Plan: | Noordwest, deelgebied 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0503.BP0001-2002 |
De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.
Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels behorend bij de andere daar voorkomende bestemming en zijn slechts toelaatbaar indien met een omgevingsvergunning daarvan afgeweken kan worden, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning om af te wijken is vereist voor projecten met een oppervlakte kleiner dan/of gelijk aan 100 m².
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, indien:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie-2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4.1, zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad, hetgeen op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsverguning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.
Voor zover de in lid 19.4.1, bedoelde werken en werkzaamheden, danwel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij vergunning te stellen kwalificaties.
Een in lid 19.3 bedoelde omgevingsvergunning of een in lid 19.4 bedoelde omgevingsvergunning voor het uiotvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld.
Het college is bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.9a Wro te wijzigen, door op de verbeelding: