direct naar inhoud van Regels
Plan: Sierteeltgebied - derde wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01 met de bijbehorende regels

1.2 plan

het wijzigingsplan 'Sierteeltgebied - derde wijziging' van de gemeente Alphen aan den Rijn

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

a. akker- en vollegrondstuinbouw:

de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van ruwvoederteelt, fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;

b. grondgebonden veehouderij:

het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, alsmede paardenfokkerij;

c. paardenfokkerij:

het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet verstaan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege;

d. intensieve veehouderij:

het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

e. glastuinbouw:

de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;

f. fruitteelt:

de teelt van fruit op open grond;

g. sierteelt:

de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten alsmede pot- en containerteelt;

h. bosbouw:

de teelt van bomen vanwege de houtproductie;

i. intensieve kwekerij:

de teelt van gewassen of de kweek van vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van daglicht.

1.8 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven, dan wel op het verwerken, opslaan en verhandelen van dieren of producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven.

1.9 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.10 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.11 archeologische deskundige:

een nader aan te wijzen onafhankelijke provinciaal archeologische deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.12 archeologisch onderzoek:

Onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingvergunning beschikt.

1.13 bed & breakfast

voorzieningen gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristische recreatieve activiteit aan maximaal 8 personen; onder bed & breakfast voorzieningen wordt niet verstaan een overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en of arbeid.

1.14 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.15 bebouwing:

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 bedrijf:

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het als onderneming jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.

1.18 bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, behorende bij het ter plaatse gevestigde bedrijf, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon.

1.19 bedrijfsvloeroppervlak

bij een bedrijf in eigendom zijnde bouw- en teeltgronden die binnen het plangebied gelegen zijn.

1.20 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.22 bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevi inrichting:

bedrijven zoals bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.25 bijgebouw:

een vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.

1.26 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens:

De grens van een bouwvlak.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.33 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.34 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.35 duurzaam volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf dat voldoet aan de geldende milieueisen en ook op lange termijn aan deze eisen kan blijven voldoen en waarvan redelijkerwijs is aan te nemen dat dit gedurende de planperiode een omvang zal hebben van:

a. hetzij ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

b. hetzij ten minste een halve tot een volledige arbeidskracht indien sprake is van een reëel perspectief op continuïteit op langere termijn en waarbij het hoofdinkomen afkomstig is van het agrarisch bedrijf.

1.36 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.37 gastenverblijf

plaats waar de gasten onderdak kunnen verkrijgen.

1.38 gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.39 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in lid 1 van de Wet geluidhinder.

1.40 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in lid 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.41 gevoelige functies ten opzichte van kassen

objecten categorie I:

  • P aaneengesloten woonbebouwing, zijnde drie of meer woningen, die telkens op minder dan 5 m afstand van elkaar zijn gelegen;
  • gevoelige objecten, zijnde gebouwen of delen van gebouwen, bestemd voor het verblijf van personen of objecten, gebouwen of terreinen bestemd voor verblijfs- of dagrecreatie, niet zijnde een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeermiddelen;

objecten categorie II:

  • P overige
1.42 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven

objecten categorie I:

  • P bebouwde kom met stedelijk karakter;
  • P ziekenhuis, sanatorium, en internaat;
  • P objecten voor verblijfsrecreatie;

objecten categorie II:

  • P bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omgeving in een

overigens agrarische omgeving;

  • P objecten voor dagrecreatie;

objecten categorie III:

  • P verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een

overwegende woon- of recreatiefunctie verleent;

objecten categorie IV:

  • P woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer

mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;

objecten categorie V:

  • P woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond

van een vergunning aanwezig mogen zijn.

1.43 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.44 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.45 kampeerboerderij

een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.

1.46 kampeermiddelen:

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.47 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.48 kassen:

bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal (ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering) met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.50 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.51 landhoofd

het in water uitgebouwde stuk waarop de eigenlijke brug rust.

1.52 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.53 manege:

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.54 mantelzorg:

hulp die aanvullend, niet beroepshalve, aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden verleend wordt.

1.55 molenbiotoop

de omgeving waarmee een molen in relatie staat; in deze omgeving/zone gelden afwijkende regels die een bijdrage leveren aan het goed functioneren van de molen.

1.56 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.57 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.58 nevenfuncties

niet-agrarische functies die minder dan de helft van het inkomen van het betreffende bedrijf

genereren.

1.59 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie waarbij uitsluitend van seizoensgebonden standplaatsen kampeermiddelen gebruik wordt gemaakt.

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 oppervlaktelijst niet-agrarische bedrijven en overige voorzieningen

de 'Oppervlaktelijst niet-agrarische bedrijven en overige voorzieningen', die als bijlage onderdeel van deze regels uitmaakt.

1.62 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.63 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.

1.64 paardenpension

een pensionstalling is een bedrijf dat is gericht op het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden.

1.65 peil

a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst of minder dan 5 m daarvan: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

b. de hoogte van het bestaande terrein ter plaatse van de bouw, zulks gezien in relatie met de hoogte van de bestaande omliggende terreinen (maaiveld).

1.66 permanente standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, gedurende het gehele jaar.

1.67 plattelandswoning

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die (tevens) door derden mag worden bewoond en die niet wordt beschermd tegen de milieugevolgen van het (voorheen) bijbehorende bedrijf;

1.68 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat.

1.69 polderkade

een kunstmatige of een natuurlijke hoogte, onder welke benaming ook, die dient tot kering van zee-, rivier-, polder of boezemwater.

1.70 praktijkruimte:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.71 professioneel vuurwerk

vuurwerk, niet zijnde consumentenvuurwerk

1.72 recreatiewoning:

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.73 resocialisatie

het voorbereiden van personen op de terugkeer in de maatschappij.

