direct naar inhoud van Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Plan: Herziening Buitengebied 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B098herzbg2010-0004

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Vormen van verboden gebruik
  • a. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is in ieder geval het gebruik van onbebouwde gronden:
    • 1. als staan- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als staanplaats van voertuigen, waarin detailhandel plaatsvindt;
    • 3. als kampeer- of caravanterrein;
    • 4. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
    • 5. ten behoeve van lawaaisporten;

tenzij het gebruik dat verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik en beheer van de gronden.

  • b. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , is in ieder geval ook het gebruik van gronden en opstallen voor:
    • 1. een seksinrichting;
    • 2. horeca in de vorm van discotheken en bar-dancings;
    • 3. bedrijfsmatige opslag van vuurwerk;
  • c. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval tevens het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • d. Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht , is in ieder geval eveneens het gebruik van gronden en opstallen binnen de bestemming 'Wonen' ten behoeve van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten, behoudens:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is de functie detailhandel toegestaan, uitsluitend op de begane grondbouwlaag, met dien verstande dat detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit ten behoeve van een aan-huis-gebonden beroep is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'zakelijke dienstverlening' is de functie zakelijke dienstverlening toegestaan, uitsluitend op de begane grondbouwlaag.

11.2 Afwijking bedrijfsactiviteiten aan huis

Burgemeester en Wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7, ten behoeve van het gebruiken van ruimten binnen een woning en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in of bij de woning, mits:

  • a. de gezamenlijke vloeroppervlakte van die ruimten niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en de bijbehorende bouwwerken, en niet meer dan 45 m2;
  • b. in de woning en de bijbehorendebouwwerken een bergruimte voor (brom)fietsen met een oppervlakte van ten minste 4 m2 aanwezig is en blijft;
  • c. op de bij de woning behorende gronden parkeergelegenheid voor ten minste één personenauto aanwezig is of vóór de aanvang van het bedrijfsmatig gebruik wordt aangelegd;
  • d. de bedrijfsactiviteiten niet mogen betreffen milieuvergunningplichtige of meldingsplichtige activiteiten, in de zin van de Wet Milieubeheer en/of andere milieuwetgeving;
  • e. de bedrijfsactiviteiten geen onevenredig nadelige gevolgen hebben voor het milieu van de woonomgeving door milieuhinder en verkeers- en parkeeroverlast;
  • f. de bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, het woonkarakter van de buurt niet onevenredig aantasten;
  • g. de bedrijfsactiviteiten geen detailhandel betreffen; en
  • h. de bedrijfsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie in die zin dat de relatie tussen de bewoner(s) van de woning en de uitoefening daarin van de bedrijfsactiviteiten wordt verbroken.