direct naar inhoud van Artikel 11 Gemengd - Creatief grachtengebied
Plan: Binnenstad 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0014-2001

Artikel 11 Gemengd - Creatief grachtengebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Creatief grachtengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

11.2 Bouwregels
11.2.1 Bouwwerken, binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte van gebouwen mag worden overschreden, mits de uitbreiding binnen het denkbeeldige kapprofiel past dat kan worden afgeleid uit artikel 26.1 sub d;
  • b. in afwijking van sub a mag het denkbeeldige kapprofiel worden overschreden door dakkapellen, waarbij de breedte van dakkapellen ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin ze geplaatst worden.
11.2.2 Bouwwerken, buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de regels van Artikel 26 en de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen mogen worden gebouwd op het achtererf en op het zijerf, waarbij de afstand met de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw ten minste 1 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aanbouwen aan de zijgevel mag maximaal de hoogte van twee aangrenzende bouwlagen van het bijbehorende hoofdgebouw bedragen vermeerderd met 0,4 m, mits de diepte van de aanbouw niet meer bedraagt dan 2,5 m en tussen aanbouw en perceelsgrens minimaal 1 m vrije ruimte resteert;
  • e. indien het bouwen van bijgebouwen op grond van artikel 4a lid 1 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht niet is aangewezen als activiteit waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist, is het bouwen van bijgebouwen toegestaan mits voldaan wordt aan de in artikel 2 lid 3 en artikel 4a lid 2 sub b van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht genoemde eisen;
  • f. in afwijking van het bepaalde in Artikel 26 zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' ondergrondse gebouwen buiten het bouwvlak toegestaan;
  • g. voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan;
  • h. bestaande omgevingsvergunningplichtige aan- en uitbouwen en bijgebouwen die niet voldoen aan hetgeen in dit sublid en in Artikel 26 is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar niet worden vergroot.
11.2.3 Onderdoorgangen

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' wordt niet gebouwd lager dan de hoogte van de bestaande onderdoorgang.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.1, sub a voor niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde dakopbouwen buiten het denkbeeldige kapprofiel zoals dit in artikel 26 sub d is gedefinieerd, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van dit denkbeeldige kapprofiel;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.2, sub b respectievelijk sub d voor het bouwen van aan- en uitbouwen met een hoogte van 1,5 respectievelijk 2,5 bouwlaag, indien het hoofdgebouw een souterrain heeft.
11.3.2 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag past de in lid 11.3.1 bedoelde afwijkingsbevoegdheid toe met dien verstande dat onderbouwd wordt dat de gebruiksmogelijkheden en verblijfskwaliteit van de aangrenzende en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden aangetast. In de beoordeling wordt aandacht besteed aan:

  • a. de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen;
  • b. de privacy;
  • c. de stedenbouwkundige kwaliteit voor wat betreft het straatbeeld en de samenhang van gootlijn, noklijn en kapprofiel.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Bestaande woonfunctie

De bestaande woonfunctie van een hoofdgebouw mag niet volledig worden onttrokken.

11.4.2 Milieucategorie
11.4.3 Milieucategorie, maatbestemming

De gronden en bebouwing mogen tevens worden gebruikt voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf': een bouwbedrijf met SBI-code 45, uit ten hoogste categorie 3.1 van de LvB;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1': horeca van ten hoogste categorie 1 van de 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2': horeca van ten hoogste categorie 2 van de 'Staat van Horeca-activiteiten';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - sociëteit': horeca van categorie sociëteit van de 'Staat van Horeca-activiteiten'.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - cultuurhistorische sociëteit': horeca van categorie cultuurhistorische sociëteit van de 'Staat van Horeca-activiteiten'.
11.4.4 Dakterrassen

Dakterrassen op gebouwen zijn toegestaan, waarbij geldt dat:

  • a. de afstand van het dakterras tot de voorgevel van het hoofdgebouw ten minste 3 m bedraagt;
  • b. de afstand van het dakterras tot andere gevels die direct grenzen aan openbaar toegankelijk gebied ten minste 2 m bedraagt;
  • c. dakterrassen in een kap niet zijn toegestaan in het dakvlak boven een gevel grenzend aan openbaar toegankelijk gebied;
  • d. de breedte van dakterrassen in een kap ten hoogste 40% bedraagt van de breedte van het dakvlak waarin zij zijn geplaatst.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod

Het is verboden op gronden buiten het bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
11.5.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. noodzakelijk zijn in het kader van de Wet bodembescherming;
  • e. bestaan uit het aanleggen of verharden van paden;
  • f. bestaan uit het aanleggen of verharden van een terras of vergelijkbare voorziening met een oppervlakte die niet meer bedraagt dan 40% van de bij het hoofdgebouw behorende achtererf met een maximum van 30 m², met dien verstande dat in ieder geval 20 m² mag worden gerealiseerd.
11.5.3 Voorwaarden afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het verbod als bedoeld in lid 11.5.1, waarbij geldt dat:

  • a. op basis van geohydrologisch onderzoek is aangetoond dat de waterhuishouding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. aan de omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden in verband met het beschermen van de waterhuishoudkundige belangen.