direct naar inhoud van 4.2 Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
Plan: Vesting
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0501.Vesting-0140

4.2 Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis

De historische ontwikkeling van Brielle, voorzover deze zich in ruimtelijke verschijningsvormen manifesteert, wordt in dit hoofdstuk beschreven. Nagegaan wordt hoe Brielle zich in de loop van de eeuwen in stedenbouwkundige zin heeft ontwikkeld. Voorts wordt de huidige stedenbouwkundige structuur, waarin het historische patroon nog voor een belangrijk deel bewaard is gebleven, beschreven en verklaard vanuit het historisch perspectief. In dat kader speelt ook de archeologie een belangrijke rol. Voor een volledig beeld van de archeologische waarde van het gebied wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 3.2. De huidige stedenbouwkundige structuur wordt hierna in 4.5 beschreven.

Voorne kent een lange bewoningsgeschiedenis. Door regelmatig optredende overstromingen was Voorne tot de 11e eeuw alleen op de hoger gelegen kreekruggen permanent bewoonbaar. Er zijn sporen van prehistorische nederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. In de vroege middeleeuwen (500-1000 na Chr.) keerden de bewoners terug. De 7e-eeuwse nederzetting Witla aan de Bernisse (Wiedele) werd in 836 door de Noormannen verwoest.

In de periode van de 11e-15e eeuw werden onder auspiciën van de heren van Voorne de bedijkingen ter hand genomen als bescherming tegen overstromingen en ten behoeve van de landwinning. De eilanden Voorne en Putten, en de vele eilandjes waaruit Voorne en Putten zelf bestonden, groeiden langzamerhand aaneen.

Het ontstaan van een nederzetting aan de rivier de Goote vlakbij de monding van de Maas hangt samen met de bedijkingen in het laatste kwart van de 12e eeuw. De dijk langs de Goote vormde de oostelijke grens van de Polder Oosterland. Op de samenkomst van een polderweg, de huidige Langestraat, en de dijk langs de Goote (de huidige Nobelstaat en Voorstraat) vestigden zich de eerste bewoners. Het oudste deel van Brielle ligt langs de westkant van de Nobelstaat. De Langestraat was de verbinding tussen het, in de duinen van Oostvoorne gelegen, hof van de heren van Voorne en de Goote. De Goote en de Maas waren in die tijd goed bevaarbaar en vormden belangrijke aan- en afvoerrouten voor goederen.

De nederzetting aan de Goote groeide snel toen na de stormvloed in 1214 veel bewoners van Voorne hun toevlucht vonden op de dijk. De heren van Voorne stimuleerden die groei door het uitgeven van erven waar de nieuwe bewoners zich op vestigden.

Aanvankelijk bestond de nederzetting uit twee kernen (ontstaan uit parochies) op de oostelijke dijk van de Polder Oosterland: Brielle en Maerlant. De grens tussen beide werd gevormd door de Langestraat. De Langestraat ontsloot de landerijen ten noorden (Maerlant) en ten zuiden (Brielle) ervan.

Brielle viel rechtstreeks onder de heerlijkheid Voorne, een leen van de graven van Holland. Maerlant was het domein van de heren van Maerlant die dit, sinds het begin van de 13e eeuw, in leen hadden van hun verwanten, de heren van Voorne. Aanvankelijk ontwikkelden Brielle en Maerlant zich afzonderlijk. In beide kernen was een hof, bestaande uit een omheind complex van een huis met stallen en voorraadschuren, gevestigd. Het hof van de heren van Voorne lag aan het oostelijk deel van de Langestraat en strekte zich uit tot de Groot Oosterlandse dijk. De ligging van het hof van Maerlant is minder duidelijk. Brielle en Maerlant hadden ieder hun eigen parochie en een eigen dorpsgerecht.

Brielle ontwikkelde zich, vanwege de economisch gunstige ligging aan vaarwater, in de 13e eeuw het voorspoedigst en overvleugelde daarbij de nederzetting Maerlant. Een rol kan daarbij ook gespeeld hebben dat de heren van Maerlant hun domein meer als privé-bezit beschouwden en de heren van Voorne een krachtige economische ontwikkeling van Brielle voorstonden. De voorspoedige ontwikkeling van Brielle als centrum van handel en (haring)visserij blijkt uit het feit dat al in 1280 tolvrijheid werd verkregen van de Hollandse, Zeeuwse en Friese tollen. Bedacht dient te worden dat de haven van Brielle in het Maasmondgebied het dichtst bij de zee lag. De grootste economische bloei maakt Brielle door in de late middeleeuwen, waarbij de haringvisserij en -handel het belangrijkst was. De grootste omvang werd bereikt in de 14e en de 15e eeuw.

In wezen ontwikkelden Brielle en Maerlant zich tot langgerekte dijkdorpen langs de havens. Daarbij werden percelen langs de Nobelstaat en de Voorstraat aanvankelijk alleen aan de westkant uitgegeven. In de loop van de 14e en de 15e eeuw raakte ook de oostzijde van de dijk bebouwd. Aanvankelijk zullen percelen zich tot de haven hebben uitgestrekt. Langzamerhand ontstond het patroon van zij- en achterstraten en verschenen er pakhuizen aan de Lijnbaan en de Turfkade.

