Plan: | Bedrijventerrein De Wetering |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0491.BP1231BT001-vg01 |
Wetgeving
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt3. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. |
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in de volgende tabel weergegeven4. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | |||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Referentiesituatie
Voor het bestemmingsplan De Nieuwe Wetering is luchtkwaliteitsondezoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat na realisatie van De Nieuwe Wetering langs de N210 als maatgevende weg in 2011 reeds ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden uit de luchtkwaliteitswetgeving. Dit blijkt wel uit de concentratie van de maatgevende stoffen stikstofdioxide en fijn stof (zie tabel).
Hoogst berekende jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide
Hoogst berekende jaargemiddelde concentraties fijn stof
Milieueffecten ontwikkelingsmogelijkheden bestemmingsplan
Gevolgen extra verkeer
In totaal zullen zal door de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan de verkeersgeneratie maximaal toenemen met circa 1.000 mvt/etmaal voor een werkdag. Voor een gemiddelde weekdag zal dat minder bedragen. Uit de nibm-tool5 blijkt dat de maximale bijdrage van de ontwikkeling aan de concentratie stikstofdioxide 2,46 µg/m³ bedraagt en voor fijn stof 0,49 µg/m³ (dit is een worst case situatie, uitgaande van werkdagintensiteiten (in plaats van weekdagintensiteiten) en met als uitgangspunt dat al het verkeer via 1 ontsluitingsweg wordt afgewikkeld). Dit betekent dat deze ontwikkeling in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Gelet op de concentraties stikstofdioxide en fijn stof in 2011 en 2015 zonder beoogde ontwikkeling, zal ook na deze ontwikkeling nog steeds ruimschoots worden voldaan aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit.
Gevolgen van de vestiging/uitbreiding/wijziging van bedrijven
Het is bekend dat bedrijvigheid kan zorgen voor een verhoogde concentratie luchtverontreinigende stoffen. Dit is vooral een lokaal effect. De uitstoot van luchtverontreinigende stoffen van individuele bedrijven is vooral afhankelijk van de aard van het bedrijf, de inrichting en de specifieke bedrijfsvoering. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden aangetoond dat er een inrichting van het bedrijventerrein mogelijk is waarmee voldaan wordt aan de normen voor luchtkwaliteit.
Bijdrage bedrijvigheid aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen
De daadwerkelijke uitstoot veroorzaakt door bedrijfsactiviteiten zelf hangt sterk samen met de aard van de bedrijvigheid en de specifieke inrichting en bedrijfsvoering van het individuele bedrijf. Hierover is in het bestemmingsplanstadium logischerwijs nauwelijks informatie aanwezig. Gelet op de beperkte ruimtelijke ontwikkelingen op het bedrijventerrein, de aanwezigheid van het reeds aanwezige bedrijventerrein zullen de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk zijn qua bedrijfsactiviteiten relatief weinig invloed op de luchtkwaliteit hebben6. Over de mogelijke uitstoot veroorzaakt door bedrijvigheid kan in het algemeen het volgende vermeld worden: - Uit onderzoek van de provincie Noord-Holland naar de uitstoot van NO2 door bedrijven met een provinciale milieuvergunning7 blijkt dat deze bijdrage varieert van maximaal 0,1 tot 0,2 µg/m³ voor de meeste onderzochte bedrijven tot maximaal 0,9 tot 1,6 µg/m³ voor een enkel bedrijf (verffabrikant, zetmeelfabriek). Dergelijke bedrijven komen in het plangebied nauwelijks voor en worden voor de toekomst ook niet verwacht; - Uit onderzoeken die zijn uitgevoerd voor het grootschalige en zware bedrijventerrein Moerdijkse Hoek (2.600 ha)8 blijkt dat de grootste luchtverontreiniging in het gebied wordt veroorzaakt door het wegverkeer voor dit bedrijventerrein. Voor NO2 bedraagt de bijdrage van de industrie binnen een straal van 2.000 m tot het industrieterrein maximaal 1 µg/m³ aan de jaargemiddeldeconcentratie. Voor PM10 bedraagt deze bijdrage binnen 500 m maximaal 0,05 µg/m³ aan de jaargemiddeldeconcentratie. Uit het onderzoek blijkt dat afvalverbranding en chemische procesindustrie de grootste bijdrage levert. Het plangebied is beduidend minder grootschalig van aard en bevat in het algemeen minder zware bedrijvigheid. De verwachting is dan ook dat de bijdrage van het bedrijfsperceel aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen op zeer waarschijnlijk relevant kleiner zal zijn. Overigens is de verwachting dat in het algemeen de emissie per bedrijf in de toekomst lager zal zijn dat de emissiegegevens waar in de betreffende onderzoeken van uit is gegaan: nieuwe bedrijven hebben nieuwe technieken en moeten voldoen aan de emissie-eisen uit de Wet luchtkwaliteit en het NeR (Nederlandse emissierichtlijn lucht). Bovendien zal uit kostenefficiency het energieverbruik (dat deels verantwoordelijk is voor de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen) in de toekomst alleen nog maar afnemen als gevolg van verbeterde technieken en andere maatregelen. Dit betekent dat het gebruik van de betreffende emissiegegevens in de genoemde onderzoeken als worstcasesituatie beschouwd kan worden. Al met al blijkt uit de betreffende informatie dat ook na de bedrijfsmatige ontwikkelingen ruimschoots voldaan kan worden aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit. |
Ook na de beoogde ontwikkelingen wordt ruimschoots voldaan aan de normen uit de luchtkwaliteitswetgeving. Het aspect luchtkwaliteit en de betreffende wetgeving staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.