1.74 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.75 risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in lid 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.76 rooilijn

de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw), dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg) de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het gebouw (niet zijnde een bijgebouw) dat het dichtst bij de weg is gelegen.

1.77 ruwvoedergewassen

gewassen, zoals gras, maïs, voederbieten, luzerne, die in de volle grond worden geteeld en waarvan de opbrengst is bestemd als voer voor landbouwhuisdieren

1.78 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende het zomerseizoen.

1.79 seksinrichting:

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.80 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.81 standplaats voor kampeermiddel

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.82 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.83 tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van liden die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

1.84 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken - voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

1.85 verkoop streekeigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren, bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.

1.86 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.87 zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580, punt 4.2.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Sierteelt

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Sierteelt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het uitoefenen van sierteeltbedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub g;

alsmede:

b. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw': het uitoefenen van akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub a;

c. ter plaatse van de aanduiding 'grondgebonden veehouderij': het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub b;

d. ter plaatse van de aanduiding 'groothandel': tevens een groothandel in planten ,bloemen, struiken en groen;

e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;

met daaraan ondergeschikt:

f. de volgende nevenfuncties:

1.verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing ingebruik mag worden genomen;

2. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwingin gebruik mag worden genomen;

3. kleinschalig kampeerterrein (minicamping) waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;

4. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

5. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik magworden genomen;

6. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

g. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

3.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen mogen worden gebouwd;

b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van kassen, bouwwerken voor waterberging en terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. op gronden met de aanduiding 'kas uitgesloten' is de bouw van kassen niet toegestaan;

c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;

d. de minimale afstand van gebouwen tot andere gebouwen dient 3 m te bedragen indien de gebouwen niet aan elkaar worden gebouwd;

e. de minimale afstand van bouwwerken tot de bestemming Water dient 5 m te bedragen;

f. de minimale afstand tot overig water dient 1 m te bedragen;

g. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient 3 m te

bedragen;

h. overigens geldt ook het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0008.png"

3.3 Ontheffing van de bouwregels

3.3.1 Ten behoeve van maximaal oppervlak kassen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor kassen van ten hoogste 3.000 m², met inachtneming van het volgende:

a. ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en uitbreiding van het oppervlak aan kassen voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is;

b. ten hoogste 1/3 van het netto bedrijfsoppervlak – zijnde het bedrijfsoppervlak waarover het bedrijf beschikt op de locatie waar de kassen worden opgericht – mag bebouwd worden met kassen;

c. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

d. voor wat betreft de bouw van de kassen dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen';

e. de kassen mogen uitsluitend worden gebouwd indien is voorzien in voldoende watercompensatie; een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt pas genomen indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;

f. er dient sprake te zijn van voldoende landschappelijke inpassing, waarbij een toename aan kassen binnen het sierteeltconcentratiegebied afdoende wordt gecompenseerd;

g. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en f van deze regel wordt voldaan;

h. voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van kassen zoals opgenomen in dit lid.

3.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bedrijfsgebouwen van ten hoogte 3.000 m², met inachtneming van het volgende:

a. ontheffing wordt uitsluitend verleend ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven met een groter aaneengesloten bedrijfsoppervlak dan 3 ha;

b. ten hoogste 10% van het netto bedrijfsoppervlak mag bebouwd worden met bedrijfsgebouwen;

c. uitbreiding van het oppervlak mag niet leiden tot een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;

d. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

e. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, c en d van deze regel wordt voldaan;

f. voor het overige dient te worden voldaan aan de regels ten aanzien van bedrijfsgebouwen zoals opgenomen in dit lid.

3.3.3 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 3.2.2 sub h opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:

a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;

b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.

3.3.4 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub g, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:

a. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;

b. afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 3 m te bedragen.

3.3.5 Ten behoeve van de herbouw van bedrijfswoningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een bedrijfswoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;

b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;

c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

3.4 Specieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:

a. opslag van goederen anders dan in gebouwen;

b. het huisvesten van seizoensarbeiders, anders dan in een niet-permanent kampeermiddel op een minicamping;

c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m²;

d. het verlenen van mantelzorg en het gebruiken van een aan- of uitbouw, vrijstaand bijgebouw of hoofdgebouw ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg;

e. het stallen van kampeermiddelen ter plaatse van een minicamping in het winterseizoen;

f. paardenbakken buiten het bouwvlak;

g. lichtmasten en lichtreclame;

h. geluidsinstallatie bij een paardenbak;

i. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting.

3.4.1 Plattelandswoning

Ter plaatse van de aanduiding 'plattelandswoning' mag de (voormalige) agrarische bedrijfswoning tevens worden gebruikt voor bewoning door een huishouden zonder functionele binding met het desbetreffende agrarische bedrijf,

met dien verstande dat:

'indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de figuur 'relatie' met elkaar zijn verbonden, worden deze aangemerkt als één aanduiding'

3.4.2 Voorwaardelijk verplichting aanleg haag

Het gebruik van de woning op het perceel Voorweg 83 overeenkomstig de bestemming (plattelandswoning) is alleen dan toegestaan indien binnen een maand na inwerkingtreding van het bestemmingsplan binnen de naastgelegen bestemming 'Groen-Haag' een, 'in de winter groenblijvende haag' wordt aangelegd en in stand wordt gehouden met een hoogte van tenminste 3 meter, met inachtneming van het burenrecht als bedoeld in artikel 5:42 van het BW.

3.5 Ontheffing van de gebruiksregels

3.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.1 voor de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

a. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

b. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

c. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.

De onder sub a tot en met c bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.

3.6 Aanlegvergunning

3.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch - Sierteelt zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a. het dempen van sloten waardoor er een kavel van meer dan 80 m breed wordt gerealiseerd;

b. aanleggen van verhardingen.

3.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

a. Het verbod van lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

b. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;

c. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

d. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

e. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.