Het achterliggende gebied ter weerszijden van de Langestraat was grotendeels kerkelijk gebied van de beide parochies en had een veel losser bebouwingspatroon en was voor een deel in agrarisch gebruik. Hier waren de parochiekerken en de vele kloosters gevestigd. De St. Pieterskerk van Maerlant ontwikkelde zich uit de huiskapel van de heren van Maerlant en stond op het huidige Asylplein. In 1807 is de St. Pieterskerk gesloopt om plaats te maken voor het Zeemansasyl. De huidige St. Catharijnekerk heeft zich ontwikkeld uit een aan St. Catharina gewijde kerk uit de tweede helft van de 13e eeuw ongeveer op dezelfde plaats stond als de huidige kerk. Het kerkhof van de St. Catharinakerk was gelegen op de briel (= veeweide). Het woord briel is afkomstig van het Keltische brogilo en is waarschijnlijk de oorsprong van de naam Brielle. In het begin van de 14e eeuw, rond de tijd van het verkrijgen van stadsrechten, zijn de beide parochies samengesmolten. Vóór 1306, toen onder Gerard van Voorne stadsrechten werden verkregen, waren de beide kernen Brielle en Maerlant al samengevoegd en ging de stad verder onder de naam Brielle. De definitieve middeleeuwse omvang van de stad was toen bereikt.

Zowel de haven van Maerlant als die van Brielle waren gevoelig voor verzanding. De haven van Brielle profiteerde lange tijd van de stroming van de rivier de Goote die de haven op diepte hield. Toch was er vóór de St. Elisabethsvloed van 1421 al sprake van verzanding van de Goote. In 1474 werd de Goote ingedijkt en werden de gorzen tussen de binnenhaven en de Goote feitelijk bij de stad ingelijfd. Aan het eind van de 13e eeuw komt de haven van Maerlant door nieuwe bedijkingen binnendijks te liggen. Voor die tijd vond de overslag van goederen uitsluitend aan de zuidzijde plaats. Toen de verzanding van de Maerlantse haven werkelijk een probleem ging vormen, werd in 1394 een grotere spui aangelegd. In de 14e en de 15e eeuw waren er twee havens vol in bedrijf. Ondanks de problemen van verzanding van de Brielse haven bleef deze haven het belangrijkst omdat deze het dichtst bij het centrum en de grootste bevolkingsconcentratie lag. In de loop van de 15e eeuw maakt Maerlant een grote groei door. Dit zal te maken hebben met de bevolkingsaanwas waar in Brielle minder ruimte was en de toenemende verzandingproblemen van de Brielse haven. Aan de oostkant van de Brielse haven ontstond een nijverheidsgebied met veel ruimtevragende activiteiten zoals een touwslagerij (getuige de naam Lijnbaan) en timmerwerven. Een aaneengesloten bebouwing ontstond er in dit gebied voorlopig niet.

In 1338 zijn rechten verleend tot het verdedigen van de stad door middel van de aanleg van vestinggrachten, waarmee kort daarna werd begonnen. De vesting bestond uit een gracht met een op een wal gebouwde muur. Opmerkelijk is de grote diepte landinwaarts die aan de langgerekte stad werd gegeven. Een verklaring hiervoor is dat de vestinggracht aan de noordwestzijde waarschijnlijk de begrenzing van het domein Maerlant volgde.

In de loop van de 15e eeuw begon de Maasmond dicht te slibben. Brielle raakt langzamerhand zijn vaarverbindingen kwijt en gaat zich steeds meer richten op de exploitatie en de handel in producten van het achterland. Zo verkreeg de stad in 1477 een privilege dat bepaalde dat al het graan dat groeide tussen Oostvoorne en "Vlackee" in Brielle op de markt moest worden gebracht. In de 17e eeuw begon de betekenis van Hellevoetsluis, dat een veel gunstiger ligging aan diep vaarwater had, als handels- en scheepvaartcentrum toe te nemen waardoor de positie van Brielle aanzienlijk verzwakte. Vanaf de inname door de Watergeuzen op 1 april 1572 werd de strategische ligging van Brielle aan de Maasmond steeds meer onderkend. In de 17e en de 18e eeuw werden de vestingwerken gemoderniseerd. Daarbij werd in het begin van de 18e eeuw een belangrijk deel van de stad aan de zuidkant (Zuideinde met Gasthuis en 's Heerdaniëlsambacht en dwarsstraten) prijsgegeven.

De enigszins dorpse, middeleeuwse structuur van Brielle, met de karakteristieke ontginningslijnen, het patroon van dwars- en achterstraten en de open ruimten is vrij gaaf bewaard gebleven.

 

De belangrijkste elementen die de stedenbouwkundige structuur van Brielle in de middeleeuwen - en ook thans nog - bepalen zijn:

  • de langs de Goote aangelegde oostelijke dijk van de Polder Groot Oosterland; thans de Nobelstaat en de Voorstraat (de hogere ligging van de Nobelstaat en Voorstraat ervaart men nog steeds onder meer in de helling van de Koopmanstaat tussen het Wellerondom en de Markt);
  • de voormalige polderweg, de Langestraat, de verbinding tussen de haven van Brielle en het duingebied van Oostvoorne en de grens tussen Brielle en Maerlant en lange tijd fungerend als marktterrein;
  • de haven van Maerlant en flankerende straten vormen het derde element.

In de volgende paragraven wordt nader ingegaan op de huidige stedenbouwkundige structuur.