleidskader (hoofdstuk 3) en de milieukwaliteitseisen (hoofdstuk 4) uiteengezet. Dit diende ertoe om de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen voor het bestemmingsplan. In paragraaf 5.2 worden de in het plan opgenomen ontwikkelingen aangegeven. In paragraaf 5.3 wordt een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen gemaakt. Met deze keuze kan de opzet van het bestemmingsplan in paragraaf 5.4 globaal beschreven worden.

5.2 Ontwikkelingen

Achtergrond recente planvorming

Het gemeentebestuur heeft een masterplan opgesteld voor de Lijn 11 Zone voor Transvaal en Regentessekwartier-Zuid. Dit masterplan is door de gemeenteraad op 17 december 2009 vastgesteld (RIS 165384). Hierin worden voor Regentessekwartier-Zuid twee parels benoemd: Wonen in het groen rond Park de Verademing en creatief werken en wonen rond de energiecentrale op het voormalige Gemeentelijk Industrie Terrein.

In aansluiting hierop is de Nota van Uitgangspunten Regentesse Zuid (9 december 2010, RIS 170878) vastgesteld en vervolgens het Projectdocument Regentesse Zuid (16 mei 2011). Gedurende dit project is met de bewoners en belanghebbenden nauw samengewerkt. Met het projectdocument en bijlagen is door het college ingestemd op 31 mei 2011 (RIS 180595).

De gewenste ontwikkelingen die van belang zijn voor dit bestemmingsplan zijn beschreven in de bij het Projectdocument opgenomen bijlagen zoals het Projectdocument Regentesse-Zuid (RIS 180595a), de Verfijning Stedenbouwkundig Plan (RIS 180595b), het Beeldkwaliteitplan ((RIS 180595c), het Schetsontwerp Openbare Ruimte (RIS 180595d) en de reacties van de klankbordgroep (RIS 180595l). Het realiseren van een creatieve straat tussen het De Constant Rebecqueplein en het Esperantoplein biedt kansen om de leegstaande kantoren in de Energiecentrale te transformeren naar bedrijfshuisvesting. Dit staat beschreven in het Planboek herontwikkeling kantoren E.ON centrale Den Haag (RIS 180595g).

Het woonzorgcomplex het Zamen heeft een maatschappelijke bestemming gecombineerd met wonen. Om beter aan te sluiten op de ambities voor het gebied en een goede invulling van de begane grond te realiseren wordt een kleine bestemmingswijziging voorzien.

In de planvorming wordt ervan uitgegaan dat het blok met de uitvaartcentra en de voormalige kerk wordt herontwikkeld. Met de eigenaren van de uitvaartcenta wordt hier nog over overlegd. Daarom zijn deze gronden bij recht bestemd en is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze gronden in lijn met het projectdocument te ontwikkelen.

De ambities voor het park aan de westzijde van tramlijn 11 zijn beschreven in het Voorlopig Ontwerp Wijkpark de Verademing (RIS 180595e) en de reactie op dit ontwerp (RIS 180595f). Dit park valt weliswaar buiten het bestemmingsplangebied, maar maakt wel integraal onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling. De eerste proefvakken met beplanting zijn inmiddels aangelegd.

Stedenbouwkundig concept
Het plangebied bestaat uit de snelle buitenwereld van de Loosduinseweg en de Noord West Buitensingel en de rustige binnenwereld rond het Esperantoplein. Deze zijn subtiel met elkaar verbonden. Hiervoor is de typologie van hoge appartementen-blokken naast eengezinswoningen gehanteerd die de binnenwereld met de buitenwereld verbindt. De binnenwereld rond het Esperantoplein bestaat uit een verzameling sterke herkenbare eigen gereide bouwblokken. De blokken C en D zijn in de loop van de planvorming aangepast, waarbij blok C is verlaagd en de blokken D1 en D2 zijn samengevoegd tot één groot blok dat qua maat overeenkomt met het naastgelegen blok en Het Zamen.

Rooilijnen en profielen
Het plangebied kent twee hoofdrichtingen, de ene gericht op de Loosduinseweg en de trambaan van lijn 11 en de andere gericht op de Noord West Buitensingel en het Verversingskanaal.

De bouwblokken aan de buitenzijde zijn georiënteerd op de hoofdrichtingen waaraan ze liggen. Ook de buurtstraten hebben een continue profiel. Het Esperantoplein wordt zo begrensd dat een herkenbaar rechthoekig plein ontstaat. Zo ontstaat een duidelijke structuur met continuïteit in de straatvoering. De hoekverdraaiing wordt opgevangen in de Zamenhofstraat. Door de bijzondere inrichting als parkstraat, de functie als hoofdontsluiting en de brede maat draagt deze oplossing bij aan het bijzondere karakter van deze straat. De Zamenhofstraat zal tussen de gevels minimaal 18 meter breed zijn, maar meestal breder, zodat er genoeg ruimte is voor verkeer en groen.

Om in de architectonische uitwerking voldoende flexibiliteit te houden, zijn de rooilijnen in beperkte mate flexibel. Vaak zijn maximale rooilijnen aangegeven, zodat de bebouwing nog geleed kan worden, of, zoals bij de Loosduinseweg, er bij de uitwerking voor gekozen kan worden net buiten de 63 dB geluidsbelasting te blijven, die nu ongeveer op de rooilijn ligt. Zo nodig zijn minimale straatbreedtes aangegeven, worden maximale maten van de bouwblokken benoemd en zijn bouwblokken uitgelijnd op elkaar. Zo is een helder en flexibel ruimtelijk raamwerk gecreëerd.

Bouwenveloppe en bouwhoogte
De maximale bouwenveloppen worden bepaald door de rooilijnen en de bouwhoogte. Uitgangspunten hierbij zijn het indicatieve programma van 430 woningen met een bandbreedte van 425 - 476 woningen en de hoogte opbouw zoals verwoord in het projectdocument.

Bezonningsonderzoek bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid

De gemeente Den Haag heeft de normen ten aanzien van Bezonning en Windhinder vastgesteld op 9 februari 2010 (RIS 170509). Voor het bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid is een bezonningsonderzoek uitgevoerd omdat het een ontwikkeling mogelijk maakt waarbij sprake is van een bouwhoogte van meer dan 25 meter c.q. nieuwbouw met ten minste 1½ keer de gemiddelde hoogte van de omgeving.

De norm ten aanzien van bezonning en de nieuwe norm (t.a.v. windhinder en windgevaar) vormen voortaan een toetsingskader voor stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten, al of niet gecombineerd met bouwplannen. Indien het project niet voldoet aan de normen dan kan het project worden geweigerd dan wel desalniettemin worden besloten dat onder voorwaarden met de planontwikkeling wordt ingestemd. Naast bezonning en wind weegt de gemeente immers nog vele andere aspecten af zoals architectonische vormgeving, functies, verkeer, parkeren, financiën, volkshuisvesting, sociale veiligheid, enz.

Door Peutz (Bijlage 10 Bezonningsonderzoek) is ten behoeve van dit bestemingsplan een bezonningsonderzoek uitgevoerd en daarbij getoetst aan het al dan niet voldoen aan de Haagse bezonningsnorm van minimaal 2 uur zon op de datum 19 februari. Voor het bezonningsonderzoek is gebruik gemaakt van de stedenbouwkundige mogelijke massa's zoals vastgesteld in het stedenbouwkundig plan. Voor blokken C en D is uitgegaan van de bouwplannen zoals opgenomen op de verbeelding.

Uit het bezonningsonderzoek komt naar voren dat bij een zestal woningen niet meer wordt voldaan aan de bezonningsnormen op 19 februari. De nieuwe zonuren voor deze zes verspreid liggende/geplande woningen liggen tussen de 1.05 en 1.55 minuten, waarbij slechts voor één woning sprake is van een afname van de bezonningsduur van 50% (van 2.10 uur naar 1.05 uur). Indien onverkort wordt vastgehouden aan de norm van 2 uur zou dit onder andere een halvering van de bouwhoogte van de toren hoek Cort-Heyligerstraat - Noord-West Buitensingel betekenen en een halvering van het volume van 42 meter aan de Loosduinseweg, hoek met de Van Geenstraat.

Halvering van de bouwmassa is vanuit volkshuisvesting, financieel en ruimtelijk beeld niet wenselijk. Verplaatsing, zo dat al mogelijk zou zijn, is noch passend binnen het beeldkwaliteitsplan, noch in het stedenbouwkundig plan. Verder is het mogelijk dat bij uitwerking naar een bouwplan niet de gehele envelop benut wordt en het verlies minder wordt dan nu berekend. Bovendien is er in de zomer geen sprake van achteruitgang ten gevolge van de nieuwbouw. Nu er bij het zestal appartementen geen sprake is van een excessieve afname van meer dan 50% en gelet op de betrokken belangen wordt besloten met de betreffende bezonningssituatie in te stemmen.

Naar aanleiding van de aanpassingen van de bebouwingsmogelijkheden op de verbeelding, zowel ambtshalve als naar aanleiding van de zienswijzen, is een aanvullend bezonningsonderzoek d.d. 8 oktober 2015 uitgevoerd. Dit onderzoek onderschrijft de conclusie van het eerdere onderzoek d.d. 7 april 2015 (Bijlage 10 bij de toelichting van het bestemmingsplan), dat de voorziene ontwikkelingen geen onevenredig nadelige gevolgen zullen hebben voor het woon- en leefklimaat van de woningen Bautersemstraat/hoek Boecopkade, alsmede dat er wordt voldaan aan de gemeentelijke normen. Is opgenomen als bijlage 11 van de toelichting.

Windklimaat-onderzoek

Door Peutz is ten behoeve van dit bestemmingsplan een windklimaat-onderzoek uitgevoerd (Bijlage 9 van de toelichting). Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving. Op basis van de berekeningen wordt geen overschrijding van het criterium voor windgevaar in het gebied verwacht.
In het onderzoek is gebruik gemaakt van een 3D-model dat uitging van hogere massa dan dit bestemmingsplan mogelijk maakt bij de blokken C en D. Hierdoor zal de werkelijke situatie beter worden dan uit dit onderzoek blijkt.

Inrichting openbare ruimte
De straten en pleinen in het plangebied zijn geen onderdeel van een netwerk voor doorgaand verkeer. De straten zijn smal, hebben geringe lengtes, en de intensiteit van autoverkeer is laag. Er wordt minimaal op straat geparkeerd.

