direct naar inhoud van 6.2 Ecologie
Plan: Bomenwijk
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0012-2001

6.2 Ecologie

6.2.1 Bestaande situatie

Het plangebied grenst aan enkele ecologische structuren. Langs de A13 ligt een primaire ecologische structuur. De zone langs de Van Miereveltlaan maakt deel uit van de ecologische boomstructuur. De watergangen langs de Van Miereveltlaan en de Tweemolentjeskade maken deel uit van de watergebonden ecologische structuur. Daarnaast bevinden zich in de wijk plantsoenen en boomstructuren die deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur op wijkniveau en van groot belang zijn voor de verspreiding en als leefgebied van soorten binnen het plangebied.

De natuurvriendelijke oevers zijn beschreven in de waterparagraaf.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Beleid: Ecologieplan Delft 2004-2015

Het Ecologieplan Delft vormt het instrument om een goede ecologische structuur te kunnen realiseren met een kwaliteit die een terugkeer van planten en dieren, die in de loop van de tijd uit Delft zijn verdwenen, mogelijk maakt. De gemeente Delft heeft twee hoofddoelstellingen voor de stedelijke ecologie:

  • I. realiseren en uitbouwen van een kwalitatief hoogwaardige ecologische structuur;
  • II. handhaven van een evenwichtige verhouding tussen natuur en bebouwing, rekening houdend met bereikbaarheid en natuurlijke kwaliteit van gebieden.

Deze doelstellingen worden mogelijk gemaakt door het realiseren van een netwerk van primaire en secundaire verbindingen en kerngebieden met een duidelijke link met de buitengebieden.

Voor de Bomenwijk is in het Ecologieplan het volgende aangegeven. In de Bomenwijk wordt een aantal woningen gesloopt en nieuwbouw uitgevoerd. Bij deze herstructurering wordt de ecologische verbindingszone uitgebouwd en/of verbeterd en worden natuurvriendelijke oevers aangelegd.

Daarnaast wordt in het Ecologieplan ingezet op een ecologisch-recreatieve verbinding Delftse Hout - binnenstad. Deze verbinding loopt via de Tweemolentjesvaart en wordt geoptimaliseerd in aansluiting op de kerngebieden rond de Bomenwijk en de kerngebieden St. Joris en de Wallertuin.

Tot slot wordt in het Ecologieplan gestreefd naar het wegnemen van barrières in ecologische verbindingszones. In dit verband worden specifiek de Tweemolentjeskade, de Van Miereveltlaan en de zone langs de A13 genoemd.

Onderzoek: Flora en fauna

De voorgenomen ingrepen in de Bomenwijk gaan deels ten koste van op het terrein aanwezige flora en fauna, nader te omschrijven als 'natuurschade'. In dat kader biedt de Flora- en faunawet (Ff-wet) bescherming aan planten en dieren, onder meer tegen zogeheten 'natuurschade' waaronder ook Europese regelingen zoals de Vogelrichtlijn (REG 1997) en de Habitatrichtlijn (REG 1992/ 1997).

Onder natuurschade zoals bedoeld onder art. 8, 9, 10, 11 en 12 van de Flora- en faunawet wordt begrepen de schade welke door werkzaamheden aan ter plaatse voorkomende (individuen van) beschermde soorten planten en dieren en vaste verblijf- en voortplantingsplaatsen daarvan, wordt toegebracht. De wet schrijft de verplichting voor om zo'n voorgenomen ingreep te toetsen aan:

  • aanwezige natuurwaarden en soorten om daarmee vast te stellen welke plant- en diersoorten er voorkomen;
  • mogelijke aanwezigheid van (ontheffingsplichtige) soorten van tabel 2 en/of 3 AMvB;
  • de kans dat deze ontheffingsplichtige soorten bedreiging of verstoring door de werkzaamheden zouden kunnen ondergaan en of hierbij sprake is van 'wezenlijke invloed' (LNV 2005; DLG 2006) dan wel de mogelijke bedreiging van de 'gunstige staat van instandhouding';
  • voorgenomen maatregelen om bedreiging of verstoring van individuele planten en/of dieren van tabel 2 en/of 3 AMvB strikt te voorkomen en van soorten van tabel 1 AMvB zoveel als redelijkerwijs mogelijk te voorkomen.

