direct naar inhoud van Artikel 18 Waarde - Archeologie-1
Plan: Noordwest, deelgebied 3
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0503.BP0001-2002

Artikel 18 Waarde - Archeologie-1

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van en het onderzoek naar archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

Bouwwerken ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen dienen te voldoen aan de bouwregels, zoals opgenomen in de regels behorend bij de andere daar voorkomende bestemming en zijn slechts toelaatbaar indien met een omgevingsvergunning daarvan afgeweken kan worden, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning om af te wijken is vereist voor projecten met een oppervlakte kleiner dan/of gelijk aan 100 m².

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde zoals bedoeld in lid 18.2, indien:

  • a. het belang van het archeologisch waardevol gebied niet onevenredig wordt geschaad, en/of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn, en/of;
  • c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie-1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen gebouw zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. grondwerken dieper dan 40 cm, waartoe wordt gerekend het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, wegruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • b. het verlagen en verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard, waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen en verwijderen van verhardingen ten behoeve van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
18.4.2 Uitzondering verbod

Het verbod als bedoeld in lid 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer betreffen, en/of
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, en/of
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende aanlegvergunning, en/of
  • d. archeologisch onderzoek betreffen of daarop zijn gericht, en/of
  • e. betrekking hebben op gronden, waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, en/of
  • f. betrekking hebben op het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, voor zover daarvoor een bouwvergunning is vereist en/of
  • g. betrekking hebben op een project met een oppervlakte kleiner dan 100 m².
18.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 18.4.1, zijn slechts toelaatbaar voor zover de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad, hetgeen op basis van archeologisch onderzoek dient te zijn aangetoond.

18.4.4 Advies

Alvorens omtrent het verlenen van een aanlegvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de gemeentelijke archeoloog omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en werkzaamheden het belang van de archeologische waarden niet onevenredig wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

18.4.5 Nadere eisen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover de in lid 18.4.1, bedoelde werken en werkzaamheden, danwel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen ter bescherming van de archeologische waarden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting tot het laten begeleiden van de uitvoering van de werken en werkzaamheden door een deskundige betreffende archeologische monumentenzorg, die voldoet aan de door het college bij vergunning te stellen kwalificaties.
18.4.6 Voorwaarden omgevingsvergunning en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een in lid 18.3 bedoelde omgevingsvergunning of een in lid 18.4 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, waar de aangevraagde bouw- of gebruiksactiviteiten, respectievelijk werken of werkzaamheden zullen plaatsvinden, naar het oordeel van het college in voldoende mate is vastgesteld.

18.5 Wijzigingsbevoegdheid
18.5.1 Wijzigingsregels

Het college is bevoegd het plan met toepassing van artikel 3.9a Wro te wijzigen, door op de verbeelding:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie-1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de betreffende gronden geen archeologische waarden aanwezig of meer aanwezig zijn;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie-1' alsnog toe te kennen aan gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze dubbelbestemming, gelet op ter plaatse aanwezig archeologische waarden, aanpassing behoeft.