Het plangebied kent drie soorten openbare ruimte. Twee oost-west lopende parkstraten die de hoofdontsluiting van het gebied vormen en tegelijkertijd de verbinding leggen tussen Park de Verademing en het plangebied: De Zamenhofstraat is de hoofdontsluiting voor autoverkeer. De Van Boecopkade vormt onderdeel van een fiets- en wandelroute langs het Verversingskanaal die de binnenstad, door het plangebied en Park de Verademing met zuidwest Den Haag verbindt. Deze straten krijgen zo mogelijk een parkachtig karakter zodat Park de Verademing als het ware het plangebied binnen 'groeit'. Ze vormen hiermee een onlosmaakbare eenheid.

Een noord-zuid verbinding, in de vorm van een 'creatieve straat' verbindt het Esperantoplein met het De Constant Rebecqueplein en daarmee het plangebied met het gebied rond de Energiecentrale. Dit is het actieve hart van de buurt waar de niet-woonfuncties zoals creatieve bedrijfsruimtes, horeca, kunstenaarsateliers en een theater zich concentreren.

De overige buurtstraten vormen de rustige leefomgeving van de nieuwe bewoners van het plangebied. Doordat deze straten autoluw zijn en de hoeveelheid parkeerplaatsen minimaal is hebben deze straten een voetgangervriendelijk karakter en ligt de nadruk op verblijfskwaliteit: de collectieve voortuin van de bewoners. Aan de Loosduinseweg en Noord-West Buitensingel worden, ter plaatse van de nieuwe bebouwing, ventwegen aangelegd. Deze vormen een buffer tussen de woningen en de hoofdwegen en vergroten de toegankelijkheid van de randen.

Programma

Het programma is gedurende het proces van masterplan tot projectdocument aangepast, zodat het aansluit aan de huidige marktomstandigheden. Dit heeft geleid tot het navolgende programma, dat in het projectdocument en bijlagen uitgebreid beschreven wordt.

Wonen
In het projectdocument wordt uitgegaan van 430 woningen, met een bandbreedte van 425 tot en met 476 woningen. Het woonprogramma wordt verdeeld over verschillende categorieën: eengezinswoningen, beneden-bovenwoningen en appartementen. Er is sprake van 30% sociale huur voor heel Regentesse Zuid. Dit is inclusief de 132 woningen van Eykenburg in het Zamen. Dit betekent dat bij 430 woningen minimaal 32 sociale huurwoningen worden gerealiseerd.

Kansen voor bijzondere woonvormen zijn er in Blok B aan het Esperantoplein (gelegen tussen de Van Boecopkade, Zamenhofstraat en Esperantostraat), waar gedacht wordt aan collectief particulier opdrachtgeverschap. Woonwerkwoningen zijn in principe overal mogelijk. De Esperantopleinzijde van Blok B biedt kansen voor bijzondere woonwerkwoningen, passend bij de uitstraling van de creatieve as. Hiervoor is de maximale bouwhoogte aan de zijde van het Zamen 24 meter hoog. Aan de zijde van de woningen aan de Bautersemstraat is de maximale bouwhoogte vier tot vijf lagen. Langs de doorgaande wegen biedt de maximale bouwhoogte van vier tot vijf lagen kansen om op de begane grond kleinschalige voorzieningen te realiseren, zoals bijvoorbeeld woonwerkwoningen.

Bedrijven
De creatieve straat verbindt verschillende soorten bestaande bedrijvigheid met elkaar. De straat zal het De Constant Rebecqueplein met DCR verbinden met het Esperantoplein met het Magazijn, de woonwerkwoningen aan de Bautersemstraat en het Zamen. Rond de creatieve straat wordt ingezet op de realisatie van creatieve ruimtes.

Kavel A (gelegen tussen het Verversingskanaal, het Magazijn, het Zamen en het gasverdeelstation) met de bestemming GD-1 ligt aan de creatieve straat, het Verversingkanaal, de langzaam verkeersroute en aan het Esperantoplein. Dit is een geschikte locatie voor bedrijfsonroerendgoed. Over de eerste 1,5 à 2 lagen van dit bouwblok is er is ruimte voor ruim 1.000 m2. Voor deze locatie wordt, met name langs het Verversingskanaal, horeca passend bij de creatieve straat overwogen. Het stedenbouwkundige kader houdt de mogelijkheid open om op de bovenste verdieping een instituut of creatieve bedrijfsruimte te realiseren, voor zover dit binnen de beperkingen vanuit externe veiligheid mogelijk is.

Langs de Loosduinseweg is op de begane grond ruimte voor bedrijfsonroerendgoed in de maatschappelijke, zakelijke en persoonlijke dienstverlening.

Aan de De Constant Rebecquestraat en de toekomstige creatieve straat ligt de energiecentrale van E.on, het voormalige hoofdkantoor van het Gemeentelijk Electrisch bedrijf (GEB). Met E.on wordt gesproken om de circa 2.350 m2 kantoren van de 'Electriciteitsfabriek', om te bouwen tot units voor een jonge, zakelijke, creatieve, progressieve en energieke doelgroep. Dit zogenoemde Energiehuis vormt één van de vliegwielen voor de ontwikkeling van de Energiecentrale. Het tweede vliegwiel is het verplaatsen van de hekken rond de centrale die het gebouw nu volkomen isoleren van de buurt. Zo ontstaat vanaf het De Constant Rebecqueplein, tussen het Energiehuis en DCR door een straat die over de brug doorgetrokken eindigt bij het Esperantoplein. Deze ruimte vormt de eerder genoemde Creatieve straat, een levendige, prettige langzaam verkeersroute met ruimte voor bedrijvigheid.

Bestaande functies
De bestaande bebouwing zoals het Magazijn, de woonwerkwoningen aan de Bautersemstraat en de culturele broedplaats DCR dragen bij aan het creatieve milieu. De aanwezige creatievelingen en de ontwikkeling van het gebied bieden kansen om de creatieve as verder te versterken. Ook in het woonzorgcomplex het Zamen is ruimte voor bedrijvigheid. In eerste instantie gericht op de zorgfunctie, maar het biedt ook ruimte voor functies die de creatieve as kunnen versterken.

Planning
De ontwikkeling en realisatie van de gebiedsontwikkeling wordt opgedeeld in fasen en is gepland in de periode tot 2019 - 2022.


Verkeer en parkeren
Autoverkeer 

Het ontbreken van doorgaand verkeer vormt het kader voor het verkeerssysteem. Er is gekozen voor één centrale toegangsweg: de Zamenhofstraat. Vanaf hier verdeelt het autoverkeer zich over het gebied en naar de parkeergarages. Ook zijn er enkele straten die aantakken op het hoofdwegennet, zodat de bereikbaarheid van en naar verschillende richtingen in de stad gewaarborgd blijft. Alleen de Zamenhofstraat wordt tweerichtingsverkeer. De overige wegen zijn éénrichtingsverkeer en zo gericht dat logische routes ontstaan en sluipverkeer vermeden wordt. Langs de hoofdwegen en voor de nieuwe bebouwing liggen ventwegen, die de bereikbaarheid van de functies aan deze wegen garanderen en afstand scheppen tussen hoofdweg en bebouwing.

Langzaam verkeer
De bereikbaarheid van het gebied voor langzaam verkeer wordt verbeterd door het maken van logische routes. De route langs het Verversingskanaal verbindt het plangebied, de creatieve as met het park en met de omliggende buurten. Deze route loopt verder door het park richting Cartesiusstraat. De brug over het Verversingskanaal maakt onderdeel uit van de creatieve as en verbindt de Energiecentrale en het plangebied.

Parkeren
Binnen de bouwblokken worden parkeerplaatsen gerealiseerd, veelal door een maaiveld oplossing omzoomd door woningen, met als doel een levendige plint. De resterende parkeerbehoefte wordt opgelost in een collectieve voorziening en langs de ventwegen parallel aan de hoofdroutes.

De collectieve parkeervoorziening komt op kavel A tussen het Zamen en het Verversingskanaal. Hier wordt over meerdere lagen boven het bedrijfsonroerendgoed een voorziening gebouwd voor de resterende parkeerbehoefte vanuit de woningen (bezoekersparkeren en tweede auto's). Daarnaast wordt compensatie gerealiseerd voor de op te heffen parkeerterreinen van al aanwezige functies (sportvoorzieningen, scholen, Magazijn, het Zamen (deels), Staedion kantoor). In de Bautersemstraat en rond het 's Gravendamcomplex worden bestaande parkeerplaatsen voor bestaande functies gehandhaafd. Dit geldt ook voor de al geplande parkeerplaatsen rondom het Zamen.

Door de grote diversiteit aan gebruikers voor de openbare plekken kan met een dubbelgebruik reductie gerekend worden. De collectieve parkeervoorziening kan naar gelang het te realiseren programma, de bijbehorende normen, de daadwerkelijke bezetting vanuit andere gebruikers en de fasering in delen gerealiseerd worden.

Fietsen van bewoners worden nabij de woningen intern gestald. Hiervoor is ruimte in de woonblokken. Fietsnietjes zijn er voor bezoekers.

Mobiliteit

Het bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid maakt de ontwikkeling mogelijk van maximaal 475 woningen. Gemiddeld wordt uitgegaan van vier ritten per etmaal per woning, twee ritten heen en twee ritten terug. De totale verkeersproductie bedraagt dan 1.900 ritten (475 woningen maal 4 ritten).

De genoemde 1.900 ritten bestaan uit twee groepen. Voor het stadsdeel Segbroek, waar het Regentessekwartier onderdeel van uitmaakt, geldt gemiddeld genomen dat 70% van de ritten binnen Den Haag blijft en 30% een bestemming buiten Den Haag heeft (bron: Verkeersmodel Haaglanden 2014). Voor het rijkswegennet is de 30% van de ritten – 570 – relevant. Daarbij wordt de aanname gedaan dat de verdeling van die ritten als volgt is:

  • 1/3 Rotterdam (A13)
  • 1/3 Amsterdam (A4)
  • 1/3 Utrecht (A12)

A13 – verkeer Rotterdam: 190 ritten

Dit verkeer maakt gebruik van de aansluiting Ypenburg. Op een totaal van 44.000 motorvoertuigen op deze aansluiting betekent dit een toename van 0,4%, verspreid over 24 uur.

Verkeer A12 – Utrecht en A4 – Amsterdam

In totaal gaat dit om 380 ritten, verdeeld over de route Zuid-Hollandlaan – Utrechtsebaan en de route Vaillantlaan – Maanweg naar de A12. Dit verkeer rijdt in beide routes over het Prins Clausplein.