De wet onderscheidt in dat beschermingskader verschillende wettelijke 'belangen' waaraan ook verschillende beschermingsvoorwaarden zijn verbonden: het onderhavige project valt onder het belang 'ruimtelijke ingrepen en ontwikkelingen' (LNV 2005).

Om nader vast te kunnen stellen in hoeverre en op welke wijze in dit project ál of géén natuurschade zou kunnen ontstaan, vergt nader onderzoek. Bedoeld onderzoek, bestaande uit literatuuronderzoek, bronnenonderzoek en veldonderzoek, is uitgevoerd in 2008. De uitgangspunten en randvoorwaarden, aanpak en resultaten van dit onderzoek zijn uitgebreid beschreven in de bij dit plan behorende rapportage "Natuurtoets sloop en renovatie Bomenwijk Delft - eindrapportage" (Groenteam, 27 augustus 2008).

Samenvattend zijn op basis van het natuurwaardenonderzoek (ten behoeve van sloop en nieuwbouw) de volgende conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan.

  • Broedseizoen en werkzaamheden

Sloop, opschonings- en alle andere werkzaamheden, óók het verwijderen van de maaiveld- en overige begroeiing, grondwerk en eventuele ophoging, dienen in het kader van de gedragscode voor broedvogels strikt buiten de broedtijd plaats te vinden, dus vóór maart of ná half juli: Indien dit niet mogelijk is dienen strikte mitigerende maatregelen te worden toegepast.

  • Ontheffing voor Gewone dwergvleermuis voor sloop bebouwing:

Sloop van de bebouwing met vaste verblijfplaatsen vergt aanvraag van ontheffing. Slechts met betrekking tot de bouwbloktypen 'grote gezinswoningen' (lichtblauw, zie Bijlage 3) en 'duplexwoningen' (lichtgroen, zie Bijlage 3) kunnen, gezien de reeds verkregen onderzoeksresultaten, conclusies worden getrokken met betrekking tot de noodzaak tot ontheffingsaanvraag. Paarverblijven zijn geheel niet aangetroffen.

  • Ontheffing voor Bittervoorn en kleine modderkruiper voor aanleg van een natuurvriendelijke oever:

Dit is vereist voor alle werkzaamheden aan watergangen, ook het aanbrengen van oeverbescherming of realiseren van natuurvriendelijke oevers. Deze aanvraag kan zonodig tegelijkertijd met die ten aanzien van bovenstaande punt, worden ingediend.

  • Uitvoering preventieve maatregelen vleermuizen

Deze kunnen op z'n vroegst worden uitgevoerd in uitsluitend de maand oktober, of als alternatief, in uitsluitend de maand April. Voorts vergt dat begeleiding van de maatregelen met eindcontrole door een vleermuisdeskundige, voordat met de sloop kan worden aangevangen.

  • Uitvoering preventieve maatregelen Bittervoorn

Zowel de uitvoering van de aanlegwerkzaamheden als van de preventieve maatregelen dienen buiten de voortplantingstijd plaats te vinden, dus tussen half augustus en 1 maart. Vanwege praktische redenen zullen de preventieve maatregelen zo kort mogelijk voor de aanvang van de werkzaamheden worden uitgevoerd.

  • Uitvoering overige mitigerende maatregelen:

Met het toepassen van de overige mitigerende maatregelen kan het grootste deel van de natuurschade aan niet-ontheffingsplichtige soorten worden voorkómen waarmee de wettelijke zorgplicht zo optimaal mogelijk wordt ingelost.

Ten aanzien van de hiervoor bedoelde, vereiste ontheffing wordt opgemerkt dat deze op 9 september 2008 door het Ministerie van LNV is afgegeven. De betreffende beschikking (kenmerk: FF/75C/2008/0359) is als separate bijlage bij dit plan beschikbaar. De ontheffing geldt tot 1 maart 2013.

