Plan: | Zuidwest 3 Tanthof |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0015-2001 |
In deze paragraaf is de belangrijkste informatie over ecologie in het plangebied opgenomen. Meer gedetailleerde en specialistische informatie is opgenomen in bijlage 1.
Het gebied waar Tanthof ligt, was oorspronkelijk een agrarisch gebruikte polder. Langs de Abtswoude zijn nog enkele kenmerkende boerderijen te vinden die verwijzen naar dit agrarische verleden. Midden in het gebied zijn enkele oude landschapselementen bewaard gebleven, waaronder een hoogstamboomgaard. Het bestaande agrarische verkavelingspatroon is bij het ontwerp van de wijk intact gelaten. Het plangebied grenst aan de zuidkant aan het recreatiegebied Midden-Delfland en aan de westkant aan de Kerkpolder.
Binnen en rondom het plangebied bevinden zich verschillende onderdelen van de stedelijke ecologische structuur van Delft. Deze onderdelen vormen samen een robuust netwerk in Delft en staan in verbinding met het groen in de regio. Uitgangspunt is dat de bestaande groen- en waterstructuren in stand worden gehouden en waar mogelijk de structuur wordt versterkt
Eén van de belangrijkste kenmerken van Tanthof op het gebied van ecologie zijn de oost-west lopende groenstroken, die zodanig zijn gepland dat iedere woning binnen een straal van maximaal 120 meter van het groen is gelegen. Aan de Abtswoude ligt een groengebied, gecombineerd met stedelijke voorzieningen: de kinderboerderij en de waterspeeltuin.
De volgende delen van het plangebied maken onderdeel uit van de stedelijke ecologische structuur:
Alle bovengenoemde structuren zijn tevens aangewezen als ecologische boomstructuur.
De Tanthofdreef, de Derde Werelddreef en aansluitend de zones ten zuiden van de Sandinoweg en Sadatweg met aangrenzende gronden maken deel uit van de ecologische verbindingen.
Alle structuren maken deel uit van een robuust ecologisch netwerk (van noord naar zuid en van oost naar west) door Delft, die de omliggende buitengebieden met elkaar verbinden. Daarnaast maakt het fijnmazig groen deel uit van het ecologische netwerk op wijkniveau.
De zone langs de Kruithuisweg, de Laan der Verenigde Naties, de Tanthofkade en het Abtwoudse Park en de zone rond de kinderboerderij en waterspeeltuin aan de Abtswoude zijn opgenomen als ecologische kerngebieden met hoge ecologische waarden en fungeren als verblijfplaats voor vele dier- en plantensoorten.
In het plangebied zijn langs verschillende watergangen natuurvriendelijke oevers gerealiseerd. Naast de ecologische functie dragen deze oevers ook bij aan het vergroten van het zelfreinigend vermogen van het oppervlaktewater en waterberging.
De bebouwing in het gebied kenmerkt zich voornamelijk door naoorlogse bakstenen woningen en appartementencomplexen in een groenstedelijke woonomgeving. Deze bebouwing is in principe geschikt voor gebouwminnende soorten als vleermuizen, mussen en gierzwaluwen en planten voor de stenen stad en ruige stad (muurplanten, straatplanten en ruigtekruiden).
In het overgrote deel van het plangebied is groen aanwezig. Naast de eerder genoemde parken en groenzones gaat het om groen in de vorm van plantsoenen, bermen, watergangen, particuliere tuinen, grasvelden en (solitaire) bomen. Dit groen op wijkniveau is van groot belang voor de verspreiding en als leefgebied van soorten binnen het plangebied. Deze omgeving is in principe geschikt voor stads- rots- en tuinvogels, vlinders en bijen, kleine zoogdieren, verwilderde tuin- ruigte- en bosrandplanten en amfibieën.
Figuur 6.3: Stedelijke ecologische hoofdstructuur.
Het ecologiebeleid is terug te vinden in tal van wetten, regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk, provinciaal en gemeentelijk niveau, zoals;
Het plangebied maakt geen deel uit van landelijke Vogel- en Habitatrichtlijngebieden, Natura2000-gebieden of de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS), en valt niet onder de Natuurbeschermingswet 1998.
