direct naar inhoud van Regels
Plan: Marktweg Hem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0498.BPMarktweg-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Marktweg Hem' van de gemeente Drechterland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0498.BPMarktweg-VG02 met bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

het door tenminste één lid van het betreffende huishouden uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtergevelrooilijn:

de achterste, niet naar openbaar gebied toegekeerde lijn die het bouwvlak begrenst;

1.7 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.8 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, in een woning en bestaande bijbehorende bouwwerken, waarbij het wonen als de hoofdfunctie behouden blijft en waarbij tevens dient te zijn voldaan aan het gestelde voor bed & breakfast in het Besluit van de gemeenteraad van Drechterland van 28 november 2016, nr. 2016-63, tot vaststelling van de Beleidsregels Verblijfsrecreatie, dan wel de geldende Beleidsregel(s) voor bed & breakfast op het moment van aanvraag van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage:

een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bestaand:

het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig is of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning (ná 1 oktober 2010);

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met éénzelfde bestemming;

1.15 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, niet zijnde overkapping;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.23 dienstverlening:

met detailhandel vergelijkbare activiteiten voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan of ten gerieve van het publiek, voorzieningen gericht op ontspanning in de vorm van leisure, sauna's, yogastudio's, wellness, badhuizen, creativiteitscentra en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;

1.24 druiplijn:

de lijn die van onderen het dak begrenst;

1.25 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.26 erf- en terreinafscheiding:

bouwwerk op of in de directe nabijheid van een erfgrens bedoeld om een erf, tuin of terrein af te scheiden;

1.27 erker:

een ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek. De buitenzijde wordt begrensd door kozijnen;

1.28 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 150, eerste lid, onder h van de Gemeentewet en artikel 5.2.4. van de APV, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en activiteiten als bedoeld in artikel 2.1.4.2. en 2.3.3.1. van de APV. Onder evenement wordt tevens verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2.1.2.2. APV op de weg, een feest, een muziekvoorstelling of een wedstrijd op of aan de weg;

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.31 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.32 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.34 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.35 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.36 hoofdverblijf:

de plaats waar men feitelijk woont en die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene;

1.37 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonende personen of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals een keuken, een woonkamer, sanitaire voorzieningen en de entree, en waarbij tevens tussen deze personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat (gezin of samenlevingsverband);

1.38 huisvesten van arbeidsmigranten:

het huisvesten van arbeidsmigranten, die hier op grond van een EU paspoort of een tewerkstellingsvergunning legaal tijdelijk werkzaam zijn en hun hoofdverblijf elders hebben;

1.39 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.40 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, zoals opgenomen in bijlage 1, geheel of overwegend door middel van handwerk, geen detailhandel en geen prostitutie zijnde, waarvan de omvang van de activiteiten zodanig is, dat het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.42 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.43 kunstwerken:

bouwwerken, geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.44 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.45 landschappelijke waarden:

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied (bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal de Structuurvisie landschap, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.46 langzaam verkeersroutes:

fietspaden, voetpaden, wandelpaden en wandelgebieden;

1.47 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.48 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.49 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;

1.50 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.51 paardenbak:

een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

1.52 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus ten hoogste 30 cm;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
      • de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.53 perceelsgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.54 permanente bewoning:

het (al dan niet tijdelijk) hebben van hoofdverblijf in een gebouw;

1.55 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen enige vergoeding;

1.56 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.57 recreatiewoning:

een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.58 risicogevoellig bouwwerk cq risicogevoelig object:

bouwwerken en andere objecten, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.59 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.60 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.61 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.62 stolp:

een voor Noord-Holland karakteristieke boerderij gekenmerkt door een vierkante constructie van gebinten, waarop een piramidevormig dak rust, al dan niet met een voorhuis;

1.63 verblijfsrecreatie:

recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of recreatieverblijven;

1.64 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.65 voorgevelrooilijn:

de (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn;

1.66 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.67 webwinkel:

een vorm van detailhandel waarbij het showen van producten en de transactie, volledig online geschiedt. Het ter plaatse afhandelen van gekochte goederen is wel toegestaan, met uitzondering van webwinkels in woningen waar geen afhaalpunt is toegestaan;

1.68 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen groep personen;

1.69 woongebouw:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met uitzondering van ondergeschikte gevelelementen;

Op onderstaande tekeningen is aangegeven wat hieronder wordt begrepen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0498.BPMarktweg-VG02_0019.png"

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige gebouwen tezamen;

2.7 bedrijfsvloeroppervlak:

het binnenwerkse vloeroppervlak van de ruimtes die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

2.8 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenzijde van de gevel en/of de harten van scheidingsmuren;

2.9 afstand tot de (bouw)perceelgrens:

tussen de grens van een bouwperceel en een bepaald punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is;

