direct naar inhoud van 6.2 Ecologie
Plan: Schieoevers Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0005-2001

6.2 Ecologie

6.2.1 Bestaande situatie

Binnen het plangebied bevinden zich verschillende onderdelen van de ecologische hoofdstructuur van Delft. De Kruithuisweg, de Rotterdamseweg en de spoorlijn Den Haag-Rotterdam met aangrenzende gronden vormen onderdelen van de primaire ecologische verbindingen op stadsniveau, terwijl de westzijde van de Schie deel uitmaakt van de secundaire ecologische structuur. De Kruithuisweg, Rotterdamseweg, de spoorlijn Den Haag-Rotterdam en de oostzijde van de Schie maken daarnaast ook deel uit van de ecologische boomstructuur. Deze structuren maken deel uit van een robuust ecologisch netwerk door Delft wat de omliggende buitengebieden met elkaar verbindt. De primaire structuur langs de Kruithuisweg is goed ontwikkeld.

Aan het plangebied grenzen een aantal stepping-stones: de omgeving van het Kruithuis, het sportpark aan de Kruithuisweg en het sportpark Tanthof Zuid. Stepping-stones zijn relatief geïsoleerde gebieden met een hoge ecologische waarde, die fungeren als een verblijfplaats voor vele diersoorten. Deze dienen als tussenstap tussen grotere ecologische gebieden.

In de ecologische structuur van Delft is het groengebied ten zuiden van de Einsteinweg/ Schieweg aangeduid als 'kerngebied aanwezig groen'. Dit gedeelte ligt voor een klein deel in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0005-2001_0012.jpg"

Figuur 7: Uitsnede ecologische hoofdstructuren

Er zijn geen natuurvriendelijke oevers in het gebied aanwezig.

Uitgangspunt is dat bestaande groen- en waterstructuren in stand worden gehouden en waar mogelijk de ecologische structuur wordt versterkt.

6.2.2 Beleid en onderzoek

Het ecologiebeleid is terug te vinden in tal van regelingen en richtlijnen op Europees, landelijk en provinciaal niveau, zoals de Flora- en faunawet, de Vogel- en Habitatrichtlijn, Natuurbeschermingswet 1998, Natura 2000-gebieden, het Nationaal Milieubeleidsplan 4, Structuurschema Groene Ruimte 2 'natuur voor mensen, mensen voor natuur' en het Beleidsplan Natuur en Landschap.

Het gemeentelijk beleid is verankerd in het Duurzaamheidsplan Delft 2008-2012 'Duurzaam Delft op de kaart', de nota 'Ecologieplan Delft 2004-2015, Een groen netwerk, de groene aders van Delft' 2004 en de Bomenverordening Delft 2008.

Het plangebied maakt geen deel uit van Vogel- en Habtitatrichtlijngebieden of Natura 2000-gebieden en valt niet onder de Natuurbeschermingswet 1998. Het plangebied is geen nationale Ecologische Hoofdstructuur. Het zuiden van het plangebied grenst aan de 'Groenblauwe Slinger' een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.

6.2.2.1 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van wilde inheemse plant- en diersoorten. In de wet is ondermeer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en dat beschermde planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Daarnaast is het iet toegestaan om de directe leefomgeving van soorten, waaronder nesten en holen te beschadigen, te vernielen of te verstoren, tenzij ontheffing wordt verleend door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2).

In principe zijn alle van nature in de Europese Unie voorkomende zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen beschermd. Tevens is een aantal vaatplanten, insecten, weekdieren en overige in- en uitheemse diersoorten die in Nederland voorkomen beschermt. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren (algemene zorgplicht, artikel 2).

In 2005 is een Algemene Maatregel van Bestuur in werking getreden die alle beschermde soorten indeelt in drie beschermingscategorieën: Tabel 1 soorten: in Nederland algemeen voorkomende soorten waarbij bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd; Tabel 2 soorten: in Nederland zeldzame of bedreigde soorten, waarbij bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting een ontheffing moet worden aangevraagd bij het ministerie van EL&I of gewerkt kan worden volgens een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode; Tabel 3 soorten: soorten genoemd in de Habitatrichtlijn bijlage IV, en enkele bedreigde soorten. Voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting dient een ontheffing te worden aangevraagd.

In het bestemmingsplangebied komen door de Flora- en faunawet beschermde soorten voor. Onder het aspect Flora- en faunawet wordt beoordeeld of als gevolg van de bestemmingswijziging (en de gevolgen van deze wijziging) sprake is van aantasting van leefgebieden van juridisch zwaarder beschermde soorten. Onder juridisch zwaarden beschermde soorten worden soorten van de tabellen 2 en 3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AmvB) Flora- en faunawet verstaan. Voor de algemene soorten (tabel 1 van de Flora- en faunawet) geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling. De zorgplicht (artikel 2) blijft bij deze soorten echter wel van kracht.