3.6.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;

b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

3.7.1 Ten behoeve van nieuwe agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van nieuwe agrarische bouwvlakken, met inachtneming van het volgende:

a. planwijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig sierteeltbedrijf;

b. van de wijzigingsbevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt:

1. wanneer te verwachten is dat geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Sierteelt;

2. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;

c. de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan bij bedrijven met een bedrijfsvloeroppervlak van ten minste 2 ha;

d. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';

e. een verzoek om planwijziging wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of voldaan is aan het gestelde in sub b onder 1 en 2;

f. een besluit tot wijziging is pas toegestaan indien de waterbeheerder een positief advies heeft uitgebracht over de benodigde compenserende maatregelen als gevolg van eventuele demping van sloten en/of toename van verharding;

g. op nieuwe bouwvlakken is het bepaalde in dit lid van overeenkomstige toepassing.

3.7.2 Ten behoeve van de bouw van een 1e bedrijfswoning

<vervallen>

3.7.3 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 3.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Sierteelt en voorzien van de aanduiding 'akkerbouw' of 'grondgebonden veehouderij' met inachtneming van het volgende:

a. wijziging van de begrenzing van het bouwvlak is alleen toelaatbaar ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven en voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;

b. bouwvlakken mogen worden vergroot tot ten hoogste 2 ha;

c. als het bestaande bouwvlak al de maximaal uit te breiden omvang heeft bereikt, mag het bouwvlak met 15% worden vergroot;

d. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

e. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

f. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing;

g. een verzoek om toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan een agrarisch en landschapsdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a, e en f van deze regel wordt voldaan.

3.7.4 Ten behoeve van omzetting voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning

<vervallen>

3.7.5 Ten behoeve van de herbouw van een woning als gevolg van schaalvergroting of reconstructie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van herbouw van een burgerwoning (nieuw bouwvlak met de bestemming Wonen) op gronden met de bestemming Agrarisch - Sierteelt, met inachtneming van het volgende:

a. er dient sprake te zijn van 'saldo minder of nul', dit betekent dat er voor de herbouw van de woning elders in het plangebied een voormalige agrarische bedrijfswoning gesloopt dient te worden en de huidige bestemming Wonen wordt omgezet;

b. er vindt schaalvergroting, reconstructie of in enigerlei vorm een positieve uitwerking op de sierteelt plaats, die mede door de wijziging mogelijk wordt gemaakt; aan deze voorwaarde wordt ook voldaan als in het verleden schaalvergroting of reconstructie heeft plaatsgevonden;

c. de agrarische functie van de te slopen bedrijfswoning is niet langer noodzakelijk. Hierbij moet per (te reconstrueren) bedrijf één agrarische bedrijfswoning blijven bestaan;

d. de ligging van de nieuwe woning staat toekomstige reconstructie, bestaande bedrijvigheid of andere ruimtelijke opgaven (onder andere waterberging en wegen) niet in de weg;

e. de maximale oppervlakte van het perceel is zo beperkt mogelijk, met een maximum van 1.000 m²;

f. de bijgebouwen hebben na bestemmingswijziging geen groter vloeroppervlak dan 50 m²; bij uitzondering is een ontheffing van 75 m² toegestaan;

g. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

h. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

i. er dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en lid 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';

j. op de nieuwe woning is het bepaalde in artikel 13 van overeenkomstige toepassing.

3.7.6 Ten behoeve van omzetting voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een burgerwoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. Het bestemmingsvlak heeft een maximale oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte;
  • b. De afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
  • c. de onder a en b genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen;
  • d. de woning en het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde, hebben ieder een eigen rechtstreekse verbinding met de openbare weg;
  • e. de burgerwoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • f. omliggende, bestaande agrarische bedrijven, inclusief het voorheen bijbehorende agrarisch bedrijf, mogen niet in hun belangen worden geschaad. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;indien niet zonder meer aan het gestelde onder e en f kan worden voldaan, dienen voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of een andere doelmatige bouwkundige voorziening.

3.7.7 Ten behoeve van het omzetten van een bedrijfswoning naar plattelandswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning, met inachtneming van het volgende:

  • a. Het bestemmingsvlak met de aanduiding plattelandswoning heeft een maximale oppervlakte van 1.000 m², met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere oppervlakte;
  • b. De afstand tussen de achtergevel van de bestaande woning en de grens van het bestemmingsvlak bedraagt maximaal 15 meter, met dien verstande dat de bestaande situatie aanleiding kan geven tot een grotere afstand;
  • c. de onder a en b genoemde bestaande situatie kan onder andere worden veroorzaakt door de situering van de woning op het perceel en/of een bestaande toegangsweg en/of de aanwezigheid van een natuurlijke perceelsgrens van water en/of groen;
  • d. het bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde blijft toegankelijk, hetzij door een rechtstreekse verbinding met de openbare weg, hetzij door een verbinding met een naastgelegen perceel;
  • e. de bouw- en gebruiksregels die van toepassing zijn op een bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) blijven na wijziging van toepassing;
  • f. het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoorde, heeft de bedrijfsactiviteiten niet beëindigd;
  • g. de plattelandswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn
  • h. omliggende, bestaande agrarische bedrijven, mogen niet in hun belangen worden geschaad. Dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden;
  • i. indien niet zonder meer aan het gestelde onder g en h kan worden voldaan, dienen voorzieningen te worden getroffen, zoals de aanleg van een sloot, het realiseren van een bufferzone, het plaatsen van een scherm en/of andere doelmatige bouwkundige voorziening.

