direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen
Plan: Fascinatio-Capelsebrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0502.BP12Fascinatio-4001

Artikel 11 Wonen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen: zoals groen, water, parkeervoorzieningen, tuinen en erven, verharding.
11.1.1 Ten behoeve van het toegestane gebruik zijn op en in deze gronden toegelaten:
  • a. gebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. doeleinden van openbaar nut.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de inhoud van hoofdgebouwen binnen het bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • d. in afwijking van het gestelde onder c mag het hoofdgebouw ter plaatse van de aanduiding op de volgende wijze worden vergroot:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag het volume van het hoofdgebouw worden uitgebreid met in achtneming van de aangeduide maximale goot- en bouwhoogte;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 1' is een opbouw met één verdieping toegestaan, met dien verstande dat:
      • de maximale bouwhoogte van hoofdgebouw 15 meter en goothoogte 10 meter bedraagt;
      • de opbouw een lessenaarsdak is.
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 2' is een nok/dakverhoging toegestaan, met dien verstande dat de bouw- en goothoogte van het hoofdgebouw zoals bestaand op het moment van ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan maximaal 1 meter verhoogd mag worden;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 3' is een ophoging van één bouwlaag van 3 meter toegestaan;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 4' is de opbouw van een dakkapel aan de voorzijde van de woning toegestaan, met dien verstande dat:
      • plaatsing van dakkapel 0,5 meter van de erfgrens geplaatst wordt;
      • de dakkapel niet hoger is dan 1,75 meter;
      • de dakkapel begint tussen 0,5 en 1,0 meter uit de dakvoet;
      • de dakkapel wordt uitgevoerd met een platdak en ondoorzichtige zijwanden;
      • de bovenkant van de dakkapel minimaal 0,5 meter onder de bovenkant van de nok gelegen is.
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 5' is het doortrekken van de huidige opbouw naar de voorgevellijn toegestaan, met dien verstande dat de goot- en nokhoogte identiek moet zijn aan de bestaande hoogtes;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dakopbouw 6' is het doortrekken van de huidige opbouw naar de achtergevel toegestaan, met dien verstande dat de goot- en nokhoogte identiek moet zijn aan de bestaande hoogtes;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn vrijstaande hoofdgebouwen toegestaan;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn twee-aaneengebouwde hoofdgebouwen toegestaan;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn aaneengebouwde hoofdgebouwen toegestaan;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn gestapelde woningen toegestaan;
  • i. de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden opgericht in de grens met de bestemming 'Tuin';
  • j. in afwijking van het bepaalde in lid i dient bij het ontbreken van de bestemming 'Tuin' de voorgevel van het hoofdgebouw te worden opgericht in de grens met de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied';
  • k. de maximale goot- en bouwhoogte is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang': dient een onderdoorgang met een minimale doorganghoogte van 3 meter aanwezig te zijn.
11.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen

Het bouwen van aanbouwen en bijgebouwen is niet toegestaan.

11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte maximaal 3 meter mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen tot 1 meter achter de voorgevel is ten hoogste 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1 meter achter de voorgevel is ten hoogste 2 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' een steiger met een hoogte van 1,5 meter gerekend vanaf het waterpeil;
  • d. speelvoorzieningen waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.2, voor het toestaan van (vrijstaande) bijgebouwen, ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het college tevens afwijkt van de gebruiksregels, zoals bedoeld in 11.5.2;
  • b. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • c. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • d. per woning maximaal één afwijking ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend;
  • e. de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m2 bedraagt en wordt gefaciliteerd middels een pre-fab-woonunit.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van een garage voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting of seksbedrijf;
  • d. het gebruik van het hoofdgebouw als beroeps- of bedrijfsmatige werk- en/of opslagruimte.
11.4.2 Aan huis gebonden beroep

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval niet verstaan, het gebruik van de woning voor aan huis gebonden beroep, onder voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij maximaal 40% van het oppervlak van de begane grond en maximaal 25% van het totale vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken als zodanig mag worden gebruikt, tot een maximum van 50 m2;
  • b. de bewoner zelf het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • c. de parkeerbalans in de directe woonomgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
  • d. het gebruik geen onevenredige nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de nabij gelegen woonbebouwing;
  • f. door de uitoefening van de activiteiten het uiterlijk aanzien van de woning niet zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • g. detailhandel slechts is toegestaan voorzover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan huis gebonden beroep of het aan huis gebonden bedrijf.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan ten behoeve van een Bed and Breakfast met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. de Bed and Breakfast voorziening een maximumcapaciteit kent van ten hoogste 8 personen, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  • c. bedoeld gebruik geen hinder voor het woonmilieu mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  • d. bedoeld gebruik geen belemmering voor de omliggende bedrijven mag opleveren;
  • e. het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
  • f. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  • g. er mag geen duurzame ontwrichting van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur ontstaan;
  • h. het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreft die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van verkeer;
  • i. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid (parkeernorm 1 parkeerplaats per kamer) op eigen terrein. Het bevoegd gezag kan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm en toestaan dat in minder parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • j. de Bed and Breakfast voorziening dient in bestaande bebouwing te worden gerealiseerd;
  • k. maximaal 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijbehorend bouwwerken mogen ten behoeve van een Bed and Breakfast in gebruik zijn, zulks met een absoluut maximum van 80 m² (een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 50 m² bedragen);
  • l. de omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan ten behoeve van de Bed and Breakfast voorziening, uitsluitend bij een woonfunctie wordt verleend.
11.5.2 Bewoning vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.4.1 onder a, teneinde bewoning in vrijstaande bijgebouwen mogelijk te maken ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. met een medische verklaring de noodzaak van mantelzorg wordt aangetoond;
  • b. aangetoond wordt dat de mantelzorg tijdelijk van aard is;
  • c. de niet zelfstandige woonruimte niet meer dan 50 m2;
  • d. geen onevenredige aantasting van het woongenot van omwonenden plaatsvindt;
  • e. de bedrijfsvoering van nabij gelegen bedrijven niet wordt beperkt;
  • f. per woning niet meer dan één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg wordt verleend.