Indien al het verkeer voor de route Zuid-Hollandlaan – Utrechtsebaan zou kiezen, dan betekent dit per etmaal een toename van 0,6% op een totaal van 60.000 motorvoertuigen die rijden op de Zuid-Hollandlaan. Op het eerste deel van de Utrechtsbaan rijden eveneens 60.000 motorvoertuigen, dus ook hier een stijging van 0,6%.

Indien al het verkeer voor de route Vaillantlaan – Maanweg zou kiezen, dan betekent dit per etmaal een toename van 0,9% op een totaal van 43.000 motorvoertuigen dat gebruik maakt van deze aansluiting.

In werkelijkheid zullen de genoemde percentages (per aansluiting) lager uitvallen omdat het verkeer zich verspreidt over de verschillende routes. De toenames zijn marginaal en om die reden acceptabel. De verkeerseffecten van het bestemmingsplan op (de aansluiting van) de rijksweg A12 zijn derhalve nihil.

5.3 Keuze en verantwoording van bestemmingen

Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (plankaart), regels en een toelichting. De eerste twee onderdelen zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de kaart en de regels. De analoge verbeelding is, gelet op de aard en omvang van het plangebied, afgedrukt op een topografische ondergrond met een schaal van 1:1000.

Een belangrijk onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vormt de digitaliseringsverplichting. De Wro bepaalt dat een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar moet zijn. Dit heeft onder meer geleid tot de introductie van twee nieuwe begrippen: 'analoge verbeelding' en 'digitale verbeelding'.

Onder analoge verbeelding wordt verstaan: alle te verbeelden informatie van een ruimtelijk plan op papier. De term analoge verbeelding is dus een synoniem voor de tot nu toe altijd gebruikte term plankaart.

De 'digitale verbeelding' is een interactieve raadpleegomgeving via het internet (www.ruimtelijkeplannen.nl) die de gehele inhoud van het bestemmingsplan ontsluit overeenkomstig de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2008). Door een muisklik op een bepaalde plek verschijnen de bijbehorende regels voor die plek in beeld. Onder de term digitale verbeelding wordt dan ook niet alleen het ruimtelijk beeld, maar ook de daarbij behorende juridische informatie (regels) verstaan. Indien de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden is de digitale verbeelding beslissend.

Op de bij het onderhavige bestemmingsplan behorende verbeelding zijn alle noodzakelijke en op grond van het Besluit ruimtelijke ordening vereiste gegevens ingetekend. Er is daarbij onderscheid gemaakt in bestemmingen en aanduidingen op de verbeelding. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. Elk stuk grond van het plangebied heeft een bestemming. Deze wordt zichtbaar gemaakt door middel van een kleur, op de analoge verbeelding al dan niet in combinatie met een letter, ter aanduiding van de bestemming en een getal dat de maximale toegestane (goot- en nok)hoogte en/of bebouwingspercentage aangeeft. Daardoor is het mogelijk om te zien welke bestemmingen zijn gegeven aan de gronden en opstallen binnen het plangebied. Elke op de verbeelding ingetekende bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsartikel in de regels. De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze gronden binnen de desbetreffende bestemming gebruikt mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen geven dientengevolge, in samenhang met de regels, duidelijkheid over wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan.

Op de digitale en analoge verbeelding zijn bouwhoogten aangegeven. Gekoppeld aan bouwvlakken is een maatvoering voor (goot- en nok)hoogte, afgerond in meters en conform SVBP 2012, bijlage 9, opgenomen. De waarde op de verbeelding geeft de maximaal toegelaten (goot- en nok)hoogte van een gebouw aan. Daarnaast wordt ook in de bouwregels van het bestemmingsplan een en ander bepaald over bouwhoogten.

Bij het bepalen van de daadwerkelijke hoogte van gebouwen is gebruik gemaakt van stereokartering met behulp van luchtfoto's. De maximaal toegelaten bouwhoogte kan afwijken van de daadwerkelijke hoogte van een gebouw: aan het vaststellen van een maximale bouwhoogte liggen stedenbouwkundige overwegingen ten grondslag.

Voorts wordt de opzet van het bestemmingsplan ingegeven door de relevante beleidskaders en omgevingsfactoren. In onderstaande tabellen (beslissingstabel) is aangegeven op welke onderdelen de in dit bestemmingsplan beschreven beleidskaders en omgevingsfactoren hun vertaling hebben gevonden in het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze paragraaf vormt dan ook als het ware de schakel tussen de toelichting van het bestemmingsplan en de daarbij behorende regels en verbeelding.

Beleidskader   Vertaling in het bestemmingsplan  
De Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de provinciale "Verordening Ruimte" zet in op een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk, goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur.   Het bestemmingsplan maakt een stedelijk woonmilieu mogelijk gelegen aan de rand van de Haagse binnenstad en zeer goed verbonden per openbaar vervoer, over weg en met de fiets.  
De Verordening Ruimte laat uitbreiding van detailhandel slechts toe op plekken die gelegen zijn binnen bestaande winkelconcentraties en kantoren binnen de bestaande haltes van het Zuidvleugelnet.   Het bestemmingsplan maakt voornamelijk de realisatie van woningen mogelijk. Hierbij worden verouderde grootschalige kantoren, portiekwoningen enige voorzieningen en bedrijven vervangen door nieuwbouw. Ook wordt ingezet op transformatie van leegstaande kantoren naar kleinschalige bedrijfsruimte. Naast woningen zijn er beperkte mogelijkheden voor bedrijven, cultuur en ontspanning, kantoor, horeca, dienstverlening en zorggerelateerde detailhandel. Deze functies versterken de kwaliteiten van het gebied. Het bestemmingsplan voldoet aan de SER ladder omdat actief en passief ingezet wordt op hergebruik van kantoorgebouwen voor andere functies.  
De Structuurvisie / Haagse Verdichting houdt voor Regentessekwartier - Zuid in dat invulling wordt gegeven aan:  
- binnenstedelijke verdichting;
- functiewijziging (ombouwen van kantoorgebouwen naar woningbouw);
- optoppen (minimaal vijf bouwlagen/dakopbouwen).
 
Voor het binnen de bestaande stad gelegen plangebied wordt ingezet op de verdere transformatie van het voormalige Gemeentelijk Industrieterrein naar een centrumstedelijk woonmilieu.
Tevens worden grootschalige kantoren vervangen door woningbouw en wordt een karakteristiek kantoorgebouw getransformeerd naar bedrijfshuisvesting.
Waar mogelijk zoals langs de doorgaande wegen en aan het plein wordt ingezet op hogere bebouwing.  
Masterplan Lijn 11   Het voormalige Gemeentelijk Industrieterrein (GIT) is samen met het park De Verademing en de E.ON-centrale een 'parel' uit het masterplan Lijn 11-zone. In het masterplan is voor Regentessekwartier-Zuid uitgegaan van een hoogstedelijk en creatief woon- en werkmilieu. Dit milieu wordt door middel van dit bestemmingsplan nader vormgegeven.  
De Haagse Nota Mobiliteit hanteert een rangorde in haar wegenstructuur. Naast de hoofdwegen voor het doorgaande verkeer zijn er de wegen van een lagere orde die het verkeer tussen wijken en het buurtgebonden verkeer moeten afwikkelen: buurtontsluitingswegen (straten) en erfontsluitingswegen (verblijfs- en woonstraten). Verblijfsgebied ten slotte is openbare ruimte waar geen autoverkeer is toegestaan en waar de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de verblijfsfunctie.   De bestemming Verkeer-Hoofdverkeersweg is gericht op de hoofdverkeerswegen aan de rand van het gebied: Noord West Buitensingel en Loosduinseweg. De straten bedoeld voor bestemmingsverkeer binnen het gebied hebben de bestemming Verkeer-Verblijfsstraat. De verblijfsgebieden zoals de creatieve as, het centrale plein en de kade hebben waar mogelijk de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied.  
De nota “Parkeerkader Den Haag 2010-2020” gaat mede in op het faciliteren van de parkeerbehoefte en het benutten van schaarse ruimte.   De parkeerbehoefte is bepaald volgens de Nota Parkeernormen Den Haag. Binnen de bouwblokken worden parkeerplaatsen gerealiseerd. De resterende parkeerbehoefte van bewoners (tweede auto's) en bezoekers wordt grotendeels gerealiseerd in een collectieve gebouwde parkeervoorziening. Deze biedt ook plaats aan op te heffen parkeerplaatsen van bestaande functies, zoals sport, scholen, woonzorg en bedrijven. Door de grote diversiteit aan gebruikers kan met dubbelgebruik rekening gehouden worden. Langs de ventwegen wordt geparkeerd. Enkele bestaande parkeerplaatsen blijven behouden. Samen met het verkeerssysteem ontstaat een aantrekkelijke openbare ruimte, waar efficiënt gebruik van wordt gemaakt.  
Wonen    
De kern van de Woonvisie 2009-2020 is als Den Haag zich meer op de kaart wil zetten als woonstad, moet de stad zich versterken door meer differentiatie in woonmilieus en woonsferen te creëren en de woonkwaliteit verhogen.   Het plangebied biedt de stad een zeldzame kans voor uitbreiding met een nieuw woonmilieu, dat inspeelt op ongebonden creatieven, die het internationale profiel van de stad kunnen schragen. Het gebied biedt, profiterend van het sterke woonmilieu van het Regentessekwartier, kansen voor nieuwe concepten van stedelijke grondgebonden woningen, met werken aan huis en stedelijk wonen in appartementen van kleine studio's tot ruime penthouses.  
Economie   In het plangebied wordt transformatie van leegstaande kantoren naar kleinschalige bedrijfsruimte mogelijk gemaakt. Tevens worden de functies cultuur en ontspanning, kantoor, horeca, dienstverlening en zorggerelateerde detailhandel in beperkte mate gefaciliteerd.  
Gemeentelijk beschermd stadsgezicht Regentessekwartier   De rand van het plangebied, aan de zijde van de Constant Rebequestraat, maakt onderdeel uit van het sinds 2002 gemeentelijk beschermde stadsgezicht Regentessekwartier. Voor dit deel van Regentessekwartier dat het hier met name gaat om de openbare ruimte, het stedenbouwkundig patroon en situering naar ontwerp van Ir. Lindo uit 1891 met de kenmerkende verkeersdiagonalen waaronder de Constant Rebequestraat. De stedenbouwkundige, architectuurhistorische en cultuurhistorische waarden van dit deel van het plangebied zijn gewaarborgd in dit bestemmingsplan door middel van een gebiedsaanduiding "Overige zone - Gemeentelijk beschermd stadsgezicht". Als bijlage bij de regels zijn het aanwijzingsbesluit met bijbehorende toelichtingen en begrenzingskaart opgenomen.
De reden waarom er hier (en bij volgende bestemmingsplannen) gekozen wordt voor een gebiedsaanduiding, terwijl bij Rijksbeschermde stadsgezichten gekozen wordt voor een dubbelbestemming "Waarde-cultuurhistorie", is dat de (landelijke) regeling inzake de (on)mogelijkheid tot vergunningvrij bouwen wezenlijk verschilt. Bij gemeentelijk beschermd stadsgezicht is wél sprake van vergunningvrij bouwen. Bij Rijksbeschermd stadsgezicht geldt een "nee, tenzij"-regeling: daar kan alleen vergunningvrij worden gebouwd, als dat expliciet door de gemeente in een bestemmingsplan is vastgelegd. Daar beide beschermde stadsgezichten soms in eenzelfde plangebied voorkomen (nb. niet in dit geval, maar wel bijvoorbeeld bij Duinoord), is het verschil op deze wijze duidelijker zichtbaar op de digitale verbeelding. Inhoudelijk is echter in de regels gekozen voor een vrijwel gelijkluidende beschermende regeling.  