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden Landbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden Landbouw" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van agrarische bedrijven, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub a en b;

alsmede:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij': intensieve veehouderijbedrijven zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.7 sub d;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
  • d. specifieke vorm van agrarisch-2: een paardenhouderij annex paardenpension met daaraan ondergeschikt activiteiten behorende bij een manege met bijbehorende paardenbakken en tredmolens;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. de volgende nevenfuncties:
  • 1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 3. kinderboerderij, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 1.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
  • 4. paardenstalling/paardenpension waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing en 800 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
  • 5. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 6. kleinschalig kampeerterrein waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
  • 7. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 8. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 9. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 10. sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg), waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

g. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

4.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;

c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;

d. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;

overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0009.png"

4.3 Ontheffing van de bouwregels

4.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

4.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken dat aan de woning ruimte wordt toegevoegd van maximaal 180 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, met inachtneming van het volgende:

d. ontheffing wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt, of geschikt te maken is;

e. indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan ontheffing worden verleend voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw in de vorm van een aanbouw.

4.3.3 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 4.2.2 sub e opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:

a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;

b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.

4.3.4 Ten behoeve van watersilo's buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2 voor het oprichten van een watersilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

a. het oprichten van een watersilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;

b. binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten van een watersilo;

c. de watersilo grenzend aan het bouwvlak wordt opgericht.

4.3.5 Ten behoeve van vergroting van de woning die deel uitmaakt van groter hoofdgebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de ingevolge lid 4.2 geldende maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

4.3.6 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:

a. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad; b. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen.

4.3.7 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde een 1e agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardige agrarische bedrijven, met inachtneming van het volgende:

  • a. planwijziging wordt slechts toegepast ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  • b. planwijziging wordt slecht toegepast indien een doelmatige bedrijfsvoering, mede gelet op de aard, inrichting en de omvang van het betrokken bedrijf, de vestiging van ten minste één volwaardige arbeidskracht in een woning op de bedrijfsgrond duurzaam noodzakelijk maakt;
  • c. de bedrijfswoning dient bestemd te zijn voor de huisvestiging van degene die met de dagelijkse bedrijfsvoering is belast en daadwerkelijk als volwaardige arbeidskracht als bedoeld onder 1 op het betrokken bedrijf werkzaam is;
  • d. binnen het bedrijf mag nog geen bedrijfswoning aanwezig zijn;
  • e. het netto aaneengesloten bedrijfsoppervlak dient minimaal 2 ha te bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e is de bouw van een 1e agrarische bedrijfswoning tevens toegestaan bij bedrijven met een totaal bedrijfsvloeroppervlak van 2 ha mits de afzonderlijke percelen elk ten minste 1 ha bedragen;
  • g. de bedrijfswoning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  • h. er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • i. voor wat betreft de bouw van de bedrijfswoning dient in ieder geval te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4 'Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen' en artikel 18 lid 18.5 'Afstand van woningen tot wegen';
  • j. omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige;
  • k. voor het overige zijn de bepaling ten aanzien van de bedrijfswoning uit dit lid van overeenkomstige toepassing.

4.3.8 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamentenBurgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;

b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;

c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de teelt van ruwvoeder is toegestaan, voor zover deze teelt overwegend voorziet in de behoefte van het eigen bedrijf;
  • b. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • d. bij een paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
  • e. lichtreclame is niet toegestaan;
  • f. lichtmasten zijn niet toegestaan met uitzondering van lichtmasten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-2'
  • g. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan.
4.5 Ontheffing van de gebruiksregels

4.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van de volgende nevenfuncties:

  • a. agrarische loonbedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • b. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik wordt genomen;
  • c. veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • d. veearts; hoefsmederij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • e. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • f. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • g. opslag/stalling van niet agrarische producten in bestaande bebouwing (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • h. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • i. museum/tentoonstellingsruimte, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • j. kunst- of antiekhandel, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • k. dierenpension/hondenfokkerij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.

De in lid 4.5.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.

4.6 Aanlegvergunning

4.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanbrengen van opgaande beplanting;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

4.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;

b. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

  • c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.

4.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 4.6.1 wordt verleend indien:

a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;

b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.

4.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 4.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid

4.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw zodanig wijzigen dat de volgende vervolgfuncties zijn toegestaan:

  • a. wonen/hobbyboeren;
  • b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. intensieve kwekerij;
  • d. veehandelsbedrijf/africhtingbedrijven voor paarden;
  • e. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten;
  • f. veearts, hoefsmederij;
  • g. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  • h. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. opslag/stalling van goederen in bestaande bebouwing;
  • j. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. kinderboerderij;
  • l. manege;
  • m. paardenstalling/paardenpension;
  • n. kampeerboerderij;
  • o. restaurant;
  • p. sociale nevenfuncties zoals resocialisatie, therapie en gehandicaptenzorg;
  • q. museum/tentoonstellingsruimte;
  • r. kunst- of antiekhandel;
  • s. dierenpension/hondenfokkerij.

De in lid 4.7.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de activiteiten binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;

b. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;

c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;

d. In afwijking van het bovenstaande geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;

e. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

f. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

g. alle gronden die niet voor omzetting in aanmerking komen zijn verkocht.

4.7.2 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 4.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Landbouw met inachtneming van het volgende:

a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;

b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;

c.het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;

d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 4.1 genoemde waarden;

e. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

4.7.3 Ten behoeve van samenvoegen bestaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de kaart aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.

