11.1 Verboden gebruik
Een verboden gebruik, als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval het gebruik:
-
a. van onbebouwde gronden voor:
-
1. het storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
-
2. het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
-
3. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met:
- het (tijdelijk) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- de opslag van goederen in het kader van de in het plan toegestane bedrijfsvoering;
- het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van de gronden en de watergangen;
-
b. van bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of detailhandel, voor zover zulks niet expliciet is toegestaan ingevolge de bestemmingsregels.