5.4 Toelichting op de regels

De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • 1. Inleidende regels. De inleidende regels (artikel 1 en 2) lichten de begrippen toe die in de regels voorkomen en ook de wijze van meten (hoogte, diepte, etc.) die moet worden gehanteerd.
  • 2. Bestemmingsregels. De bestemmingsregels (artikel 3 tot en met 22) bevatten voor elke bestemming een omschrijving van de bestemming en bouwregels. Als specifiek voor een bestemming een afwijkingsbevoegdheid geldt, is deze in het betreffende artikel opgenomen.
  • 3. Algemene regels. De algemene regels (artikel 23 tot en met 28) bevatten voor alle bestemmingen geldende regels: algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en algemene procedureregels.
  • 4. Overgangs- en slotregels. Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 29, de slotregel in artikel 30.
5.4.1 Inleidende regels

In artikel 1 worden belangrijke begrippen die in het plan veel voorkomen, nader gedefinieerd. Aandacht verdienen de begrippen aan-huis-gebonden bedrijf, en aan-huis-gebonden beroep. Wanneer in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan-huis-gebonden bedrijf en/of beroep toegestaan.
Op basis van jurisprudentie mogen deze activiteiten:
- geen hinder voor de woonsituatie opleveren;
- naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
- geen detailhandel en/of horeca betreffen;
- geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

In artikel 2 is aangegeven hoe afstanden en maten die in de regels worden voorgeschreven, moeten worden gemeten. Het definiëren van begrippen en de aanwijzingen voor het meten, vergroten de duidelijkheid en de rechtszekerheid. De regeling voor bestaand gebruik dat afwijkt van de bestemming is onderdeel van de algemene gebruiksregels.

5.4.2 Bestemmingsregels
5.4.2.1 Artikel 3 Bedrijf - 1

Deze bestemming ziet op de (voormalige) warmtekrachtcentrale met het transformatorstation aan de zijde van de De Constant Rebecquestraat en het gasontvangststation ten zuiden van het Verversingskanaal.In verband hiermee is een zonering aanwezig, welke op de verbeelding is weergegeven met een gebiedsaanduiding "Geluidzone-industrie".

Naast bedrijfsmatige activiteiten is ook dienstverlening toegestaan. De laatste functie is een uitbreiding ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Tevens is ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoor' de functie kantoor toegestaan.

5.4.2.2 Artikel 4 Bedrijf - 2

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van een brandweerkazerne.

5.4.2.3 Artikel 5 Cultuur en ontspanning

Deze bestemming ziet onder meer op de functies atelier, creativiteitscentrum, (muziek)theater, tentoonstellingsruimte en muziekschool- en studio. Een logiesgebouw voor kunstenaars en horeca en ondergeschikte detailhandel zijn tevens toegestaan.

5.4.2.4 Artikel 6 Gemengd - 1

De voor Gemengd 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor bedrijf, dienstverlening, kantoor, horeca in de categorie middelzwaar, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.4.2.5 Artikel 7 Gemengd - 2

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor garagebedrijf, detailhandel in volumineuze goederen, wonen en al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen.

5.4.2.6 Artikel 8 Groen

Deze bestemming heeft betrekking op groen(voorzieningen) en plantsoenen. Tevens zijn speelvoorzieningen toegestaan.

5.4.2.7 Artikel 9 Kantoor

De functies kantoor en dienstverlening zijn binnen deze bestemming toegestaan.

5.4.2.8 Artikel 10 Maatschappelijk - 1

De voor de bestemming Maatschappelijk 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor gezondheidszorg, dienstverlening, zorg- en welzijnsinstelling, zorggerelateerde detailhandel en wonen.

5.4.2.9 Artikel 11 Maatschappelijk - 2

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor uitvaartcentrum.

5.4.2.10 Artikel 12 Maatschappelijk 3

De voor 'Maatschappelijk - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor welzijnsinstelling.

5.4.2.11 Artikel 13 Verkeer-Hoofdverkeersweg

Aan de hoofdverkeerswegen die zich in het plangebied bevinden is de bestemming Verkeer - Hoofdverkeersweg toegekend.

5.4.2.12 Artikel 14 Verkeer-Openbaar vervoer

De vrijliggende tramtracés zijn in deze bestemming ondergebracht. De bestemming laat alleen bouwwerken ten behoeve van deze functie toe.

5.4.2.13 Artikel 15 Verkeer-Verblijfsgebied

Deze bestemming heeft betrekking op de verblijfsgebieden voor voetgangers en fietsers die zich in het plangebied bevinden. Parkeren is binnen deze bestemming niet toegestaan.

5.4.2.14 Artikel 16 Verkeer-Verblijfsstraat

Aan de 30 km straten in het plangebied is de bestemming Verkeer - Verblijfsstraat toegekend.

5.4.2.15 Artikel 17 Water

De voor water aangewezen delen van het plangebied zijn onder meer bestemd voor water, oever en waterberging.

5.4.2.16 Artikel 18 Wonen - 1

Deze bestemming ziet op bestaande woningbouw. Binnen deze bestemming wordt naast de functie wonen ook een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn ook de functies bedrijf, dienstverlening en horeca in de categorie middelzwaar mogelijk, echter uitsluitend op de begane grond.  

5.4.2.17 Artikel 19 Wonen - 2

Deze bestemming ziet op nog te realiseren woningbouw." Binnen deze bestemming wordt naast de functie wonen ook een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' zijn ook de functies bedrijf, dienstverlening en horeca in de categorie middelzwaar mogelijk, echter uitsluitend op de begane grond.  

5.4.2.18 Artikel 20 Leiding-Gas

De bestemming "Leiding - Gas" is toegekend aan de buisleiding van de Gasunie. Voor deze leiding geldt een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. De gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding.

5.4.2.19 Artikel 21 Leiding-Hoogspanning

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse 150 kV-verbinding voor het transporteren van electriciteit.

5.4.2.20 Artikel 22 Leiding-Riool

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een rioolleiding.

5.4.3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels gelden voor alle bestemmingen. In de eerste plaats wordt hierin nu ook algemeen gesteld dat bouwwerken niet buiten bestemmings- en bebouwingsgrenzen mogen worden gebouwd. Kleine overschrijdingen van deze grenzen voor stoepen, kozijnen en dergelijke zijn wel toegestaan. Grote overschrijdingen van deze grenzen voor overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen zijn tot een bepaalde omvang ook toegestaan. Verder is algemeen voorgeschreven dat bouwwerken beneden peil uitsluitend zijn toegestaan binnen een bouwvlak, dat deze ondergrondse bebouwing uit niet meer dan één bouwlaag mag bestaan en is de bouw van installaties voor mobiele telecommunicatie in principe toegestaan op alle gebouwen met uitzondering van rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of gebouwen in een rijksbeschermd stadsgezicht. Afwijken van deze algemene bouwregels wordt geregeld in de algemene afwijkingsregels, in artikel 27.

Artikel 25 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is een algemeen gebruiksverbod opgenomen: het is verboden de in het plan begrepen gronden en de zich daarop bevindende opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming of met de regels van het plan. Er is expliciet aangegeven dat onder zulk gebruik ook wordt begrepen het gebruik als opslagplaats voor voorwerpen, stoffen en materialen die niet meer bruikbaar zijn of niet meer worden gebruikt waarvoor ze zijn bedoeld en het gebruik als sekswinkel, seksinrichting, kamerverhuurbedrijf, paddoshop, belwinkel of garagebedrijf: functies die voorheen in de Leefmilieuverordening werden verboden of althans gereguleerd.

Als in de bestemmingsregels wonen is toegestaan, is impliciet ook het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep toegestaan. In de algemene gebruiksregels is ook een regeling vervat voor het uitoefenen van een aan huis verbonden bedrijf en/of beroep:

  • De activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de milieuwetgeving vergunning- dan wel meldingplichtig zijn.

Op grond van de Wet milieubeheer vergunning- of zelfs meldingplichtige activiteiten passen uiteraard niet in de woonomgeving. Maar ook indien een activiteit niet vergunning- of meldingplichtig is, bestaat er kans op ongewenste overlast voor de omgeving, bijvoorbeeld geluid- of geurhinder. Dit kan met name het geval zijn bij de meer ambachtelijke beroepen. Van geval tot geval dient de (kans op) hinder voor de woonsituatie te worden nagegaan. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de hinder in principe niet onevenredig veel groter mag zijn dan in redelijkheid bij 'normale' bewoning (zonder beroepsuitoefening) het geval zou zijn.

  • De activiteiten mogen naar de aard en visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning.

Van belang is dat het karakter van de woning duidelijk herkenbaar blijft en dat de nadruk niet komt te liggen op de beroepsuitoefening. Ter illustratie: reclame-uitingen, anders dan een bescheiden 'bordje naast de deur' of de uitstalling van goederen op het bijbehorende erf betekenen reeds dat aan het karakter van de woning afbreuk wordt gedaan.

  • De activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen.

Detailhandel en horeca leveren in de regel een zodanig ongewenste verkeersaantrekkende werking op, dat het toelaten ervan in woongebied niet zonder meer passend wordt geacht.

  • De activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen in de omgeving veroorzaken.