4.7.4 Ten behoeve van de Ruimte-voor-Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn in het kader van 'Ruimte-voor-Ruimte' bevoegd ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of kassen, één of meer burgerwoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

a. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² aan kassen, mag één woning worden teruggebouwd, tot een maximum van drie woningen (exclusief de bestaande bedrijfswoning);

b. indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;

c. de inhoud van de woning mag maximaal 750 m³ bedragen;

d. in aanvulling op het bepaalde in sub c en d geldt dat maximaal 10% van het gesloopte oppervlak aan bedrijfsgebouwen en maximaal 2% van het gesloopte oppervlak aan kassen mag worden teruggebouwd;

e. uitgangspunt is de sloop van alle bedrijfsbebouwing op het perceel;

f. monumenten mogen niet worden gesloopt;

g. de regeling is van toepassing op gebouwen die zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;

h. de bestemming van de bestaande bedrijfswoning kan gewijzigd worden in de bestemming Wonen;

i. indien er sprake is van sloop van bedrijfsgebouwen of kassen op een perceel met een andere bestemming dan Wonen, dient de bestemming van het gehele perceel te worden gewijzigd in de bestemming Wonen of in de bestemming Wonen in combinatie met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden landbouw;

j. de nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden op het perceel of in de directe omgeving daarvan;

k. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet worden belemmerd;

l. planologisch-juridische medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;

m. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4, 18.5 en 18.6.

 

Artikel 5 Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van grondgebonden veehouderijbedrijven, zoals bedoeld in lid 1.7 sub b;
  • b. behoud en ontwikkeling natuur- en landschapswaarden;

alsmede:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'akker- en vollegrondstuinbouw': akker- en vollegrondstuinbouw zoals bedoeld in lid 1.7 sub a;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sierteelt': sierteeltbedrijven zoals bedoeld in lid 1.7 sub g;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-1': tevens paardenbakken en tredmolens;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - vervolgfunctie-kampeerboerderij': een kampeerboederij;
  • g. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt

  • h. de volgende nevenfuncties:
  • 1. verkoop van streekeigen producten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 2. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 3. kinderboerderij, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 1.000 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
  • 4. paardenstalling/paardenpension waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing en 800 m² gronden in gebruik mogen worden genomen;
  • 5. verhuur van fietsen, kano's en roeiboten, waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 6. kleinschalig kampeerterrein waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing en 3.000 m²gronden in gebruik mogen worden genomen en met ten hoogste 15 kampeermiddelen;
  • 7. bed & breakfast waarvoor ten hoogste 100 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 8. recreatief nachtverblijf, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 9. kleinschalige horecagelegenheid, waarvoor ten hoogste 100 m²bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • 10. sociale nevenfunctie (resocialisatie, therapie, gehandicaptenzorg), waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;

h. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

5.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b.op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;

c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;

d. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 m te bedragen;

e. overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0010.png"

5.2.3 Kampeerboerderij

Ter plaatse van vervolgfunctie-kampeerboerderij geldt het volgende:

a. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;

b. Er mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;

c. In afwijking van lid b geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;

5.3 Ontheffing van de bouwregels

5.3.1 Ten behoeve van overschrijding agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van overschrijding van het bouwvlak van agrarische bedrijven met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken; deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
  • b. het bouwvlak mag niet meer dan 10 m worden overschreden;
  • c. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.6. 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

5.3.2 Ten behoeve van extra woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de voor de bedrijfswoning geldende maximale inhoudsmaat, teneinde het mogelijk te maken dat aan de woning ruimte wordt toegevoegd van maximaal 180 m³, zulks ten behoeve van de huisvesting van een tweede arbeidskracht, met inachtneming van het volgende:

a. ontheffing wordt niet verleend indien op het bouwvlak reeds een woning aanwezig is die voor de bedoelde huisvesting geschikt, of geschikt te maken is;

b.indien de woning deel uitmaakt van een groter gebouw, vindt uitbreiding van de woning plaats door gebruik te maken van ruimten binnen dat gebouw; alleen indien dit niet mogelijk of doelmatig is, kan ontheffing worden verleend voor uitbreiding van de woning door middel van nieuwbouw in de vorm van een aanbouw.

5.3.3 Ten behoeve van watersilo's buiten bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 voor het oprichten van een watersilo buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • het oprichten van een watersilo noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • binnen het bouwvlak geen ruimte meer aanwezig is voor het oprichten van een watersilo;
  • de watersilo grenzend aan het bouwvlak wordt opgericht.

5.3.4 Ten behoeve van vergroting van de woning die deel uitmaakt van groter hoofd gebouw

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de ingevolge lid 5.2.2 geldende maximale inhoudsmaat van woningen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

5.3.5 Ten behoeve van afstand zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2, teneinde gebouwen op de zijdelingse perceelsgrens te kunnen bouwen, met inachtneming van het volgende:

  • de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 2,5 m te bedragen.

5.3.6 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van volwaardige agrarische bedrijven ontheffing verlenen van het maximale aantal toegestane bedrijfswoningen teneinde een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan, met inachtneming van het volgende:

  • ontheffing wordt verleend ten behoeve van de doorgroei naar een duurzaam, volwaardig agrarisch bedrijf;
  • ontheffing wordt verleend indien permanent toezicht noodzakelijk is;
  • ontheffing wordt uitsluitend verleend indien er nog niet eerder een agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  • omtrent het bepaalde in sub a, b en c dient advies te worden gevraagd bij een agrarisch deskundige.

5.3.7 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  • de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels

  • a. met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken geldt dat voor de teelt van ruwvoedergewassen anders dan gras maximaal 20% van het bedrijfsoppervlak mag worden gebruikt;
  • b. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;
  • c. paardenbakken zijn buiten het bouwvlak niet toegestaan;
  • d. bij een paardenbak is een geluidsinstallatie niet toegestaan;
  • e. lichtmasten en lichtreclame zijn niet toegestaan;
  • f. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50 m², is niet toegestaan.
5.5 Ontheffing van de gebruiksregels

5.5.1 Ten behoeve van niet-agrarische nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van de volgende nevenfuncties:

  • a. agrarische loonbedrijven in de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • b. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed, opslag agrarische producten (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik wordt genomen;
  • c. veehandelsbedrijven/africhtingsbedrijven voor paarden waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • d. veearts; hoefsmederij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • e. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • f. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarvoor ten hoogste 50 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • g. opslag/stalling van niet agrarische producten in bestaande bebouwing (met uitzondering van opslag van stoffen/producten die gevaar of milieuoverlast kunnen opleveren), waarvoor ten hoogste 500 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • h. kampeerboerderij, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • i. museum/tentoonstellingsruimte, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen;
  • j. kunst- of antiekhandel, waarvoor ten hoogste 200 m² bebouwing in gebruik mag worden genomen.

