direct naar inhoud van 3.1 Hogedijk 11
Plan: Herziening Buitengebied 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B098herzbg2010-0004

3.1 Hogedijk 11

3.1.1 Beschrijving ontwikkeling, ontwikkeling en planologische situatie
3.1.1.1 Ontwikkeling

Op het perceel Hogedijk 11 is een melkveebedrijf gevestigd. Vanwege economische noodzaak wordt de bestaande veestal in zijwaartse richting uitgebreid. De uitbreiding betreft een deel van 17,70 meter bij 22,60 meter met een hoogte van 7,15 meter. De goothoogte bedraagt 2,55 meter. De uitbreiding wordt in dezelfde materialen vormgegeven als de bestaande stal.

3.1.1.2 Omgeving

Hogedijk 11 is een boerderij aan het lint van de Hogedijk te Aarlanderveen. De boerderij ligt in de Nieuwkoopse Polder. De Nieuwkoopse polder is ca. 200 jaar oud en vanaf die tijd ligt langs de Hogedijk een lint van geplande boerderijen. De Hogedijk is de dijk langs de ringdijk van deze polder en ligt hoog. De boerderijen liggen in de laagte en hebben enige afstand tot de ringdijk.

Hogedijk 11 is een boerderij met een historisch voorhuis die er waarschijnlijk vanaf dit begin is. Het heeft nog een hooiberg, een kleine boomgaard, stallen en wordt omringd door markante, hoge bomen. Aan de noordwestzijde ligt de boerderij dichtbij het sportterrein van Aarlanderveen.

Tussen de sportvelden en Hogedijk 11 is geen open zicht vanaf de Hogedijk omdat ook de boerderij Hogedijk 10 er tussen in ligt. Deze ligt pal tegen de sportvelden aan.

3.1.1.3 Planologische situatie

Op het perceel rust nu de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke openheid AO(v).” De strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan bestaat er uit dat de uitbreiding gedeeltelijk buiten het toegewezen bouwperceel is gesitueerd.

3.1.2 Beleid
3.1.2.1 Provinciaal beleid

De afzonderlijke streekplannen in Zuid-Holland en de Nota Regels voor Ruimte zijn vervangen door de Provinciale structuurvisie. De structuurvisie is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland. Een belangrijk deel van het provinciaal ruimtelijk belang wordt bereikt op basis van gezamenlijk overleg, het inzetten van financiële middelen, stimulerende maatregelen, afspraken en overeenkomsten. Op basis van de provinciale verordening worden algemene regels gegeven voor de inhoud van bestemmingsplannen. De Verordening Ruimte is op 2 juli 2010 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland.

De nadruk lig op het intensiveren en multifunctioneel ruimtegebruik van gronden. Nieuwe stedelijke functies buiten de bebouwingscontouren zijn in beginsel niet toegestaan. Het bouwplan ligt buiten de bebouwingscontour. Multifunctioneel ruimtegebruik houdt onder meer in dat er veel aandacht is voor klimaatbestendigheid met de belangrijkste dragende functies: landbouw en natuur. Een goede balans tussen economische ontwikkelingen in de landbouw en de verduurzaming van deze sector is belangrijk. Landbouw moet behouden blijven als economische kracht en hoeder van het landelijk gebied. Daarom is verbreding van en een gedifferentieerde omgang met landbouw van onschatbare waarde. Daarnaast dient ook bijgedragen te worden aan een duurzame voedselproductie. Innovatie, schaalvergroting en structuurversterking blijven belangrijk om internationaal te kunnen concurreren. Akkerbouw en melkveehouderij zorgen ook in deze gebieden dat openheid kenmerkend blijft.

3.1.2.2 Gemeentelijk beleid

Onlangs is in de gemeente Alphen aan den Rijn de Structuurvisie Buitengebied vastgesteld. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in economische, sociale en ruimtelijke kwaliteiten. De Structuurvisie Buitengebied van de gemeente Alphen aan den Rijn beoogt een leefbaar en aantrekkelijk buitengebied te bevorderen. In de structuurvisie wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de diverse polders die gelegen zijn rondom de stad. Van elke polder zijn de specifieke kenmerken beschreven welke beschermd en versterkt dienen te worden, vanuit economisch, sociaal en ruimtelijk oogpunt. De rol van Alphen a/d Rijn als centrum van het Groene Hart staat daar centraal in.