6.2.2.2 Ecologieplan Delft

Het Ecologieplan Delft vormt het instrument om een goede ecologische structuur te kunnen realiseren met een kwaliteit die een terugkeer van planten en dieren, die in de loop van de tijd uit Delft zijn verdwenen, mogelijk maakt. De gemeente Delft heeft twee hoofddoelstellingen voor de stedelijke ecologie:

  • 1. realiseren en uitbouwen van een kwalitatief hoogwaardige ecologische structuur;
  • 2. handhaven van een evenwichtige verhouding tussen natuur en bebouwing, rekening houdend met bereikbaarheid en natuurlijke kwaliteit van gebieden.

Deze doelstellingen worden mogelijk gemaakt door het realiseren van een netwerk van primaire en secundaire verbindingszones en kerngebieden met een duidelijke link met de buitengebieden. Ecologische verbindingszones zijn structurele groene zones die een bijdrage leveren aan het ecologische netwerk. Aan deze aanduiding zijn regels verbonden met als doel het behouden en uitbouwen van een kwalitatief hoogwaardige ecologische structuur. Ecologische verbindingszones zijn uitsluitend bestemd voor groenstructuren, natuurvriendelijke oevers, water, recreatieve langzaamverkeersroutes met een maximale breedte van 2 m en leidingen ten behoeve van nutsvoorzieningen.

Bomenverordening Delft 2008

De Bomenverordening Delft 2008 heeft als doel de houtopstand van Delft te beschermen. De gemeente Delft streeft naar een aantrekkelijke woon- en werkomgeving met voldoende kwalitatief openbaar groen, waaronder houtopstanden. Delft wil het bomenbestand op een zodanig peil houden dat geen afbreuk wordt gedaan aan de groene belevingswaarde en de leefbaarheid van Delft waarbij extra aandacht en bescherming wordt gegeven aan bomen met natuur- en milieuwaarden, landschappelijke waarde, waarde voor stadsschoon, cultuur en monumentale waarde en waarde voor recreatie en leefbaarheid.

6.2.2.3 Ecologisch onderzoek

In het plangebied zijn verschillende ecologische onderzoeken uitgevoerd.

Fauna Delft 2007 door bSR (Bureau Stadsnatuur Rotterdam)

Dit ecologische onderzoek richtte zich op de ecologische waarden in het gebied. Van de soortgroep vogels is uitsluitend de Gierzwaluw onderzocht. In het plangebied zijn tijdens dit onderzoek geen nesten aangetroffen. Van de soortgroep vleermuizen is in het plangebied uitsluitend de gewone dwergvleermuis aangetroffen.

Gierzwaluwen in de regio Delft in 2008, 2009 en 2010 door B. Vastenhouw, K. Mostert en E. Vasbinder

Tijdens deze onderzoeken zijn in het plangebied bewoonde nesten aangetroffen.

Samenvattend rapport vleermuizen onderzoek gemeente Delft 2006 t/m 2008 door de Stichting Zoogdierenwerkgroep Zuid-Holland, K. Mostert
In het plangebied is de Gewone dwergvleermuis aangetroffen. Deze soorten komen in de ruime omgeving (vrij) algemeen voorkomen. Vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn beschermd. Langs het water zijn geen vliegroutes waargenomen en er zijn nergens aanwijzingen voor verblijfplaatsen gevonden.

Onderzoek Hoogheemraadschap van Delfland

Uit onderzoek door het Hoogheemraadschap van Delfland blijkt dat de bittervoorn en de kleine modderkruiper algemeen voorkomen in de regio Delfland. De bittervoorn wordt in het beheergebied van Delfland vooral in boezemwatergangen vastgesteld. De kleine modderkruiper komt met name in de polderwatergangen voor. Daarom is het aannemelijk dat de soorten ook in het plangebied voorkomen.

Natuurloket en Nationale Databank Flora en Fauna

Uit gegevens van het Natuurloket blijkt dat in het kilometerhok 8 beschermde vaatplanten zijn aangetroffen. Het is niet aannemelijk dat deze soorten zich op het bedrijventerrein bevinden. Tijdens een veldbezoek uit 2007 zijn deze niet aangetroffen. Gezien de biotoop van het bedrijventerrein is het niet aannemelijk dat er veel beschermde zoogdieren, met uitzondering van vleermuizen, in het plangebied aanwezig zijn. Er is een beperkt aantal soorten, zoals mezen, winterkoning, kauwen, duiven en gierzwaluwen te verwachten. In de groene randen van het plangebied (de Kruithuisweg, langs het spoor en de Schie en aan de zuidkant van het plangebied) is het wel aannemelijk dat er beschermde flora en fauna voorkomen. Het Natuurloket heeft geen gegevens over vogels in dit gebied.

De Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) maakt melding van waarnemingen van vleermuizen en enkele beschermde insecten (o.a. viervleklibel) in het gebied.