2.10 ondergronds bouwen:

bij het berekenen van de te bouwen oppervlakte wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen, voor zover deze zijn gelegen buiten de buitenzijde van de gevels van de bijbehorende bovengrondse gebouwen;

2.11 doorvaarthoogte:

tussen het bouwwerk en het hoogst toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.12 doorvaartbreedte:

tussen het bouwwerk en enig ander onderdeel daarvan, dan wel het talud of enig ander werk, en tussen het maximaal respectievelijk minimaal toegestane waterpeil, waar deze afstand het kleinst is;

2.13 lessenaarsdak

de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de lage zijde van het dak, de bouwhoogte wordt bepaald door de hoge zijde van het dak;

2.14 dakopbouw op bijgebouwen

het gedeelte van de dakopbouw op een bijgebouw dat achter en grenzend aan de achtergevel staat wordt niet meegerekend bij de toegestane oppervlakte (30 m²). Het toegestane oppervlak van een dakopbouw op een bijgebouw wordt dus berekend over het gedeelte van de dakopbouw dat aan de zijgevel grenst.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. waterlopen en water(partijen);
  • d. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. verhardingen, waaronder parkeervoorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. sport- en speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer en nutsvoorzieningen, met een maximum van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 m.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter waarbij de volgende uitzonderingen gelden:
    • 1. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
    • 2. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m;

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1", indien de ten noorden van het plangebied gelegen kas met bijbehorende hindercirkel niet meer aanwezig is en de daar aanwezige agrarische bestemming verwijderd is;
  • c. er niet meer dan 1 woning gerealiseerd wordt;
  • d. de woning een maximale goothoogte van 6,5 m en een maximale bouwhoogte van 12 m heeft;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Verkeer - Verblijf

4.1 Bestemmingsbeschrijving

De op de verbeelding voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. straten en paden met hoofdzakelijk een functie ten behoeve van een goede doorstroming van het verkeer en de ontsluiting van de buurten;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en water(partijen);
  • f. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;
  • g. terwaterlaatplaats maaiboot;
  • h. straatmeubilair;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. sport- en speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op deze gronden zijn uitsluitend gebouwen toegestaan ten dienste van het verkeer met een maximum van 15 m2 en een maximum bouwhoogte van 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m, waarbij de volgende uitzonderingen gelden:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterberging;
  • c. waterlopen, vaar- en waterwegen;
  • d. oeverstroken;
  • e. bruggen, dammen en/of duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde
  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde, in of aan het water moet de waterbeheerder schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht;
  • c. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien dit noodzakelijk is:

  • a. ter bescherming van de beleving en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ten behoeve van de bereikbaarheid van hulpdiensten;
  • c. ter bescherming van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van een vrije doorvaarbreedte;
  • e. ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. aan-huis-verbonden beroepen;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten genoemd in bijlage 1 Lijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water;

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • c. woningen mogen worden gebouwd als vrijstaande en/of dubbele woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" alleen vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen;
  • e. de dakhelling van woningen mag niet minder dan 30° (graden) en niet meer dan 70° (graden) bedragen, met dien verstande dat op gronden ter plaatse van de aanduiding "plat dak" woningen plat mogen worden afgedekt tot een bouwhoogte van niet meer dan 7,5 m;
  • f. woningen dienen met de voorgevel gericht op de openbare weg te worden gebouwd;
  • g. de afstand van een vrijstaande woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag aan een zijde niet minder dan 1,5 m en aan de andere zijde niet minder dan 2 m bedragen;
  • h. de afstand van een dubbele woning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen.

6.2.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.1. sub a, mag de bouwgrens worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. een erker mag maximaal 70% van de voorgevelbreedte en 70% van de zijgevel van een woning beslaan;
  • b. hoekerkers zijn mogelijk, mits:
    • 1. het gedeelte van de erker dat aan de voorgevel van de woning is gesitueerd niet breder is dan 70% van de voorgevel en
    • 2. het gedeelte van de erker, dat aan de zijgevel en in het verlengde daarvan voor het verlengde van de voorgevel is gesitueerd niet breder is dan 70% van de zijgevel;
  • c. de diepte van een erker mag niet meer dan 1,50 m zijn;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen
  • e. erkers mogen een hoogte hebben van niet meer dan 0,3 m boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

6.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op 1 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van de aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden die bebouwd zijn met een hoofdgebouw niet worden meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte van aansluitende gronden behorende bij het hoofdgebouw;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen mag per woning niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde in sub c en d is op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk een dakopbouw toegestaan, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
    • 2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7 m;
    • 3. de oppervlakte van de dakopbouw niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    • 4. ten minste 30% van de dakopbouw wordt gebouwd aan de zijgevel van het hoofdgebouw;
  • g. indien het perceel grenst aan water mag de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot de bovenkant van het talud niet minder bedragen dan 1 m;
  • h. de afstand van bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot openbare verharding, niet zijnde achter- of tussenpaden bij hoofdgebouwen, mag niet minder bedragen dan 1 m.

