direct naar inhoud van 6.3 Bodem
Plan: Bomenwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0012-2001

6.3 Bodem

6.3.1 Bestaande situatie

Voor Delft is op basis van historische informatie en in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken een zogenaamde bodemkwaliteitskaart opgesteld, waarop is aangegeven wat de gemiddelde bodemkwaliteit in de bovengrond (met betrekking tot verontreinigingen met zware metalen en PAK) in een gebied van Delft is. Deze bodemkwaliteitskaart is op 8 december 2005 door de raad vastgesteld. Het plangebied Bomenwijk ligt in de G2A-zone, hetgeen betekent dat er licht verhoogde concentraties met zware metalen en pak worden verwacht.

6.3.2 Beleid en onderzoek

Nota Bodembeheer gemeente Delft, 2010-2015

Delft kiest om verschillende redenen voor gebiedsspecifiek beleid. Het gebruik van de bodem bepaalt de eisen aan de bodemkwaliteit. Zo hoeft de milieuhygiënische kwaliteit van een industrieterrein niet gelijk te zijn aan die van een woongebied. Terwijl het gebruik van moestuinen en speelplaatsen kan worden beperkt door de aanwezigheid van verontreinigingen. De bodem kan geschikt gemaakt worden voor de toekomstige functie, maar er kan in de planfase van een ontwikkeling ook rekening worden gehouden met de huidige chemische kwaliteit van de bodem.

De ambitie van de gemeente Delft is als volgt samen te vatten:

  • De huidige bodemkwaliteit handhaven;
  • De mogelijkheden voor grondverzet verruimen;
  • Faciliteren ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen en;
  • Praktische uitvoerbaarheid waarborgen.

Op basis van de geïnventariseerde gegevens heeft Delft gekozen voor het uitwerken van een gebiedsspecifiek beleidskader voor het gehele grondgebied. Dit heeft als voordeel dat de toepassingseisen kunnen worden afgestemd op de doelstellingen voor een bepaald gebied. De mogelijkheden voor grondverzet worden hiermee verruimd.

Bodemfuncties

Het grondgebied van Delft is algemeen in te delen in drie (gebiedsspecifieke) bodemfuncties:

  • Wonen met stadstuin: dichtbebouwd stedelijk gebied met kleine tuinen, primair gebruikt als siertuin;
  • Kantoren, bedrijven, bebouwing: dicht bebouwd stedelijk gebied zonder tuin; zoals bedrijventerreinen, kantorencomplexen en geheel verharde/bebouwde terreinen.
  • Groen: groene gebieden met een zekere ecologische waarde; zoals sport- en recreatieterreinen en stadsparken.

De indeling van deze bodemfuncties is nader weergegeven in de nota Bodembeheer. Daarnaast worden verspreid over het grondgebied van de gemeente de functies Infrastructuur en gevoelige bestemmingen zoals kinderspeelplaatsen onderscheiden. Voor deze locaties gelden afwijkende normen, die de bodemkwaliteit beschermen bij kwetsbaar gebruik of de toepassing van verontreinigde grond mogelijk maken op plaatsen waar dit niet tot beperkingen kan leiden.

Lokale Maximale Waarden

De toepassingseisen worden in het gebiedsspecifieke kader van het Besluit de Lokale Maximale Waarden (LMW) genoemd. De bodembeheerder kan per deelgebied en per stof de LMW kiezen. Hierbij wordt rekening gehouden met de specifieke verontreinigingssituatie en het daadwerkelijke gebruik van de bodem.

Geconcludeerd kan worden dat de huidige bodemkwaliteit bij het hanteren van de LMW over het algemeen gehandhaafd blijft. Voor enkele gebieden is een uitzondering gemaakt.

Grondverzet

De gemeente is het bevoegd gezag voor het toepassen van grond, bagger en bouwstoffen op land. In bijlage 3 van de Nota bodembeheer is een overzicht opgenomen van veel voorkomende toepassingen en opslag met het bijbehorende meldingsregime.

Onderzoek

Voor de te herontwikkelen gebieden in de Bomenwijk geldt dat er in het kader van de bouwaanvraag rekening moet worden gehouden dat verkennend en/of aanvullend onderzoek (conform de NEN 5740/NEN 5707) noodzakelijk is. In dit verband heeft reeds een nader historisch onderzoek plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn beschreven in de bij dit plan behorende rapportage "Historisch onderzoek Bomenwijk" (Kuiper & Burger, 13 november 2006). In het onderzoek zijn de locaties, waar nader onderzoek nodig is, nader gespecificeerd en afgebakend. Deze locaties zijn:

  • Lindelaan 1, vanwege bijmenging met puin, waarin asbest kan zitten;
  • Lindelaan 9-11, vanwege een voormalige (inpandige) opslagtank voor olieproducten;
  • Lindelaan 21, vanwege uitkomsten eerder onderzoek waaruit sterke verontreiniging met zware metalen is gebleken;
  • Lindelaan 31, 47, Meidoornlaan 11 en Lijsterbeslaan 12, vanwege mogelijk bodemvervuilende activiteiten in het verleden, maar waarvan nadere dossiers ontbreken (het gaat o.a. om een brandstoffendetailhandel)
  • Oevers Tweemolentjesvaart, vanwege historisch gebruik ter plaatse;

Bij voorgenomen grondverzet op de genoemde locaties dient uitkomende grond eerst onderzocht te worden, op de wijze zoals hiervoor beschreven. Dit onderzoek dient bij de aanvraag omgevingsvergunning (voor het bouwen) te worden ingediend.

Voor de overige locaties waarbij grondverzet plaatsvindt, dient zo mogelijk te worden gewerkt met een gesloten grondbalans. Alle vrijkomende grond dient zoveel mogelijk binnen het gebied te worden hergebruikt. Hierdoor wordt het gebruik van grondstoffen en vervoersbewegingen tot een minimum beperkt. Indien grond nodig is dan dient dit zoveel mogelijk vanuit de regio te worden aangevoerd. Bij grondverzet zal het Besluit Bodemkwaliteit en de Nota Bodembeheer van de gemeente Delft in acht genomen moeten worden.

6.3.3 Conclusie

Met inachtneming van het voorgaande is de uitvoering van het plan uit oogpunt van bodemkwaliteit aanvaardbaar en haalbaar.