De in lid 5.5.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de functies te allen tijde ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie, de activiteiten binnen het bouwvlak plaatsvinden en met inachtneming van het volgende

a. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;

b. er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking, dit in relatie tot de functie van de weg waaraan het bedrijf is gelegen en parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden binnen het bouwvlak;

c. een verzoek om toepassing van deze ontheffingsbevoegdheid wordt ter toetsing voorgelegd aan de agrarisch deskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder a van deze regel wordt voldaan.

5.6 Aanlegvergunning

5.6.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • b. aanbrengen opgaande beplantingen;
  • c. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm bij wijze van woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en afgraven dan wel ten behoeve van ontginnen of draineren;
  • d. aanleg kavelpaden;
  • e. aanleg van wandel-, fiets- en ruiterpaden en verhardingen > 100 m² (niet zijnde kavelpaden);
  • f. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur.

5.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;

b. werken of werkzaamheden in het kader van agrarische bedrijfsvoering;

c. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

d. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of ontheffing.

5.6.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

Een aanlegvergunning zoals bedoeld in lid 5.6.1 wordt verleend indien:

a. het belang dat met de ingreep is gediend, aangetoond wordt;

b. daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;

c. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstellingen gewaarborgd wordt.

5.6.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 5.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid

5.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij zodanig wijzigen dat de volgende vervolgfuncties zijn toegestaan:

  • a. wonen/hobbyboeren;
  • b. agrarische loonbedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. intensieve kwekerij;
  • d. veehandelsbedrijf/africhtingbedrijven voor paarden;
  • e. foeragehandel; handel in zaaizaad en pootgoed; opslag agrarische producten;
  • f. veearts, hoefsmederij;
  • g. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten;
  • h. hoveniersbedrijf in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • i. opslag/stalling van goederen in bestaande bebouwing;
  • j. overige bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • k. kinderboerderij;
  • l. paardenstalling/paardenpension;
  • m. kampeerboerderij;
  • n. restaurant;
  • o. sociale nevenfuncties zoals resocialisatie, therapie en gehandicaptenzorg;
  • p. museum/tentoonstellingsruimte;
  • q. kunst- of antiekhandel.

De in lid 5.7.1 bedoelde functies zijn alleen toegestaan als de activiteiten binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en met inachtneming van het volgende:

a. het agrarisch gebruik is beëindigd en agrarisch hergebruik is aantoonbaar niet mogelijk;

b. de vervolgfunctie mag uitsluitend binnen het bouwblok en binnen de bestaande gebouwen plaatsvinden;

c. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;

d. In afwijking van het bovenstaande geldt dat nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd indien en voor zover sloop van bedrijfsgebouwen, die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen, heeft plaatsgevonden; maximaal 50% van de gesloopte gebouwen mag worden teruggebouwd tot een maximum van 150 m²; de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan voor het betreffende bouwvlak, waarbij erfbeplanting wordt aangebracht; er dient zekerheid te zijn verkregen dat het (her)inrichtingsplan daadwerkelijk zal worden uitgevoerd;

e. vervolgfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

f. in het wijzigingsplan wordt door middel van een specifieke aanduiding aangegeven dat het hier een vervolgfunctie betreft op een voormalig agrarisch bouwvlak;

g. alle gronden die niet voor omzetting in aanmerking komen zijn verkocht.

5.7.2 Ten behoeve van het vergroten van bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de in lid 5.1 bedoelde gronden wijzigen ten behoeve van het vergroten van een bouwvlak met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij met inachtneming van het volgende:

a. van de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt, indien de vergroting van het bouwvlak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of ontwikkeling noodzakelijk is;

b. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de gewijzigde bouwgrenzen gelegen blijft;

c. het bouwvlak mag worden vergroot tot maximaal 2 ha, tenzij vanwege milieuvoorschriften of regelgeving met betrekking tot dierenwelzijn een groter oppervlak noodzakelijk is;

d. de vergroting van het bouwvlak geen onevenredige afbreuk doet aan de in lid 5.1 genoemde waarden;

e. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in lid 18.6 'Minimale afstanden landbouwbedrijven'.

5.7.3 Ten behoeve van samenvoegen bestaande woningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het op de kaart aangegeven aantal woningen met één dient te worden verminderd.

5.7.4 Ten behoeve van de Ruimte-voor-Ruimteregeling

Burgemeester en wethouders zijn in het kader van 'Ruimte-voor-Ruimte' bevoegd ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen of kassen, één of meer burgerwoningen toe te staan, met inachtneming van het volgende:

a. voor de sloop van iedere 1.000 m² aan bedrijfsbebouwing of 5.000 m² aan kassen, mag één woning worden teruggebouwd, tot een maximum van drie woningen (exclusief de bestaande bedrijfswoning);

b. indien sprake is van sloop op meerdere percelen dient per perceel minimaal 250 m² bebouwing of 1.000 m² kassen te worden gesloopt;

c. de inhoud van de woning mag maximaal 650 m³ bedragen;

d. uitgangspunt is de sloop van alle bedrijfsbebouwing op het perceel;

e. monumenten mogen niet worden gesloopt;

f. de regeling is van toepassing op gebouwen die zijn opgericht voor de peildatum van 1 januari 2003;

g. de bestemming van de bestaande bedrijfswoning kan gewijzigd worden in de bestemming Wonen;

h. indien er sprake is van sloop van bedrijfsgebouwen of kassen op een perceel met een andere bestemming dan Wonen, dient de bestemming van het gehele perceel te worden gewijzigd in de bestemming Wonen of in de bestemming Wonen in combinatie met de bestemming Agrarisch-Grondgebonden Veehouderij;

i. de nieuwbouw mag alleen plaatsvinden indien de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert en geen aantasting plaatsvindt van bestaande of te ontwikkelen bijzondere landschappelijke, natuurwetenschappelijke of cultuurhistorische waarden op het perceel of in de directe omgeving daarvan;

j. de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de omgeving mogen niet worden belemmerd;

k. planologisch-juridische medewerking aan de bouw van een compensatiewoning wordt alleen verleend, indien de sloop van de bedrijfsbebouwing voldoende is gewaarborgd;

l. er dient te worden voldaan aan het bepaalde in artikel 18 lid 18.4, 18.5 en 18.6.