Dit betekent dat wanneer de beroepsuitoefening een te grote verkeersaantrekkende werking heeft, deze niet is toegestaan. Wanneer dit het geval is, is niet op voorhand aan te geven. Dit hangt mede af van de stedenbouwkundige en verkeerskundige situatie ter plaatse. Ter illustratie: wanneer in de praktijk dagelijks gedurende langere tijd meer dan twee parkeerplaatsen benodigd zijn in verband met de uitoefening van een beroep aan huis, kan reeds sprake zijn van parkeerproblemen. Uiteraard is dit mede afhankelijk van de bestaande parkeerdruk in de omgeving. In voorkomende gevallen zal in overleg met gemeente en omwonenden naar een passende oplossing moeten worden gezocht.

  • De activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maar een deel van de bebouwde oppervlakte mag bedragen.

Ook deze (direct meetbare) voorwaarde draagt eraan bij dat de eventuele hinder voor de omgeving wordt beperkt. Wanneer bijvoorbeeld de woning (vrijwel) geheel zou worden aangewend voor de beroepsuitoefening, is de kans op een ongewenste uitstraling naar de omgeving relatief groot.

Artikel 26 Algemene aanduidingsregels

De algemene aanduidingsregels hebben betrekking op de gebiedsaanduiding Geluidzone - Industrie, welke op de verbeelding is opgenomen.

Artikel 27 Algemene afwijkingsregels

Afwijken van de algemene gebruiksregels, ook het afwijken voor het meest doelmatige gebruik, wordt geregeld in artikel 27. Het bevoegd gezag kan in geringe mate afwijken van de maatvoering die in de bouwregels is bepaald en ook voor geringe afwijkingen in de begrenzing van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen. Verder is afwijken mogelijk voor de bouw van kleine nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en containers voor huishoudelijk afval. Tenslotte is afwijken mogelijk voor het bouwen beneden peil, buiten het bouwvlak. In het artikel is ook de mogelijkheid van een Bed & Breakfast binnen een woonfunctie geregeld, met dien verstande dat dit geen onevenredige aantasting van de leefomgeving met zich mee brengt.

Een belangrijk element van dit artikel is de afwijking van het algemene gebruiksverbod: het bevoegd gezag kan afwijken van het algemeen gebruiksverbod, indien strikte toepassing van het algemene gebruiksverbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Wel moet dit andere gebruik aansluiten bij het gebruik conform de bestemming en mag toepassing van de afwijking niet leiden tot een bestemmingswijziging.

Artikel 28, Algemene wijzigingsregels, ziet op het blok met de uitvaartcentra en de voormalige kerk. Met de eigenaren van de uitvaartcenta wordt nog overlegd over herontwikkeling. Daarom zijn deze gronden bij recht bestemd en is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze gronden in lijn met het projectdocument te ontwikkelen.

Overgangs- en slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht

De overgangsregels hebben als doel tijdens de overgang naar een nieuw bestemmingsplan de rechtstoestand vast te leggen van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn gebouwd of nog gebouwd kunnen worden - dat wil zeggen waarvoor bouwvergunning is verleend of nog te verlenen is - en die afwijken van de bouwregels in dit plan. Het tweede lid van dit artikel heeft betrekking op het gebruik van gronden en bouwwerken, voor zover dit gebruik op het tijdstip van rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan afwijkt van dit plan.

Artikel 30 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam de regels van het bestemmingsplan moeten worden aangehaald: 'Regels bestemmingsplan Regentessekwartier - Zuid'

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Afdeling 6.4 Grondexploitatie) verplicht gemeenten om tegelijkertijd met een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, tenzij het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Ten behoeve van een ontwikkeling is het nodig het kostenverhaal te regelen. Indien, zoals in dit geval, sprake is van een bouwplan als voornoemd, is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via:

  • een gemeentelijke grondexploitatie, waarbij sprake moet zijn van gemeentelijke gronduitgifte;
  • meerwaardesuppletie via de erfpachtcanon;
  • een anterieure overeenkomst met de eigenaar over de ontwikkeling;

In dit geval is er sprake van een anterieure overeenkomst. De gemeente Den Haag, Staedion en Proper Stok hebben in oktober 2012 een samenwerkingsovereenkomst gesloten ten behoeve van de gebiedsontwikkeling "Regentesse Zuid" (RIS 248024). Voor het bestemmingsplan geldt dat het kostenverhaal voor alle bouwplannen als bedoeld in art. 6.12 Wro door deze overeenkomst verzekerd is. De gemeente heeft daarom niet de plicht om een exploitatieplan vast te stellen.

Om het tekort in de vertrouwelijke, bij de samenwerkingsovereenkomst behorende, businesscase te dekken doet de gemeente een onrendabele bijdrage van € 15 mln. De dekking voor deze bijdrage is beschikbaar gesteld via collegebesluit DSO/2011.613 (RIS 180595). Staedion is via de samenwerkingsovereenkomst de verplichting aangegaan een onrendabele bijdrage te doen voor het overige deel van het tekort.

Er is in het bestemmingsplan ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Pas wanneer gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid dient het kostenverhaal te worden gewaarborgd.

Omdat het kostenverhaal voor de direct bestemde ontwikkelingen anderszins is verzekerd en aanvullende eisen niet noodzakelijk zijn wordt - op grond van artikel 6.12 tweede lid Wro - besloten geen exploitatieplan vast te stellen. Het bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Artikel 3.1.1 Bro-overleg

Het concept van het ontwerp-bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid is op 9 augustus 2013 in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan de volgende instanties toegezonden:

  • 1. Ministerie van EL&I
  • 2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland
  • 3. Provincie Zuid-Holland
  • 4. Stadsgewest Haaglanden
  • 5. Hoogheemraadschap van Delfland
  • 6. Dunea
  • 7. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
  • 8. Politie Haaglanden
  • 9. Veiligheidsregio Haaglanden, Regionale Brandweer
  • 10. Veolia Transport Haaglanden
  • 11. HTM Personenvervoer
  • 12. Stedin B.V.
  • 13. TenneT Regio West
  • 14. N.V. Nederlandse Gasunie
  • 15. E.on
  • 16. Kamer van Koophandel
  • 17. Koninklijke Horeca Nederland
  • 18. Fietsersbond enfb
  • 19. Algemene Vereniging voor Natuurbescherming
  • 20. Haags Monumentenplatform
  • 21. Stichting Vrienden van Den Haag
  • 22. Stichting BOOG
  • 23. Bewonersorganisatie Regentes/Valkenbos
  • 24. Eykenburg/Het Zamen
  • 25. Het Magazijn
  • 26. Proper Stok
  • 27. Staedion
  • 28. ODH

Van de instanties onder nummer 2, 3, 5, 11, 15 en 28 zijn de hieronder geciteerde reacties ontvangen. De reactie van de instantie onder nummer 9 is, voor zover relevant, in het bestemmingsplan verwerkt. Tevens is een reactie ontvangen van "Kopersvereniging Het Werkpaleis".

2. Rijkswaterstaat Zuid-Holland

Mobiliteitseffecten

"Rijkswaterstaat is beheerder van de nabij uw plangebied gelegen rijksweg A12 en ziet toe op een vlotte en veilige doorstroming van het verkeer. Rijkswaterstaat verlangt dat bij nieuwe grootschalige ontwikkelingen een analyse wordt opgesteld van de verkeersintensiteiten waarbij de verkeerseffecten van het plan op de (aansluiting van) rijksweg A12 in beeld worden gebracht. Onder grootschalige ontwikkelingen valt in ieder geval een woningbouwontwikkeling van meer dan 250 woningen binnen 5 kilometer van een aansluiting op de rijksweg en/of 5.000 m2 kantooroppervlak. 10.000 of meer m2 detailhandel, horeca, toeristisch-recreatieve voorzieningen met meer dan 100.000 bezoekers per jaar. De ontwikkelingen die uw plan mogelijk maakt, zijn dus grootschalig. Daarom dient genoemde analyse aanwezig te zijn maar deze ontbreekt. Gelet hierop verzoek ik u een mobiliteitsparagraaf op te nemen in uw bestemmingsplan waarin de veranderingen in verkeersintensiteiten als gevolg van uw plan in beeld worden gebracht voor zowel de rijksweg A12 als het onderliggend wegennet. In deze paragraaf dient u inzicht te geven in: de mobiliteit die wordt gegenereerd, de gevolgen voor de rijkswegen, de ontsluiting (openbaar vervoer, wegen, transport over water), de consequenties van de verkeerstoename op de aansluitingen van de rijkswegen, de te treffen maatregelen om de bereikbaarheid te garanderen en om bereikbaarheidsproblemen in de omgeving te beheersen. Bij negatieve effecten (nieuwe of grotere knelpunten in verkeersafwikkeling) dient u in deze analyse ook aan te geven welke maatregelen u daartegen treft en wat de financiële haalbaarheid is van die maatregelen en hoe de realisering hiervan is geborgd. Deze analyse dient u op te nemen in de toelichting van uw plan."

Reactie

Het bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid maakt de ontwikkeling mogelijk van maximaal 475 woningen. Gemiddeld wordt uitgegaan van vier ritten per etmaal per woning, twee ritten heen en twee ritten terug. De totale verkeersproductie bedraagt dan 1.900 ritten (475 woningen maal 4 ritten).

De genoemde 1.900 ritten bestaan uit twee groepen. Voor het stadsdeel Segbroek, waar het Regentessekwartier onderdeel van uitmaakt, geldt gemiddeld genomen dat 70% van de ritten binnen Den Haag blijft en 30% een bestemming buiten Den Haag heeft (bron: Verkeersmodel Haaglanden 2014). Voor het rijkswegennet is de 30% van de ritten – 570 – relevant. Daarbij wordt de aanname gedaan dat de verdeling van die ritten als volgt is:

  • 1/3 Rotterdam (A13)
  • 1/3 Amsterdam (A4)
  • 1/3 Utrecht (A12)

A13 – verkeer Rotterdam: 190 ritten

Dit verkeer maakt gebruik van de aansluiting Ypenburg. Op een totaal van 44.000 motorvoertuigen op deze aansluiting betekent dit een toename van 0,4%, verspreid over 24 uur.

Verkeer A12 – Utrecht en A4 – Amsterdam

In totaal gaat dit om 380 ritten, verdeeld over de route Zuid-Hollandlaan – Utrechtsebaan en de route Vaillantlaan – Maanweg naar de A12. Dit verkeer rijdt in beide routes over het Prins Clausplein.