In de polder Nieuwkoop ligt de nadruk op de volgende economische activiteiten als kwaliteitsdragers van het gebied: akkerbouw (incl. energiegewassen), weidebouw en vollegrondstuinbouw (geen blijvende teelten) en bedrijvigheid ten dienste van dit grondgebruik. Sociaal wordt ingezet op binding met zowel Aarlanderveen als Nieuwkoop. Ruimtelijke kwaliteit wordt verkregen door het zichtbaar houden van het hoogteverschil in de polder en het handhaven van de openheid. Het plan draagt bij aan deze doelen uit de structuurvisie. Door de uitbreiding kan dit melkveebedrijf worden voortgezet in de toekomst.

3.1.3 Stedenbouw en Landschap

Een uitbreiding van de erven in de breedte ligt in de Nieuwkoopse Polder meestal gevoelig omdat het doorzicht richting de polder vermindert. Uitbreiding in de diepte heeft over het algemeen de voorkeur. De boerderij Hogedijk 11 ligt echter vlak naast het sportcomplex van Aarlanderveen met o.a. voetbalvelden en parkeerterrein. Dit terrein is omzoomd door hoge bomen. De uitbreiding vindt plaats aan de zijde van de sportvelden. De openheid aan de andere zijden van de boerderij blijft gewaarborgd.


Momenteel is hier al geen sprake van openheid of doorzicht. In dit specifieke geval is er daarom geen bezwaar tegen een uitbreiding van de stal in de breedte. De uitbreiding betreft een verlenging van der stal. De stal wordt niet hoger en verandert niet qua vormgeving.

3.1.4 Milieu
3.1.4.1 Bedrijven en milieuzonering

De Wet milieubeheer beoogt milieuhinder ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten in de woonomgeving of ten opzichte van gevoelige functies zoals woningen zoveel mogelijk te voorkomen. Alle bedrijfsmatige activiteiten die in potentie hinder kunnen veroorzaken worden door middel van vergunningen of meldingen op basis van de Wet milieubeheer gereguleerd.

In aanvulling op deze vergunningen of meldingen voorziet een 'goede ruimtelijke ordening' eveneens in het voorkomen van onvoorzienbare hinder bij gevoelige functies zoals wonen, door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (bedrijven) en gevoelige functies (wonen). Bedrijfsmatige activiteiten zijn in de VNG publicatie “Bedrijven en Milieuzonering 2009” ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende minimaal gewenste afstanden tot milieugevoelige functies. De indeling van de activiteiten is gebaseerd op de standaard bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Per milieucategorie geldt een minimaal gewenste afstand, een richtafstand. Deze richtafstand geldt tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds als uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is.


Milieucategorie Richtafstand Woonomgeving Richtafstand gemengd gebied  

1  

10 m  

0 m  

2  

30 m  

10 m  

3.1  

50 m  

30 m  

3.2  

100 m  

50 m  

4.1  

200 m  

100m  

Op de Hogedijk 11 is een melkveehouderij gevestigd. Ten behoeve van het realiseren van een melkrobot-installatie is het noodzakelijk dat de melkveestal zal worden uitgebreid. Deze uitbreiding past niet binnen het vigerende bestemmingsplan. De uitbreiding zal worden gerealiseerd aan de Westelijke zijde van de huidige stal. Op basis van de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 dient, in een gemengd gebied, een afstand van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies (wonen) aangehouden te worden. Deze afstand is gelijk aan de minimaal gewenste afstand op grond van de Wet geurhinder en veehouderij. Het bedrijf is meldingsplichtig op basis van het Besluit Landbouw Milieubeheer. Bij de gewenste activiteiten is een minimale afstand van 50 meter ten opzichte van gevoelige functies noodzakelijk. De werkelijke afstand van de uitbereiding tot de dichtstbijzijnde gevoelige functie (Hogedijk 10/10A) bedraagt meer dan 50 meter.