6.2.3 Gewenste ontwikkeling

Ecologieplan

Voor Schieoevers Zuid is in het Ecologieplan het volgende opgenomen. Bij herinrichting kan ingezet worden op een brede ecologische en recreatieve zone aan beide zijden van de Schie of daar parallel aan. Mogelijkheden voor inpassing van watergerichte bedrijfsvoering moet binnen de ecologische randvoorwaarden plaatsvinden.

Tevens is voor het plangebied de uitdaging 'begaanbaar maken van barrières' relevant. Delft wordt doorsneden door een aantal grote wegen en watergangen. Deze vormen een grote barrière voor de verspreiding van diersoorten. Bij de planning en inrichting van infrastructuur moet voor inpassing van de ecologische structuur rekening gehouden worden met de ecologische randvoorwaarden.

Voor de primaire structuur geldt dat de huidige breedte van de groen- en waterstructuur wordt gehandhaafd en indien mogelijk uitgebreid tot een zone met een breedte van minimaal 20 meter naast de bestaande watergang en een oeverzone van minimaal 5 meter. De aangewezen ecologische bomenstructuren dienen in stand te worden gehouden en waar mogelijk versterkt.

De wegenstructuur wordt begeleid door boombeplanting en waar mogelijk kruidige bermen.

Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid om deze structuren te realiseren. Dit zal geen belemmering zijn voor de huidige mogelijkheden van de gevestigde bedrijven en bewoners.

Gebiedsvisie Schieoevers 2006
In de Gebiedsvisie Schieoevers 2006 is aangegeven dat de groenstructuur waar mogelijk de water- en wegenstructuur gaat volgen. Dit betekent dat bij de watergangen langs het spoor en de Schie wordt ingezet op een groene inrichting met ecologische oevers. Langs de Schie heeft het uitsluitend betrekking op de westelijke zijde. Gevolg van die benadering is dat de twee dragers van de waterstructuur (die noord-zuid lopen) dan worden gecombineerd met twee noordzuid lijnen van de ecologische structuur. Hiermee wordt in de ecologische structuur een alternatief geboden voor de ecologische verbinding langs de Kruithuisweg die door de Schie en de spoorlijn wordt doorsneden. Voor het gebied rondom het knooppunt Schieweg-Kruithuisweg wordt een parkachtig inrichtingsbeeld nagestreefd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0503.BP0005-2001_0013.jpg"

Figuur 9: Uitsnede gewenste ecologische structuren, Gebiedsvisie Schieoevers 2006

Zowel in de Ruimtelijke Structuurvisie als de Gebiedsvisie Schieoevers wordt de westelijke Schieoever voorgesteld als openbaar verblijfsgebied aan de Schie. Door dit gebied loopt een groenblauwe fietsroute, waarmee de binnenstad en het buitengebied ruimtelijk en ecologisch met elkaar verbonden worden.

De visie om stad en land met elkaar te verbinden wordt regionaal gedragen. In de Ruimtelijke Visie Hof van Delfland 2025 geldt het verbeteren van de verbindingen tussen stad en land en groene gebieden onderling als een van de opgaven. In het Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland 2025 is de verbinding tussen stad en land een van de kernkwaliteiten.

Verder is het bij eventuele herontwikkeling van het plangebied gewenst de mogelijkheden voor natuurontwikkeling te benutten. Tevens streeft de gemeente naar een duurzame inrichting van bedrijfsgebouwen door het toepassen van natuurvoorzieningen zoals groene daken, gevelbegroeiing en nestvoorzieningen voor vogels en vleermuizen.

In het kader van klimaatadaptatie is het behouden en versterken van de ecologische structuur, openbaar groen en de realisatie van de waterstructuur van groot belang. Mogelijkheden liggen in de aanplant van bomen, aanleg natuurvriendelijke oevers en het aanbrengen van groene daken en gevelbegroeiing.

6.2.4 Conclusie

Wijzigingen in een bestemmingsplan en ontwikkelingen binnen het plangebied moeten getoetst worden aan het Ecologieplan (ecologische structuur) en aan de Flora- en faunawet (ecologietoets). Uitgangspunt is dat een ontwikkeling alleen toegelaten wordt als de duurzame instandhouding van de aanwezige soorten niet verstoord wordt. Indien door een ontwikkeling het ecologisch netwerk in kwaliteit achteruit gaat of zelfs verdwijnt, dient compensatie geregeld te worden in de vorm van nieuwe natuurlijke gebieden en eventueel in de vorm van een bijdrage in een groenfonds (ecologiereserve).

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, waarbij geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Op een aantal locaties is binnen de bestemming "Groen" de aanduiding "ecologische verbindingszone" op de verbeelding opgenomen. De mogelijkheden die in het bestemmingsplan geboden worden qua gebruik- en bouwmogelijkheden passen binnen het ecologiebeleid.