Kiest al het verkeer voor de route Zuid-Hollandlaan – Utrechtsebaan, dan betekent dit per etmaal een toename van 0,6% op een totaal van 60.000 motorvoertuigen die rijden op de Zuid-Hollandlaan. Op het eerste deel van de Utrechtsbaan rijden eveneens 60.000 motorvoertuigen, dus ook hier een stijging van 0,6%.

Kiest al het verkeer voor de route Vaillantlaan – Maanweg, dan betekent dit per etmaal een toename van 0,9% op een totaal van 43.000 motorvoertuigen dat gebruik maakt van deze aansluiting.

In werkelijkheid zullen de genoemde percentages (per aansluiting) lager uitvallen omdat het verkeer zich verspreidt over de verschillende routes. De toenames zijn marginaal en dus zeker acceptabel. De verkeerseffecten van het bestemmingsplan op (de aansluiting van) de rijksweg A12 zijn derhalve nihil.

3. Provincie Zuid-Holland

“Ik heb kennis genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is op een enkel punt niet conform dit beleid.

Opmerkingen

Milieu, Externe Veiligheid

De toelichting van het concept ontwerpbestemmingsplan schiet ernstig tekort en is op onderdelen onjuist. Er moet een kwantitatieve risicoanalyse vanwege de aanwezigheid van buisleidingen worden uitgevoerd. In het onderhavige geval ligt een deel van de leiding, tussen het gasontvangststation en de E.ON-centrale, bovengronds (overkluizing van het Verversingskanaal). De leiding heeft een werkdruk van 40 bar en een nominale diameter van 150 mm (DN150/PN40). Omdat hier geen sprake is van een standaard situatie dient de berekening voor dit leiding deel uitgevoerd te worden met het rekenmodel SAFETI-NL. Vanwege de specifieke omstandigheden (volledig vrijliggend, boven water) dient de QRA door een gespecialiseerd adviesbureau plaats te vinden (KEMA, TNO, AVIV of SAVE). Hierbij moet zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico (bestaande en nieuwe situatie) in beeld worden gebracht. Het plan houdt op bovengenoemd punt onvoldoende rekening met het provinciaal belang. Ik verzoek u daarom het plan aan te passen. Dit is een gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.”

Reactie

Ten behoeve van het ontwerp-bestemmingsplan is een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd waarbij zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico zijn onderzocht. De uitkomsten hiervan waren ten tijde van het toezenden van het concept-bestemmingsplan nog niet beschikbaar. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.3 van de toelichting en in bijlage 6 bij de toelichting van het bestemmingsplan.

5. Hoogheemraadschap van Delfland

“Geacht college,

In het kader van artikel 3.1.1 Bro heeft u het Hoogheemraadschap van Delfland het voorontwerp bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid in Den Haag toegezonden. U verzoekt Delfland een reactie kenbaar te maken op het voorontwerp bestemmingsplan.

Advies

Wij geven u graag nog advies ten aanzien van de thema's "beleid", "waterkwantiteit" en "waterkwaliteit".

Beleid

In paragraaf 4.7.1. "Beleidskader" verwijst u naar de "Handreiking voor Gemeenten" uit 2007. Wij verzoeken u te verwijzen naar de nieuwe versie "Handreiking Watertoets voor gemeenten, 2012". U kunt deze vinden op onze website.

Waterkwantiteit

Aan paragraaf 4.7.2 verzoeken wij u toe te voegen, dat het plangebied binnen de boezem van
Delfland is gelegen (met een peil van -0,43 m NAP). In deze paragraaf wordt verwezen naar de waterbergingsvisie en aangegeven, dat binnen de boezemvan Delfland voldoende berging aanwezig is. In de bergingsvisie wordt ook vermeld, dat nieuwe inzichten in het waterbeheer zullen worden meegenomen in de planvorming (meestal aangegeven in de paragraaf "Toekomstige ontwikkelingen"). Hierbij staat ook vermeld, dat ".. Als bij nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt, dan moet extra waterberging worden gerealiseerd.". Op dit moment zijn er nieuwe inzichten, die voortkomen uit de "Doorstroomstudie Den Haag" (Delfland en Gemeente Den Haag, 2012). Hieruit blijkt, dat in het boezemgebied in Den Haag bij langdurige hevige regen het water niet snel genoeg kan worden afgevoerd naar de gemalen en daarmee de kans op wateroverlast groter is dan voorheen werd aangenomen. Verdere belasting van het watersysteem is ongewenst. Daarom verzoeken wij u de tekst in paragraaf 4.9.1 te verwijderen, waarin wordt aangegeven, dat geen maatregelen voor waterberging genomen hoeven te worden. Ook verzoeken wij u aan te geven of door de nieuwe ontwikkelingen het verhard oppervlak toeneemt en, indien van toepassing, op welke wijze deze verslechtering van de waterhuishouding gecompenseerd zal worden. De verbeelding geeft een lichte planologische verslechtering aan, doordat delen "Groen" en "Bedrijf" de bestemming "Verkeer" in het nieuwe bestemmingsplan hebben gekregen. Daarnaast is op de verbeelding of binnen de regels niet de maximaal mogelijke verharding opgenomen. Wij vragen u aan te geven of er in het plangebied maatregelen (zoals open verharding) getroffen kunnen worden om de toename van verharding te compenseren.

Waterkwaliteit

In de subparagraaf "Ecologiekaderrichtlijn Water" geeft u ten onrechte aan, dat binnen het plangebied geen KRW-lichamen aanwezig zijn. Wij verzoeken u in de waterparagraaf aan te geven, dat het Verversingskanaal een KRW-lichaam is en dat de waterkwaliteit hiervan niet mag verslechteren. Den Haag en Delfland hebben een bestuurlijke overeenkomst gesloten om de waterkwaliteit van deze wateren te verbeteren, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of vispaaiplaatsen."

Reactie

Er zal geen verslechtering van de waterhuishouding plaatsvinden omdat een toename van verhard oppervlak niet aan de orde is. In de plandocumenten die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan wordt ingezet op vergroening. Zo zal de Zamenhofstraat met een verkeersbestemming groenstroken met bomen krijgen. Binnen de verkeersbestemmingen is hier ruimte voor.
Integraal onderdeel van de planvorming is het Park de Verademing. Dit zal heringericht worden, waarbij wederom ingezet wordt op vergroening. Zo komen aan de buitenzijde van het park groenstroken en het park zelf wordt ook groener. Omdat hiervoor geen bestemmingsplanwijziging nodig is, is het park niet opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Voor meer informatie wordt verwezen naar het vastgestelde Projectdocument Regentesse Zuid (RIS 180595) en bijbehorende bijlagen.

De voorgestelde wijzigingen in de toelichting zijn overgenomen.

11. HTM Personenvervoer

“Naar aanleiding van de door u geboden mogelijkheid tot het geven van commentaar op het concept ontwerpbestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid, ex art. 3.1.1 Bro, deel ik u het volgende mee.

Het openbaar vervoer is in bijna het gehele plan goed geregeld in art. 11 (openbaar vervoer), op een klein deel op de Noordwestbuitensingel na; ter hoogte van de Zamenhofstraat houdt de OV-bestemming op en ligt de trambaan in de bestemming Hoofdverkeersweg (art. 10).

In art. 10 is echter niets geregeld voor railverkeer. Dit zou ik graag aangepast zien.

Verder geeft het plan geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.”

Reactie

Artikel 13 (Hoofdverkeersweg) wordt aangepast zodat ook railverkeer t.b.v. trams mogelijk is.

15. E.ON

“Hierbij wil ik u graag mijn zienswijze kenbaar maken naar aanleiding van het concept ontwerpbestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid van 30 juni 2013. Mijn zienswijze is als volgt.

E.ON Benelux NV (verder E.ON) heeft met onder andere Staedion en Lingotto de mogelijkheden onderzocht om de centrale aan het De Constant Rebecqueplein 20 te herontwikkelen tot Energiehuis. Over een lange periode zijn diverse modellen uitgewerkt. De voordelen wogen steeds niet op tegen de complexiteit die de aanpassing van het kantoorgedeelte en verplaatsing van het hekwerk rond de centrale met zich meebrengt. De conclusie was dat er op dit moment helaas geen concreet uitzicht is op deze ontwikkeling.

Gezien het bovenstaande verzoek ik u om de herontwikkeling van circa 2.300 m2 leegstaande kantoren in de E.ON-centrale tot bedrijfsverzamelgebouw niet expliciet als doelstelling in het bestemmingsplan op te nemen. Ook diverse verwijzingen naar deze herontwikkeling kunnen worden verwijderd. Vanwege de bestemming "bedrijf' op de gehele centrale blijft eventuele vestiging van meerdere bedrijven immers alsnog mogelijk.

Ten tweede verzoek ik u om het gehele terrein van de centrale als "bedrijf' te bestemmen. Op de bestemmingsplankaart is het gedeelte voor de ingang van de centrale bestemd voor "verkeer -verblijfsgebied". Deze bestemming levert teveel belemmeringen op om het huidige gebruik van dit terrein te kunnen voortzetten, nu verplaatsing van het hekwerk (voorlopig) niet meer aan de orde is..”

Reactie

De herontwikkeling van de lege ruimten in de centrale aan De Contant Rebecquestraat, en openbaar stellen van een deel van de buitenruimte waren al onderdeel van de gemeentelijke ambities opgenomen in Masterplan lijn 11-zone.

In goed overleg met E.ON zijn deze uitgewerkt in het projectdocument "Regentesse Zuid".

Op 31 mei 2011 wordt het projectdocument Regentesse Zuid vastgesteld door het college. In de voorvisie heeft E.On aangegeven “onder de indruk te zijn van de plannen zoals die er nu liggen” en werd als enige aandachtspunt meegegeven dat “de inrichting Constant Rebequeplein en Creatieve straat moet grote transporten naar centrale mogelijk blijven houden”.

Het feit dat E.ON recent aan Staedion heeft aangegeven dat “de business case zoals die nu is uitgewerkt niet aanlokkelijk genoeg is" en "niet op weegt tegen de complexiteit die de aanpassing van het kantoor gedeelte danwel het verplaatsen van de hekken met zich meebrengt.” is onvoldoende aanleiding aanleiding voor de gemeente haar ambities voor de centrale en de buitenruimte op te geven. Met dit planologisch kader worden deze ambities mogelijk gemaakt zonder het huidige gebruik te belemmeren. Om dit te garanderen zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd t.o.v. het concept ontwerp-bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid:

Het gebruik van de gronden voor stadsverwarmings- en elektriciteitscentrale, inclusief ontsluitingswegen en laad- en losplaatsen is in de regels opgenomen inclusief de mogelijkheid tot het realiseren van bouwwerken geen gebouw zijnde.

