3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden op gronden buiten het bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
3.4.2 Uitzondering verbod
Het verbod als bedoeld in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
-
a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
-
d. noodzakelijk zijn in het kader van de Wet bodembescherming;
-
e. bestaan uit het aanleggen of verharden van paden;
-
f. bestaan uit het aanleggen of verharden van een terras of vergelijkbare voorziening met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan 40% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererf met een maximum van 30 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² mag worden gerealiseerd.
3.4.3 Voorwaarden afwijken
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 3.4.1, waarbij geldt dat:
-
a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
-
b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.