direct naar inhoud van 6.2 Ecologie
Plan: Harnaschpolder aanpassing 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0026-2001

6.2 Ecologie

6.2.1. Bestaande situatie
Het gebied betreft in de huidige situatie grotendeels braakliggend terrein ten behoeve van woningbouw.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Het ecologiebeleid is terug te vinden in tal van wetten, regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, zoals;

  • Natura 2000-gebieden;
  • Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • Natuurbeschermingswet 1998;
  • Flora- en faunawet;
  • Nota Ruimte;
  • Nota 'natuur voor mensen, mensen voor natuur';
  • Ecologieplan Delft 2004-2015, Een groen netwerk, de groene aders van Delft;
  • Bomenverordening 2013.

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van landelijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden of de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), en valt niet onder de Natuurbeschermingswet 1998.

Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet (2002) geeft de landelijke invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze wet richt zich op de bescherming van wilde inheemse plant- en diersoorten. In de wet is ondermeer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en dat beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen te beschadigen, te vernielen of te verstoren, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (artikel 8 tot en met 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2).

In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen beschermt.

In 2005 trad een Algemene maatregel van Bestuur (AMvB besluit 501 Flora- en faunawet) in werking die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën (tabellen 1, 2 en 3) en vogels. Bij beschermde soorten gaat de wet uit van het uitgangspunt "nee, tenzij" (LNV, 2005). De wet heeft niet tot doel individuen van soorten te beschermen, maar is gericht op het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van de soort in ons land. Uitgangspunt is een toetsing of een voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op beschermde soorten. In de praktijk blijkt dat namelijk in veel gevallen van toepassing te zijn.

Verder geldt voor alle werkzaamheden de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze fatsoeneis geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt gewerkt aan een nieuwe integrale Wet natuur.

Nota Groen Delft 2012-2020

Het doel van de “Nota Groen 2012-2020” is om een groene, attractieve en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin – bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien; - waarin flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen; - waarin groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit; - en waarin alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.

Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:

1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;

2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.

3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;

4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en

5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.

De trend is dat groenareaal in de stad afneemt door inbreiding van niet-groene functies, verkoop van openbaar groen en het kappen van bomen. De groencompensatieregeling brengt de effecten van ruimtelijke ingrepen en omvang van herstelmaatregelen in beeld en houdt de hoeveelheid groen in balans. Bij het opstellen van bestemmingsplannen en ruimtelijke ontwikkelingen vindt een afweging plaats of er daadwerkelijk een groot belang is dat de ingreep rechtvaardigt, er geen alternatieven zijn zowel in de ruimte als in de tijd, en het plan zodanig kan worden ingepast dat de waarde en functie van de structuur niet of zo min mogelijk wordt aangetast.

De afweging van de alternatieven vindt plaats in het licht van de ontwikkelingen op groter schaalniveau.

Wordt alsnog besloten een ruimtelijke ontwikkeling in de groen- en/of ecologische structuur te laten plaatsvinden, dan worden mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen, ter verzachting of vervanging van de verloren gegane natuurwaarden. De compensatie kan bestaan uit zowel investerings- als beheerkosten van de (nieuwe) gebieden of uit een kwaliteitsimpuls van bestaande structuren. Afspraken met derden hierover worden vastgelegd in anterieure overeenkomsten op basis van de WRO en de RSVD. Uitgangpunt is dat de ontwikkelaar de kosten voor zijn rekening neemt.

Ontwikkelingen

De ontwikkeling van woningen in de Harnaschpolder stagneert. In het voorheen geldende bestemmingsplan werd in elk bouwvlak afzonderlijk aangegeven hoeveel woningen minimaal en maximaal gebouwd mochten worden. In het voorheen geldende bestemmingsplan, Uitwerkingsplan Harnaschpolder, Delft, Lookwatering-west, was binnen de bestemming 'Woondoeleinden-B' ter plaatse van deelgebied Het Scharnier een bebouwingsvrije zone opgenomen.