De gemeente hoopt het overleg over de businesscase met betrokken partijen constructief voort te kunnen zetten.

28. Omgevingsdienst Haaglanden

Inleiding

Het bestemmingsplan voorziet volgens de concept-startnotitie voornamelijk in het realiseren van volgende ontwikkelingen:

  • 425 tot 475 woningen
  • 400 tot 2500 m2 bedrijfsonroerendgoed
  • ca. 60.000 m2 herinrichting park De Verademing
  • ca. 30.000 m2 openbare ruimte rond de deelplannen
  • herontwikkeling van ca. 2300 m2 leegstaande kantoren in de E.ON-centrale tot bedrijfsverzamelgebouw.

Volgens de plankaart maakt het park De Verademing echter geen deel uit van het bestemmingsplan. De E.ON-centrale maakt deel uit van het bestemmingsplan 'Regentesse-Valkenboskwartier Zuid 1" herziening van de 8" herziening (De Verademing e.o.)', vastgesteld bij raadsbesluit 102, d.d. 23 september 2010. Dit geldt ook voor het 'Magazijn', het Esperantoplein en de daaraan grenzende bebouwing. Deze gebieden worden kennelijk opnieuw bestemd.

Geluid

Specifiek voor de E.ON-centrale is een geluidzone industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder vastgesteld. Dit betekent dat er nauwelijks geluidruimte overblijft voor overige bedrijfsbestemmingen. Geadviseerd wordt om de grens van het industrieterrein zodanig aan te passen dat het bedrijfsverzamelgebouw buiten het gezoneerd industrieterrein komt te liggen. De begrenzing van het industrieterrein en de geluidzone zullen op de verbeelding moeten worden aangegeven. Voor zover nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in de zone komen te liggen, zal een akoestisch onderzoek door de ODH moeten worden uitgevoerd (industrielawaai) waarbij hogere waarden moeten worden vastgelegd. In het kader van het Haags Initiatieven Team (HIT) is de transformatie van het 'Magazijn' tot studenten-woningen aan de orde geweest (zie verslag van 7 november 2012). In het advies van de toenmalige afdeling Uitvoering Milieutaken (UMT) is het vaststellen van hogere waarden al aan de orde geweest. Sommige woonlocaties liggen binnen het invloedgebied van doorgaande wegen. Hiervoor zal eveneens akoestisch onderzoek moeten plaatsvinden.

Externe veiligheid

Een deel van de beoogde ontwikkelingen ligt binnen het invloedgebied van de buisleiding van de Gasunie.

Op 1 januari 2011 zijn het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende regeling in werking getreden. Voor het uitvoeren van de ORA wordt gebruik gemaakt van het wettelijk voorgeschreven rekenmodel CAROLA (artikel 1 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen). Het besluit en het rekenmodel gelden uitsluitend voor ondergrondse buisleidingen. In het onderhavige geval ligt een deel van de leiding, tussen het gasontvangststation en de E.ON-centrale, bovengronds (overkluizing van het Verversingskanaal). De leiding heeft een werkdruk van 40 bar en een nominale diameter van 150 mm

(DN150/PN40). Omdat hier geen sprake is van een standaard situatie dient de berekening uitgevoerd te worden met het rekenmodel SAFETI-NL. Vanwege de specifieke omstandigheden (volledig vrij liggend, boven water) dient de ORA door een gespecialiseerd adviesbureau plaats te vinden (KEMA, TNO, AVIV of SAVE). Hierbij moet zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico (bestaande en nieuwe situatie) in beeld worden gebracht. De herontwikkeling van leegstaande kantoorruimten tot een bedrijfsverzamelgebouw heeft mogelijk juridische gevolgen. In het kader van brandveiligheid en ontruimingsmogelijkheden zal het bouwdeel bouwkundig gescheiden moeten zijn van de E.ON-centrale. Door het wegvallen van functionele en organisatorische bindingen ontstaan er verschillende inrichtingen, in de zin van de Wet milieubeheer. In het kader van de externe veiligheid zullen de bedrijfsruimten dan ook als zodanig worden beschouwd. Het bedrijfsverzamelgebouw (gelet op het totaal bruto vloeroppervlak) is een kwetsbare bestemming en moet buiten de 10.6 per jaar plaatsgebonden risicocontour liggen. Bij het bepalen van het groepsrisico, vanwege de buisleiding en de gascompressoren, moet de populatie van dit object worden meegenomen.

In de bijlage treft u een eerste aanzet voor het hoofdstuk externe veiligheid in de toelichting van het bestemmingsplan. Een definitieve uitwerking is afhankelijk van de uitkomsten van de QRA's en het advies van de Veiligheidsregio Haaglanden.

Overige

Er wordt gekozen voor een plan vorm die toekomstige bewoners en gebruikers ruimte laat bij het ontwerpen van hun woning/bedrijf. Afhankelijk van de toegestane milieucategorie in de plinten van de woonblokken zal extra aandacht moeten worden besteed aan het voorkomen van geluid- en geurhinder. Hierbij moet gedacht worden aan het reserveren van ruimte voor het aanbrengen van een afvoerkanaal naar het dak van het bouwblok en voldoende geluidisolatie tussen de beide functies. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Bijlage

Algemene beginselen externe veiligheid

Burgers mogen voor de veiligheid en hun woonomgeving rekenen op:

  • een minimum beschermingsniveau, uitgedrukt als het plaatsgebonden risico (PR) en
  • een expliciete afweging en verantwoording van de kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers, uitgedrukt als het groepsrisico (GR).

In de Wet milieubeheer wordt voor het plaatsgebonden risico een grenswaarde gehanteerd van 10.6 (kans op een miljoen). De aanvaardbaarheid van het groepsrisico wordt beoordeeld op basis van de kans op een ongeval in relatie tot een aantal dodelijke slachtoffers. Het aantal slachtoffers is niet recht evenredig aan de kans: bij een vertienvoudiging van het aantal slachtoffers moet de kans op een dergelijk ongeval honderd keer kleiner zijn. Op deze manier is bij de normstelling rekening gehouden met de beleving van de bevolking: een groter ongeval wordt meer dan evenredig ernstiger ervaren. De relatie tussen de kans en het effect van een calamiteit wordt de oriënterende waarde, of oriëntatiewaarde (OW) genoemd. Dit is geen harde norm. De gemeente heeft beleidsruimte om hiervan af te wijken. Voor het berekenen van het groepsrisico is het vaststellen van het invloedgebied van belang. Dit gebied wordt doorgaans bepaald door de berekening van het grootst mogelijke ongeval waar nog bij 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt (1 % letaliteit). Dit geldt zowel voor stationaire bronnen als voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, spoor, water en buisleidingen). Voor LPG-tankstations wordt echter het invloedgebied bepaald door de 100% letaliteitsgrens. Voor de opslag van ontplofbare stoffen wordt uitgegaan van een afwijkende effectafstand, gerelateerd aan het niveau van matige schade aan gebouwen (circa 0,1 bar piekoverdruk). De beoordeling van de externe veiligheid vindt plaats overeenkomstig de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Deze circulaire maakt onderscheid tussen 3 effectgebieden (A, B en C-zone). De C-zone is alleen van belang wanneer de geprojecteerde bestemming voorzien is van een vliesgevel (gevaar voor rondvliegend glas). De afweging voor de aanvaardbaarheid van het groepsrisico is gebaseerd op de specifieke invloedgebieden (inventarisatieafstanden) van de risicobron. Wanneer kwetsbare bestemmingen buiten de invloedgebieden liggen behoeft het groepsrisico niet te worden vastgesteld (minimale effecten als gevolg van een calamiteit).

Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg

Op grond van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet bij een besluit op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening de risicobenadering worden toegepast. Dit geldt wanneer de ontwikkeling binnen 200 m van de transportas is gesitueerd. In het onderhavige geval is het plangebied op grote afstand van snelwegen en de Route gevaarlijke stoffen gelegen. Een nadere verantwoording is niet noodzakelijk.

Inrichtingen

Voor de gasinstallaties van de E.ON-centrale (gascompressoren, aardgasleidingen en appendages) heeft de Kema een risicoanalyse uitgevoerd (kenmerk 50662147/-KPS/PIR 06-3522). De 10" (binnenste cirkel) en 10.8 (buitenste cirkel) per jaar plaatsgebonden risicocontouren zijn weergegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0011.png"

In het bestemmingsplan ligt, nabij het verversingskanaal, een gasdrukregel- en meetstation type C, Binnen het invloedsgebied van dit gasdrukregel- en meetstation worden geen kwetsbare objecten gerealiseerd. In de directe nabijheid van dit station bevinden zich een drietal gasafsluiters. Rond deze afsluiters geldt een aan te houden veiligheidscontour van 15 m.”

Reactie

De begrenzing van de zone industrielawaai is in overleg met de omgevingsdienst op de verbeelding worden weergegeven. Ten behoeve van de ontwikkeling heeft een akoestisch onderzoek plaatsgevonden. De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 4.4 van de toelichting en in bijlage 5 bij de toelichting van het bestemmingsplan. Tevens is er onderzoek gedaan naar het plaatsgebonden en het groepsrisico; ook de resultaten van deze onderzoeken zijn in het bestemmingsplan verwerkt.

Kopersvereniging Het Werkpaleis

“Hierbij in overleg met Bewonersorganisatie Regentes Valkenbos een reactie van kopersvereniging "Het Werkpaleis" op het schrijven DSO_SO/2013.7720 en het daar in via www.ruimtelijkeplannen.nl aan geboden concept bestemmingsplan Regentessekwartier-Zuid.

De kopersvereniging "Het Werkpaleis" heeft bezwaren met betrekking tot de aanpassing van vigerende bestemmingsplan Regentessekwartier-zuid conform het gepresenteerde concept.

De pijnpunten die wij verwoorden hebben zowel betrekking op de conceptuele bestemming aan de voorzijde van de Bautersemstraat (gebied naar Noord-west Buitensingel toe), als de voorgestelde inrichting aan de achterzijde (Het Esperantoplein begrensd door, de Zamenhofstraat, "Het Magazijn" en het zojuist gerealiseerde woonzorgcomplex). Voor beide gebieden geldt dat het conceptbestemmingsplan geen rekening houdt met de bestaande relatief jonge bebouwing van de Bautersemstraat.