6.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen paardrijdbakken, tennisbanen en zwembaden worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woningen mag worden vergroot tot maximaal 150 m², mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

6.3.2 Afwijkende bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.3 sub c in die zin dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot niet meer dan 6 m, mits:

  • a. het bijbehorend bouwwerk vrijstaand is en op niet minder dan 1 m van het bouwvlak staat;
  • b. geen afbreuk kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan de in lid 6.1 sub a genoemde bedrijvigheid;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor permanente en recreatieve bewoning;
  • d. het gebruik van hoofdgebouwen voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • f. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken;
  • g. het gebruik van woningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, welke geen huishouden vormen;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • i. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bed and breakfast

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.4 onder e in die zin dat de gronden en gebouwen in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte gewijzigd wordt naar een maximale goothoogte van 6,5 m en een maximale bouwhoogte van 12 m, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Wonen - Woongebouw

7.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen-Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woongebouw met de daarbij behorende bergingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van het woongebouw gelden de volgende regels:

  • a. het woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal te bouwen woningen in het woongebouw mag niet meer dan het aangegeven aantal ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" bedragen;
  • c. de goot- en bouwhoogte van woningen mag niet meer dan de aangegeven goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" bedragen;

7.2.2 Bergingen

Voor het bouwen van bergingen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een berging mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bergingen mag niet meer bedragen dan 50% van het bij het woongebouw behorende terrein, exclusief de oppervlakte van het woongebouw;
  • c. de bouwhoogte van een berging mag niet meer bedragen dan 4 m.

7.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen direct grenzend aan en haaks op de gevels van rug-aan-rugwoningen niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 m.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken in combinatie met een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van het beroep of het bedrijf meer bedraagt dan 40 m²;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw voor permanente en recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van een wooneenheid voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • e. het gebruik van gronden voor de bouw en/of de aanleg van een paardrijdbak, tennisbaan of een zwembad met de daarbij behorende bouwwerken;
  • f. het gebruik van woningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, welke geen huishouden vormen;
  • g. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, een escortbedrijf en/of (straat-)prostitutie;
  • h. het gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Aantal woningen in het plangebied

Het gezamenlijk maximum aantal woningen in de bestemming 'Wonen' en 'Wonen - Woongebouw' mag niet meer bedragen dan 34 woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het maximum aantal woningen per bouwvlak is aangegeven. Het aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" in de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen - Woongebouw' maakt onderdeel uit van het gezamenlijke aantal van 34 woningen.

9.2 Maximum bouwprofiel

Waar in dit plan voor (hoofd)gebouwen een maximale goothoogte en/of een maximale bouwhoogte is voorgeschreven mag het hieruit voortvloeiende maximum bouwprofiel worden overschreden door antennes, schoorstenen en ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van technische installaties.

9.3 Overschrijding bouw en/of bestemmingsgrenzen

De bouwgrenzen mogen, in afwijking van het op de verbeelding en/of in hoofdstuk 2 bepaalde, uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, veranda's, en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, pilasters, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen die langer duren dan twee dagen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de desbetreffende bepalingen van de planregels ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. het verschuiven van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en nadere aanduidingen, voor zover dit, ten gevolge van geringe afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met dien verstande dat de genoemde afwijkingen ten hoogste 3 meter mogen bedragen;
  • b. het afwijken van maten met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is voor een goede uitvoering van het plan, met uitzondering van:
    • 1. percentages;
    • 2. de maatvoering van bijbehorende bouwwerken;
    • 3. de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van nutsvoorzieningen waarvan de oppervlakte van enig gebouw niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet mag bedragen dan 3,5 m.

11.2 Uitzondering

De afwijking wordt niet verleend indien daardoor ernstige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Parkeervoorzieningen
  • a. Parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen in vrijstaande en dubbele woningen dienen te worden gerealiseerd op het eigen bouwperceel.
  • b. Parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen in rijenwoningen dienen te worden gerealiseerd op het eigen bouwperceel achter het (verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw dan wel op gronden bestemd als 'Verkeer - Verblijf'.
  • c. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht.
  • d. Onder 'in voldoende mate' wordt verstaan de normering voor het parkeren opgenomen in het beleid verwoord in het ASVV 2012 (uitgave van het CROW) dan wel het op het moment van het indienen van een aanvraag geldende rechtsopvolger van het ASVV 2012 (uitgave van het CROW).
  • e. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub c en d, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  • f. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub c en d:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

12.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

12.3 Aanvullende werking welstandscriteria

De op de verbeelding en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken, kan nader worden ingevuld door de in de Woningwet bedoelde welstandscriteria, zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan en/of de welstandsnota.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsregels

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar aard en omvang niet worden vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Marktweg Hem' van de gemeente Drechterland.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 22 maart 2021.

De voorzitter, de griffier,