Aan het overige deel van Het Scharnier was een bebouwingspercentage van 30% toegekend. Hiermee werd voldaan aan het bepaalde uit het moederplan Harnaschpolder Delft dat heel Het Scharnier voor 20% bebouwd mag worden.

Omdat deze regeling onvoldoende flexibiliteit biedt om in te kunnen spelen op de veranderde marktomstandigheden is ze komen te vervallen. De 20% bebouwingsbepaling maakte het daarnaast noodzakelijk verhoudingsgewijs grote kavels uit te geven. De vraag naar dergelijke kavels is volledig weggevallen. Er is nu voor gekozen om aan het hele deelgebied Het Scharnier een bebouwingspercentage van 30% toe te kennen. Hiermee kunnen kavels in de markt gezet worden die beter aansluiten op de vraag.

In bestemmingsplan Harnaschpolder is van belang dat in de te realiseren ecologische zone ter plaatse van Het Scharnier meer bebouwing mogelijk wordt gemaakt dan onder het voorheen geldende bestemmingsplan mogelijk was.

Bij het opstellen van het nieuwe plan is er binnen de bestemming Wonen-1 zodoende geen sprake meer van een bebouwingsvrije zone. De verhoging van het toegestane bebouwingspercentage maakt het mogelijk kavels uit te geven die beter aansluiten op de veranderde vraag uit de markt.

Aansluitend op het uitgangspunt uit het moederplan om een groenstedelijk woonmilieu te realiseren, waarbij behoud en versterking van de ecologische waarde het uitgangspunt is krijgt deelgebied Het Scharnier in bestemmingsplan Harnaschpolder aanpassing 2012 in het geheel de bestemming Wonen-1 met aanduiding 'ecologische verbindingszone'.

Daarnaast is in bestemmingsplan Harnaschpolder aanpassing 2012 ook vastgelegd dat ter plaatse van het Scharnier slechts vrijstaande bebouwing en aaneengesloten bebouwing met een maximale breedte en diepte van 13 meter gebouwd mag worden. Om de barrierewerking te voorkomen is in de regels een bepaling opgenomen dat de afstand tussen hoofdgebouwen van aangesloten bebouwing ten minste 15 meter moet zijn.

Om een groene en ecologisch hoogwaardige woonomgeving te realiseren kent de bestemming Wonen-1 verder een verbodsbepaling waarmee het aanleggen van oppervlakteverhardingen beperkt wordt tot 20% van het bij het hoofdgebouw behorende erf. Daarnaast zijn de voorwaarden voor de ontwikkelingen in Het Scharnier gelijk gesteld aan de voorwaarden zoals deze zijn vastgesteld in het beeldkwaliteitsplan, specifiek voor de groene bebouwingskolom van lookwatering deel 2.

Aangezien bestemmingsplan Harnaschpolder 2012 een geheel nieuw plan is, geldt er geen vereiste om aan de uitgangspunten van het moederplan te voldoen. Wel is er voor gekozen om zoveel mogelijk aan de uitgangspunten uit het moederplan te blijven voldoen.

Mede door het stellen van deze voorwaarden wordt invulling gegeven aan het aspect groen en ecologie en dus het bepaalde in de Nota groen Delft 2012-2020.

Bomenverordening Delft 2013

De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. De gemeente Delft streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid van Delft waarbij extra aandacht en bescherming wordt gegeven aan bomen met natuur- en milieuwaarde, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde en waarde voor recreatie en leefbaarheid.

Onderzoek

In december 2005 is een quickscan verricht voor het plangebied ('Beoordeling beschermde soorten ontwikkelingslocatie Harnaschpolder'). Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat er geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd in het kader van de Flora en faunawet. Wel worden aanbevelingen gedaan, zoals geen activiteiten aan bomen in het broedseizoen, als aanvulling op de zorgplicht van de initiatiefnemer. De richtlijnen als opgenomen in de natuurkalender van de gemeente Delft (concept) zijn daarbij richtinggevend. Er zal overeen gekomen worden dat deze richtlijnen worden uitgevoerd.

