3.3 Afwijking van de bouwregels
3.3.1 Kamperen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van het binnen een agrarisch bouwperceel:
-
a. gebruiken van gronden, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober, als standplaats voor ten hoogste 10 en gedurende maximaal zes weken in die periode voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, en;
-
b. bouwen van daarbij behorende, niet voor bewoning bestemde gebouwen, zoals sanitaire ruimten, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen van 50 m2, een goothoogte van 3 m en een hoogte van 5 m, uitsluitend indien daarvoor redelijkerwijs geen ruimte beschikbaar is binnen de agrarische bedrijfsbebouwing, mits:
-
1. daardoor de waarden als bedoeld lid 3.1 d tot en met h, niet onevenredig worden aangetast, en
-
2. wordt voorzien in een redelijke inpassing van een en ander in het landschap, al of niet met behulp van opgaande beplanting.
3.3.2 Paardenfokkerij
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, ten behoeve van het uitoefenen van een paardenfokkerij als hoofdactiviteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
-
a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond,
-
b. de waarden als bedoeld in lid 3.1, worden niet onevenredig aangetast, en
-
c. het overigens in dit artikel bepaalde.
3.4 Wijziging verschuiving en vergroting bouwpercelen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan zodanig te wijzigen dat voor gronden als bedoeld in lid 3.1 de aangegeven grens van een bouwperceel elders op die gronden wordt aangegeven, mits:
-
a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond, en
-
b. de waarden als bedoeld in lid 3.1, niet onevenredig worden aangetast,
en aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
1. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde hoger dan 2 m mogen door het wijzigen niet buiten het bouwperceel komen te liggen;
-
2. de oppervlakte van het bouwperceel mag door het wijzigen tot 1,5 ha worden vergroot, en;
-
3. de bebouwingsmogelijkheden dienen zoveel mogelijk achter en niet naast de hoofdgebouwen te worden gesitueerd, om bebouwingslinten niet onnodig verder te verdichten, en het zicht op de open polders te behouden.
Alvorens te beslissen omtrent wijziging, waarbij het bouwperceel wordt vergroot, winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.