Ten aanzien van de overige hiervoor bedoelde, vereiste maatregelen wordt opgemerkt dat deze zullen worden opgevolgd en dat er geen feiten of omstandigheden aanwezig zijn, welke uitvoering van de maatregelen zouden kunnen belemmeren of beperken.

Onderzoek: Huismussen in Delft in 2009

Naast bovenstaand onderzoek heeft aanvullend onderzoek plaatsgevonden naar huismussen en gierzwaluwen in Delft. In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar het aantal broedgevallen van gierzwaluwen in Delft. In de Bomenwijk zijn echter geen broedgevallen van gierzaluwen waargenomen, terwijl het totaal aantal broedgevallen in Delft licht is gestegen.

Uit onderzoek naar de huismussen blijkt echter wel dat in Delft een flinke afname zichtbaar is. Vanwege de sterke landelijke achteruitgang is de huismus in 2004 op de rode lijst geplaatst. In het voorjaar van 2007 is het plan ontstaan om Delft en het buitengebied rondom de stad te inventariseren. Het is de bedoeling dat het onderzoek inzicht geeft in hoeveel huismussen er momenteel voorkomen in Delft, hoe deze zijn verspreid over de stad en of de populatie nog steeds achteruit gaat of stabiliseert. De looptijd van het onderzoek bedraagt vijf jaar. Voor de Bomenwijk is de volgende trend zichtbaar:

Wijk   2007   2008   2009  
Bomenwijk (aantal broedgevallen -->)   10   14   7  

Hoewel het aantal broedgevallen in 2008 is toegenomen is er voor 2009 een flinke daling te zien. Men gaat er vanuit dat de daling komt door de sloop van veel huizen in de Bomenwijk. Enkele broedparen zijn verdwenen en de werkzaamheden hebben wellicht ook een verstorend effect gehad op de aangrenzende delen met bebouwing.

Bron:

  • Huismussen in Delft in 2009; K. Mostert en B. Vastenhouw
  • Huismussen in Delft in 2008; B. Vastenhouw en K. Mostert.
6.2.3 Gewenste ontwikkeling

In het algemeen worden de primaire en secundaire hoofdstructuur in het plangebied versterkt door de realisatie van natuurvriendelijke oevers .Tevens wordt bij de inrichting ingezet op een verhoging van de natuurwaarde van de droge verbindingszones, gekoppeld aan recreatieve routes. De ecologische bomenstructuur wordt gehandhaafd en indien gewenst plaatselijk bij herontwikkeling of vanuit ecologische doelstellingen uitgebreid of hersteld.

Naar de Bomenwijk vertaald betekent dit dat de singel in de groenstrook langs de Elzenlaan wordt voorzien van een natuurvriendelijke oever, waartoe oeverzones worden vergraven. Hetzelfde geldt voor de zone langs de A13 / Wilgenlaan.

Naast de ecologische structuur op stadsniveau is de fijnmazige groenstructuur op wijkniveau van groot belang voor de verspreiding van soorten in de Bomenwijk. In verband met de renovatie, sloop en nieuwbouw van woningen wordt ingegrepen in het openbaar groen waaronder kruidige beplanting, vaste planten, bomen en struiken en wordt het openbare gebied opnieuw ingericht. Conform het beleid van de gemeente Delft worden de bomen zoveel mogelijk herplant binnen de oorspronkelijke boomstructuren (gekoppeld aan de naamgeving van de straten). Met betrekking tot de beplanting wordt aandacht gegeven aan beplanting met een dieraantrekkende werking (bijvoorbeeld vogels, vlinders, wilde bijen). Bijzondere aandacht geldt ook voor de achteruitgang van de mussen in de wijk.

6.2.4 Conclusie

De eindconclusie met betrekking tot ecologie luidt als volgt:

  • uit oogpunt van voorkomen en mitigeren van natuurschade is het plan aanvaardbaar, mits voorwaarden in acht worden genomen;
  • door het uitvoeren van gerichte natuurmaatregelen op het niveau van zowel het groen als de woningen, draagt de herontwikkeling van de Bomenwijk bij aan het versterken van de ecologische kwaliteit van Delft.