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet (2002) geeft de landelijke invulling aan de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Deze wet richt zich op de bescherming van wilde inheemse plant- en diersoorten. In de wet is onder andere bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en dat beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het niet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen te beschadigen, te vernielen of te verstoren, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (artikel 8 tot en met 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2). In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen beschermd.
In 2005 trad een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB besluit 501 Flora- en faunawet) in werking die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën (tabellen 1, 2 en 3) en vogels. Bij beschermde soorten gaat de wet uit van het uitgangspunt “nee, tenzij“ (LNV, 2005). De wet heeft niet tot doel individuen van soorten te beschermen, maar is gericht op het niet in gevaar brengen van het voortbestaan van de soort in ons land. Uitgangspunt is een toetsing of een voorgenomen activiteit geen negatief effect heeft op beschermde soorten. In de praktijk blijkt dat namelijk in veel gevallen van toepassing te zijn.
Verder geldt voor alle werkzaamheden de zorgplicht van de Flora- en faunawet. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze fatsoeneis geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan wordt gewerkt aan een integraal Wetsvoorstel voor een nieuwe Wet natuur, waarin ook de Flora- en faunawet, de natuurbeschermingswet en de Boswet zijn verankerd.
Provinciale verordening
Het plangebied wordt zowel aan de westzijde als oostzijde omsloten door de contour uit de provinciale verordening die de grens vormt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Het bestemmingsplan voorziet geen nieuwe stedelijke functies in het buitengebied. Het project Koe in de Weijk ligt deels buiten de contour. Dit gebied houdt de functie recreatie.
Nota groen Delft 2012-2020
Het doel van de "Nota groen 2012-2020" is om een groen, attractief en duurzaam woon- en leefmilieu te creëren waarin:
- bewoners, ondernemers en bezoekers zich prettig voelen, elkaar kunnen ontmoeten en zichzelf kunnen ontplooien;
- flora en fauna kansen krijgen om tot volle wasdom te komen;
- groen en water een positieve bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en omgevingskwaliteit;
- en alle waarden van groen in de besluitvorming worden meegenomen.
Het groene raamwerk bestaat uit vlakken, lijnen en punten. Hierin worden de waarden van groen benaderd vanuit vijf perspectieven, die worden ingezet als instrument om alle waarden van groen in projecten, plannen en beheer tot hun recht te laten komen. De vijf perspectieven zijn:
1. Groen Delft in ruimtelijk perspectief gericht op de karakterisering van de stad en cultuurhistorische waarden;
2. Groen Delft in sociaal perspectief, gericht op recreatie, cultuur, educatie, esthetiek, participatie, maatschappelijk draagvlak en educatie.
3. Groen Delft ecologisch perspectief, gericht op bomen, biodiversiteit, gebieden en verbindingen, duurzaamheid, maatschappelijk draagvlak en educatie;
4. Groen Delft in fysisch perspectief, gericht op luchtkwaliteit, waterhuishouding, windkanalen, geluidswering, klimaatadaptatie en energie; en
5. Groen Delft in economisch perspectief, gericht op ecosysteemdiensten, gezondheid, veiligheid, gunstig vestigingsklimaat en baten van groen.
Naast het groene netwerk op stadsniveau is ook het fijnmazig ecologisch en groen netwerk op wijkniveau van groot belang.