In april 2013 heeft aanvullend veldonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 6 Quickscan Flora-en Fauna. Dit onderzoek heeft geen afwijkende gegevens opgeleverd. Daarnaast is gebruik gemaakt van Samenvattend rapport vleermuizen onderzoek gemeente Delft 2013 door K. Mostert, Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland en de gegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). De data sluiten aan bij resultaten uit de eerder uitgevoerde Quick scan. Flora- en fauna staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

Werkzaamheden voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting (als bouwen, slopen, kappen of aanleggen van (water)wegen) en werkzaamheden voor beheer en onderhoud moeten altijd getoetst worden aan de Flora- en faunawet.

Indien tijdens het uitvoeren van werkzaamheden blijkt dat er te beschermen soorten aanwezig zijn moet gewerkt worden volgens een door de minister van EL & I goedgekeurde gedragscode of een verklaring van geen bedenkingen worden aangevraagd. Indien verstoring van strikt beschermde soorten niet te voorkomen is een ontheffing noodzakelijk. De zorgplicht blijft bij deze soorten echter wel van kracht.

6.2.3. Gewenste ontwikkeling

De noordelijke rand van het plangebied maakt onderdeel uit van de ecologische stedelijke hoofdstructuur. In deze ecologische zone, verder aangeduid als eco zone wordt in dit bestemmingsplan de woonfunctie gekoppeld aan ecologische waarden. Ecologie is gericht op het in stand houden en verrijken van ecosystemen. Wonen in ecologisch groen nodigt uit tot het verrijken van het gebied met nieuwe groen- maar ook bouwvormen, groene- of sedumdaken op schuren of huizen, groene gevels door middel van beplanting, boomaanplant, dieraantrekkende beplanting als bedragende struiken en planten (voor onder meer vlinders). Vleermuisvoorzieningen en nestvoorzieningen aan woningen zullen worden gestimuleerd. Op deze manier wordt er een ecologisch waardevol gebied gerealiseerd. Vanuit het ruimtelijk en ecologisch perspectief wordt hier in dit plangebied op ingezet om zo ook de totale ecologische kwaliteit op wijk en buurtniveau te versterken.

In de ecologische zone over de woonbestemming wordt ook een aantal beperkingen opgelegd. Tussen de woningen dient een minimale afstand van 10 meter aangehouden te worden. Dit voorkomt barrierevorming voor de fauna. Tevens is een maximale verharding van het buitenterrein van 20% toegestaan.

De ontwikkelingen dienen tevens te voldoen aan de voorwaarden uit het beeldkwaliteitsplan, specifiek aan de 'groene' bebouwingskolom.

In de Noord-zuid richting van het plangebied ligt een groenstrook. Deze groene zone is onderdeel van de stedelijke ecologische structuur. Deze grenst in noordelijke richting aan de watergang en vervolgens het ecologisch woongebied. De woningen dienen zo gesitueerd te worden dat zij geen barrière vormen en een doorgaande verbinding vanuit deze groenstrook naar het noordelijk gelegen gebied blijft bestaan. De bruggen over de watergang moeten toegankelijk zijn voor fauna.

6.2.4. Conclusie

Wijzigingen in het bestemmingsplan en ontwikkelingen binnen het plangebied moeten getoetst worden aan het Ecologieplan (ecologische structuur) en aan de Flora- en faunawet (natuurtoets).

Uitgangspunt is dat een ontwikkeling alleen toegelaten wordt als de duurzame instandhouding van de aanwezige soorten niet verstoord wordt.

In onderliggend bestemmingsplan wordt in eerste instantie niet meer ontwikkelingen mogelijk gemaakt dan in het vigerende plan is voorzien. In de bestemming 'Groen' en woondoeleinden I is het ecologisch netwerk mogelijk. De streefbeelden uit het groenbeleid zijn in de verschillende bestemmingen mogelijk.