Plan: | Bedrijventerreinen Delft Noord (DSM) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0013-2002 |
De Commissie voor Welstand en Monumenten heeft per brief van 28 februari 2013 een positief advies gegeven over het bestemmingsplan.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan de volgende overlegpartners:
De onder 5, 11, 17 en 18 genoemde instanties hebben een schriftelijke reactie ingediend. Deze reacties worden hieronder besproken. Van de overige overlegpartners zijn geen reacties ontvangen.
Reactie Gemeente Rijswijk
De Gemeente Rijswijk wijst op de woningbouwontwikkeling in Rijswijk Zuid. Op grond van de analoge kaart kan niet goed worden beoordeeld of bij de milieuzonering voldoende rekening gehouden is met de nieuwe woningen. Rijswijk verzoekt om rekening met de woningen te houden en het bestemmingsplan zo nodig aan te passen. Verder merkt Rijswijk op dat niet duidelijk is of farmaceutische grondstoffenfabrieken uit milieucategorie 4.2 of 5.1 toegelaten wordt. Tenslotte wijst Rijswijk op een verwijzing in de planregels die niet klopt.
Antwoord
Bij het bestemmingsplan is rekening gehouden met de bestaande woningen in de omgeving en de nieuwe woningen in Rijswijk. Een belangrijk uitgangspunt van het bestemmingsplan is dat het geen onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat in Rijswijk en Delft mag hebben. Onderzocht is of de ruimte die het bestemmingsplan biedt leidt tot meer milieuhinder dan de vergunde hinder. Uit het onderzoek naar de maatgevende milieuaspecten - geur en geluid - blijkt dat dat niet het geval is. De ruimte die het bestemmingsplan biedt leidt niet tot een wezenlijk andere milieusituatie dan de vergunde situatie.
De activiteiten van DSM die behoren tot het bedrijfstype "farmaceutische grondstoffenfabrieken" vallen onder milieucategorie 5.1. In de planregels is de daarbij behorende SBI-code vastgelegd.
De door Rijswijk geconstateerde onjuiste verwijzing in de planregels is gecorrigeerd.
Conclusie
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.
Reactie Stedin
Stedin geeft aan geen bezwaar te hebben tegen het bestemmingsplan. Stedin verzoekt om rekening te houden met de bouw van voorzieningen die in de toekomst nodig kunnen zijn, zoals een transformator- of gasstation. Verder noemt Stedin een aantal voorwaarden waaraan bouwkundige voorzieningen, kabels en/of leidingen moeten voldoen.
Antwoord
Het bestemmingsplan staat de bouw van nutsvoorzieningen toe. Nieuwe voorzieningen voor de distributie van energie zijn mogelijk.
Conclusie
Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.
Reactie Provincie Zuid-Holland
De provincie geeft aan dat de molenbiotoop van molen De Roos dient te worden opgenomen in de regels en op de verbeelding. Het feit dat er in de huidige situatie al belemmeringen zijn is geen reden om de biotoop niet op te nemen.
In de plantoelichting worden de klachten besproken die bij de provincie over DSM zijn ingediend. De provincie wijst erop dat het hierbij om alle ingediende klachten gaat en dat niet duidelijk is of de klachten gevalideerd (en daarmee aan het DSM zijn toe te schrijven) zijn.
Antwoord
Naar aanleiding van de reactie is telefonisch contact opgenomen met de provincie. Naar het oordeel van de provincie moet de molenbiotoop in alle gevallen op de verbeelding worden aangegeven, ook als sprake is van een situatie met bestaande beperkingen en de beperkingen niet verder toenemen. In dat geval is er geen reden om bouwbeperkingen op te nemen (zoals volgt uit artikel 13 lid 2 van de verordening). De molenbiotoop moet echter wel op de verbeelding worden aangegeven.
Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de reactie van de provincie aangepast. De molenbiotoop is met een aanduiding op de verbeelding aangegeven en opgenomen in de planregels.
In de toelichting is bij de bespreking van de bij de provincie ingediende klachten (in paragraaf 6.1.4) aangegeven dat het om alle ingediende klachten gaat en dat niet vast staat of alle klachten aan DSM zijn toe te schrijven en gegrond zijn.
Conclusie
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.
Reactie Hoogheemraadschap Delfland
Delfland merkt op dat over de waterafvoer van het nog te ontwikkelen terreindeel langs de Provincialeweg nog overleg wordt gevoerd. DSM heeft verzocht om - gezien het industriële karakter van het terrein - het water via de riolering af te voeren in plaats van de neerslag te lozen op oppervlaktewater. Delfland stelt als randvoorwaarde dat er wordt aangetoond dat bij maatgevende omstandigheden er geen hemelwater vanaf het terrein naar het aanliggende oppervlaktewater stroomt. Hierover is nog overleg nodig. De uitkomsten van dit overleg dienen vervolgens te worden verwerkt in de waterparagraaf.
Delfland verzoekt verder om een rioolpersleiding op de verbeelding aan te geven en om de doodlopende boezemtak ter hoogte van de Altena Hoeve de bestemming 'Water' te geven omdat er nog geen overeenstemming is over de mogelijkheid tot het dempen van deze watergang.
Antwoord
De resultaten van het overleg over de waterberging op het terreindeel langs de Provincialeweg zullen worden verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De rioolpersleiding is op de verbeelding aangegeven. Over de eventuele demping van de watergang bij de Altena Hoeve vindt nog overleg plaats. Na afronding van dit overleg zal de bestemming van de doodlopende watergang worden bepaald.
Conclusie
Deze reactie heeft geleid tot aanpassing van het plan.