De trend is dat groenareaal in de stad afneemt door inbreiding van niet-groene functies, verkoop van openbaar groen en het kappen van bomen. In de Nota groen is de groencompensatieregeling opgenomen. Deze regeling zorgt ervoor dat de effecten van ruimtelijke ingrepen en omvang van herstelmaatregelen in beeld worden gebracht en houdt de hoeveelheid groen in balans. Bij ruimtelijke ontwikkelingen vindt een afweging plaats of er daadwerkelijk een groot belang is dat de ingreep rechtvaardigt, er geen alternatieven zijn zowel in de ruimte als in de tijd, en het plan zodanig kan worden ingepast dat de waarde en functie van de structuur niet of zo min mogelijk wordt aangetast. De afweging van de alternatieven vindt plaats in het licht van de ontwikkelingen op groter schaalniveau. Wordt alsnog besloten een ruimtelijke ontwikkeling in de groen- en/of ecologische structuur te laten plaatsvinden, dan worden mitigerende en/of compenserende maatregelen getroffen, ter verzachting of vervanging van de verloren gegane natuurwaarden. De compensatie kan bestaan uit zowel investerings- als beheerkosten van de (nieuwe) gebieden of uit een kwaliteitsimpuls van bestaande structuren. Afspraken met derden hierover worden vastgelegd in anterieure overeenkomsten op basis van de WRO en de RSVD. Uitgangpunt is dat de ontwikkelaar de kosten voor zijn rekening neemt.
Bomenverordening Delft 2013
De gemeente streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. De Bomenverordening Delft 2013 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid. Daarbij is extra aandacht en bescherming voor bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde, en waarde voor recreatie en leefbaarheid.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen bomen en houtopstand zover als mogelijk ingepast te worden. Als uiteindelijk blijkt dat inpassen of verplanten niet mogelijk is, kan eventueel worden gekapt. Daarbij geldt een herplantplicht, indien ook herplanten niet mogelijk is geldt een financiële herplantplicht. Voor verplanten of kappen dient een kapvergunning te worden aangevraagd met uitzondering van niet kapvergunningsplichtige bomen.
De monumentale bomen in het plangebied zijn weergegeven op de verbeelding.
In het plangebied is een aantal onderzoeken uitgevoerd gericht op de ecologische waarden in het gebied:
In 2007 is een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde en bedreigde soorten t.b.v. vigerende bestemmingsplannen en eventuele ontwikkellocaties. De nadruk was gelegd op het voorkomen van vissen, amfibieën, vogels (gierzwaluwen) en zoogdieren. Daarnaast is vanaf 2008 een aantal onderzoeken uitgevoerd naar gierzwaluwen (gierzwaluwwerkgroep KNNV) en mussen (Mostert en Vastenhouw) en heeft de stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid Holland in 2008 en 2012 een onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen van vleermuizen in Delft. Daarnaast zijn gegevens van de nationale databank Flora en Fauna (Gegevensautoriteit Natuur) geraadpleegd.
Vogels
Uit onderzoek, uitgevoerd door bSR, blijkt dat in het westelijk deel van de wijk Tanthof, een aantal kleine kolonies van de gierzwaluw aanwezig zijn. Ook in Tanthof-oost waren ter plaatse verblijvende gierzwaluwen aanwezig. De Gierzwaluwstichting Delft heeft in 2010 in Tanthof-west onderzoek uitgevoerd. Hier zijn 19 locaties gevonden met in totaal 43 bewoonde nesten en nog een locatie in Tanthof-oost. Het aantal broedgevallen is afgelopen jaren toegenomen.
Het aantal broedgevallen van mussen binnen het plangebied is eveneens relatief groot in vergelijking met andere delen van Delft. Dit ondanks de landelijke negatieve trend in het voorkomen van mussen. De aanwezigheid van pannendaken en struiken voor dekking van de vogels dragen hieraan bij.
Figuur 6.4: voorkomen van huismussen (Mostert en Vastenhouw, 2007)
Zoogdieren
In het plangebied zijn drie soorten vleermuizen aangetroffen, de Gewone dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Laatvlieger, de rosse vleermuis en op het grensgebied van het bestemmingsplan een watervleermuis.
Figuur 6.5: aanwezigheid van vleermuizen
Figuur 6.6: Samenvattende kaart aanwezigheid vleermuizen
Van de gewone dwergvleermuis zijn ook kolonies in het gebied aanwezig. Het plangebied is verder geschikt voor egels en wezels welke frequent worden waargenomen en in mindere mate als foerageergebied voor soorten als hermelijn, bunzing en vos.
