Plan: | Koolwitjes- en Meivlinderstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0513.1803BPKoolwitMeivl-DF01 |
Ter verduidelijking zal in deze paragraaf de belangrijkste regels die het plan bevat, nader worden toegelicht. De regels vallen in 4 hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels, hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen, hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels.
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, straatmeubilair en nutsvoorzieningen. Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsgebouwen met een hoogte van ten hoogste 3 m zijn toegestaan.
Een gedeelte van het plangebied is bestemd voor 'Tuin'. Binnen de bestemming zijn ook parkeervoorzieningen toegestaan. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden maximum hoogten zoals terug te vinden is in artikel 4 lid 4.2. Verder zijn er ten behoeve van erkers enkele regels opgenomen.
De gronden op de verbeelding aangewezen voor 'Verkeer - Verblijf' zijn bestemd voor wegen, pleinen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, groenvoorzieningen, water, straatmeubilair en nutsvoorzieningen.
Uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een hoogte van ten hoogste 5 m zijn toegestaan. De hoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m zoals terug te vinden is in artikel 5 lid 5.2.
De gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor water, taluds, oevers en verkeer te water. Ter plaatse van de aanduiding 'brug' zijn de gronden tevens bestemd voor gebruik ten diensten van de aangrenzende bestemmingen. De diepte van de vlonders, behorende bij de woningen op de eilanden, mag maximaal 1 m bedragen. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
Op de gronden met de bestemming 'Wonen' zijn woningen, bijbehorende bouwwerken, tuinen, erven en parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen toegestaan.
De hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Voor de hoofdgebouwen geldt een maximum goot- en bouwhoogte, zoals aangegeven op de verbeelding. Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen geldt een maximum goothoogte van 3,5 m en een maximum bouwhoogte van 6 m (één bouwlaag met een kap). Dakkapellen, met in achtneming van de voorwaarden zoals genoemd in de planregels, zijn onder voorwaarden toegestaan.
In artikel 7.5 is aangegeven wat niet onder strijdig gebruik wordt verstaan. Bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van bouwregels en specifieke gebruiksregels.
De op de verbeelding voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. De bescherming van de aanwezige archeologische sporen staat hier voorop. Geregeld is dat indien een archeologievergunning conform de verordening inzake monumenten en archeologie noodzakelijk is, het bouwen uitsluitend mag geschieden, nadat de archeologievergunning door burgemeester en wethouders is verleend.
In de praktijk zal de archeologievergunning via de Wabo-koppeling meelopen met de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. Omdat het gebied met zand is opgehoogd en met het bouwen naar verwachting geen schade wordt toegebracht aan de archeologische vindplaats (ontginningsboerderij) zal de archeologievergunning tegelijk met de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend.
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels geregeld die voor alle bestemmingen kunnen gelden.
Deze regel regelt het verbod om gronden te bebouwen of te gebruiken in strijd met de bestemming.
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijken is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen.
In dit artikel wordt is aangegeven dat wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regeling (bijvoorbeeld Wet geluidhinder) dat wordt uitgegaan van de regeling zoals die geldt bij de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Het overgangsrecht heeft tot doel de rechtszekerheid te verzekeren ten aanzien van bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan gebouwd zijn of op grond van een reeds verleende of een nog te moeten afgeven bouwvergunning, gebouwd mogen worden en afwijken van de bebouwingsregels in dit plan. Zij mogen blijven staan of, als een bouwvergunning is verleend, worden gebouwd zolang de afwijking maar niet wordt vergroot en het bouwwerk niet (grotendeels) wordt vernieuwd of veranderd. Ook het gebruik van gronden en de daarop staande opstellen dat - op het tijdstip dat het bestemmingsplan rechtsgeldig wordt - afwijkt van de gegeven bestemming, is in het overgangsrecht geregeld. Het afwijkende gebruik mag worden voorgezet of gewijzigd in een ander gebruik, zolang de afwijking van het bestemmingsplan niet vergroot wordt.
In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.