 

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn - onder verwijzing naar de Staat van Bedrijfsactiviteiten - bestemd voor bedrijven vallende onder de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; alsmede voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1':tevens een sloopbedrijf met SBI-code 45.1 behorende tot categorie 3.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2':tevens een handelsonderneming in agrarische toelevering met SBI-code 51.21 behorende tot categorie 3.1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3':tevens een aannemersbedrijf; met SBI-code 45.1 behorende tot categorie 3.1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4':uitsluitend een afvalwaterzuiveringsinstallatie/baggerdepot met SBI-code 9001-A1 behorende tot categorie 4.1;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5':uitsluitend een gasdrukregel- en meetstation met SBI-code 40D4;
  • f. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;

met dien verstande dat:

  • g. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
  • h. geluidshinderlijke en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • i. zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • j. per bedrijf het kantoorvloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 500 m².
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

6.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mogen geen woningen worden gebouwd;
  • e. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;
  • f. overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0011.png"

6.3 Ontheffing van de bouwregels

6.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  • b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

6.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 6.2.2 sub d opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:

a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;

b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m.

6.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Ten behoeve van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.1:

  • a. om bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in lid 6.1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 6.1 genoemd;

met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Groen - Haag

8.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de bestemming 'Groen - Haag' geldt dat een 'in de winter groenblijvende haag' aangelegd en in stand moet worden gehouden met een hoogte van tenminste 3 meter en met inachtneming van het burenrecht als bedoeld in artikel 5:42 van het BW.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor een café-restaurant alsmede voor:

  • a. bed & breakfast;
  • b. botenverhuur;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

9.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming en de daarbij behorende bedrijfswoning;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;

b. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten;

c. overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0012.png"

9.3 Ontheffing van de bouwregels

9.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.2.2 sub b teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  • b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

9.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 9.2.2 sub c opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, namelijk 50 m², met inachtneming van het volgende:

a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75 m² worden vergroot;

b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronden rondom de woning ten minste 250 m² bedragen.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m.

10.3 Aanlegvergunning

10.3.1 Aanlegverbod

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.

10.3.2 Uitzonderingen op aanlegverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;

c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

d. passen binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming Natuur.

10.3.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur- en landschapswaarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

10.3.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 10.3.1 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in van de natuur- en landschapsdeskundige omtrent de vraag als bedoeld in lid 10.3.3.

Artikel 11 Recreatie - Verblijfsrecreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie – Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': een kampeerterrein;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm recreatie-1': een stacaravan;
  • d. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
11.2 Bouwregels

volgende bepalingen.

11.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. indien er blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak, dan zijn hierop bepalingen met betrekking tot een 'enkel' bouwvlak van overeenkomstige toepassing;
  • c. overigens geldt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0013.png"

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2x1 doorgaande rijstrook, waarbij voor het aantal rijstroken opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
  • b. bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, reclame-uitingen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.
12.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 10 m.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging;
  • b. de ontsluiting van aangrenzende percelen;
  • c. bruggen en dammen;
  • d. overkluizingen.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 m;
  • b. voor overkluizingen gelden de volgende bepalingen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0014.png"

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen met bijbehorende erven;
  • b. de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen.

14.2.1 Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouw:

  • a. woningen;
  • b. gebouwen ten dienste van de bestemming;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

14.2.2 Vervolgens geldt het volgende:

  • a. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de minimale afstand van bouwwerken tot de zijdelingse perceelgrens dient minimaal 3 m te bedragen;
  • c. algehele herbouw van de woning mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande fundering;
  • d. overigens geldt het volgende:

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.3.1 Ten behoeve van de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 14.2.2 sub c teneinde algehele herbouw van een burgerwoning buiten de bestaande funderingen toe te staan met inachtneming van het volgende:

  • a. de herbouw vindt plaats op het desbetreffende perceel;
  • b. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuomgeving;
  • c. de herbouw buiten de bestaande fundering is stedenbouwkundig aanvaardbaar;
  • d. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast.

14.3.2 Ten behoeve van het maximale oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij woningen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 14.2.2 sub d opgenomen maximale oppervlak voor bijgebouwen en overkappingen bij woningen, namelijk 50m2, met inachtneming van het volgende:

  • a. het oppervlak van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag tot ten hoogste 75m2 worden vergroot;
  • b. ontheffing wordt slechts verleend indien de oppervlakte van de gronde rondom de woning ten minste 250m2 bedrage.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Het is niet toegestaan om gronden/opstallen te gebruiken voor:

  • aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, tenzij het vloeroppervlak ten behoeve van de laatstbedoelde activiteiten niet meer bedraagt dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en in een omvang van ten hoogste 50m2, is niet toegestaan.