In eerdere fases van de planontwikkeling werd hier meer rekening mee gehouden. We verwijzen naar de Uitgangspuntennota Lijn 11 zone Transvaal en Regentesse Zuid. Zie: Ontwikkelingsambitie Transvaal en Regentesse Zuid 2020 (blz 44 en 45), Ontwikkelingslocaties Regentesse Zuid (blz 47) en en de Stedebouwkundige schets Regentesse Zuid (blz 57).

Uitgesproken werd dat de aan de randen van het plangebied de bebouwing hoog zou zijn (Loosduinseweg, Noord West Buitensingel en dat de bebouwing richting het Esperantoplein laag zou zijn. In de Bautersemstraat zelf aansluitend op het hoogte profiel van de straat, en aan de linkerkant van het Esperantoplein tegenover het Magazijn een bebouwing aan de Zamenhofstraat in het verlengde van het gebouw van Staedion met als maximale bouwhoogte die van het Magazijn.

Zie onderstaande illustratie Stedenbouwkundige schets Regentesse Zuid de hoge gebouwen op de hoek rechtsonder horizontaal Loosduinseweg verticaal Noord-West Buitensingel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0012.png"

In het midden het Esperantoplein met aan de rechterzijde de woningen van de Bautersemstraat.

Hieronder het plaatje van het concept bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0518.BP0143CRegenZuid-50VA_0013.png"

Het plaatje afkomstig uit de toelichting op het concept bestemmingsplan lijkt overigens niet helemaal te kloppen. De blokken F2 en E2 blijken op de plankaart een gelijke hoogte te hebben van 13 meter, het ontbreken van de hogere blokken vinden we natuurlijk uitstekend. Hogere blokken zoals op het plaatje vinden we onacceptabel. Voor het overige klopt het plaatje wel.

In het vervolg van deze reactie gaan we in op de voorgestelde ontwikkeling:

- voorzijde (Bautersemstraat)

- achterzijde (Esperantoplein)

Voorzijde

De bebouwing direct tegenover de bestaande woningen aan de Bautersemstraat mag maximaal 13 meter hoog worden. De bestaande woningen zijn 10 meter hoog en dit is ook het maximum gesteld in het concept bestemmingsplan. Vanwaar dit verschil? De Bautersemstraat oogt nu al heel steenachtig, laat staan met de nieuwe bebouwing erbij.

De door wethouder Norder toegezegde bomen zijn er in de Bautersemstraat op twee na uiteindelijk nooit gekomen. Het straatprofiel van de Bautersemstraat wordt versmalt (rooilijn niet gelijk aan kopgevels huidige portiekwoningen en uitvaartverzorgers). Waarmee de ruimte voor extra groen verder wordt beperkt.

De Cort Heyligersstraat wordt verplaatst en fors versmald. Dit gaat ten koste van de ruimtelijkheid en van de platanen in deze straat.

Hoge bebouwing (50 en 60 meter) geeft groot risico van windoverlast. Is hier voldoende aandacht voor?

Achterzijde

Aan de achterzijde van de Bautersemstraat worden de uitgangspunten van weleer (hoog naar laag) volledig losgelaten. Er wordt een enorm bouwvolume neergezet op ongeveer de helft van het Esperantoplein. Gedoeld wordt op blok B in de illustratie. Het laagste deel aan de Zamenhofstraat en hoge delen pal voor de ondiepe achtertuinen van de bewoners van de Bautersemstraat.

Het blok is op zijn laagst laagste 13 meter, nog altijd 3 meter hoger dan de bebouwing in de Bautersemstraat. Het hogere deel over de hele breedte van het blok is maar liefst 16 meter hoog. Een kwart van het blok is een toren van 24 meter hoog, hoger dan het pas gerealiseerde woon-zorgcentrum.

Deze bewoners zullen nauwelijks meer zon en licht in tuin en woning krijgen. Een aantasting van het woongenot en derhalve enorme (plan)schade. Het is te verwachten dat deze bebouwing ook de rendementen aantast van reeds geplaatste zonnepanelen.

Voor de nieuwe bewoners van Het Zamen zal het gepresenteerde blok B overigens ook geen feest zijn.

Dit nu gepresenteerde bouwvolume is onevenredig groot en onredelijk geplaatst ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan en de door de jaren heen gepresenteerde visie documenten. Het laat geen ruimte voor het door de jaren heen beloofde aantrekkelijke en levendige en groene plein dat het Esperantoplein zou moeten worden.

Het huidige bestemmingsplan staat alleen bebouwing toe (kantoorfunctie) van het huidige parkeerterrein achter Staedion. Een uitbreiding voor de bestemming wonen en werken in dat gebied vinden wij dan ook te billijken.

Onze vereniging is altijd voorgehouden dat er bebouwing zou komen in het verlengde van het kantoor van Staedion. In hoogte aansluitend op Staedion (13 meter) of het Magazijn (17 meter). Met een oppervlakte van van circa 40 bij 60 meter is dat een heel behoorlijk bouwvolume. Dit is het bouwvolume dat wij (maximaal) acceptabel vinden. Op de Loonsduinseweg en de Noord West Buitensingel zijn voldoende mogelijkheden om het gewenste totaal aantal woningen en oppervlakte bedrijfsruimte te realiseren mocht het door ons geaccepteerde bouwvolume Zamenhofstraat/Esperantoplein onvoldoende ruimte bieden.

Daarmee ontstaat ruimte voor een behoorlijk plein met ruimte voor groen, kunst etc. van circa 50 bij 60 meter later eventueel uit te breiden met het huidige parkeerterrein van Het Magazijn.

Tot slot

Het gewijzigde bestemmingsplan houdt ons inziens onvoldoende rekening met particulier eigendom (parkeerplaatsen van kantooreigenaren) en met de financiële haalbaarheid van geplande voorzieningen (denk aan de parkeergarage). Onvoldoende wordt ook rekening gehouden met de verkeersbewegingen die gepaard gaan met het gebruik van die parkeergarage en de infrastructuur die daarvoor nodig is. Dit is in tegenspraak met een autoluw gebied. Aandacht voor groen is onvoldoende, de ontwikkelingen rond Het Zamen stemmen ons wat dat betreft ook niet hoopvol, gezien het totaal ontbreken van bomen aan de noord-en oostzijde van dit pas opgeleverde gebouw.

Samenvattend hebben onze belangrijkste eisen betrekking op ingrijpende wijzigingen van het huidige bestemmingsplan en dan met name op de voor ons niet acceptabele bouwvolumes in het concept-bestemmingsplan. We wensen als bewoners en direct belanghebbenden betrokken te worden in het verdere proces naar de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan. Graag horen wij van u welke stappen in dit proces genomen zullen en hoe wij daarin betrokken worden. Wij zien uw reactie graag uiterlijk 16 oktober tegemoet.”

Reactie

De stedenbouwkundige schets, waar in bovenstaande reactie aan wordt gerefereerd, is een vertrekpunt bij de start van het masterplan geweest. Hierna is het masterplan opgesteld, een nota van uitgangspunten en een projectdocument. Tijdens dit hele ontwikkelproces is in samenspraak met een vertegenwoordiging van diverse omwonenden en belanghebbenden gewerkt aan de uitwerking van een haalbaar plan. Dit heeft geresulteerd in een stedenbouwkundig plan, welke bestuurlijk vastgesteld is met het projectdocument. In voorliggend bestemmingsplan wordt dit plan in een juridisch-planologisch kader gevat.

- Bouwhoogte

Het plangebied ligt aan de rand van de binnenstad van Den Haag en is zeer goed per openbaar vervoer bereikbaar. Deze ligging leent zich voor een hoogstedelijk woonmilieu conform de agenda voor Haagse verdichting. Hoogte accenten van 30 en 50m passen hierbinnen. Laagbouw is drie tot vier bouwlagen hoog. Een hoogte van 13 meter wordt hierbij een passende maximale bouwhoogte geacht.

- Bezonning en wind

De resultaten van een uitgebreide bezonningsstudie, gecombineerd met gewijzigde marktomstandigheden, hebben geleid tot aanpassingen ten opzichte van het concept bestemmingsplan uit de vooroverleg fase.

Om de bezonning te verbeteren zijn voor de blokken tussen de Loosduinseweg en de Zamenhofstraat (kavel C en D) de grootste hoogte accenten terug gebracht. Op kavel C is de maximale bouwhoogte van 70 meter terug gebracht naar 36 meter. Op kavel D is langs de Zamenhofstraat de maximale bouwhoogte teruggebracht naar 24 meter. Deze volumes worden gecompenseerd door de laagbouw langs de Loosduinseweg zelf juist weer te verhogen. Hierdoor ontstaat meer het beeld van een stedelijke wand die afbouwt richting Zamenhofstraat.

Het hoogte accent op kavel F2 (30 meter) blijft wel gehandhaafd en veroorzaakt geen bezonnningsprobleem voor bestaande woningbouw. Langs het Esperantoplein wordt een extra laag mogelijk gemaakt die het plein een duidelijke herkenbare afbakening geeft. Het hoogte accent op de hoek van kavel B veroorzaakt geen overschrijdingen van de Haagse bezonningsnorm.

Als bijlagen bij de toelichting van het bestemmingsplan is naast het bezonningsonderzoek een windklimaatonderzoek gevoegd. Op basis van de berekeningen wordt geen overschrijding van het criterium voor windgevaar in het gebied verwacht.

- Straatprofielen

Tussen de bouwblokken C en D, F en E, of binnen de blokken zelf gelegen straten worden “verblijfsgebieden” met een minimale maat van 10 meter. Deze straten zijn in principe autovrij met uitzondering van de ontsluiting van parkeervoorzieningen. Voor een straat zonder rijloper is dit een passende breedte.

- Groen

Het bestemmingsplan houdt rekening met groenvoorzieningen, welke mogelijk zijn binnen alle bestemmingen. Ook het Haagse beleid gaat immers uit van het belang van bomen in de leefomgeving. In het plangebied zijn weliswaar geen monumentale bomen aanwezig, maar de aanwezigheid van volwassen bomen maakt een leefomgeving aantrekkelijker, aldus het initiatiefvoorstel inzake behoudenswaardige bomen in Den Haag. Het voorstel (Rv 104 - 2011; RIS 166340) is uitgewerkt in de “Planbeoordeling Haagse Bomen”. Doel is om gemeentelijke bomen beter te beschermen bij gebiedsontwikkeling door tijdig de waarden van de bestaande bomen op het betreffende object in te schatten en te betrekken bij de bestuurlijke besluitvorming van (beginsel) bouwplannen.

Samenvattend wordt geconcludeerd dat het voorliggende bestemmingsplan een goed juridisch-planologisch kader biedt voor de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.