3.1.4.2 Bodem

Bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan en/of bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Voor een bestemming zoals wonen, gelden ander normen dan voor, bijvoorbeeld, de bestemming bedrijven. Met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van een bestemmingsplan(wijziging) dient bodemonderzoek te worden verricht. In de praktijk wordt gestart met een historisch onderzoek naar mogelijk bodembedreigende activiteiten in het verleden en/of bodemonderzoeken die in het verleden zijn uitgevoerd, bijvoorbeeld in het kader van de Wet milieubeheer of een grondtransactie. Op basis hiervan wordt een eerste inschatting gemaakt van de bodemkwaliteit ter plaatse. In het geval er, in een later stadium, sprake zal zijn van verplichting voor het uitvoeren van een bodemonderzoek, conform NEN 5740, op basis van de Woningwet of de Wet milieubeheer, wordt veelal in dit stadium al een verkennend onderzoek uitgevoerd.

In het bodeminformatiesysteem van de Milieudienst zijn geen gegevens bekend waaruit blijkt dat de bodem, vanuit de historie gezien, verdacht is voor wat betreft mogelijke aanwezigheid van bodemverontreiniging. Uit het plan blijkt dat de ligboxenstal, ten behoeve van de mestopslag, wordt onderkelderd. Dit betekent dat er bij de realisatie grond zal vrijkomen. Geadviseerd wordt om ten behoeve van het vaststellen van de kwaliteit van deze grond een AP04–grondonderzoek te laten uitvoeren.

3.1.4.3 Geluid

Geluidsoverlast kan veroorzaakt worden door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. Het te realiseren bouwplan is geen geluidsgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd.

3.1.4.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer gewijzigd. Aan hoofdstuk 5 is een titel toegevoegd: titel 5.2 luchtkwaliteitseisen. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005.

In de wet is, door middel van criteria, een onderscheid gemaakt tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekenende mate leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgens bijlage 3 van de Regeling draagt het plan “niet in betekenende mate” bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.

Door de realisatie van het plan wordt in beperkte mate extra verkeer aangetrokken. Er wordt echter verondersteld dat dit geen invloed heeft op het huidige verkeersbeeld. Daarom is er geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen.

3.1.4.5 Externe veiligheid

Potentiële risicobronnen zijn transport over de weg, over het water, per rail, via buisleidingen en bedrijfsmatige activiteiten op een vaste locatie. De gevraagde uitbreiding van de ligboxenstal is niet relevant in het kader van Externe Veiligheid. Dit aspect behoeft niet nader te worden beschouwd.

3.1.5 Flora en fauna

Voor wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd. Onderhavig plan ziet op toename van bebouwing, waardoor flora en fauna verloren kunnen gaan. Echter, de bebouwing wordt gerealiseerd op een locatie die grotendeels al verhard is. Bovendien betreft het een agrarisch perceel met de nodige bedrijvigheid. De kans dat op deze locatie beschermde diersoorten voorkomen is uiterst gering. Daarom kan geconcludeerd worden dat het plan geen nadelige gevolgen heeft voor flora en fauna.

3.1.6 Archeologie

Ingevolge de Provinciale archeologische kaart rust op het perceel een lage archeologische verwachtingswaarde. Dit houdt in dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden ter plaatse minimaal is. Bij de uitvoering van bodemwerkzaamheden rust op de aanvrager in algemene zin wel de plicht om de archeologische (toevals)vondsten te melden bij het bevoegd gezag. In het kader van voorliggend project is het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek in niet noodzakelijk.

3.1.7 Waterparagraaf

Oppervlaktewater

De bestemmingswijziging heeft nauwelijks invloed op het totaal van het afvoerend verhard oppervlak, omdat de locatie al grotendeels verhard is. Bovendien betreft de uitbreiding minder dan 500 m2. Daarom is op 27 april 2010 door het hoogheemraadschap een positieve watertoets afgegeven.

Riolering

Ter plaatse is een gescheiden (druk)rioolstelsel aanwezig. Vrijkomend huishoudelijk afvalwater zal via dit stelsel worden afgevoerd. De bestemmingswijziging heeft dan ook geen consequenties voor de kwalitatieve aspecten van de waterhuishouding.

3.1.8 Overige ruimtelijke aspecten
3.1.8.1 Parkeren

Door de nieuwe situatie verandert er weinig aan de parkeerbewegingen. Het plan heeft dan ook geen gevolgen voor parkeren.

3.1.9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit project betreft een particulier initiatief. Het bouwplan wordt in eigen beheer uitgevoerd. Het plan is geen bouwplan als bedoeld in de Wro. Daarom is een exploitatieplan niet nodig.

De bewoners van omringende percelen hebben middels schriftelijke verklaringen aangegeven dat zij kunnen instemmen met het bouwinitiatief.