Vissen en amfibieën
Binnen het plangebied zijn drie soorten vissen en vier soorten amfibieën waargenomen. Door het verbeteren van de water- en ecologische kwaliteit door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en de aanleg van paaiplaatsen en poelen, zullen deze soorten sterk profiteren. Aangezien in een deel van het plangebied gebiedseigen watersysteem van toepassing is, is de waterkwaliteit verbeterd. Ook de natuurvriendelijke oevers dragen bij aan het versterken van zowel de ecologische als de waterkwaliteit.
De (gewenste) ontwikkelingen binnen het plangebied zoals beschreven in paragraaf 6.1 zullen, naast toetsing aan (inter)nationale wetgeving, getoetst worden aan de gemeentelijke voorwaarden geldend voor ingrepen in het groen en op de externe werking daarvan. Deze twee kaders dragen bij aan de realisatie en behoud van een groen, attractief en duurzaam woon- en leefmilieu te behouden en verder te versterken.
Binnen de wijk Tanthof oost en west zijn alle waarden van groen van belang.
Vanuit het ruimtelijk perspectief wordt ingezet op een doorgaande groenstructuur door de wijk, die in verbinding staat met aanwezige groene vlakken en het buitengebied. Deze ruimtelijke aspecten zijn in de afbeelding van de stedelijke structuur zichtbaar gemaakt en staan uitgebreid in de groennota beschreven. Het ruimtelijk perspectief is voor Tanthof ook gekoppeld aan het ecologisch perspectief voor wat betreft verbindingen en barrières. Daarnaast is vanuit ecologisch perspectief de bebouwing voor gebouwminnende soorten als de vleermuis, gierzwaluw en de huismus belangrijk, die relatief veel in dit gebied voorkomen.
Het sociale perspectief is met name gericht op ontmoetingsplekken. Belangrijke plekken zijn de kinderboerderij Tanthof, de kindertuinen (Boterbloem (Abtswoude) en Zonnebloem (Tanthofdreef)), volkstuincomplex, speelplekken en de parken (Abtwoudse park inclusief Koe in de Weijk, Tanthofpark en zone langs Kruithuisweg).
Recreatieve verbindingen vallen ook onder het sociale perspectief waarbij het gewenst is de verbinding tussen de wijken en de polder zowel wat betreft ruimtelijke kwaliteit als routeaanduiding) versterkt kan worden (als ook aangegeven in het landschaps ontwikkelings perspectief Midden Delfland). Rondom de eindhalte van de tram is gewenst deze plek vanuit het sociale perspectief te versterken, bijvoorbeeld door fruitbomen.
Vanuit het fysisch perspectief gaat de aandacht vooral naar de zones langs de Kruithuisweg, de A4 en het spoor (viersporigheid) en in mindere mate naar de doorgaande autowegen voor wat betreft geluid en lucht. Bij ontwikkelingen is aandacht voor groen in de vorm van beplanting van belang. Binnen Tanthof west is een aantal plekken waar de gemiddelde temperatuur op een zomerse dag boven de 40 graden Celsius komt. Voor die locaties geldt dat aandacht besteed moet worden aan maatregelen om de leefbaarheid te waarborgen. Dit kan door het realiseren van groene daken of gevelbegroeiing. Het is gewenst bij nieuwe ontwikkelingen in zowel Tanthof west als oost hier direct op te anticiperen.
De belangrijkste punten uit de wettelijke kaders zijn:
Deze ontwikkelingen zijn mogelijk binnen de diverse bestemmingen van dit bestemmingsplan.
Aandachtspunten bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied zijn:
Eventueel vervolgonderzoek bij ontwikkelingen
Er is alleen specifiek onderzoek naar ecologische waarden noodzakelijk, indien er sprake is van wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie en/of de bestaande planologische mogelijkheden. Dit bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. De mogelijke ontwikkelingen in het gebied zijn beschreven in paragraaf 6.1. Hieronder is onderbouwd waarom wel of geen ecologisch onderzoek wordt verricht bij deze wijzigingen.
De instandhouding en versterking van het ecologisch netwerk en de overige waarden van groen (ruimtelijk, fysisch en sociaal) blijft in het bestemmingsplan mogelijk. Het plan voldoet aan de Flora en faunawet.