 

Artikel 15 Leiding - Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een watertransportleiding.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
15.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 15.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

15.4 Aanlegvergunning

15.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

15.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 15.3 bedoeld;

b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

15.4.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 15.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

15.4.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 15.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

Artikel 16 Waarde - Archeologie

16.1 Bestemmingsbeschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden.

16.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

16.3 Aanlegvergunning
16.3.1 Aanlegverbod zonder vergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of bouwhoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

16.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 16.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 16.2, onder a en b, in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

16.3.3 Voorwaarde voor aanlegvergunningverlening

Aanlegvergunning wordt verleend, indien:

  • a. de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
  • 1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • 2. het doen van opgravingen;
  • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
16.3.4 Advisering over de aanlegvergunning

Alvorens de gevraagde aanlegvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 16.3.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

16.3.5 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 16.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de economische delicten.

Artikel 17 Waterstaat - Waterkering

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de waterkering.

17.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
17.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 17.2 onder a indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens ontheffing te verlenen dienen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder omtrent de vraag of aan het gestelde onder a wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 18 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene bouwregels

19.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

19.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

a. voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;

b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;

c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing;

d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen op gronden met de bestemming Wonen.

19.2 Rooilijn

a. de rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;

2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;

3. terreinafscheidingen;

b. aan- en bijgebouwen bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.

19.3 Oeververbindingen

Buiten bouwvlakken mogen - zo nodig in afwijking van hoofdstuk 2 - oeververbindingen

uitsluitend worden gebouwd met een breedte van:

a. ten behoeve van percelen met de bestemmingen Agrarisch - Sierteelt, Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij, Agrarisch - Grondgebonden Landbouw en Bedrijf maximaal 4 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 8 m;

b. ten behoeve van percelen met de bestemming Agrarisch - Sierteelt, Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij en Agrarisch - Grondgebonden Landbouw en voorzien van een agrarisch bouwvlak, maximaal 5 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 10 m;

c. overige maximaal 3 m en ter plaatse van een landhoofd maximaal 6 m; indien zulks plaatsvindt ten behoeve van:

1. wegen op gronden met de bestemming Verkeer;

2. een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van duurzame volwaardige agrarische bedrijven;

3. onderhoud/vervanging van reeds aanwezige oeververbindingen.

19.4 Afstand gevoelige objecten ten opzichte van kassen

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen kassen en gevoelige objecten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0015.png"

19.5 Afstand van woningen tot wegen

ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of ontheffing of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan de in de tabel aangegeven afstand:

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0016.png"

19.6 Minimale afstanden landbouwbedrijven

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.HDsierteelt3wijz-VA01_0017.png"

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

20.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid onder a en b, indien:
  • d. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • e. toepassing van de in dit lid onder a bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden;
  • f. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.
20.2 Afwijking voor (bestaande) bouwrechten

Het bepaalde in artikel 20.1 is niet van toepassing op de bestaande (bouw)rechten in het bestemmingsplan, zoals die golden tot inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

Artikel 21 Algemene ontheffingsregels

21.1 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds ontheffing kan worden verleend - ontheffing verlenen van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

21.2 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van aantal woningen: herstel/behoud monumenten/objecten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in monumenten, indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden.

21.3 Ontheffingsbevoegdheid ten behoeve van het aantal woningen in voormalig karakteristiek agrarische bebouwing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van het onderbrengen van één extra woning in voormalig agrarische bebouwing indien hierdoor daadwerkelijk wordt bijgedragen aan herstel en/of behoud van deze panden, met dien verstande dat de extra woning in het hoofdgebouw wordt gerealiseerd.

21.4 Ontheffingsbevoegdheid mantelzorg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
  • c. in afwijking op het bepaalde in lid b geldt ter plaatse van de bestemming Agrarisch - Grondgebonden Veehouderij en Wonen met de specifieke aanduiding-1 dat de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 650 m³ mag bedragen;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
  • e. de woning bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen;
  • f. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
  • g. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • h. de zorgbehoefte moet zijn aangetoond via een indicatiebesluit of een verklaring van de huisarts;
  • i. bij beëindiging van de mantelzorg het gebruik van het bijgebouw als woonruimte wordt beëindigd.
21.5 Ontheffingsbevoegdheid gastenverblijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen ten behoeve van het gebruik van het bestaande hoofdgebouw of de bestaande bijgebouwen als tijdelijke woonruimte bij de woning ten behoeve van een gastenverblijf met dien verstande dat:

  • a. het maximaal aantal woningen op het bouwvlak niet mag toenemen;
  • b. de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 750 m³ mag bedragen;
  • c. in afwijking op het bepaalde in lid b geldt ter plaatse van de bestemming Agrarisch
    - Grondgebonden Veehouderij en Wonen met de specifieke aanduiding-1 dat de maximale inhoudsmaat van de woning inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 650 m³ mag bedragen;
  • d. het oppervlak van het bijgebouw dat wordt gebruikt als tijdelijke woonruimte niet meer dan 80 m² mag bedragen;
  • e. er geen extra inritten of bruggen mogen worden aangelegd;
  • f. de woning maximaal één toegang mag hebben;
  • g. de gebruiker een reëel hoofdverblijf elders dient te hebben;
  • h. de woning bij gebruik door twee huishoudens een duidelijke uitstraling dient te hebben van één woning met eventueel bijgebouwen.
21.6 Verlening ontheffing

Ontheffing zoals bedoeld in de leden 21.1 t/m 21.5 wordt verleend, indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en de aangrenzende gronden en de waarden.

Artikel 22 Algemene wijzigingsregels

22.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

22.2 Wijzigingsbevoegdheid

a. Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

b. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;

c. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 23 Algemene procedureregels

Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht te worden genomen:

  • a. het ontwerpbesluit tot ontheffing ligt met bijbehorende stukken gedurende 4 weken ter inzage;
  • b. de burgemeester maakt deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het naar voren brengen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders zienswijzen naar voren brengen tegen het ontwerpbesluit.

Artikel 24 Overige regels

De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet gegaan.
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Sierteeltgebied - derde wijziging